Inhoudsopgave. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 1

Vergelijkbare documenten
Overzicht studiestof Staatsrecht 1. A. Inleiding

Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal vragen om de kennis te toetsen. Het betreft steeds drie multiplechoicevragen en drie open vragen.

Constitutioneel recht

Wat is een constitutie?

Beginselen van het Nederlands Staatsrecht

Wat is een constitutie?

Beginselen van de democratische rechtsstaat

VOORWOORD... 1 INHOUDSOPGAVE... 2 BEGINSELEN STAATSRECHT... 3 HOOFDSTUK 1: HET STAATSBEGRIP... 4 HOOFDSTUK 2: DE DEMOCRATIE... 8

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

Voorwoord 5. Leeswijzer 13. Afkortingenlijst 17 ALGEMEEN DEEL 19

Auteurs SlimStuderen is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt!

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Doe mee en test je kennis. Stuur je antwoorden naar mij en ik informeer je over de scoren.

Samenvatting Maatschappijleer 1 Politiek

HC 5A, , Het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale rechtsorde

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Wil je meer informatie over de verslagen van SlimStuderen.nl, schroom dan niet om een te sturen naar

Inhoud. Voorwoord XI. 3 Staatshoofd en ministers De liefde van een crimineel De Grondwet Het Statuut 50

INHOUD. Verkort aangehaalde literatuur. Afkortingen EERSTE BOEK INLEIDING De aanvang van de westerse staatsleer 3

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Grondwet van de Tweede Republiek der Nederlanden Neerlandiæ

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector

Samenvatting Maatschappijleer Maatschappijleer voor jou Hoofdstuk 3 Politiek

Aantekening Geschiedenis Hoofdstuk 6: Staatsinrichting

Wie bestuurt het Caribisch deel van ons Koninkrijk?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

5.9. Boekverslag door E woorden 23 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Inleiding recht

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3

GESCHIEDENIS SO3 TV

Beginselen Staatsrecht VURE-VOORBEELD

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

STUDIE Rechtsgeleerdheid. VAK Inleiding Staats- en bestuursrecht. ONDERDEEL Voorbeeldverslag

1.1 Wet basisregistratie personen

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Staatsinrichting hoofdstuk 1 VMBO

DE GRONDWET - ARTIKEL KIESRECHT GEMEENTERAAD NIET-NEDERLANDERS

Nederland is helemaal geen representatieve democratie

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting H3+4

is een domme zet 1 Inleiding in het recht 1.1 Inleiding

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Materieel: Regels die betrekking hebben op de rechten en plichten/wat mag en niet mag inhoud

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7

Wat is een rechtsstaat?

Monisme en het waterschapsbestel. 27 oktober Mr.dr. G.S.A. Dijkstra

Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

Instructie Machtenscheidingsquiz

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Maatschappijleer par. 1!

Inleiding HOOFDSTUK I. 1. Benadering van het begrip staat

HOOFDSTUK XII DE PRESIDENT EERSTE AFDELING ALGEMEEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Puzzel Historische ontwikkelingen parlementair stelsel

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Europees Handvest inzake lokale autonomie

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018

Wat is inter - nationaal recht?

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

Handleiding besloten vergaderingen en het opleggen van geheimhouding

Conclusies van de Toetsings-Ronde Tafel Conferentie van het Koninkrijk der Nederlanden, gehouden op 15 december 2008 te Willemstad, Curaçao

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 5 oktober 2018

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Staatsrecht. Course information. Commencement Period. Lecturer(s) RD Nederlands

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe

*** ONTWERPAANBEVELING

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Verkort aangehaalde literatuur 15

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Compare Hoofdstuk 16 Toetsversie Hoofdstuk 18 Wetsvoorstel

Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

GEHEIMHOUDING EN DE GEMEENTERAAD DE REGELS

BASISBEGRIPPEN Julie Kerckaert Inleiding tot het Belgisch publiekrecht Academiejaar

Het Statuut voor het Koninkrijk

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Bij brief van 19 februari 2003 heeft het college een verweerschrift ingediend.

