Jeugdplan. E tweede jaar

Vergelijkbare documenten
Jeugdplan. Benjamins/F jeugd

OEFENINGEN HOCKEYPLAN SEIZOEN DEEL 2

GiGa Bewegingsonderwijs Leerlijn

Zaaltechnieken Techniek Omschrijving Criteria Veel gemaakte fouten Plaatje Forehand aannamen

Nieuwerkerkse Hockey Club De IJssel. Coach tips Tactische uitgangspunten

Doel van de warming-up oefeningen is het trainen van de basistechnieken zoals aannames, passen, lopen met de bal en passeerbewegingen.

1 e Periode: Balbezit en balbezit tegenstander. 2 e Periode: Omschakelen van balbezit eigen team naar balbezit tegenstander en Balbezit tegenstander

1 Basisvorm: DVD D-pupillen oefenvormen. 4 tegen 4 met 4 doeltjes. Vereenvoudigingen. Oefenvormen

groep 3 WU 3.1 en 3.4 / oefenvorm 3.1 t/m 3.9 / partijvorm 3 llen aanva

groep 3 oefenvorm 3.1 t/m 3.8 d-pupillen

2 Basisvorm: DVD D-pupillen oefenvormen. 4 tegen 4 lang smal veld. Vereenvoudigingen. Oefenvormen

groep 4 WU 4.1 en 4.2 / oefenvorm 4.1 t/m 4.3, 4.5 en 4.6 / partijvorm 4

groep 2 WU 2.1 en 2.2 / oefenvorm 2.1, 2.3 en 2.4 / partijvorm 2A en 2B

G. Het verbeteren van het verdedigen

oefenvormen E-Pupillen RVT Basisvorm 4(+K) tegen 4(+K) 2 grote doelen vereenvoudigingen Oefenvormen

2 (+k) tegen 2 (+k) grote doelen

1e periode: herhalen van taakgericht en teamgericht. 2e periode: balbezit 3e periode: balbezit en balbezit tegenstander.

groep 1 oefenvorm 1.1 t/m 1.8 d-pupillen

Het creëren van kansen en het scoren. Uiteindelijk moet er gescoord worden. Hoe creëer je kansen en wat is van belang bij het benutten van kansen?

oefenvormen E-Pupillen RVT Basisvorm 4 tegen 4 lang smal veld vereenvoudigingen Oefenvormen

Trainingsprogramma 1 e jaars D-pupillen

WEEK 6 - HET POSITIESPEL IN DE OPBOUW (PASSEN/AANNEMEN)

Club: vv Sweel. Tijd: 60 min. Aantal spelers: 8. Organisatie (tekening en accenten):

Trainingsprogramma 2 e jaars E-pupillen

groep 2 oefenvorm 2.1 t/m 2.8 d-pupillen

Trainingsprogramma C-junioren

Standaard jaarplanning E pupillen en D jeugd (8-11 jaar)

WEEK 6 - HET POSITIESPEL IN DE OPBOUW (PASSEN/AANNEMEN)

WEEK 3 - HET POSITIESPEL IN DE OPBOUW (PASSEN/AANNEMEN)

WEEK 3 - HET POSITIESPEL IN DE OPBOUW (PASSEN/AANNEMEN)

We gaan er vanuit dat de B en C junioren een uur training krijgen en op grootveld met keeper spelen. Je training ziet er dan zo uit:

Spelhervattingen : Uitverdedigen en spelopbouw Versie juni 2006 Bron: KNHB / A. K. Manenschijn / B.Bams

HC Houten, periodisering seizoen : Middenveld aanspelen

Beter leren voetballen D-E-F pupillen Estria // april 2011

groep 1 WU 1.1 en 1.2 / oefenvorm 1.1 t/m 1.7 / partijvorm 1 llen aanva

Training 1. zaalhockey: overspelen Doel: warming up, oefenen overspelen Aantal spelers: 3- of 4-tallen Nodig: een bal per 3-tal

SSS 18 Jeugdopleiding Circuittraining

Verbeter Tactische Vaardigheden door Partijvormen

Teamtactiek. Bouwstenen, die samen een speelplan vormen

doelschietspel met keeper

MODULE BASKETBAL TWEEDE FASE

Trainingsprogramma B-junioren

F/E-TEAMS WK 14 TRAINING. Teamfunctie. Teamtaak Scoren. Speelveldgedeelte Niet van toepassing. Rol tegenpartij

groep 1 WU 1.1 en 1.2 / oefenvorm 1.1, 1.2, 1.4 en 1.6 / partijvorm 1

Zaaloefeningen. Inspelen Forehand overspelen (5 min)

Trainingsprogramma 2 e jaars F-pupillen

Trainingsprogramma 2 e jaars D-pupillen

1e periode: positieverkenning. 2e periode: positie en taakgericht voetballen. 3e periode: teamgericht handelen. 4e periode: taakgericht en

Trainingsprogramma 1 e jaars F-pupillen

Doelverdedigen : De Sliding Versie juni 2006 Bron: KNHB / C. van der Staak / J.Toxope / B.Bams

HC. Houten, periodisering seizoen , Basistechnieken.

Trainingsplan seizoen

E-pupillen Circuit-model Training 10

Trainingscyclus. verwijzing van alle tekens: - te coachen spelers. - tegenstander. - kaatser. - pion, petje. - bal. - keeper. - balbaan.

Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2. Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Thema Aantal 24. Les. Beginopstelling veld

Oefenvormen - Het Oversteekspel

poortschietspel vaste afstand

Blok 1. situatie 1. situatie 2. situatie 4. situatie 3

SKILL GAMES JO10 & JO11 BLOK 2

Praktijktraining. René Meulensteen Academy

Training E-pupillen Woensdag 28 september 2011

Jeugdopleiding VV Holten. Trainingscyclus

Wandelkampioen. Organisatie leeftijd 60 plus Regels:

WEEK 1 - HET SCOREN (SCHIETEN BINNENKANT VOET)

Trainingvoorbereiding formulier Trainer Coach Veldvoetbal

Voorbeeldtraining train de trainer augustus 2006

WEEK 5 - HET SCOREN (SCHIETEN)

Trainers: Teamfunctie: Aanvallen

OEFENVORMEN TACTIEK. Door Lucas van Krieken. A. Verdedigen

SSS 18 Jeugdopleiding Circuittraining

groep 1 voorfase-wu 1.1 T/M 1.4 / oefenvorm 1.1 t/m 1.13 / partijvorm 1A t/m 1c llen

