Beleidskader SNV. 1. Armoedevermindering als hoofddoelstelling

Vergelijkbare documenten
De onderstaande begrippen worden in de volgende betekenis gebruikt:

Publiek Private Partnerschap faciliteit. Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) Aad de Koning 26 april 2012

Jaarplan /alv1

Beleidsplan & organisatie

Draagvlak en ambitieniveau voor het Vlaams Partnerschap water voor Ontwikkeling in SDG-context door Kristof Debrabandere (Sustenuto)

Leren van evaluaties. Bijeenkomst Onderwijsagenda 2015 Marike de Kloe Woord en Daad 23 april 2012

Samenwerken met maatschappelijke organisaties in nieuwe context. 4 maart 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Datum 13 november 2013 Betreft Motie Sjoerdsma (33625, nr. 8) inzet private sector bij klimaatfinanciering

Beleidsreactie op IOB bevindingen

Meer Control met minder Instrumentarium?

CREATIVE EUROPE ( )

Ten slotte is er in de kolom bronnen ruimte om aan te geven op welke pagina van het voorstel de gevonden informatie staat.

8461/17 nes/ons/sl 1 DGG 2B

Stichting So Logical Foundation

Conferentie Netwerk Vrede, Veiligheid, en Ontwikkeling Donderdag 28 Mei 2009 Malietoren, Den Haag

Toelichting Kom Verder aanvraag Voor implementatie van ondersteunde zelfzorg

Europastrategie van Velsen EU-strategie die als leidraad geldt voor alle activiteiten en investeringen van Velsen op dit vlak

Waar staat Ondernemers voor Ondernemers voor?

Programma Mozambique. 1. Context analyse. 2. De programmadoelstellingen. 3. Het landenprogramma Mozambique

OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN EAC/S23/2019. Uitwisselingen en mobiliteit in de sport

9895/19 mak/van/hh 1 ECOMP.2B

Tweede Kamer der Staten-Generaal

7875/17 oms/rts/sl 1 DGG 2B

Regiovisie huisartsenzorg in Nijmegen e.o Van regioplan naar de wijken en de praktijken

Convenant AIVD MIVD. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. de Minister van Defensie,

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Projectplan MKB Roadmaps 3.0

Regeling impuls beroepsonderwijs voor landelijke organen 2000

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Stichting Present Sneek Rabobank

Verzilveren perspectief op groene groei Voortzetting, aanscherping en opschaling Green Deal aanpak

Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus EK 'S-GRAVENHAGE

10997/19 DAU/cg 1 RELEX.1.B

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag. Datum november 2011 Betreft Verantwoorde afbouw van basisonderwijs

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Beleidskader SDGP 1. INLEIDING 2. DOELSTELLINGEN

Regiegemeente Wendbaar met de blik naar buiten. Zichtbaar met de blik naar binnen. Auteur: Daan Platje VeranderVisie Datum: maart 2011 Pagina 1 van 7

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. Arnout Justaert Directeur ngo-federatie

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

De Europese Investeringsbank in kort bestek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Het Major Groups Collectief (MGC)

Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)

Concept projectplan Steunpunt Hoogbegaafdheid

Pilot. Michal van Eijk. 8 februari 2018

Investeren in het waddengebied is de moeite meer dan waard!

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

Programma van vanmiddag

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitkomsten evaluatie module sociale infrastructuur

Beleidsplan Stichting Steensoep

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 oktober 2005 (06.10) (OR. en) 12916/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0195 (CNS) ECOFIN 300 RELEX 496

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onze visie Een wereld zonder tuberculose.