Wat is internationaal recht?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kern van het internationaal publiekrecht

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

VOORSTEL VAN RIJKSWET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

LB Project 2 Politiek-Juridische dimensie. 2 e schooljaar periode 8 voor AA en DA. LB 2 e jaar periode 8 cohort 2013 voor AA, DA maart 2015 / 1 van 8

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980

Gedragsregels van de Raad van Advies van Sint Maarten Omtrent de handhaving van de onafhankelijkheid van de Raad en de kwaliteit van zijn adviezen

: LANDSVERORDENING houdende de instelling van een nationaal orgaan voor de erkenning van buitenlandse diploma's

1/7 MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen deel

9 Europese regelgevende agentschappen

Transcriptie:

AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 1 Constitutioneel recht Samenvatting van de stof - Belinfante/De Reede, Beginselen van het Nederlandse staatsrecht, Wolters Kluwer, 18 e druk - Jurisprudentiebundel 2016-2017 - Extra literatuur Inhoudsopgave Week 1 - Uitgangspunten democratische rechtsstaat... 2 Hoofdstuk I: Inleiding... 2 1.1 Benadering van het begrip staat... 2 1.2 Verdeling van de staatsmacht over verschillende organen... 2 1.3 Grondregels van een staatsorganisatie... 3 1.4 Democratie, rechtsstaat en historische ontwikkeling... 4 1.5 Historisch systematische methode... 5 Hoofdstuk II: De bronnen van het staatsrecht... 5 2.1 Bronnen van het staatsrecht... 5 2.2 Geschiedenis van de Grondwet... 5 2.3 Betekenis van de Grondwet voor het staatsrecht... 5 2.4 Inhoud en systeem van de Grondwet... 5 2.5 Ongeschreven staatsrecht... 6 2.6 Verdere bronnen van het staatsrecht... 6 2.7 Staatsrechtelijke band met Aruba, Curaçao en Sint Maarten... 6 2.8 De betekenis van internationaal recht voor het staatsrecht... 6 Hoofdstuk III: De werking van het staatsrecht... 7 3.1 Territoriale en personele werking... 7 3.2 Het grondgebied... 7 3.3 Betekenis van het Nederlanderschap... 7 3.4 Vreemdelingen... 8 3.5 Regeling Nederlanderschap... 8 Jurisprudentie... 8 Meerenberg-arrest... 8 De tachtigers in het recht: het Meerenberg-arrest... 9 In ons streven naar perfectie zetten wij alles op alles om een volledige samenvatting beschikbaar te stellen. Mochten wij onverhoopt toch punten over het hoofd hebben gezien of verkeerd hebben genoteerd, schroom dan niet dat terstond te melden. Dit geldt voor alle op- en aanmerkingen. Onze klachtenlijn is te vinden op www.athenasummary.nl. Dit is een product van AthenaSummary. JFAS is hier op geen enkele wijze aansprakelijk voor.

