DE ADVISEURS VOOR WERKEND NEDERLAND ADVIES DIENSTEN SCHOLING We onderzoeken arbeidsrisico's en adviseren over preventieve maatregelen Samen met u en onze diensten en producten zorgen we voor een gezonde en veilige werkomgeving. Trainen van vaardigheid tot gedragsbeïnvloeding maar altijd gericht op uw organisatiedoelen. Corpus Sanum 2013 www.corpussanum.com
Inhoudsopgave 1 Inleiding...3 2 Leerstijlen van Kolb...4 2.1 Vier leerstijlen van Kolb...4 2.2 Leerstijlentest van Kolb: de Beslisser...5 2.3 Leerstijlentest van Kolb: de Denker...5 2.4 Leerstijlentest van Kolb: de Dromer...5 2.5 Leerstijlentest van Kolb: de Doener...6 2.6 Jouw leerstijl?...6 3 Tips voor een trainer over leerstijlen...7 3.1 Lesgeven aan Denkers...7 3.2 Lesgeven aan Dromers...7 3.3 Lesgeven aan Doeners...8 3.4 Lesgeven aan Beslissers...8 4 De trainer als persoon...9 4.1 Wéét wie je bent...9 4.2 Doe wat bij je past...9 4.3 Blijf leren...9 4.4 De voorbeeldfunctie van de trainer... 10 5 Structuur in je verhaal... 11 6 Model van Van Gelder... 12 www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 2
1 Inleiding Goed zijn in je vak betekent nog niet dat je een goede trainer bent. Als je trainer wilt worden heb je, naast vakinhoudelijke kennis ook andere vaardigheden nodig. In de workshop Succesvol(ler) training geven leerde dat JIJ het belangrijkste instrument ben om je doel te bereiken. Factoren als presentatie, aandacht, enthousiasme maar ook jezelf blijven ontwikkelen en evalueren zijn van grote invloed. Verder leerde je dat een gestructureerde voorbereiding de kans op een aansprekende en aantrekkelijke training of workshop veel groter maakt. Deze reader heb ik speciaal geschreven voor de gezond & Zekerdagen 2013, als ondersteuning van de workshop workshop Succesvol(ler) training geven. Doe je voordeel ermee, maak er gebruik van en deel het met anderen. Wil je méér? Je praktisch verder ontwikkelen? Dan hoop ik je natuurlijk een keer te mogen verwelkomen in een van de trainingsgroepen die ik verzorg. Veel plezier en inspiratie als trainer! En bedenk dat je met je vragen altijd bij mij terecht kunt. Roelof Koelman www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 3
2 Leerstijlen van Kolb Mensen verschillen nogal in de wijze waarop ze leren. Leren is op te vatten als een proces dat uiteindelijk leidt tot gedragsverandering. In dit proces zijn verschillende fasen te onderscheiden, zoals het verzamelen van informatie, het toetsen van nieuwe inzichten of het nadenken over dingen die je overkomen. De psycholoog Kolb deed onderzoek naar verschillende manieren van leren van mensen en hij onderscheidde er vier, die hij als fasen die van elkaar afhankelijk zijn kon vastleggen. Deze vier leerfasen kunnen worden beschreven in termen van de vaardigheden die bij die fasen horen. * Concreet ervaren ('doen ) * Waarnemen en overdenken ('dromer') * Abstracte begripsvorming ('denken') * Actief experimenteren ('beslissen') Deze vier fasen volgen logisch op elkaar: als je iets meemaakt (ervaring) is het belangrijk daarna je ervaringen te overdenken (reflectie) en te veralgemeniseren (begripsvorming). Je kan dan een aanpak bedenken waarmee je een overeenkomstige gebeurtenis tegemoet kan treden (experimenteren). 2.1 Vier leerstijlen van Kolb In het voorgaande werd gesteld dat men zich het leerproces kan voorstellen als een cyclisch proces van vier fasen die idealiter altijd in dezelfde volgorde (maar niet altijd vanuit hetzelfde beginpunt) worden doorlopen. Mensen hebben echter voorkeuren voor bepaalde fasen uit die cyclus: ze beginnen bij voorkeur in één bepaalde fase of besteden er de meeste tijd aan. Een mathematicus bijvoorbeeld zal veel tijd besteden aan abstracte begripsvorming, terwijl een bedrijfsleider zich eerder zal richten op het in de praktijk toetsen van ideeën. Leerstijl Kernwoorden Leert het beste van... Doener Dromer Denker Beslisser Wat is er nieuw? Ik ben in voor alles in. Ik wil hier graag even over