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Voorontwerp van decreet tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking

Projectoproep UCB Societal Responsibility Fund. Voorwaarden om in aanmerking te komen en selectiecriteria [2016]

Evaluatie bijdrageregeling Regionale samenwerking -samenvatting-

1. Onderwerp Beëindiging deelname Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Rijn Gouwe (RPA) 2. Rol van het

cultuuronderwijs: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen in het leergebied Kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs;

Beknopt Jaarverslag

B. Stuurgroep Vervoerregio, 18 september 2014

Bureau Regionale Veiligheidsstrategie i.o. Actieplan 2010 Bureau Regionale Veiligheidsstrategie

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING

Digitale cultuur als continuüm

VR DOC.1230/1TER

portefeuillehouder ak e i e \* Secretaris akkoord

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67

Factsheet. Samenwerking bij de inkoop in het Sociaal Domein. maart 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Internationale Waterambitie

Samenvatting afstudeeronderzoek

Studiedag. 24 februari 2015

Monitor voortgang Wmo Uitkomsten vierde meting, september 2014

Convenant Versterking Samenwerking Verkeer en Vervoer

SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal

Nieuwe culturele landschap: Cultura Venray(CV) in relatie tot Kunstencentrum Jerusalem (KCJ)

Missie en Visie ILOW

VEB Partner Reglement

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Criterium Deelaspecten Minimale vereisten Scoring (techniekarm) Dekkend en doelmatig technisch

Moving into new directions with REDD+

Meerjarenplan Stichting inzet voor Zorg

Bijlage. Beoordelingskader voor de transformatietoets van het ingediende transformatieplan als vermeld in artikel 5

Basiskwaliteit Voorschool VVE Zaanstad CRITERIA PROFESSIONELE COMPETENTIES VOOR MEDEWERKERS, TEAM EN ORGANISATIE

Wie de norm heeft, heeft de hub

Katakle Business Plan Groeiplan voor het programma van The Hunger Project in Benin

Nederlandse samenvatting

BIJLAGEN. Voortgangsrapportage Watersector 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Startevaluatie proeftuinen TOPopleidingsplaatsen. Bevindingen in vogelvlucht 3 oktober 2018

Opties voor Internationale samenwerking Bijlage 2 bij advies internationale samenwerking

Transcriptie:

Beleidskader SNV 1. Armoedevermindering als hoofddoelstelling Voor het Nederlandse beleid geldt dat armoedevermindering de centrale doelstelling is. Dit geldt ook voor SNV. De kern van het ontwikkelingsproces is capaciteitsversterking, zodat het zelfoplossend vermogen van een samenleving, dus van alle spelers op alle niveau s om armoede te verminderen, wordt versterkt. De Nederlandse overheid en SNV spelen daarbij ieder hun eigen rol. Meer dan in het verleden zullen die rollen complementair worden ingevuld. In die landen waar Nederland bilaterale ontwikkelingsprogramma s heeft, is de nationale armoede strategie uitgangspunt voor de keuze van sectoren en invulling van de programma s. Ook SNV heeft sinds 2005 in alle landen waar zij werkt de nationale armoede strategieën als cruciaal referentiepunt genomen. Ontwikkeling wordt door het DGIS en SNV gezien als een breed proces. Met breed wordt bedoeld dat de belangrijkste spelers op alle niveaus betrokken zijn. Dus naast overheid, ook bedrijfsleven, NGO s en andere spelers uit het particuliere veld. 2. Context van SNV SNV en DGIS zijn het eens over het belang van samenwerking/complementariteit met betrekking tot het bilaterale beleid (bi-en multilaterale donoren) De ambassades op nationaal niveau, SNV vooral op meso niveau. In die richting is SNV onderscheidend ten opzichte van andere Nederlandse NGO s. Waar NGO s autonoom een eigenstandige rol spelen in de opbouw van het maatschappelijk middenveld in het Zuiden, is SNV een partner in de vormgeving van het bilaterale beleid en is in die zin veel stricter verbonden aan het beleid van de Minister en de uitvoering ervan. SNV levert dan ook meer dan de Nederlandse NGO s diensten aan een breed scala van organisaties en instituties, decentrale overheids instellingen, non profit en commerciele organisaties Om de rol van facilitator op lokaal niveau te kunnen vervullen is het van belang dat deze rol niet vermengd wordt met die van financier. SNV dient daarom zonder project- of programmamiddelen te kunnen functioneren in een adviserende rol. Ten aanzien van de consultancy en advies organisaties onderscheidt SNV zich door langdurige aanwezigheid op meso niveau. Lokale worteling is van groot belang. Immers vanuit die langdurige aanwezigheid is kennis en ervaring op het meso niveau opgebouwd die essentieel is voor langjarige en blijvende verandering zoals beoogd door de sector brede benadering. Adviesburo s gaan van opdracht naar opdracht en hebben in het algemeen minder ruimte gericht langjarige agenda s te ondersteunen. SNV is een ontwikkelingsorganisatie met een adviesrol. Geen adviesbureau. Een essentieel verschil ligt ook in het marktsegment, waarin SNV opereert. SNV zit grotendeels in een markt die de diensten niet of slechts zeer beperkt kan betalen. Ook de aanpak onderscheidt zich van veel adviesbureaus, nl. een lange termijn ondersteuning, waarbij vooral een makelaarsrol 1