Week 1 - Uitgangspunten democratische rechtsstaat Hoofdstuk I: Inleiding 1.1 Benadering van het begrip staat Het begrip staat valt te omschrijven als een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. De gemeenschap die een staat vormt heeft een gemeenschappelijke cultuur en is een rechtsgemeenschap. Dat betekent dat zij haar belangrijkste waarden in door dwang te handhaven leefregels heeft neergelegd. Hier wordt dwang bedoeld in de vorm van staatsgeweld. Binnen een staat zijn een of meer organen bevoegd tot het uitoefenen van dwang. Zij zijn met gezag bekleed. Dit gezag kan bij één persoon of bij bepaalde groepen liggen, meestal door het volk gekozen. De groep regels die de organisatie van het gezag en hun grenzen betreffen wordt het staatsrecht genoemd. In de Middeleeuwen was het gezag in handen van een vorst of de adel; het was hun persoonlijk recht en daarom (erfelijk) overdraagbaar. Het gezag van de vorst was absoluut. Het volk accepteerde dit omdat het met zich meebracht dat de absolute vorst zorgde dat zij werden beschermd tegen bedreigingen zoals honger, oorlog en armoede. Het gezag en de dwang van de overheid waren natuurlijke tegenhangers van de sociale zekerheid. Vanaf de 16e eeuw was er een opkomst van de burgerij; zij hadden deze sociale bescherming minder nodig. Bij hen rees de vraag waar het gezag van de overheid zijn rechtvaardiging aan ontleende. Machiavelli geeft in De Vorst (1513) adviezen over hoe een gezagdrager op dient te treden: niet om zijn persoonlijke grootheid te vergroten, maar om de eenheid van de staat te bewerkstelligen. Probleem is echter dat nu de burgerij die sociale bescherming niet meer nodig heeft, zij die gezagsrechten niet zomaar meer kunnen accepteren. Zij zien de samenleving niet meer als een geheel dat moet worden beschermd, maar hechten juist meer waarde aan alle individuen en hun vrijheid. Gezag is het tegenovergestelde van vrijheid van het individu. In zijn contrat Social (1762) verenigt Rousseau het gezag wel met de vrijheid. In zijn theorie is gezag uit vrijheid afgeleid. Zij maakt het mogelijk de beperkingen, door gezag aan de individuele vrijheid gesteld, te aanvaarden, omdat het beperkingen zijn die de vrije individuen bij het contrat social zichzelf hebben opgelegd. De staat mag geen rem vormen voor zelfontplooiing, zolang deze zelfontplooiing niet de zelfontplooiing van medeburgers in de weg staat. Hierdoor moet constant een compromis worden gezocht tussen individuele vrijheid enerzijds en anderzijds de beperking van die vrijheid om de belangen van de gemeenschap te bevorderen. Kanttekening hierbij is dat individuen het gezag wel moeten accepteren, omdat het anders alsnog vervalt. In de Middeleeuwen kon er vrijelijk worden gediscussieerd over de beste staatsvorm. In de huidige staatsleer is er echter als uitgangspunt: elke burger is gelijkwaardig en heeft recht op gelijke behandeling. Staatsvormen als onbeperkte monarchie en oligarchie zijn met dit gelijkheidsbeginsel onverenigbaar. Het vraagstuk naar de beste staatsvorm wordt hierdoor overbodig. 1.2 Verdeling van de staatsmacht over verschillende organen Met een democratie zijn echter niet meteen alle problemen opgelost. Het mag duidelijk zijn dat in een moderne staat een vergadering van alle meerderjarige burgers onmogelijk is. Er is daarom dus nooit sprake van absolute/directe democratie tenzij zij wordt uitgelegd als een staat bestuurd door het volk. Daarom berust het bestuur, respectievelijk het gezag of de uitoefening van dwang, bij door de burgers gekozen vertegenwoordigers. Dat is nodig, omdat een vergadering met een grote hoeveelheid mensen niet alleen niet redelijk tot besluiten kan komen, maar ook omdat niemand zich werkelijk verantwoordelijk voelt voor het genomen besluit. Het bestuur berust bij een gekozen groep 2

vertegenwoordigers. De burger is aan de ene kant een soeverein, die de bestuurders, de uitvoerders van zijn wil, mede aanwijst; aan de andere kant is hij ook onderworpen aan dit gezag. Wil de staat kunnen voortbestaan, dan is bestuur onvermijdelijk. Elke beslissing is nu een keuze, waarin de voor- en nadelen van alle betrokkenen moeten worden afgewogen. Een beslissing moet zo nodig met dwangmiddelen kunnen worden doorgezet. Dit brengt gevaren met zich mee. Als men alle macht bij een gekozen bestuur legt, is de kans groot dat het bestuur, al is het van goede wil, deze macht uiteindelijk gaat gebruiken op een wijze die de meerderheid van de burgers niet aanstaat. Zij kunnen hier echter niets aan doen, omdat het de essentie van het bestuur is dat het over machtsmiddelen beschikt en niet tegen zijn wil weg te krijgen is. In 1748 verscheen Montesquieu s boek L Esprit des Lois, waarin hij het Engelse staatsbestel van die tijd beschrijft. Het kenmerkende daarvan is de door hem geïntroduceerde machtenscheiding. Het parlement maakt de wetten: de wetgevende macht. De koning voert de wetgeving uit: de uitvoerende macht. De rechters constateren of de uitvoerende macht de wet wel in acht heeft genomen: de rechterlijke macht. Dit noemde hij de trias politica. In onze tijd is de taak van de regering veel breder dan het ten uitvoer leggen van de wetten. Ook opereren de organen niet geheel onafhankelijk. De vaststelling van wetten is de taak van de regering en het parlement samen; dit is vastgelegd in artikel 81 van de Grondwet. Het bestuur is de taak van de regering, maar staat daarbij onder voortdurende controle van het parlement. De organen houden elkaar in evenwicht en controleren elkaar. Daarom is er geen sprake van een zuiver gehanteerde trias politica, maar van een systeem van checks and balances, waarbij dus wel de verdeling over verschillende organen is toegepast, maar die verschillende organen niet een geheel afgebakend machtsgebied bezitten. 1.3 Grondregels van een staatsorganisatie Uit het systeem van checks and balances volgt een aantal grondregels voor een democratisch bestuur. Dit zijn ongeschreven grondbeginselen waaraan kan worden getoetst of een staat democratisch is. 1. Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet. Dit wordt ook wel het staatsrechtelijk legaliteitsbeginsel genoemd. Het is bedoeld om machtsmisbruik bij handhaving van dwang te voorkomen. Het houdt in dat overheidsdwang alleen plaats kan vinden als er een bevoegdheid voor wordt verleend in de wet of Grondwet. Het is een controlemechanisme van de wetgever op de uitvoering van de overheid. Overige overheidshandelingen behoeven niet altijd een wettelijke grondslag, subsidies zijn hier een voorbeeld van. Het legaliteitsbeginsel wordt vaak slechts in formele zin nageleefd, doordat de door de formele wetgever gemaakte wet nauwelijks inhoudelijke regels bevat, maar de bevoegdheid deze vast te stellen delegeert aan lagere instanties. De regering en de Staten-Generaal zijn gezamenlijk de formele wetgever. Een wet in formele zin is dus afkomstig van die twee organen. 2. Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat. De verantwoordingsplicht of controle is een aanvulling op de eerste grondregel. Vormen van verantwoordingsplicht zijn: a) Politieke verantwoordingsplicht: Ministers moeten zich verantwoorden tegenover het parlement, de leden van de Gedeputeerde Staten tegenover de Provinciale Staten, de burgemeester en de wethouders 3 tegenover de gemeenteraad. Dit houdt in dat zij inlichtingen moeten verstrekken, een debat met de volksvertegenwoordiging niet mogen ontwijken en bij verlies van vertrouwen op moeten stappen. De formele/theoretische bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen is doorslaggevend, dus het doet juridisch niet 3