nadenken Hoe is dat met elkaar gerelateerd? Hoe kan ik dit toepassen in de praktijk? directe ervaring dingen doen nieuwe ervaringen het oplossen van problemen in het diepe gegooid worden met een uitdagende taak activiteiten waar ze: de tijd krijgen/gestimuleerd worden (achteraf) na te denken over acties de mogelijkheid wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen (congressen, colleges, boeken) als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden de kans krijgen vragen te stellen en basismethodologie, logica etc. te achterhalen theoretische concepten, modellen en systemen activiteiten waar: een duidelijk verband is tussen leren en werken ze zich kunnen richten op praktische zaken ze technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 4
Kolb ontdekte dat mensen geneigd zijn vooral die leerfase te ontwikkelen waar ze toch al 'sterk in zijn'. Hij pleitte er voor dat mensen ook aandacht zouden besteden aan manieren van leren waarin ze minder goed zijn. De leercyclus kan dan meer volledig en evenwichtig doorlopen worden, waarbij elke fase de aandacht krijgt die ze verdient. In een groep zorgt de diversiteit van bijdragen van de verschillende groepsleden er meestal voor dat dit het geval is. 2.2 Leerstijlentest van Kolb: de Beslisser Als het gaat om een probleem op te lossen waar één juiste oplossing voor gezocht moet worden, ben je bij de beslisser aan het goede adres. Hij richt zich dan ook graag op deze probleemoplossingen. Daarnaast richt een beslisser zich ook graag op de technologische toepassing van begrippen, modellen en theorieën. Hierbij gaat de beslisser doelgericht en planmatig te werk. Optimale leeromgeving: In staat zijn zelfstandig praktische conclusies te trekken Er dient een duidelijke rode draad in de leerstof aanwezig te zijn Er moet een relatie zijn tussen theorie en praktijk Er dient de beschikking te zijn over technieken en aanwijzingen die helpen om het probleem zelf op te lossen In staat zijn om zelf bedachte oplossingen uit te proberen Onder begeleiding van deskundige begeleiders 2.3 Leerstijlentest van Kolb: de Denker Voor een denker ligt de nadruk op de (logische) samenhang tussen zaken. Een denker houdt zich het liefst bezig met het vormen van begrippen. Het maken van theoretische modellen is de kracht van de denker. Voor de denker staan nauwkeurigheid, logica en het denken in zuivere, abstracte begrippen op de eerste plaats. Vanuit de (gemaakte) theoretische modellen probeert de denker richting de werkelijkheid te komen. Optimale leeromgeving: Zelfstandig leerstof doornemen en dit binnen zijn eigen denkwereld vorm te geven Orde en rust De mogelijkheid om achtergrondinformatie te krijgen Complexe vraagstukken worden als uitdaging gezien Een duidelijk programma en duidelijke (leer)doelen 2.4 Leerstijlentest van Kolb: de Dromer Een dromer bezit een groot voorstellingsvermogen en is vooral bezig met concrete ervaringen. Het inbeelden van zaken en fantaseren zijn sterke kanten om een concrete situatie vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Vanuit hier legt de dromer dan de verbanden tussen een aantal observaties. Creativiteit is een kenmerk van de dromer, waarbij ook de nodige ruimte moet zijn om ideeën te kunnen creëren. Optimale leeromgeving: Voldoende mogelijkheden om de overige groepleden te leren kennen Tijd en ruimte om gedachten, gevoelens en ervaringen uit te wisselen en te uiten In aanraking komen met diverse visies De benadering dient als veilig ervaren te worden www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 5