Oefening 1. Druk zetten

TRAINING 2 FEBRUARI

WEEK 2 - HET SCOREN (SCHIETEN BINNENKANT VOET)

Trainingsprogramma 1 e jaars E-pupillen

groep 2 voorfase-wu 2.1 t/m 2.3 / oefenvorm 2.1 t/m 2.8 / partijvorm 2A t/m 2b llen aanva

Warming-Up/Techniekoefeningen

Inhoudsopgave: 1. Voorwoord Algemeen De jongste jeugd E8-JUNIOREN D-JUNIOREN C-JUNIOREN

WEEK 3 - HET POSITIESPEL IN DE OPBOUW (PASSEN/AANNEMEN)

15 min. Stick Skills - Dominante hand hoog (3/4 de van de stick) - Andere hand helemaal bij het uiteinde van de stick

Train de trainers programma SDV Barneveld Sessie 2

Spelregels Jongste Jeugd. Rijswijksche Hockey Club Seizoen

Spelhervattingen : De Verdedigende Strafcorner Versie mei 2005 Bron: KNHB / R.Klein / B.Bams

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 HOCKEY.

Hockey, niet zo maar een sport "van zestalhockey naar achttalhockey''

WEEK 5 - HET SCOREN (SCHIETEN WREEF)

vv Bergambacht Technische Commissie Onderbouw

DRIBBELEN/DRIJVEN/PASSEREN

RKSV WEC Aron van Balveren RKSV WEC

Elk kind heeft recht op een coach

Trainingsinhoud Coachaanwijzingen Tekening

Spel en oefenvormen voor hockey op school

TECHNIEKTRAINING. Thomas Vlaminck

Van Benjamin-hockey tot elftalhockey

E-pupillen DRIBBELEN. Doelstellingen voor E-pupillen - datgene wat geleerd moet worden

Basistaken per positie MICHEL DEKKER WSV 1930

1 e Periode: Balcontrole (passen, trappen, dribbelen en aannemen). 2 e Periode: Positieverkenning (verdediging, middenveld en aanvallers).

Tennis Fit Oefeningen

zaalhockey. Presentatie Zaalhockey , E jeugd (EM) 1

GiGa Bewegingsonderwijs Leerlijn

Transcriptie:

Jeugdplan E tweede jaar Versie 1 (2009-2010) Pagina 1

Hockeyplan E tweede jaar Inleiding: Hockey is een sport die in Nederland steeds populairder wordt onder de jeugd. Daardoor is te zien dat binnen verenigingen de jeugdafdeling steeds groter wordt en er mogelijk een scheve verhouding ontstaat tussen jeugd en senioren. Binnen onze verenging is dit absoluut niet anders. Door deze scheve verhouding tussen senioren en junioren is het moeilijk om oudere trainers uit de senioren te krijgen, voor het trainen en coachen van de verschillende jeugdteams. Gelukkig is de bereidwilligheid van de jeugdspelers uit voornamelijk de A en B jeugd en eventueel de C jeugd te prijzen. Door de groei van jeugdleden werd het steeds moeilijker om alle trainingen op een lijn te krijgen. Vandaar dat vanuit het bestuur het verzoek aan de TC kwam om een jeugdplan te schrijven die de kwaliteit van de trainingen zou verhogen en de inhoud, weliswaar gedifferentieerd, voor alle jeugdleden hetzelfde te houden. Naast het verhogen van de kwaliteit, zou dit hockeyplan er voor moeten zorgen dat in de toekomst het selectiebeleid zich steeds verder gaat verbeteren. De hoop van de technische commissie is dan ook dat de jeugdtrainers enthousiast worden van dit jeugdplan en dat dit jeugdplan de ondersteuning gaat bieden die een jeugdtrainer nodig heeft bij het begeleiden van een team. De technische commissie. Versie 1 (2009-2010) Pagina 2

Uitleg en werking van het jeugdplan. Dit jeugdplan is zo ontwikkeld dat elk team kan werken met dit plan. Ongeacht het niveau binnen een leeftijdscategorie. Dit hockeyplan kent dan ook de volgende leerlijnen die gedurende de jeugdopleiding behandeld worden: Technisch vlak: Lopen met de bal Spelen van de bal Passeer bewegingen Hockeyhouding Scoren Verdedigen. Tactisch vlak: Lopen met bal Lopen zonder bal Samenspel Uitverdedigen Drukzetten Strafcorner (verdedigend - aanvallend) De leerlijnen zijn als volgt uitgewerkt: Eerst staat er beschreven wat de leerlijn inhoudt en er staat omschreven hoe de beweging eruitziet. Vervolgens staan daaronder de verschillende stappen met daarachter een opdrachtvorm. Als trainer moet je ervoor zorgen dat jou deelnemers deze stap(pen) kunnen laten zien op het moment dat jij daar als trainer om vraagt. Naast de opdrachtvorm die vast ligt mag je zelf bepalen op wat voor manier je dat gaat uitvoeren in jouw training. Tevens is onder de opdrachtvorm geschreven wat het gevolg zijn van jou handelen is als trainer. Dit is een ruggensteun die jou kan helpen met het controleren of de oefening correct is uitgevoerd en/of het leerresultaat voldoende. Als laatste is bij de het kopje stappen omschreven op welk niveau de hockeyers zijn bij een stap. Je kunt dus zo zien of iemand toe is aan de volgende stap of dat er nog echt oefening nodig is om die stap te halen. Wij als technische commissie zijn van mening op het moment dat 80% op niveau 4 zit er een stap gemaakt dient te worden naar de volgende stap, niveau 5. Naast het gebruik van de leerlijn wil de technische commissie graag de kwaliteit waarborgen en erop toezien dat het niveau gedurende de jeugd blijft stijgen. Mocht het zo zijn dat een team om wat voor reden dan ook achterblijft en de groei niet voldoende is, willen wij dit als technische commissie graag weten. Daarom is de technische commissie van mening dat er om de tien weken een test dag/training is. Waarbij de trainers eenmalig een ander team krijgen waarbij ze door de technische commissie vastgestelde oefening krijgen. Tijdens deze trainer moet beoordelen worden op welk niveau de deelnemers zitten. Dit zal worden gedaan aan de hand van de S.T.I.P lijst wat staat voor Snelheid, Techniek, Intelligentie, Persoonlijkheid. Dit zal verder worden uitgelegd onder het hoofdstuk beoordelen. Versie 1 (2009-2010) Pagina 3