ter zake of een bestuurder wel of geen weet heeft van wat een ambtenaar uit zijn naam uitvoert. b) Ambtelijke ondergeschiktheid: Ambtenaren die bepaalde bevoegdheden hebben zijn verantwoording schuldig aan hun chefs. Slechte vervulling van de taak door de ambtenaar kan leiden tot disciplinaire maatregelen, waaronder ontslag, van de kant van zijn meerderen. Ministers en staatssecretarissen (bewindspersonen) zijn geen gewone ambtenaren en zijn daardoor niet onderworpen aan deze maatregelen. c) Bestuurlijk toezicht: De regering kan controle uitoefenen door middel van preventief (vooraf, dus goedkeuring) of repressief (achteraf, dus ongedaanmaking) toezicht op lagere organen en zelfstandige bestuursorganen. In hoofdstuk XV meer hierover. d) Strafrechtelijke verantwoordelijkheid: Een gezagdrager kan strafrechtelijk verantwoordelijk zijn voor zijn daden. Dit is uitsluitend mogelijk als het Wetboek van Strafrecht de gedraging strafbaar stelt. Hiermee heeft de rechter dus een controlerende taak gekregen. e) Beroep: De meeste besluiten van bestuursorganen zijn vatbaar voor beroep bij een onafhankelijke rechter of het betrokken bestuursorgaan. f) Burgerlijke rechter: Wanneer er geen speciale beroepsmogelijkheid is, is de burgerlijke rechter bereid om te kijken of de ambtshandelingen onrechtmatig zijn en daarmee in strijd met art. 6:162 BW. g) Rechterlijke toetsing van wetgeving: Hoewel een rechter niet is bevoegd een wet in formele zin te toetsen aan de Grondwet, mag hij wel die wetten aan verdragen toetsen en lagere wetgeving aan hogere wetgeving. Wanneer de verantwoordingsplicht ontbreekt, zullen we de verplichting tot openbaarheid van de ambtshandeling aantreffen, zoals bij terechtzittingen en het parlementaire debat. 1.4 Democratie, rechtsstaat en historische ontwikkeling Democratie houdt in dat de gelijkwaardigheid van mensen als uitgangspunt is genomen binnen de staatsvorm, zowel wat betreft hun stem in de politiek als hun bescherming tegen de staat. Een staat waarvan de organisatie gericht is op het beschermen van burgers tegen machtsmisbruik door de staat zelf noemen we rechtsstaat. Kenmerkend is dat de staatsorganen zijn onderworpen aan het recht. Een staat is een rechtsstaat als de staat de volgende waarborgen tegen machtsmisbruik door staatsorganen kent: 1) De staat erkent dat de grondrechten worden gerespecteerd. 2) Optreden van het bestuur dat bezwarend is voor de burger dient te berusten op een algemene regel die de bevoegdheid van het orgaan omschrijft: het legaliteitsbeginsel. 3) Regels voor de bevoegdheden van een staatsorgaan zijn vastgesteld door een ander orgaan: de machtenscheiding. 4) Geschillen tussen burger en staat moeten worden beslist door een onafhankelijke en onpartijdige rechter. De begrippen democratie en rechtsstaat zijn niet onlosmakelijk verbonden, maar gaan wel goed samen. Een representatieve democratie houdt in dat het volk haar 4 vertegenwoordigers kiest. Er zijn twee stelsels van representatieve democratie. Bij de ene wordt alleen het parlement rechtstreeks gekozen, het parlementaire stelsel, en het parlement kiest vervolgens de ministers. Bij de andere wordt ook de leider van de uitvoerende macht rechtstreeks gekozen; er wordt dan gesproken van het presidentiële stelsel. Het referendum is een direct element van een representatieve democratie. Toch heeft het referendum tot nu toe nog geen plaats in onze Grondwet. Wel kennen we de Wet raadgevend referendum. Ook kennen we het volksinitiatief en het burgerinitiatief, waarbij een aantal burgers gezamenlijk het recht heeft een uitspraak van een vertegenwoordigend orgaan te vragen over een 4