tussen verschillende organisaties op hetzelfde niveau en tussen niveaus wordt ingevuld en niet zozeer op individuele projecten gefocussed wordt. SNV zal niet concurreren met commerciële partijen op de commerciële markt. 3. Complementariteit Het DGIS evenals de meeste bilaterale donoren volgen de sectorale benadering als leidend principe. Conform de SB is de sector het eerste aangrijpingspunt. Op nationaal niveau vastgesteld beleid beoogt resultaten op lokaal niveau te bevorderen. De uitvoeringspraktijk leert echter dat dat wat op nationaal niveau aan beleid ontwikkeld wordt op meso- en micro niveau niet of in geringe mate weerslag vindt. Op nationaal niveau wordt een uitvoeringspraktijk op meso en micro niveau verondersteld die in feite niet bestaat. De interactie tussen de verschillende niveaus is gebrekkig, middelen en menskracht op de lagere niveaus zijn onvoldoende aanwezig. Er is een disconnect tussen het nationale niveau enerzijds en het meso en lokale niveau anderzijds. Het DGIS, werkzaam op nationaal niveau, en SNV, werkzaam op meso niveau, willen als onafhankelijke organisaties met een eigen mandaat complementair aan elkaar werken opdat deze disconnect vermindert. Daartoe wordt de onderlinge relatie niet alleen gezien als die van financier-subsidieontvanger, maar ook als een partnerschap. Deze complementariteit zal door SNV en het DGIS op verschillende manieren worden ingevuld. Het feit dat SNV op mesoniveau werkt en daar de lokale capaciteit van de verschillende spelers in het ontwikkelingsproces versterkt is op zich al complementair aan hetgeen op nationaal niveau geschiedt. Het gaat hier om complementariteit in het hulpsysteem, werken op verschillende niveau s. Naast complementariteit in het hulpsysteem op meso niveau, zal SNV de complementariteit ook in rollen naar het nationale niveau en met name naar de Nederlandse ambassades invullen. Daarbij gaat het om een actieve informatievoorziening en om lobby om de belangen van het meso en micro niveau te agenderen op de nationale agenda s. De rollen die SNV in deze zal spelen zijn: Het met de ambassade ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op de sector waarin men werkt, waardoor men samen toewerkt naar dezelfde resultaten; Monitoring en terugkoppeling van de uitvoeringspraktijk op meso niveau naar het nationale niveau, ambassade en nationale overheid. Het entameren en faciliteren van gesprekken tussen spelers op de verschillende niveaus om de disconnect tussen macro en mesoniveau in een sector te verhelderen en te verminderen. Daar waar SNV in niet-partnerlanden werkt, zoekt SNV actief naar donoren om complementaire rollen invulling te geven. (Zie voor relatie met Nordic+ donoren 5. Thema en Sector keuze.) 2