2.5 Leerstijlentest van Kolb: de Doener Het woord doener zegt het al. Het gaat om het doen. Een doener werkt doelgericht, is een sociaal persoon en wil tastbare resultaten halen. De doener is graag betrokken bij het hele proces en werkt graag volgens een goede planning. Kennis en informatie van anderen zijn belangrijker dan eigen analytische capaciteiten. Een doener past zich verder snel aan de omgeving en de daarbinnnen aanwezige specifieke en concrete situaties. Optimale leeromgeving: Humor, plezier en ontspanning op de leer- of werkplek Terugkoppeling op eigen acties Contact met anderen en de sfeer zijn erg belangrijk Vrij zijn om snel te reageren Verschillende werkvormen tot zijn beschikking hebben Situaties die uitdagend en spannend zijn en die om keuzes vragen 2.6 Jouw leerstijl? Wat is jouw persoonlijke manier van leren, hoe ga je om met dagelijkse situaties in je werksituatie? Als je die vragen over jezelf wilt beantwoorden, doe dan de leerstijltest op het internet. Daarvoor type je onderstaande link in de adresbalk van je browser. http://www.thesis.nl/index.php?option=com_db8kolb&itemid=57 www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 6
3 Tips voor een trainer over leerstijlen Hieronder volgen een paar praktische tips voor trainers over de manier waarop je training leerstijlgericht vorm geeft: 1. Lesgeven aan Denkers 2. Lesgeven aan Dromers 3. Lesgeven aan Doeners 4. Lesgeven aan Beslissers 3.1 Lesgeven aan Denkers Een leerproces is pas dan succesvol als alle stappen van de leercyclus zijn doorlopen. Notoire denkers zullen ook moeten beslissen, doen en dromen willen ze alle leerdoelen bereiken. Willen we recht doen aan alle leerstijltypen dan zullen we de studietaken telkens in een verschillende volgorde moeten aanbieden. Denkers zullen het leerproces bij voorkeur starten met de leerstap 'denken'. De leercirkel ziet er voor de denker dan als volgt uit: - De cursist krijgt een variëteit aan literatuurbronnen over het onderwerp waarin zij kunnen grasduinen, en vormt zich een idee of denkmodel over de kern van de theorie (denken) - De cursist denkt na over de praktische bruikbaarheid van de theorie of het model (beslissen) - De cursist maakt (praktijk)opdrachten die hem de theorie laat verwerken (doen) - De cursist evalueert de toepassing en bruikbaarheid van de theorie in de praktijk (dromen) - De cursist vergelijkt de praktijkervaring met de theorie (denken). Een voorbeeld van een studietaak voor de denker: - Bestudeer de theorie over verhitting (denken) - Voorspel aan de hand van de theorie welke veranderingen optreden bij de volgende materialen (..) (beslissen) - Toets de juistheid van je voorspelling bij een van de materialen door het daadwerkelijk te verhitten (doen) - Observeer het verhittingsproces en beschrijf wat je ziet (dromen) - Toets je praktijkervaring aan de theorie (denken). 3.2 Lesgeven aan Dromers Dromers zullen het leerproces bij voorkeur starten met de leerstap 'dromen'. De leercirkel ziet er voor de dromer dan als volgt uit: - De cursist reflecteert op een praktijksituatie waarin de theorie is toegepast en beantwoordt vragen over de praktijksituatie (dromen) - De cursist zet deze antwoorden om tot conclusies over de theorie en vertaalt deze conclusies naar algemene regels of principes met behulp van de theorie (denken) - De cursist kiest (praktijk)opdrachten waarin hij de theorie kan toepassen (beslissen) - De cursist voert de opdrachten uit (doen) - De cursist beschrijft de praktijkervaring en vergelijkt deze met de theorie (dromen). Bijvoorbeeld: - Bedenk wat er gebeurt als je water kookt beschrijf het verhittingsproces (dromen) - Bestudeer het hoofdstuk over verhitting (denken) www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 7
- Bedenk wat het verhittingsproces doet met andere materialen en kies een materiaal waarmee het experiment kan worden uitgevoerd (beslissen) - Verhit het gekozen materiaal (doen) - Observeer de veranderingen gedurende het verhittingsproces, noteer wat je ziet en vergelijk je aantekeningen met de theorie (dromen). 