specifiek onderwerp. Bij het volksinitiatief kan het laatste woord aan de burger zijn doordat het voorstel aan een bindend referendum wordt onderworpen. Bij het burgerinitiatief ligt de eindbeslissing bij het vertegenwoordigende orgaan. 1.5 Historisch systematische methode Om het concrete stelsel van bevoegdheden te begrijpen, moet men deze zien als resultaat van een historische groei. Bij het beoefenen van het staatsrecht moet de methode enerzijds historisch zijn om het bestaande naar werkelijke betekenis te kunnen begrijpen, maar anderzijds systematisch om wat bestaat, en tegelijkertijd bezig is verder te groeien, kritisch te kunnen waarderen. Hoofdstuk II: De bronnen van het staatsrecht 2.1 Bronnen van het staatsrecht De bronnen van het staatsrecht zijn de Grondwet, gewoonterechtelijke regels en een aantal geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van bestuur. Een algemene maatregel van bestuur is een algemeen verbindend voorschrift of ook wel een wet in materiële zin genoemd. 2.2 Geschiedenis van de Grondwet De eerste Nederlandse staatsregeling was de Unie van Utrecht van 1579. Het was een verdrag tussen meerdere soevereine provincies, die ter wille van een gemeenschappelijke taak een deel van hun soevereiniteit aan een centraal gezag overdroegen. De eerste Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden stamt uit 1815. In beginsel regelde deze Grondwet de beperkte monarchie, die de regering van koning Willem I was, na 1848 vormde zij de grondslag voor het huidige parlementaire stelsel. Sindsdien zijn er talloze wijzigingen geweest. De belangrijkste daarvan zijn de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de ministers (1840) en de politieke verantwoordelijkheid van de ministers (1848). Daarnaast zijn de wijzigingen ter verruiming van het kiesrecht van belang, die voornamelijk in de jaren 1887, 1917 en 1922 tot stand zijn gekomen. Tot slot waren er naoorlogse wijzigingen, voornamelijk om de gevolgen van de dekolonisering vast te stellen. De Grondwet is herzien in 1983 door een commissie met plannen voor drastische veranderingen in het kiesstelsel. De herziening geeft uiteindelijk echter weinig fundamentele nieuwe bepalingen. De tekst is wel aangepast aan de ontwikkeling van praktijk, gewoonterecht en jurisprudentie. Daarna is als belangrijkste nog de dienstplicht voor jongens afgeschaft en is ook de verplichting tot het ontbinden van beide Kamers voor een grondwetswijziging versoepeld naar alleen de verplichting tot het ontbinden van de Tweede Kamer. 2.3 Betekenis van de Grondwet voor het staatsrecht Naast de Grondwet hebben zich veel ongeschreven gebruiken ontwikkeld waarvan niet zeker is welke precies tot ongeschreven recht behoren. Dit komt doordat de Grondwet op deze punten vaak onvolledig is. Onze Grondwet wordt ook wel een rigid constitution genoemd, dat wil zeggen dat hij moeilijk te veranderen is. Dit is de reden waarom de Grondwet expres onduidelijk is. Indien regels over onderwerpen die voortdurend in 5 ontwikkeling zijn in de Grondwet vastgelegd zouden worden, zouden die ontwikkelingen afgesneden worden. 2.4 Inhoud en systeem van de Grondwet De Grondwet is verdeeld in een aantal paragrafen die een bepaald deel van het staatsbestel omschrijven. Bij elke paragraaf staat in de wettenbundel beschreven welke dat is. De Grondwet bestrijkt belangrijke delen van het maatschappelijk leven. Het is duidelijk dat er op deze gebieden geen uitputtende regeling in details kan worden gegeven. De Grondwet is bestemd om beginselen te 5