4. Adviesdiensten en versterken van lokale adviescapaciteit In de afgelopen periode heeft SNV zich ontwikkeld tot een adviesorganisatie die capaciteit op meso niveau versterkt. SNV hanteert daarin sinds 2005 drie kanalen. De organisatie (1) verleent op maat gesneden technische en op veranderingsprocesen gerichte adviezen aan overheden, NGO s en bedrijfsleven op meso-niveau op het gebied van organisatorische ontwikkeling, onderlinge samenwerking en innovatie; (2) faciliteert de toegang van haar cliënten tot relevante kennisontwikkeling en toepassing, en (3) draagt bij aan het creëren van gunstige condities voor beleidsbeïnvloeding door belangrijke spelers op het meso-niveau 1. SNV signaleerde tijdens de afgelopen periode reeds dat waar lokale adviescapaciteit aanwezig was, volgende stappen gezet moeten worden. Namelijk: een overgang van zelf adviesdiensten leveren naar opbouwen en versterken van de lokale adviescapaciteit op die terreinen waar lokale actoren dat over kunnen nemen, en het zelf waar relevant door schuiven naar nieuwere ( higher value ) diensten. SNV zal voor de komende subsidieperiode deze stap systematisch vorm gaan geven. Dat wil zeggen: daar waar capaciteit aanwezig is, zal SNV haar adviespraktijk ombuigen van het zelf aanbieden van advies naar het ondersteunen van lokale adviescapaciteit. Waar lokale capaciteit nog niet of heel summier aanwezig is, zal SNV zelf de adviesdiensten leveren, maar tegelijkertijd actief potentieel identificeren en helpen ontwikkelen en opleiden om dit op termijn van SNV te kunnen overnemen. Deze ombuiging naar het versterken van lokale adviescapaciteit vereist tegelijk een parallel traject, namelijk het beschikbaar laten komen van (centrale) middelen voor de lokale organisatie s en instellingen om die nieuwe adviescapaciteit te leveren en/of in te huren. Als er geen SNV meer is die gratis advies levert aan lokale organisaties, moeten er op andere wijze fondsen beschikbaar zijn voor dergelijke diensten. De mate waarin op meso niveau lokaal geld gegenereerd kan worden, verschilt per regio en per land. In veel landen staat het delegeren van centrale middelen naar lagere niveau s of het genereren van lokaal kapitaal voor dergelijke diensten nog in de kinderschoenen en is beleidsbeïnvloeding en het ontwikkelen van financiële mechanismen op dit punt essentieel. Het proces van bevordering van lokale advies capaciteit ziet er dan voor de komende jaren als volgt uit: Identificeren en versterken van lokale advies organisaties, afname inzet SNV op de eigen adviespraktijk en opbouw van financieringsmechanismen ten behoeve van lokale capaciteitsontwikkeling. De wijze waarop en de snelheid waarmee dit proces plaatsvindt, is afhankelijk van de situatie en de dynamiek in de verschillende regio s en daarbinnen ook nog van landen. De rollen van SNV in de komende subsidieperiode zijn dan: Aanbieder van directe adviesdiensten aan lokale (meso-level) organisaties. Capaciteitsversterker van lokale advies organisaties; 1 De twee laatste kanalen zijn nog in ontwikkeling. 3

Kennismakelaardij op zuid -zuid en zuid-noord niveau: d.w.z. de lokale adviesdiensten en capaciteitsopbouwers met elkaar in contact en discussie brengen, en toegang verschaffen tot relevant kennis en ervaringen van elders; Beleidsbeïnvloedende rol op terrein van capaciteitsontwikkeling en adviesdiensten en in het helpen voor het voetlicht brengen van cruciale agenda s van zuidelijke partners. Entameren en begeleiden van duurzame financieringsmechanismen ten behoeve van de financiering van capaciteitsopbouw en adviesdiensten voor meso-level organisaties. 5. Sector- en themakeuze In partnerlanden: om complementariteit tussen de rollen van SNV en DGIS in het kader van de sectorale benadering te kunnen verwezenlijken is het noodzakelijk dat SNV voldoende van haar activiteiten op meso-niveau ontplooit in die sectoren of m.b.t. die thema s waar de posten of haar donor-partners actief zijn. Hiertoe dient SNV aan de volgende voorwaarden te voldoen: In elk land minimaal 50% van haar programma (gemeten in adviesdagen) aan laten sluiten bij secto ren/thema s, die samen met de Ambassade geïdentificeerd zijn 2 ; Actief zijn in niet meer dan drie sectoren/thema s per land waarvan minstens één, een voor de ambassade relevante basic services sector betreft, zoals bijvoorbeeld gezondheidszorg, water of onderwijs. De activiteiten van SNV in de productieve sector op het meso-niveau sluiten in principe aan bij het dwars-doorsnijdende DGIS thema van private sectorontwikkeling en zorgen ook voor complementariteit in de richting van het lokale en internationale bedrijfsleven en (Nederlandse) NGO s. Daarbij dient SNV geen financieringsrollen te spelen die eveneens door (Nederlandse) NGO s gespeeld kunnen worden De Nordic+ donoren hebben afspraken gemaakt over onderlinge complementariteit, daarbij streeft men naar vermindering van het aantal sectoren per donor en naar een zekere taakverdeling tussen sectoren. In Tanzania, Uganda, Zambia en Mozambique geeft men al invulling aan de gemaakte afspraken. In die landen waar de Nordic+ donoren invulling geven aan hun complementariteit, zal SNV aansluiting zoeken bij de ambassade van dat land dat leidend is in de basic services sector waarin SNV op mesoniveau werkzaam is. Dat kan, maar hoeft niet de Nederlandse ambassade te zijn. De sector- en themakeuze wordt door SNV per land bepaald en zal gebaseerd zijn op afwegingen en keuzes die voortkomen uit de specifieke situatie in het desbetreffende land en de noodzaak een landenoverstijgend expertise profiel met meerwaarde op te bouwen. In elk land zullen de Post en SNV gezamenlijk afspraken maken over de wijze waarop binnen een sector of thema aan complementariteit gestalte gegeven zal worden. Uit het geheel van de in elk land gemaakte keuzes zal een algemeen profiel ontstaan op basis 2 SNV geeft daarbij invulling op mesoniveau aan een sector brede benadering 4