Visie: Algemeen: De technische commissie is van mening dat ten alle tijden het individu voor het team gaat. Dit houdt in dat de deelnemers zoveel mogelijk op eigen niveau moeten trainen en spelen. Dit zal vooral gedaan worden aan de hand van game like situaties. Dit houdt in dat alle technieken en tactieken gebaseerd moeten zijn op wedstrijdsituaties. Tactiek MHCB: Binnen onze vereniging wordt er aan de hand van de tactiek getraind die gehanteerd wordt door Dames en Heren 1. Dit houdt in dat ten alle tijden gestreefd dient te worden naar het hanteren van het 1-1-3-3-3 systeem (1 keeper, 1 laatste man, 3 verdedigers, 3 middenvelders en 3 aanvallers). Dit systeem zou er voor moeten zorgen dat er moeiteloos speler(s) kunnen worden uitgeleend binnen de jeugd elftallen en dat de aansluiting vanuit de A-jeugd richting de senioren beter zou moeten verlopen. Als voorbereiding op dit systeem zal er in de jeugd gespeeld worden via het huisje principe wat wordt toegepast in de E en de D8 jeugd. Dit systeem zal verder ontwikkeld worden in de tactische leerlijnen. Mini s: Gedurende de mini periode tot en met de D8 jeugd zal de nadruk liggen op het technische vaardig maken van de deelnemers. De tactische vaardigheden komen op dat moment op de tweede plaats. Dit zal pas echt worden vormgegeven op het moment ze door gaan stromen richting de D jeugd. De technische vaardigheden dienen vooral toegepast te worden in individuele vormen, waarbij zoveel mogelijk oefeningen met stick en bal moeten worden uitgevoerd. De training dient game like te zijn. D,C,B,A: Gedurende deze periode zal de technische leerlijn steeds minder worden en dient er vooral tactisch getraind te worden, waarbij alle oefeningen game like moeten zijn (wedstrijdsituatie). Dat betekent dat alle oefeningen moeten bijdragen aan een betere wedstrijdprestatie. Versie 1 (2009-2010) Pagina 4

E Jeugd tweede jaar: Kern doelen: Aanleren van alle passer technieken. Aanleren van lange slag. Uitspelen van een 3 tegen 3 Uitverdedigen kom Verbeteren pas techniek. Versie 1 (2009-2010) Pagina 5

Planning E Jeugd: We gaan uit dat deze deelnemer 30 training krijgen op jaarbasis. Waarbij om de ongeveer 10 weken de trainers een team worden doorgeschoven en controleren of de ontwikkeling van de jeugdspelers wordt gewaarborgd. In de onderstaande planning staat aangegeven wanneer er ongeveer gestart moet worden met de volgende leerlijn of wanneer er verwacht wordt dat ze bij een bepaalde stap zijn. Periode 1: Leerlijn 2 lopen met de bal Stap 10 tot en met 13 Leerlijn 3 spelen van de bal Stap 1 tot en met 3 (lange slag) Leerlijn 4 verdedigen Stap 7 tot en met 10 Leerlijn 5 passeren (Haringtruc) Stap 3 tot en met 1 5 (dummy) Leerlijn 6 positie spel Stap 4 Periode 2: Leerlijn 2 lopen met de bal Stap 13 tot en met 15 Leerlijn 3 spelen van de bal Stap 3 tot en met 6 (lange slag) Leerlijn 4 verdedigen Stap 10 tot en met 12 Leerlijn 5 passeren Stap 1 tot en met 3 (klaverdraai) Leerlijn 6 positie spel Stap 5 Periode 3. Leerlijn 2 lopen met de bal Stap 15 tot en met 17 Leerlijn 3 spelen van de bal Stap 1 Leerlijn 6 positie spel Stap 5 tot en met 8 Leerlijn 7 uitverdedigen Stap 1 tot en met 5 Versie 1 (2009-2010) Pagina 6

Organisatie structuur: Trainers: Bij de mini s is het streven om voor elke zes mini s een trainer te hebben. Dit houdt in dat op elke mini team minimaal 2 trainers moeten staan. Waarbij het streven is om zoveel mogelijk in kleine groepjes te werken. Uitzondering hier op zijn de benjamin s op het moment dat daar een groep van zes mini s is ontstaan wordt de groep in tweeën gedeeld zodat ze individueel aan de leerlijnen kunnen beginnen. Een andere mogelijkheid is dat erbij het aantal van 8 mini leden 2 trainers staan waarbij het streven is om ze zo veel mogelijk in kleine groepje te laten werken. Supervisor: Binnen elke jeugdlijn is het streven om een supervisor aan te stellen. Dit kan een trainer zijn maar met genoeg kennis en kunde dat hij eventuele jonge trainers kan helpen en begeleiden en zo nodig kan aansturen om die training ook te verbeteren. Daarnaast is deze supervisor nodig om er voor te zorgen dat de trainers zich houden aan de leerlijnen. Versie 1 (2009-2010) Pagina 7

Methodiek lopen met de bal (2). Stap: 10 de deelnemer kan de indiaan dribbel en het slalommen met alleen de forehand combineren. Gevolgen: De deelnemer verbeterd het sturen met de handen en het lichaam waardoor de speler in bal bezit alle kant uit de bal kan vrij maken. 1. De balbezitter heeft nog veel moeite met de controle van de bal, verliest de bal nog regelmatig. 2. De balbezitter heeft/kan de beweging redelijk vlot maken. Maar moet nog wel af en toe de bal corrigeren. 3. De balbezitter heeft een redelijke vloeiende beweging te pakken. Maar heeft nog moeite om het overzicht te behouden. 4. De balbezitter heeft een vloeiende beweging te pakken en kan goed anticiperen op wat voor hem gebeurt (overzicht). Stap 11: De deelnemer loopt recht op een (passieve) verdediger af en passeert de verdediger over backhand door met de bal van backhand naar de forehand te bewegen. Of wel van links mee te nemen naar recht en door te versnellen. (trappetje links). Gevolgen: De aanvaller kan de zwakke kant van de verdediger zoeken en uitspelen van de verdediger. (timing van de actie speelt hierbij een cruciale rol, de actie moet net voor de fysieke ruimte van de verdediger plaats vinden). 1. De aanvaller weet nog niet goed wanneer hij de actie moet inzetten (te vroeg of te laat, overzicht). 2. De aanvaller kent de beweging maar haalt de bal te ver naar links waardoor de bal buiten bereik van de aanvaller komt. 3. De aanvaller kent de beweging speelt hem goed uit, maar heeft nog geen controle om goed te kunnen versnellen. 4. De aanvaller kent de beweging speelt hem goed uit en is al bezig met weg te versnellen. Stap 12: De deelnemer loopt recht op de eerste (passieve) verdediger af passeert de verdediger over de backhand door met de backhand de bal naar links mee te nemen en vervolgens recht door te versnellen, meteen daarna zoekt de aanvaller de tweede verdediger op die op dezelfde wijze wordt gepasseerd. Gevolgen: De aanvaller houdt overzicht over de na een passeer actie. 1. De aanvaller heeft na de eerste passeer actie nog veel moeite om de bal onder controle te houden waardoor de aanvaller niet goed uitkomt bij de tweede verdediger. 2. De aanvaller heeft naar de eerste passeer actie controle over de bal, maar heeft te veel snelheid om de tweede actie ook goed uit te voeren. 3. De aanvaller heeft een goede eerste passeer actie, waardoor de aanvaller de tweede verdediger ook makkelijk passeert. Maar heeft nog een tempo. Versie 1 (2009-2010) Pagina 8