geven; in veel gevallen moeten deze beginselen in de wet worden uitgewerkt. Zodra de grondwetgever het woord wet gebruikt, bedoelt hij de formele wet. Of deze regelstelling vervolgens nog verder gedelegeerd mag worden, is uit de terminologie van de Grondwet af te leiden en is afgesproken bij de grondwetsherziening van 1983. Staat er bij of krachtens de wet, dan mag de wetgever aan een lagere wetgever (bijv. de gemeenteraad) delegeren om omstandigheden vast te stellen. Zegt de wet: de wet regelt, of gebruikt de wet de woorden regels of regelen dan moet de formele wetgever voorzien in het tot stand komen van een uitwerking van een grondwettelijk beginsel, maar hij mag zelf bepalen of hij dit zelf doet of nadere uitwerking aan lagere wetgeving delegeert. De term uit kracht van een wet (komt alleen in art. 104 Gw voor) duidt aan dat voor rijksbelasting een formele wet nodig is en dat de wetgever op dat terrein mag delegeren, maar alleen met grote terughoudendheid. De wetgever mag altijd zelf beslissen of het delegeert, dit is hij in geen geval verplicht. Staat de Grondwet delegatie toe, dan is het aan de formele wetgever om uit te maken of, in hoeverre en aan wie deze delegatie zal plaatsvinden. Echter gaat de terminologische afspraak van de Grondwet van 1983 niet op voor de mogelijkheid tot subdelegatie. Als er in een wet in formele zin regelen staat, hoeft dat niet te betekenen dat er bevoegdheden gedelegeerd worden. 2.5 Ongeschreven staatsrecht Voor de beoefenaar van het staatsrecht is het van belang de inhoud van het ongeschreven staatsrecht te kennen. De vertrouwensnorm bepaalt of een minister of kabinet, dat niet meer de meerderheid van het parlement blijkt te genieten, aftreedt. Het is een belangrijk voorbeeld van ongeschreven staatsrecht. Er is pas sprake van een ongeschreven staatsregel als er behalve een staatsrechtelijke praktijk ook een rechtsovertuiging bij de betrokkenen bestaat dat zij volgens die praktijk behoren te handelen. 2.6 Verdere bronnen van het staatsrecht Het staatsrecht omvat de rechtsregels, geschreven of ongeschreven, die de samenstelling en de functionering van de organen van de staat, hun bevoegdheden en onderlinge verhoudingen regelen. Tevens omvat het staatsrecht bepaalde fundamentele normen over de verhouding van de burgers tot de overheid. Wetten tot uitvoering van een grondwettelijke opdracht om een materie bij de wet te regelen noemt men organieke wetten. Deze behoren tot de andere bronnen van het staatsrecht. Bijv. dat art. 75 Grondwet opdracht geeft om een organieke wet op te stellen om de inrichting, samenstelling en de bevoegdheden van de Raad van State te regelen. Reglementen van Orde zijn voorschriften waarin de werkwijze en orde van vergaderingen van een politiek orgaan worden beschreven. 2.7 Staatsrechtelijke band met Aruba, Curaçao en Sint Maarten Nederland is het gebied in Europa en de Caraïbische eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Nederland vormt vervolgens samen met de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten het Koninkrijk der Nederlanden. De verhouding tussen deze vier landen wordt geregeld in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. 2.8 De betekenis van internationaal recht voor het staatsrecht Buiten het eigen geldende recht is Nederland ook een aantal vrijwillige bindingen met internationale en bovennationale organisaties aangegaan. Deze hebben delen van wat vroeger uitsluitend staatstaken waren overgenomen. Deze organisaties zijn: 6