3.3 Lesgeven aan Doeners Doeners zullen het leerproces bij voorkeur starten met de leerstap 'doen'. De leercirkel ziet er voor de doener dan als volgt uit: - De cursist krijgt een praktijkopdracht en voert deze uit (doen) - De cursist verwoordt de door hem opgedane ervaringen (dromen) - De cursist vertaalt de conclusies in algemene principes en regels of stelt zichzelf vragen over het hoe en waarom van de ervaring - De cursist zoekt de juistheid van de antwoorden op de vragen na in de literatuur of verifieert de geldigheid van algemene principes (denken) - De cursist bedenkt praktijksituaties waarin de algemeen geldende principes ook van toepassing/bruikbaar zijn (beslissen) - De cursist toetst deze principes door middel van een praktische oefening (doen) Bijvoorbeeld: - Verhit een materiaal (doen) - Observeer het verhittingsproces en noteer de veranderingen (dromen) - Bestudeer het hoofdstuk over verhitting (denken) - Bedenk wat het verhittingsproces doet met een ander materiaal (beslissen) - Voer dit experiment uit (doen). 3.4 Lesgeven aan Beslissers Beslissers zullen het leerproces bij voorkeur starten met de leerstap 'beslissen'. De leercirkel ziet er voor de beslisser als volgt uit: - Het onderwerp wordt in beknopte vorm aangeboden - De cursist kiest zelf op welke wijze hij dit onderwerp kan toepassen in een praktijksituatie (beslissen) - De cursist voert de opdrachten uit (doen) - De cursist schrijft een reflectieverslag over de bruikbaarheid van de theorie en formuleert in vragen of leerdoelen wat hij nog meer zou willen weten van het onderwerp (dromen) - De cursist verdiept zich in de theorie (denken) om het antwoord op zijn vragen te vinden - De cursist bedenkt meerdere toepassingsmogelijkheden van de theorie (beslissen). Bijvoorbeeld: - Bestudeer de vijf uitgangspunten over verhitting - Kies een materiaal waarmee het experiment kan worden uitgevoerd (beslissen) - Verhit het gekozen materiaal en noteer de veranderingen gedurende het verhittingsproces (doen) - Vergelijk de praktijkervaringen met de uitgangspunten (dromen) - Bestudeer het hoofdstuk over verhitting (denken) - Bedenk wat het verhittingsproces doet met andere materialen (beslissen). www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 8
4 De trainer als persoon Je vakkennis is in orde, je didactische vaardigheden zijn op peil en je hebt je gedegen voorbereid. Er is nog één puntje: je persoonlijkheid. Als trainer ben je je eigen instrument. Wie je bent, hoe je je gedraagt, hoe je je opstelt naar anderen; je neemt het allemaal mee in je rol als trainer. Uiteindelijk is dat wat telt. Wees je bewust van je kwaliteiten en zet ze krachtig in. * Wéét wie je bent * Doe wat bij je past * Blijf leren 4.1 Wéét wie je bent Waar liggen je kwaliteiten? Wat zijn je voetangels en klemmen? Een handig model om het in beeld te krijgen, is het kernkwadrant van Daniël Ofman ( zie hoofdstuk kernkwadranten). Het komt er op neer dat je je kernkwaliteiten, valkuilen, allergieën en uitdagingen weergeeft in en model; het kernkwadrant. Het brengt kwaliteiten én verbeterpunten aan het licht. Andere bruikbare modellen zijn het Enneagram en de Myers-Briggs Type Indicator. 4.2 Doe wat bij je past Een flitsende opening waarmee je deelnemers meteen op het puntje van de stoel krijgt? Of een introductie waarin je de tijd neemt jezelf als trainer en als persoon voor te stellen? Het één is niet effectiever dan het ander, zolang je maar doet wat bij je past. Dit geldt voor de hele training: van je opstelling in een groep tot en met de keuze van werkvormen. Laat je niet verleiden tot sprankelende interactieve werkvormen als je er niet op een natuurlijke wijze mee kunt omgaan. Wat uiteindelijk telt is authenticiteit. Doe je je anders voor dan je werkelijk bent, dan prikken cursusdeelnemers daar onmiddellijk doorheen. 4.3 Blijf leren Als trainer ben je nooit 'af'. Je inzet om anderen kennis en vaardigheden bij te brengen, pas je ook toe op je eigen ontwikkeling. Blijf leren, verken nieuwe mogelijkheden en vergaar feedback. 4.3.1 Zelfreflectie Neem na elke training de tijd om te reflecteren. Zet op een rijtje wat goed ging én wat beter kan. Wees kritisch op de inhoud en op jezelf als trainer. Formuleer verbeterpunten, neem je voor om het eens op een andere manier te proberen, maak een actieplan. 