waarvan op regionaal en centraal niveau thematische zwaartepunten in de samenwerking tussen beide organisaties gelegd kunnen worden. Ook m.b.t. deze zwaartepunten kan SNV -op het regionale en centrale niveau- een complementaire rol vervullen ondermeer op het gebied van strategie- en kennisontwikkeling. In niet-partnerlanden zal SNV zich wat betreft sector- en themakeuze richten op prioriteiten zoals aangegeven in de nationale armoedebestrijdingstrategieën van het land. SNV zal actief zoeken naar mogelijkheden om de complementaire rol ten opzichte van de in het land aanwezige donoren invulling te geven. Voor door het ministerie geïnitieerde programma s rond niet landenspecifieke thema s geldt dat SNV hierbij betrokken kan worden, indien: Het desbetreffende thema een nationale prioriteit is in de landen waar het programma met medewerking van SNV ten uitvoer wordt gebracht; Er een aanwijsbare eigenaar van het programma is in de betrokken landen; SNV s rol beperkt blijft tot die van capaciteitsversterking (bij voorkeur van lokale adviescapaciteit) en zij dus geen verantwoordelijk draagt voor de uitvoering en het financiële beheer van het totale programma. Het staat SNV vrij om waar thema s of sectoren geen nationale prioriteiten zijn, maar die volgens spelers op het meso-niveau dat wel zouden moeten zijn, een rol te spelen bij de versterking van deze spelers op het gebied van pleitbezorging voor deze thema s of sectoren. SNV heeft, met inachtneming van de geëigende legale en subsidie regels, de ruimte om, passend in haar algemene strategie ten aanzien van capacity development op meso-niveau activiteiten op te zetten die uit andere bron gefinancierd worden, en te experimenteren met alternatieve organisatievormen. Maximaal 10 % van de inzet (gemeten in adviesdagen) mag SNV benutten voor innovatieve activiteiten, die niet binnen de bovengenoemde kaders vallen. 5. Regio- en landen keuzes In bovenstaande werd een groter accent op opbouw van duurzame lokale adviescapaciteit vormgegeven. Dit proces betekent ook dat SNV zich zal terugtrekken uit gebieden of landen waar de lokale adviescapaciteit voldoende sterk is om op eigen benen te staan en waar middelen zijn of aangeboord kunnen worden om adviesdiensten op mesoniveau te financieren. Daarnaast is er behoefte om SNVs beperkte capaciteit wereldwijd in te zetten op de plekken waar dat het hardst nodig is. Ten aanzien van ontwikkelingen in SNV s geografische presentie gelden daarom de volgende spelregels. SNV werkt uitsluitend in landen die voorkomen op de DAC-1 (part-1) lijst SNV zal in de relatief geavanceerde omgevingen (Latijns Amerika, Balkan en delen van Azië) een omvormingsstrategie naar lokale advies capaciteit en duurzame financieringsmechanismen versneld doorvoeren, terwijl in met name Afrika en mogelijk sommige gebieden van Azie concentratie van volume zal plaatsvinden. 5