4. De aanvaller heeft twee goede passeer actie, maar weet ook op de juiste moment te vertragen (tussen de twee verdedigers) en goed weg te versnellen naar elke passeer actie. Stap 13: De deelnemer loopt recht op de eerste (passieve) verdediger af,passeert de verdediger over de forehand (korte draai naar links) en haalt vervolgens de bal terug met de backhand en versnelt op de forehand. (trappetje links) Gevolgen: De deelnemer kan nu aan twee kanten de verdediger passeren. Niveau bepaling. 1. De bal rolt schuin naar voren waardoor de bal in de stick van de verdediger komt. 2. De bal rolt goed horizontaal langs de voeten van de speler, maar gaat nog te hard waardoor de aanvaller niet meer met de backhand kan controleren. 3. De bal rolt goed horizontaal en kan de bal negen van de tien keer goed meenemen met de backhand. Maar de versnellen komt pas laat op gang. 4. De bal rol goed buiten bereik van de verdediger en wordt gecontroleerd met de backhand terug gehaald. Stap 14: De deelnemer loopt recht op de eerste (passieve) verdediger af, passeert de verdediger over de forehand (korte draai naar links). Haalt vervolgens de bal terug en versnelt op de forehand, meteen daarna zoekt de aanvaller de tweede verdediger op. Gevolgen: De deelnemer kan nu aan twee kanten de verdediger passeren. Niveau bepaling. 1. Passeren van de eerste verdediger verloopt goed alleen de versnelling komt er niet goed uit, hierdoor komt de aanvaller te kort op de verdediger uit. 2. Passeren van de eerste verdediger verloopt soepel maar de aanvaller heeft te veel snelheid om de tweede actie te laten slagen. (bal rolt schuin naar voren of is niet meer te controleren met de backhand) 3. Passeer actie een verloopt soepel, waardoor de tweede actie goed lukt. Wel verloopt alles in een tempo. 4. Passeer acties verlopen soepel er is te zien dat er tempo wisselingen zijn tussen de actie. (snel tijdens het passeren daarna rustig op de volgende verdediger afgaan). Stap 15: De deelnemer zoekt de (passieve) verdediger op en maakt een keuze (schijnbeweging) ga ik op de forehand of backhand er voorbij en door versnellen van de aanvaller. Gevolgen: De verdediger moet gaan bepalen welke kant de aanvaller op moet. De aanvaller moet dit zien te verkomen. 1. De aanvaller raakt de bal steeds kwijt doordat de aanvaller niet overtuigend links of rechts kiest. 2. De aanvaller probeert het beste van de twee beweging te maken. 3. De verdediger onderschept telkens de bal op met moment dat er versneld moet worden. 4. De aanvaller lukt het om de verdediger te omzeilen. Versie 1 (2009-2010) Pagina 9

Stap 16: De deelnemer zoekt de eerste (passieve) verdediger op in de forehand, en maakt een beweging naar links (schijnbeweging, in de forehand van de verdediger) en gaat over backhand van de verdediger weg versnellen. Gevolgen: De deelnemer kan nu een lichaamsschijnbeweging maken om de verdediger de verkeerde kant op te sturen. 1. De aanvaller stapt niet of nauwelijks naar rechts om schijnbeweging te maken. Waardoor de verdediger passief kan blijven staan. 2. De aanvaller stapt wel naar rechts maar vergeet de bal mee te nemen naar rechts. 3. De aanvaller stapt naar rechts en gaat in een beweging om de verdediger heen. 4. De aanvaller stapt naar rechts en gaat met een versnelling over de backhand van de verdediger. Stap 17: De aanvaller gaat aanvallen op twee doeltjes. De verdediger moet beide doeltjes zien te verdedigen. De aanvallen kan alleen maar scoren door de bal in het doel te drijven. De aanvaller zoekt eerst de verdediger op. Gevolgen: De aanvaller kan nu kiezen welke passeer beweging hij gaat toepassen om de verdediger te verslaan. 1. De aanvaller komt niet tot een beweging, en loopt meestal vast op de verdediger (forehand). 2. De aanvaller komt tot een passeerbeweging, maar heeft een te hoge snelheid waardoor de aanvaller regelmatig de bal verliest. 3. De aanvaller komt tot de verschillende passeerbeweging, maar het verloopt in een tempo. 4. De aanvaller komt tot verschillende passeerbeweging en kan deze ook functioneel toepassen op de verdediger. Leerlijn spelen van de bal (3). Lange slag stap 2: De deelnemers staan in tweetallen ongeveer 10 meter uit elkaar en lukt om elkaar aanspelen met een lange slag waarbij de bal door een poortje van 1,5 meter gaat. (hebben slapshot, flats en lange slag gehad). Gevolgen: De deelnemers kunnen een slag toepassen om teamgenoten die verder weg staan aan te spelen. 1. Bal wijkt nog vaak af naar links, de voeten van de slagman staan niet in een lijn (schouder wijst naar doel waar je heen wil spelen). 2. Bal gaat naar rechts, stickblad iets naar binnen draaien en bal net voor je linkervoet raken. 3. Bal gaat omhoog. Dan ligt de bal net te ver voor je. 4. Bal gaat in een strakke lijn naar zijn doel. Lange slag stap 3: De deelnemers drijven de bal een a twee meter recht vooruit en proberen de bal al rollend te slaan over tien meter naar een medespeler. Gevolgen: De deelnemers kunnen al lopend een rollende bal zo slaan dat hij teamgenoten bereikt Versie 1 (2009-2010) Pagina 10