1) De Verenigde Naties. Een wereldomvattende organisatie met als doelstelling de internationale vrede en veiligheid te handhaven, opgericht in 1945. De Algemene Vergadering bestaat uit alle lidstaten, waarin elke lidstaat één stem heeft. 2) De Raad van Europa. Opgericht in 1949, heeft 47 lidstaten (niet allemaal Europees). Het comité van ministers is het orgaan dat optreedt namens de Raad van Europa. 3) Noord-Atlantisch Verdrag (NAVO). Gesloten in 1949 tussen een aantal West-Europese staten, de Verenigde Staten en Canada. Inmiddels zijn meer staten lid, ook verschillende Oost-Europese. Een gewapende aanval tegen één van deze staten wordt gezien als een aanval op alle staten en als gevolg daarvan zullen alle partijen gezamenlijk optreden op de manier die zij nodig achten. 4) Europese Unie. Zeer belangrijk voor Nederland. De EU heeft niet het hoogste gezag ten opzichte van Nederland, omdat de Nederlandse staat uiteindelijk bepaalt dat het EU-recht gelding heeft in Nederland door middel van toetreding uit uittreding van de EU. Meer hierover in hoofdstuk XVIII. Hoofdstuk III: De werking van het staatsrecht 3.1 Territoriale en personele werking De staat wordt territoriaal begrensd door zijn grenzen, omdat het gezag niet werkt als er nog ander staatsgezag geldt. Het gezag wordt uitgeoefend ten opzichte van al het menselijk handelen dat aan dat gezag onderhevig is. De vrijheid van de staat om de eigen organisatie en de eigen verhouding van gezagsdragers tot onderdanen te regelen, wordt door andere staten erkend. De staat is vrij om op zijn grondgebied te bepalen welke organen bevoegdheden hebben en hoe ver die strekken. Deze vrijheid wordt soevereiniteit genoemd. Naast deze soevereiniteit is er veelal een psychologische band tussen de bevolking en de staat, wat vaak voortkomt uit een besef van een gezamenlijk verleden. 3.2 Het grondgebied Het grondgebied van een staat wordt bepaald door zijn grenzen. In Europa zijn die grenzen het gevolg van historische ontwikkeling. Ook op zee geldt nog een bepaalde territoriale zone. Deze is bij het Zeerechtverdrag van de VN tot stand gekomen. Hierin is onschuldige doorvaart toegestaan. Kuststaten hebben in hun territoriale zee soevereine bevoegdheden wat betreft exploratie en exploitatie, instandhouding van natuurlijke eigendommen en bevoegdheden om op te treden tegen milieuverontreiniging. Al in 1944 kwamen Nederland, België en Luxemburg overeen de douanekantoren samen te voegen. Inmiddels geldt de afschaffing van de grenscontroles binnen alle (oude) lidstaten van de EU, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken. 3.3 Betekenis van het Nederlanderschap De juridische betekenis van het Nederlanderschap houdt in dat je bepaalde rechten hebt die vreemdelingen in Nederland niet hebben. Hiervan enkele voorbeelden: 1. Alleen Nederlanders hebben actief (kiezen) en passief (gekozen worden) kiesrecht voor Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Indien een vreemdeling voldoet aan de normale eisen die aan Nederlanders wordt gesteld, kan hem wat betreft gemeenteraadsverkiezingen wel actief en passief kiesrecht toekomen. Dit heeft de wetgever zo besloten, zodat buitenlanders geen invloed kunnen hebben op het door Nederland gevoerde buitenlandse beleid. 2. Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar. Vreemdelingen niet. 3. Uitlevering van een in Nederland verblijvend persoon die elders een strafbaar feit heeft begaan, kan slechts krachtens verdrag geschieden. Nederlanders worden niet uitgeleverd, tenzij is gewaarborgd dat na strafrechtelijk onderzoek de betrokkene in Nederland zijn straf 7

