REGELS
2
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 5 Artikel 1 Begrippen 5 Artikel 2 Wijze van meten 9 HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 11 Artikel 3 Verkeer (V) 11 Artikel 4 Wonen (W) 12 HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 15 Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling 15 Artikel 6 Algemene ontheffingsregels 16 Artikel 7 Algemene procedureregels 17 HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 19 Artikel 8 Overgangsrecht bouwwerken 19 Artikel 9 Overgangsrecht gebruik 20 Artikel 10 Slotregel 21 3
4
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1. Plan: het bestemmingsplan Spekhouwerstraat-Tenelenweg van de gemeente Voerendaal. 2. Bestemmingsplan. de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.986.VK.4002.O met de bijbehorende regels. 3. Aanduiding. een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 4. Aanduidingsgrens. de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 5. Aangebouwd bijgebouw: een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en). 6. Aan huis gebonden beroep: de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten, alsmede prostitutie en seksinrichtingen. 7. Ander bouwwerk: een bouwwerk geen gebouw zijnde. 8. Bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 9. Bebouwingspercentage: het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden. 10. Begane grond: een bouwlaag geen verdieping zijnde. 5
11. Bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. 12. Bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 13. Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 14. Bouwgrens de grens van een bouwvlak. 15. Bouwlaag: een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen. 16. Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten. 17. Bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel. 18. Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 19. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 20. Bijgebouw: een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat, zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw. 21. Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten: het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd prostitutie en seksinrichtingen daaronder niet begrepen. 6
22. Detailhandel: het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 23. Erf: het gedeelte van het bouwperceel niet zijnde voortuin waarop bijgebouwen mogen worden opgericht. 24. Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 25. Gestapelde woning: een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat. 26. Hoofdgebouw: een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een perceel is. 27. Onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 m. boven peil is gelegen. 28. Overkapping: een dakconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, geen gebouw zijnde, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. 29. Peil: a. voor gebouwen, die zijn gelegen aan een weg: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van het gebouw indien het hoogteverschil tussen de gemiddelde hoogte van de weg ter plaatse van het bouwperceel en de van de weg afgekeerde perceelsgrens minder dan 1,00 m. bedraagt; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 30. Prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding daaronder begrepen straatprostitutie. 31. Ruimtelijke kwaliteit: de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte. 7
32. Stedenbouwkundig beeld: het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld. 33. Sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotische en/of pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht dan wel verhuurd. 34. Seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke of besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zijn bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al of niet in combinatie met elkaar. 35. Straatprostitutie: het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding. 36. Vrijstaand bijgebouw: een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming. 37. Weg: een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. 38. Woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden. 8
Artikel 2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1. Goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2. Bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 3. Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 5. Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk: horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren). 6. Oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 7. Dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen. 9
10
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Verkeer (V) 3.1. Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeersdoeleinden in de vorm van wegen, woonstraten, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen, fiets en wandelpaden b. parkeervoorzieningen; c. doeleinden van openbaar nut d. groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen, waterberging en infiltratie. 3.2. Bouwregels a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen met een hoogte van maximaal 8,00 m voor voorzieningen voor de openbare verlichting maximaal 12,00 m voor antennes en antennemasten. b. Binnen deze bestemming mogen in of onder de grond uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van waterberging en infiltratie worden gebouwd tot een diepte van maximaal 5,00 m. 11