1. Bal wijkt nog vaak af naar links de voeten van de slag man staan niet in een lijn (schouder wijst naar doel waar je heen wilt spelen). 2. Bal gaat naar rechts, stickblad iets naar binnen draaien en bal net voor je linkervoet raken. 3. Bal gaat omhoog. Dan ligt de bal net te ver voor je. 4. Bal gaat in een strakke lijn naar zijn doel. Lange slag stap 4: De deelnemers drijven de bal een a twee meter naar links en slaan de bal over tien meter naar een medespeler. Gevolgen: De deelnemers kunnen al lopend een rollende bal zo slaan om teamgenoten te bereiken 1. Bal wijkt nog vaak af naar links de voeten van de slagman staan niet in een lijn (schouder wijst naar doel waar je heen wil spelen). 2. Bal gaat naar rechts, stickblad iets naar binnen draaien en bal net voor je linkervoet raken. 3. Bal gaat omhoog. Dan licht de bal net te ver voor je. 4. Bal gaat in een strakke lijn naar zijn doel. Lange slag stap 5: De deelnemers drijven de bal een a twee meter naar rechts en slaan de bal over tien meter naar een medespeler. Gevolgen: De deelnemers kunnen al lopend een rollende bal zo slaan om teamgenoten te bereiken 1. Bal wijkt nog vaak af naar links de voeten van de slag man staan niet in een lijn (schouder wijst naar doel waar je heen wil spelen). 2. Bal gaat naar rechts, stickblad iets naar binnen draaien en bal net voor je linkervoet raken. 3. Bal gaat omhoog. Dan ligt de bal net te ver voor je. 4. Bal gaat in een strakke lijn naar zijn doel. Lange slag stap 6: De balbezitter loopt rond met de bal aan de stick, de medespeler loopt ergens in het veld rond. Op teken van de medespeler wordt bal gespeeld door de balbezitter naar de medespeler. Gevolgen: De deelnemers kunnen al lopend een rollende bal zo slaan om teamgenoten te bereiken en er overzicht is. 1. Bal wijkt nog vaak af naar links de voeten van de slag man staan niet in een lijn (schouder wijst naar doel waar je heen wil spelen). 2. Bal gaat naar rechts, stickblad iets naar binnen draaien en bal net voor je linkervoet raken. 3. Bal gaat omhoog. Dan ligt de bal net te ver voor je. 4. Bal gaat in een strakke lijn naar zijn doel. Stap 1: De deelnemer loopt nu met de bal en kan de verschillende pastechnieken toepassen bij de juiste afstanden. Dus push, schuifslag korte afstanden, flats voor de middenlange afstanden en lange slag voor langere afstanden. Versie 1 (2009-2010) Pagina 11

Leerlijn verdedigen (4). Stap 7: De aanvaller probeert de bal in een rechte lijn over 4 meter in een goal te spelen. De verdediger staat op 1 meter van de goal aan de linkerkant (onderscheppen met de forehand). Op het moment dat de aanvaller speelt probeert de verdediger de bal te onderscheppen en rechtdoor de bal mee te nemen. Gevolgen: de verdediger ziet een paslijn en onderschept de bal in de ruimte. 1. De verdediger is nog te laat met de reactie waardoor de bal toch in de goal gaat. 2. De verdediger is te vroeg waardoor de verdediger in stilstand de bal reeds onderschept (moet in de loop). 3. De verdediger timet goed, waardoor de verdediger de bal makkelijk weg kan pakken. 4. De verdediger timet goed en kan ook meteen een vervolg actie maken. Chandel techniek. Chandelen is niets anders dan de aanvaller met de bal naar buiten drijven. Mocht de aanvaller toch willen passeren dan zal de verdediger relatief eenvoudig de bal moeten kunnen afpakken. Omschrijving van de techniek. Altijd op de forehand van de verdediger Twee handen aan de stick Meelopen iets voor de aanvaller Steeds verder afsnijden Stap 8: De aanvaller loopt met de bal recht op een doel af. De verdediger komt van rechts en gaat proberen de bal af te pakken. Gevolgen: De verdediger leert om de aanvaller naar buiten te duwen, weg van de goal. Hierdoor bepaald de verdediger waar hij de aanvaller naar toe wil hebben. (voor de verdediger naar rechts). 1. De verdediger loopt recht op de aanvaller af, die met een beweging de verdediger voorbij is. 2. De verdediger schermt goed de linker kant af van hem af en duwt de aanvaller naar recht maar de verdediger wil meteen de bal onderscheppen, waardoor de aanvaller niet begeleid wordt. 3. De verdediger loopt goed aan en kan de aanvaller al naar de rechterkant duwen. 4. De verdediger loopt goed aan en kan de aanvaller al naar een kant duwen en de bal al onderscheppen. Stap 9: De aanvaller loopt met de bal recht op een doel af. De verdediger komt van rechts en gaat proberen om de aanvaller te begeleiden over de zijlijn. (begin maken chandelen). Gevolgen: De verdediger kan gaan bepalen welke kant de aanvaller op gaat. 1. De verdediger loopt recht op de aanvaller af die met een beweging de verdediger voorbij is. Versie 1 (2009-2010) Pagina 12