uit mag zitten. Is dit niet het geval dan kan hij alsnog in Nederland worden berecht, mits het gepleegde feit naar Nederlands recht ook strafbaar zou zijn. 4. Nederlanders genieten sociale grondrechten, zoals het recht op bijstand als zij niet in hun onderhoud kunnen voorzien. Vreemdelingen hebben hier niet altijd recht op. 3.4 Vreemdelingen Voor een vreemdeling is een verblijf in Nederland alleen mogelijk indien hij de nodige identiteitspapieren heeft en over middelen voor verblijf en terugreis beschikt. Tevens moet een visum vertoond kunnen worden. Een verblijf in Nederland van meer dan drie maanden is alleen mogelijk met een verblijfsvergunning. Deze kan een vreemdeling alleen om één van de volgende redenen krijgen: a) Als internationale verplichtingen daartoe nopen. b) Als met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend. c) Als klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen. Na vijf jaar ontstaat er pas het recht op een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Asielzoekers hebben echter andere regelingen, voor hen geldt namelijk het Verdrag van Genève. Dit alles geldt uiteraard niet voor EU-leden, waarmee wij een regeling van vrij reizen, werken en wonen hebben. Een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft, dient op eigen beweging Nederland te verlaten. Zo niet, dan kan deze persoon Nederland worden uitgezet. 3.5 Regeling Nederlanderschap Er is een aantal manieren om daadwerkelijk Nederlander te worden. Het Nederlanderschap kun je bijv. verkrijgen via rechtswege, dus door geboorte bij Nederlandse ouders. Ook door optie kun je Nederlander worden: bepaalde categorieën vreemdelingen kunnen door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring (optie) door een autoriteit het Nederlanderschap verkrijgen. De laatste manier is door middel van naturalisatie oftewel verlening van het Nederlanderschap. Dit geschiedt bij koninklijk besluit. De beslissing tot afwijzing hiervan kan echter door de Minister van Veiligheid en Justitie worden genomen. Jurisprudentie Meerenberg-arrest In het Meerenberg-arrest (1879) werden bestuursleden van het krankzinnigeninstituut Meerenberg vervolgd, omdat zij hadden geweigerd een bevolkingsregister van hun patiënten aan te leggen en dit door te geven aan de instanties. Hiermee was een koninklijk besluit overtreden en dat was strafbaar. Dit koninklijk besluit was echter alleen door de koning gemaakt. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 104 Grondwet (oud) aan de Koning de uitvoerende macht toekent, terwijl de wetgevende macht wordt uitgeoefend door de Koning en de Staten-Generaal gezamenlijk. Om die reden heeft de Hoge Raad in het Meerenberg-arrest besloten dat de macht van de Koning om een algemeen verbindend voorschrift (in dit geval een koninklijk besluit) te maken beperkt moet zijn en dat de Koning alleen een algemeen verbindend voorschrift mag maken als de Grondwet hem die bevoegdheid geeft of als de formele wetgever hem daar uitdrukkelijk toe bevoegd heeft gemaakt. In het besproken arrest was dit niet het geval, waardoor het koninklijk besluit onverbindend werd verklaard. Met het Meerenberg-arrest is ons legaliteitsbeginsel geboren en is de macht van de Koning ingeperkt aangezien hij alleen nog een AMVB mag maken als de Grondwet of de Staten-Generaal (de volksvertegenwoordiging) dat bepaalt. Dit leidt tot een verdere democratisering van Nederland. 8

De tachtigers in het recht: het Meerenberg-arrest De Hoge Raad heeft in het Meerenberg-arrest vastgesteld dat in Nederland alle overheidsorganen zijn gebonden aan het recht en dat overheidsorganen alleen rechtsregels kunnen maken als het recht dat toelaat. Het Meerenberg-arrest heeft ons ook het materiële wetsbegrip opgeleverd. Dat begrip houdt in dat burgers door algemene regels afkomstig van het bestuur of andere overheidsorganen op dezelfde manier kunnen worden gebonden als door wetten gemaakt door de wetgever in formele zin. Als laatste heeft de Hoge Raad in het Meerenberg-arrest geoordeeld dat het bestuur de burgers alleen via wetgeving mag binden als de volksvertegenwoordiging daarbij is betrokken. Dit was het begin van het moderne legaliteitsbeginsel, wat inhoudt dat de volksvertegenwoordiging bij alle regelgeving is betrokken. Dat is de volksvertegenwoordiging ook bij delegatie van de wetgevende bevoegdheid, omdat zij degene is die delegeert. 9