In de omvorming zal uitdrukkelijke beoogd worden geen kapitaalvernietiging plaats te doen vinden en blijvende zuid-zuid uitwisseling op het gebied van local capacity development te faciliteren. Latijns Amerika: SNV zal het gebruik van de subsidiemiddelen verkregen op basis van dit beleidskader in Latijns Amerika in een tijdsbestek van maximaal zes jaar afbouwen 3. Azië: Voor Azië zal met een gedifferentieerd programma worden gewerkt. Voor Vietnam en Bangladesh geldt dat SNV de inzet van de subsidiemiddelen verkregen op basis van dit beleidskader binnen zes jaar zal afbouwen. Voor andere landen zal gelden dat intensivering kan plaatsvinden. Over de toekomst van de SNV presentie in Nepal zal in 2008 in samenspraak tussen het DGIS en SNV een besluit genomen worden (wanneer onder meer helder wordt of de programma s die SNV in Nepal van het ministerie overnam, beëindigd dan wel gecontinueerd dienen te worden). Balkan: Met uitzondering van het programma in Albanië zijn de programma s van recente datum. In de nieuwe subsidieperiode zal SNV ook in de Balkan intensief werken aan versterken van lokale adviescapaciteit en een omvormingsscenario vormgeven waarbij de inzet van eerder genoemde subsidiemiddelen afgebouwd wordt wanneer landen de status van kandidaat lid staat met onderhandel "recht" van de EU krijgen. Afrika: Het omvormen en terugtrekken van SNV in (delen van) de bovengenoemde regio s maakt het mogelijk om in de Afrikaanse landen waar SNV werkzaam is te intensiveren. SNV zal zich uit Angola terugtrekken. De mogelijkheden om op mesoniveau effectief te zijn, zijn daar niet aanwezig. Nieuwe landen. De meerwaarde van SNV ten opzichte van andere Nederlandse aanbieders van adviesdiensten ligt in de langdurige ervaring en decentrale aanwezigheid in de desbetreffende landen en daarmee in de kennis van en outreach in de lokale situatie. Dit voordeel is niet meer aanwezig wanneer SNV in nieuwe landen werkzaam zou willen zijn. Uitbreiding met nieuwe landen-programma s kan dan ook uitsluitend geschieden op verzoek van het ministerie, dan wel wanneer SNV overtuigend kan aantonen dat zij in het desbetreffende land een meerwaarde heeft. In dergelijke gevallen zal het Ministerie tijdig geïnformeerd worden. Wanneer er zwaarwegende bezwaren zijn, kan de Minister binnen 4 weken besluiten deze uitbreiding niet toe te staan. Dit laat onverlet dat SNV vanuit een landen programma in beperkte mate- grensoverschrijdend kan werken waar dat relevant is voor dat betreffende landen-progamma (bijvoorbeeld bij grensoverschrijdende economisch activiteiten, conflicten e.d.) en/of op die wijze de impact van haar werkzaamheden vergroot kan worden door met beperkte inzet een bepaald product of dienst in een buurland beschikbaar te maken en over te dragen aan lokale advies organisaties ter plekke. Vertrek uit landen: SNV kan uit een bepaald land vertrekken wanneer zij van mening is dat de condities niet aanwezig zijn om daar voldoende effectief en efficiënt haar rol te vervullen. 3 Waarbij in de laatste 2 jaar niet meer dan 20% van het huidige ( anno 2006) volume, dat voor Latijns Amerika bestemd is, besteed zal worden. 6