4.3.2 Feedback van deelnemers Vraag deelnemers aan het einde van de training wat ze ervan vonden. Evalueer de inhoud en de docent. Deelnemers hebben de neiging 'sociaal gewenst gedrag' te vertonen; ze zullen zelden ronduit negatief zijn. Dat is misschien vleiend voor je ego, je leert er uiteindelijk weinig van. Vraag hen daarom wat ze goed vonden aan je optreden als trainer maar ook wat je volgens hen nog kunt verbeteren. 4.3.3 Feedback van collega's Erg leerzaam: vraag een collega-trainer mee te lopen met een training. Of: werk samen als co-trainer. Het evalueren van elkaars gedrag levert vaak eye-openers op, zowel inhoudelijk als didactisch. www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 9
4.4 De voorbeeldfunctie van de trainer Als trainer heb je een voorbeeldfunctie. Jouw gedrag en uitstraling heeft veel invloed op de cursusgroep. Enkele belangrijke aandachtspunten zijn: Straal uit dat je bezig wil zijn met het onderwerp en de cursusgroep. Kom je als trainer onverzorgd of in de verkeerde kleding, gehaast of chagrijnig naar je trainingsgroep dan is dat een verkeerd signaal naar de groep toe. Zorg dat je minimaal 15 minuten voor aanvang van de training aanwezig bent. Te laat komen wordt van cursisten niet geaccepteerd en dus dient de trainer zelf zeker op tijd te zijn. Ook komt dit een goede organisatie van de training ten goede, als de trainingsruimte vooraf al betreden kan worden. De cursisten kunnen dan even wennen aan de ruimte, aan elkaar en zich installeren op een plekje in de ruimte. Bereid je training goed voor. Improvisatie kan best tot een goede training leiden maar het is geen goed en wenselijk uitgangspunt voor iedere training. Stem je communicatie af. Een trainer dient zich te realiseren welke soort cursisten hij traint en hierop zijn manier van communicatie af te stemmen. Wees je ervan bewust dat een eigen passieve houding niet inspirerend werkt. Dit wil niet zeggen dat ja als trainer alles moet meedoen, maar realiseer jezelf wel dat tegen een tafel of hulpmiddel leunen nu ook weer niet echt gedrevenheid en veel positieve energie uitstraalt. Een lijst met punten van aandacht voor een trainer is nooit compleet. De punten geven echter een kapstok voor een trainer om zijn gedrag en houding te evalueren en daar waar mogelijk te verbeteren. TIP: Indien je niet in staat bent of denkt te zijn, jezelf te evalueren kun je uiteraard altijd de opleidingscoördinator of collega-trainer vragen je hierbij te helpen. Vraag hem of haar eens te komen kijken als je training geeft en evalueer deze na afloop eens samen. www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 10
5 Structuur in je verhaal Een goede training heeft een heldere structuur. Je helpt het publiek als je aan het begin vertelt wat ze kunnen verwachten en hoe je training is opgebouwd. Er zijn er best veel. Wij bespraken kort de 5.1.1 Kop-romp-staart Elk verhaal heeft een kop en een staart. De romp verbindt de twee uiteinden. We nemen de onderdelen onder de loep. * Kop De kop is het begin, hier geef je een inleiding op het onderwerp en een overzicht van wat je gaat vertellen. Hier ligt dé kans voor een verrassende opening. * Romp De romp bevat de feitelijke boodschap, het is de kern van je verhaal. Hier vertel je wat je wilt vertellen of noem je de argumenten of onderbouwing voor je standpunt. * Staart In de staart, je raadt het al, vat je de boodschap nog eens samen. Je komt tot een conclusie en noemt eventuele aanbevelingen. Simpeler dan het kop-romp-staart model kan het eigenlijk niet. Ondanks zijn eenvoud, of misschien juist daarom, is dit de oervorm van alle presentaties. www.corpussanum.com info@corpussanum.com Pagina 11
6 Model van Van Gelder Beginsituatie: Doelstelling: Met wie: Wanneer (datum en tijd): Tijdsduur Wat en hoe Didactische werkvormen Groeperings vormen Materiaal Aandachtspunten Inleiding Kern Slot