2. De verdediger wil meteen de bal onderscheppen, waardoor de aanvaller niet begeleid wordt. 3. De verdediger loopt goed aan en kan de aanvaller al naar de rechterkant duwen. 4. De verdediger loopt goed aan en kan de aanvaller al naar de rechterkant duwen en de bal al onderscheppen. Stap 10: De aanvaller loopt met de bal recht op de verdediger af. De verdediger stapt een stapje opzij zodat de aanvaller denkt dat er ruimte is op de forehand. Op het moment dat de aanvaller voorbij is loopt de verdediger mee. (chandelen). Gevolgen: De verdediger kan gaan bepalen welke kant de aanvaller op gaat. 1. De verdediger loopt recht op de aanvaller af, die met een beweging de verdediger voorbij is. 2. De verdediger wil meteen de bal onderscheppen, waardoor de aanvaller niet begeleid wordt. 3. De verdediger loopt goed aan en kan de aanvaller al naar de rechterkant duwen. 4. De verdediger loopt goed aan en kan de aanvaller al naar de rechterkant duwen en de bal al onderscheppen. Let op: de verdediger moet met de linkervoet voor staan en de rechtervoet achter op het moment dat de aanvaller er aan komt. Stap 11: De aanvaller komt recht op de verdediger af, de verdediger wacht nu en doet een stap naar achter. Op het moment dat de verdediger de bal kan onderscheppen stapt de verdediger naar de aanvaller toe. (Blok zetten). Gevolgen: De verdediger kan nu op de onderschepping spelen, op het moment dat de aanvaller even niet de bal onder controle heeft. 1. De verdediger stapt meteen naar voren en onderschept zo de bal. 2. De verdediger doet een paar stappen naar achter, maar timet verkeert op het moment dat de verdediger naar voren moet stappen. 3. De verdediger doet een paar stappen naar achter timet goed en onderschept de bal, maar heeft de bal nog niet meteen onder controle. 4. De verdediger doet een paar stappen naar achter, timet goed en kan meteen naar de onderschepping een nieuwe actie inzetten. Let op: Verdediger staat met linkervoet voor rechtervoet achter en zet het blok met twee handen aan de stick. Stap 12: De aanvaller komt recht op de verdediger af, de verdediger begeleidt (duwt) de aanvaller naar forehand kant van de verdediger. En kan zelf een blok zetten om de bal te onderscheppen en een tegenaanval te plaatsen (weg versnellen). Gevolgen: De verdediger kan afwachten wat het juiste moment is om de bal te onderscheppen en kan de aanvaller naar buiten begeleiden. 1. De verdediger wil de bal nog te snel onderscheppen en maakt te veel overtredingen. Versie 1 (2009-2010) Pagina 13

2. De verdediger begeleid goed, maar wil de bal snel onderscheppen waardoor het blok niet goed functioneert. 3. De verdediger begeleidt de aanvaller goed en timet goed met het blok, maar de vervolgactie laat nog te wensen over. niet altijd goede bal controle. 4. De verdediger begeleidt de aanvaller goed en timet goed met het blok, waardoor de verdediger meteen een vervolgactie kan maken. Leerlijn passeerbewegingen (5). Haring truc stap 3: De deelnemer komt nu aandrijven met de bal, speelt de bal zoveel mogelijk rechts, gekeken vanuit de aanvaller en gaat er links voorbij. De deelnemer moet nu zodra hij de actie inzet versnellen en de bal onder controle hebben om tussen twee pionnen door te slalommen. Gevolgen: De deelnemer kan op deze wijze in een hoog tempo een directe tegenstander uitspelen. 1. De deelnemer speelt de bal te vroeg en te ver naar rechts (waardoor de verdediger de tijd krijg om te draaien en de bal af te pakken). 2. De deelnemer speelt de bal te hard, waardoor de bal uit gaat of onderschept wordt. 3. De deelnemer speelt de bal correct maar het kost de deelnemer nog al wat moeite om de bal onder controle te krijgen. 4. De deelnemer speelt de bal met gevoel en kan de bal snel na de verdediger weer oppakken en doorlopen. Dummy stap 1: De deelnemer maken uit stilstand de stickbeweging (met forehand over de bal, draaien naar backhand en met de backhand de bal meenemen naar rechts) en neemt de bal mee (wandeltempo). Gevolgen: De deelnemer kan uit stilstand een stickschijnbeweging maken om een tegenstander op het verkeerde been te zetten. 1. De deelnemer maakt een kleine lus naar links en versnelt dan weg. 2. De deelnemer maakt een goede grote lus, maar neemt de bal met de backhand te hard mee waardoor de deelnemer de bal kwijt raakt. 3. De deelnemer maakt een goede lus en kan de bal met de backhand met de juiste snelheid meenemen, waardoor de bal snel in de forehand meegenomen kan worden. 4. De deelnemer maakt een goede stickactie en kan snel weg versnellen. Dummy stap 2: De deelnemer loopt en maakt de stickbeweging (met forehand over de bal, draaien naar backhand en met de backhand de bal meenemen naar rechts) en versnellen. Gevolgen: De deelnemer kan uit stilstand een stickschijnbeweging maken om een tegenstander op het verkeerde been te zetten. 1. De deelnemer maakt een kleine lus naar links en versnelt dan weg. 2. De deelnemer maakt een goede grote lus, maar neemt de bal met de backhand te hard mee waardoor de deelnemer de bal kwijt raakt. Versie 1 (2009-2010) Pagina 14

3. De deelnemer maakt een goede lus en kan de bal met de backhand met de juiste snelheid meenemen, waardoor de bal snel in de forehand meegenomen kan worden. 4. De deelnemer maakt een goede stickactie en kan snel weg versnellen. Dummy stap 3: De deelnemer loopt en maakt met het lichaam schijnbeweging (links uitstappen) en maakt de stickbeweging (met de forehand over de bal, draaien naar de backhand en met de backhand de bal meenemen naar rechts) en versnellen. Gevolgen: De deelnemer kan nu naast de stickschijnbeweging ook nog een lichaamsschijnbeweging maken om de verdediger helemaal op het verkeerde been te zetten. 1. De deelnemer maakt geen of een hele kleine pas naar links. 2. De deelnemer maakt een goede uitvalspas, maar is nog te laat met de stick actie. 3. De deelnemer maakt een goede uitvalspas die goed ondersteund wordt. Maar het lukt de deelnemer nog niet om weg te versnellen. 4. De deelnemer maakt een goede stick en lichaamsschijnbeweging en kan weg versnellen. Dummy stap 4: De deelnemer loopt richting de forehand van de verdediger stapt uit met links, maakt de stickbeweging (met de forehand over de bal, draaien naar de backhand en met de backhand de bal meenemen naar rechts) en versnellen. Gevolgen: De deelnemer kan de verdediger het idee geven dat de deelnemer over de forehand wil. 1. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger maar kan dan geen lus meer maken over de bal. 2. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger maakt een kleine lus en neemt vervolgens de bal mee. 3. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger, maakt een grote lus en kan de bal met de backhand weer terug halen en weg versnellen. 4. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger, maakt een goede lichaams- en stick schijnbeweging waardoor de aanvaller makkelijk over de forehand van de verdediger kan passeren. Dummy stap 5: De deelnemer loopt op snelheid richting de forehand van de verdediger maakt de stickbeweging (met de forehand over de bal, draaien naar de backhand en met de backhand de bal meenemen naar rechts) en versnellen. Gevolgen: De deelnemer kan de verdediger het idee geven dat de deelnemer over de forehand wil. 1. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger maar kan dan geen lus meer maken over de bal. 2. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger maakt een kleine lus en neemt vervolgens de bal mee. 3. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger maakt een grote lus en kan de bal met de backhand weer terug halen en weg versnellen. Versie 1 (2009-2010) Pagina 15