7. Afspraken In elk partnerland maken SNV en de ambassade afspraken over de invulling van complementariteit en van themakeuze en de wijze en regelmaat waarop ambassade en SNV met elkaar zullen overleg zullen voeren. Deze worden schriftelijk vastgelegd. Wanneer de ambassade daar aanleiding toe ziet kunnen ook afspraken gemaakt worden over de gedragscode, waaraan SNV zich heeft te houden, mede geïnspireerd door de gedragsregels waaraan de bilaterale donoren zich houden. 8. Monitoring en evaluatie De volgende drie dimensies zullen onderdeel uit maken van monitoring en evaluatie: 1. Voortgang in de programma s op het landenniveau, gemeten op de volgende niveaus: Input (Financiële en niet financiële middelen) Output (Geleverde diensten) Outcome (Capaciteitsopbouw van cliënt) Effect (Verbeterde functioneren cliënt) Impact (Bijdrage aan armoede bestrijding) 4 2. Complementariteit (De koppeling tussen het micro en macro niveau) 3. Duurzaamheid (Overdracht ) SNV zal jaarlijks rapporteren over deze drie dimensies. Hiertoe worden landenspecifieke rapportages waar mogelijk geaggregeerd. Ten aanzien van complementariteit is de invulling ervan zowel de verantwoordelijkheid van de ambassades als van SNV. De verantwoordelijkheid om hierover te rapporteren ligt bij SNV. Gedurende de eerste 3 jaar van de samenwerking wordt de ruimte geschapen om het instrumentarium voor monitoring en evaluatie van zowel SNV als BZ aan te passen en waar nodig uit te breiden om voor alle bovengenoemde dimensies en niveaus voortgang te kunnen bepalen. Voor wat betreft de programmering van evaluaties door SNV geldt: De eerste 3 jaren van implementatie zullen evaluaties een exploratief karakter hebben en een bijdrage moeten leveren aan de opbouw van nieuwe programma s. Vervolgens zullen er na elke 3 volledige jaren van implementatie sector-evaluaties plaatsvinden op landenniveau waarbij de bovengenoemde dimensies in ogenschouw genomen zullen worden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van evaluaties ligt bij SNV. In het vijfde jaar van de subsidie periode (2011) zal de minister een externe onafhankelijke evaluatie doen plaatsvinden. De ToR voor deze evalautie zal in gezamenlijk overleg worden opgesteld. In het derde en zesde jaar van de subsidieperiode zal in opdracht van de Minister een doelmatigheidsaudit uitgevoerd worden. 4 Voor de impactmeting zal aansluiting gezocht worden bij de op nationale niveaus vastgestelde, sectorspecifieke impactindicatoren. 7

9. Overleg De subsidieperiode wordt ingedeeld in 3 periodes van 3 jaar. Zodoende zal een maal per 3 jaar (2006, 2009 en 2012) afstemming van middellange beleidslijnen plaats vinden. Naast het beleidsoverleg dat tenminste twee maal per jaar plaatsvindt, zal jaarlijks overleg plaatsvinden tussen Plv DGIS en Directeur SNV. Naast complementariteit en de voortgang van de ombuiging, zullen ook landen of regio-overstijgende thema s en onderwerpen in deze overleggen geagendeerd kunnen worden. 10. Looptijd subsidiekader Dit subsidiekader is geldig tot en met 31/12/2015. SNV zal een subsidieaanvraag indienen voor de gehele periode van 01/01/2007 t/m 31/12/2015. Na die periode is een vervolgfinanciering niet vanzelfsprekend. De beslissing of na 2015 wederom een subsidie verleend zal worden, zal uiterlijk in 2013 genomen worden. Deze beslissing zal onder meer gebaseerd worden op: 1. De uitkomsten van de evaluatie en de doelmatigheidsaudit van 2012. 2. Een door onafhankelijke externe deskundigen opgestelde analyse / onderzoek van het spelersveld van aanbieders van adviesdiensten en capaciteitsontwikkeling. In deze analyse / dit onderzoek wordt ingegaan op de vraag of SNV ten opzichte van andere spelers een duidelijke meerwaarde heeft, die vervolgfinanciering rechtvaardigt. 3. Eventuele nieuwe rollen en taken die SNV heeft geïdentificeerd en waarvoor SNV een niche voor zichzelf ziet. 11. Het subsidievoorstel De subsidieaanvrage wordt zo snel mogelijk doch uiterlijk 31 mei ingediend. SNV zal het SALIN stramien als leidraad hanteren voor het opstellen van de aanvrage. De beschikking zal uiterlijk een maand na indiening worden toegezonden. 8