Artikel 4 Wonen (W) 4.1. Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, waaronder aan huis gebonden beroepen. 4.2. Bouwregels 4.2.1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op een bouwvlak tot een in dat bouwvlak aangeduide maximum aantal wooneenheden ; b. het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan de hoogte ter plaatse van de aanduiding maximum aantal bouwlagen ; c. het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan het aangegeven percentage in het bouw- of maatvoeringsvlak; d. de naar de straatgekeerde gevel(s) van woningen met aanduiding aaneengebouwd of twee-aaneen moeten in de bouwgrens worden geplaatst; e. de dakhelling van een hoofdgebouw minimaal 15 moet bedragen, behalve op gronden met de bouwaanduiding gestapeld, waar een plat dak is toegestaan. 4.2.2. Aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen waaronder begrepen overkappingen, mogen uitsluitend worden gebouwd op het bouwvlak met de bestemming wonen, dan wel binnen de bouwaanduiding bijgebouwen, met dien verstande dat: a. per woning met de aanduiding aaneengebouwd of twee-aaneen en per gebouw met de aanduiding gestapeld de oppervlakte van alle aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen waaronder begrepen overkappingen tezamen ten hoogste 75 m² mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 4.2.1 sub c niet wordt overschreden en per woning met de aanduiding aaneengebouwd of twee-aaneen ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 45 m²; b. de goothoogte van de aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen waaronder begrepen overkappingen maximaal 3,00 m. mag bedragen; c. de afstand van de aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen waaronder begrepen overkappingen tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw minimaal 3,00 m. moet bedragen. 12
4.2.3. de hoogte van andere bouwwerken maximaal 3,00 m. mag bedragen met uitzondering van erfafscheidingen tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw maximaal 1,00 m. en achter die lijn maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn. 4.3. Nadere eisen 4.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in 4.2. nadere eisen stellen ten aanzien van: - de situering en de afmetingen van de hoofdgebouwen en bijgebouwen; - de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4.3.2. De onder 4.3.1. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld: - indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing; - ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 4.4. Ontheffing van de bouwregels 4.4.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen: a. voor het gebruik van het bijgebouw voor aan huis gebonden beroepen tot maximaal 25 m² van het begane grondoppervlak; b. van het bepaalde in lid 4.1. voor het gebruik van de woning voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten onder de voorwaarden dat: - maximaal 30% van het begane grondvloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 60 m² als zodanig mag worden gebruikt; - detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit kan plaatsvinden. c. van het bepaalde in lid 4.2.2. sub b., uitsluitend voor de bouw van een duivenhok, met dien verstande dat: - de goothoogte maximaal 4,00 m. mag bedragen; - de oppervlakte maximaal 12 m² mag bedragen; - de afstand tot enige perceelsgrens minimaal 1,00 m. dient te bedragen; - het bepaalde in lid 4.2.2. sub a. en c. onverminderd van toepassing is; f. van het bepaalde in lid 4.2.2 sub c voor de plaatsing van een aangebouwd bijgebouw of overkapping op maximaal 0,50 m. achter de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw. 13
4.4.2. Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.4.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen: a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan; c. de parkeerbalans in de directe woonomgeving mag niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden beïnvloed; d. milieuhinder afkomstig van omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet wordt aangetast; e aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan. 4.4.3. Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 7. 14
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 15
Artikel 6 Algemene ontheffingsregels 6.1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in dit plan bepaalde: a. van de in de artikelen 3 en 4 genoemde maten en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; b. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen en met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen; c. voor het overschrijden van de bouwgrens tot maximaal 1,50 m in de richting van de weg respectievelijk tot maximaal 3,00 m. in de richting van de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van het overige bepaalde in deze regels, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving. 6.2. Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 7. 16
Artikel 7 Algemene procedureregels Indien Burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in deze regels willen verlenen, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen: a. het ontwerp-besluit tot verlenen van ontheffing ligt gedurende tenminste twee weken ter gemeentesecretarie voor eenieder ter inzage; b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend; c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het indienen van schriftelijke zienswijzen bij Burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn; d. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede. 17
18
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 8 Overgangsrecht bouwwerken 8.1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 8.2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het lid 8.1. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 8.3. Lid 8.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 19
Artikel 9 Overgangsrecht gebruik 9.1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 9.2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.1., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 9.3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.1., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 9.4. Lid 9.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 20
Artikel 10 Slotregel Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Spekhouwerstraat-Tenelenweg. Vastgesteld raad 28 september 2009 21
22
VERBEELDING 23