4. De deelnemer stuurt de bal goed naar de forehand van de verdediger, maakt een goede lichaams- en stick schijnbeweging waardoor de aanvaller makkelijk over de forehand van de verdediger kan passeren. Klaverdraai techniek De klaverdraai is een techniek waarbij de bal op een snelle manier terug gehaald wordt via de forehand. Het is vergelijkbaar met het uitdraaien. Alleen doe je dit heel kort met de armen en stuur vlak voor de voeten langs terug. Deze techniek is vooral bedoeld om de bal op een relatief eenvoudige manier vrij te maken. Omschrijving van de beweging Handen in dubbele V houding Korte draai over de forehand Rechterelleboog hoog en uitgestoken Linkerhand komt naar binnen Klaver draai stap 1: De deelnemer loopt met de bal drie meter recht vooruit en draait in een beweging de bal 180 graden terug met de forehand. Gevolgen: De deelnemer kan de bal vrijmaken van de verdediger. 1. De deelnemer maakt de forehand draai te groot, waardoor de verdediger de bal makkelijk kan onderscheppen. 2. De deelnemer draait met het hele lichaam mee (terwijl het een arm actie is) waardoor het te lang duurt en je onder druk blijft. 3. De deelnemer draait goed weg maar de vervolgactie duurt te lang. 4. De deelnemer draait goed weg en kan meteen een vervolgactie maken. Klaver draai stap 2: De deelnemer loopt met de bal drie meter recht vooruit en draait in een beweging de bal 180 graden terug met de forehand en maakt een tweede passeerbeweging. Gevolgen: De deelnemer kan de bal vrijmaken van de verdediger en een vervolgactie maken. 1. De deelnemer maakt de klaverdraai maar de draai duurt te lang, hierdoor mislukt de tweede actie volledig. 2. De deelnemer maakt de klaverdraai maar heeft nog geen idee welke vervolgactie de deelnemer nu moet toepassen. 3. De deelnemer maakt een goede klaverdraai en maakt een tweede passeerbeweging. 4. De deelnemer maakt een goede klaverdraai en versnelt waardoor de deelnemer meer tijd heeft voor de tweede passeeractie. Klaver draai stap 3: De deelnemer loopt met de bal drie meter recht vooruit en draait in een beweging de bal 180 graden terug met de forehand en maakt een tweede passeerbeweging met een versnelling. Versie 1 (2009-2010) Pagina 16

Gevolgen: De deelnemer kan de bal vrijmaken van de verdediger en een vervolgactie maken. 1. De deelnemer maakt de klaverdraai maar de draai duurt te lang, hierdoor mislukt de tweede actie volledig. 2. De deelnemer maakt de klaverdraai maar heeft nog geen idee welke vervolgactie de deelnemer nu moet toepassen. 3. De deelnemer maakt een goede klaverdraai en maakt een tweede passeerbeweging. 4. De deelnemer maakt een goede klaverdraai en versnelt waardoor de deelnemer meer tijd heeft voor de tweede passeeractie. Leerlijn 6 positie spel. Stap 4: De aanvallers beginnen in een vierkant bij iedere een pion een deelnemer. Er is een lummel. De aanvallers spelen elkaar de bal toe dit kan zijn in de diepte of in de breedte zonder dat de lummel de bal kan afpakken. Afmeting van het veld vier bij vier meter. Het open en sluiten van aan en afspeel lijnen. Betekenis van het open en sluiten van aan en afspeellijnen. Het openen van aanspeellijnen betekend dat de aanvaller zonder bal aanspeelbaar moet worden voor de balbezitter. Het sluiten van aanspeellijnen betekend dat de verdediger probeert de vrijlopende aanvaller (zonder bal) te verdedigen. Het open van afspeellijnen betekend dat de balbezitter zo beweegt dat hij de bal kan spelen naar een mede aanvaller. Het sluiten van afspeellijnen betekend dat de balbezitter zo afgeschermd word door een verdediger dat aanvaller in bezit de bal niet af kan spelen. Stap 5: De drie aanvallers staan buiten het vierkant (vier bij vier meter). Er is een lummel in het midden van het vierkant. De aanvallers gaan nu proberen de door het vierkant over te spelen zonder dat de lummel de bal onderschept. Gevolgen: De deelnemer ziet passen die wel en niet kunnen. 1. De deelnemer kan pastechnieken goed genoeg toepassen om de bal zuiver en hard in te spelen, zonder dat de lummel de bal onderschept. 2. De deelnemer kan schijn gebruiken om de vrijstaande speler aan te spelen. (kijken wat de verdediger doet. 3. De deelnemer heeft door dat wanneer er snel doorpast kan worden op de andere speler die bijna altijd vrij moet staan. 4. De deelnemer heeft door wanneer er snel gespeeld kan worden en welke richting op. Stap 6: De drie aanvallers staan buiten het vierkant (vier bij vier meter). Er is een lummel in het midden van het vierkant. De aanvallers gaan nu proberen door het vierkant over te spelen zonder dat Versie 1 (2009-2010) Pagina 17

de lummel de bal onderschept. Nu mogen de aanvallers ook de bal in het vierkant spelen (als ze dit durven). Gevolgen: De deelnemer moeten nu leren om ook onder druk de bal te spelen en niet altijd buiten het vierkant zodat ze nog extra tijd hebben. 1. De deelnemer durft nog niet in het vierkant te gaan staan. 2. De deelnemer durft in het vierkant de bal te vragen. 3. De deelnemer durft de bal in het vierkant de bal te vragen en speelt de bal door naar een medespeler. 4. De deelnemer durft continu de bal in het vierkant aan te nemen en snel door te spelen. Waardoor ze leert onder druk te spelen. Stap 7: De drie aanvallers staan in een vierkant (vier bij vier meter ) bij een pion (ze mogen er vanaf). Ze gaan nu proberen over te spelen na elkaar de lummel mag overal proberen de bal af te pakken. Gevolgen: De aanvallers leren dat ze altijd een pas breed en diep nodig hebben. Waardoor ze bijna blind kunnen passen. 1. De aanvaller weet niet waar hij naartoe moet lopen op het moment dat hij niet de bal heeft. 2. De aanvaller vergist zich vaak wanneer hij waar naar toe moet lopen. 3. De aanvaller heeft al door hoe er gelopen moet worden, maar mist nog de juiste timing (hoe vroeger hoe beter) om zich aan te bieden. 4. De aanvaller weet waar hij heen moet lopen en weet op het juiste moment de bal te vragen Stap 8: De drie aanvallers staan in een vierkant (vier bij vier meter) bij een pion (ze mogen er vanaf). Ze gaan nu proberen over te spelen. Lukt dat 5 keer komt er een verdediger bij en wordt het 3 tegen 2 (spel blijft door gaan). Lukt het dan nog om 5 keer over te spelen dan wordt het 3 tegen 3 (spel blijft door gaan). Gevolgen: De aanvallers leren dat ze altijd een pas breed en diep nodig hebben. Waardoor ze bijna blind kunnen passen. Daarnaast hebben ze nu te maken met steeds verschillende druk. 1. De deelnemers lukt het nog om een 3 tegen 1 goed uit te spelen, maar een 3 tegen 2 weten ze niet goed wanneer ze moeten passen. 2. De deelnemers lukt het om goed tot 3 tegen 2 uit te spelen. Daarna mist het zo nu en dan om het juiste moment te vinden om vrij te lopen. 3. De deelnemer lukt het om een 3 tegen 2 uit te spelen. Een drie tegen drie is lastig omdat ze dan ook iemand moet passeren. 4. De deelnemer lukt het om een 3 tegen 3 uit te spelen. Ze kunnen dan de juiste keuze maken tussen een actie maken en passen of juist snel te passen. Leerlijn uitverdedigen (8) Versie 1 (2009-2010) Pagina 18

Omschrijving van de beweging uitverdedigen. Paalbewakers spelen de bal naar de verbindingslopers door middel van een slag, push, flats, slapshot of schuifslag. Op het moment dat de verbindingslopers niet verder kunnen moeten deze leren uit te draaien en terug te spelen op de paalbewakers deze kunnen dan de bal verleggen naar de andere verbindingsloper. Dit betekend ook wel het uitverdedigen in een kom (het moet lijken op een kom). Stap 1: Paalbewakers spelen de bal naar de verbindingslopers. Deze moeten proberen de bal aan te nemen en naar voren te lopen. Op het moment dat er een verdediger komt, draaien ze weg en spelen ze in een doeltje. Gevolgen: Ze gaan langs de zijkanten aanvallen. 1. De paalbewaker speelt de bal nog vaak naar het midden. 2. De paalbewaker speelt de bal wel naar de zijkant maar is nog te zacht. 3. De paalbewaker speelt de bal naar de zijkant, maar de actie is te doorzien door de aanvaller. 4. De paalbewaker speelt de bal naar zijkant of anders naar zijn mede paalbewaker. Stap 2: Paalbewakers spelen naar een verbindingsloper deze begint met lopen met de bal langs de lijn. Op het moment dat er een verdediger komt draait de verbindingsloper weg bij de verdediger en speelt terug naar de paalbewaker. Gevolgen: We kunnen de bal in het team houden en verleggen naar de andere kant. 1. De lijnloper kan oplopen maar ziet nog niet wanneer balverlies dreigt. 2. De lijnloper kan oplopen en weet op het moment dat hij verdediger wordt goed op de forehand weg te draaien. 3. De lijnloper kan oplopen en weet wanneer hij verdediger wordt draait de lijnloper weg en speelt terug naar de paalbewaker. 4. De lijnloper kan oplopen en weet wanneer hij verdedigd word draait de lijnloper weg en speelt terug naar de paalbewaker die de bal naar de andere kant speelt. Stap 3: Paalbewakers spelen naar een verbindsloper, deze begint met lopen met de langs de lijn. Op het moment dat er een verdediger komt draait de verbindingsloper weg, van de verdediger en maakt een vervolgactie. Gevolgen: We kunnen de bal in bezit houden op het moment dat we niets anders kunnen, kan de balbezitter een passeeractie toepassen. 1. Lijnloper weet zelf wanneer hij verdedigd wordt, op dat moment moet hij weg draaien met de forehand en een vervolgactie maken. 2. Lijnloper weet zelf wanneer hij verdedigd wordt, draait met de forehand terug en kijkt of de bal terug gespeeld kan worden, of dat hij een actie kan maken. 3. Lijnloper weet wanneer hij verdedigd wordt, en kan zelf een actie opzetten. 4. Lijnloper weet wanneer hij verdedigd wordt, en kan zelf een keuze maken tussen actie en spelen of alleen maar actie en zelf balbezit houden. Versie 1 (2009-2010) Pagina 19

Stap 4: Paalbewakers spelen naar een verbindingsloper, deze begint met lopen met de bal langs de lijn op het moment dat er een verdediger komt draait de verbindsloper weg van de verdediger en speelt naar een paalbewaker die de bal weer doorspeelt naar de andere paal bewaker. Gevolgen: We kunnen de bal in het team houden en verleggen naar de andere kant. 1. De lijnloper kan oplopen maar ziet nog niet wanneer balverlies dreigt. 2. De lijnloper kan oplopen en weet op het moment dat hij verdediger wordt goed op de forehand weg te draaien. 3. De lijnloper kan oplopen, weet wanneer hij verdediger wordt, draait weg en speelt terug naar de paalbewaker. 4. De lijnloper kan oplopen, weet wanneer hij verdedigd word, draait weg en speelt terug naar de paalbewaker die de bal naar de andere kant speelt. Stap 5: Paalbewakers spelen naar een verbindingsloper, deze begint met lopen met de bal langs de lijn. Op het moment dat er een verdediger komt draait de verbindsloper weg van de verdediger en speel naar de paalbewaker die de bal weer doorspeelt naar de andere paalbewaker en deze speelt hem weer naar de andere verbindingsloper. Gevolgen: We kunnen de bal in het team houden en verleggen naar de andere kant. 1. De lijnloper kan oplopen maar ziet nog niet wanneer balverlies dreigt. 2. De lijnloper kan oplopen en weet op het moment dat hij verdediger wordt goed op de forehand weg te draaien. 3. De lijnloper kan oplopen en weet wanneer hij verdediger wordt en draait weg en speelt terug naar de paalbewaker. 4. De lijnloper kan oplopen en weet wanneer hij verdedigd word en draait weg en speelt terug naar de paalbewaker die de bal naar de andere kant speelt. Versie 1 (2009-2010) Pagina 20