Aan leden Vaste Tweede kamer Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag, 30 januari 2006 Betreft: Voortgang herbeoordeling WAO Ref: LCR/060019/JL/ER Geachte dames en heren, De Landelijke Cliëntenraad wil hierbij uw aandacht vragen voor de voortgang van de Herbeoordeling WAO. Vanaf oktober 2004 worden alle mensen onder de 50 jaar met een WAO-, WAZ- of WAJONGuitkering opnieuw gekeurd. De eerste resultaten c.q. gevolgen worden zichtbaar. Het aantal WAO-ers waarvan de uitkering wordt verlaagd of deze geheel kwijt raakt ligt rond de 50%. Beëindiging van de uitkering is in 37% van de herbeoordelingen aan de orde. Het ontbreekt aan betrouwbare cijfers over realisatie van werkhervatting of urenuitbreiding van hen die al werkten in combinatie met een WAO-uitkering. De vraag is of de herbeoordeelden werkelijk in staat zijn de geachte arbeidsprestatie te leveren. Tevens is het de vraag of de herbeoordeelden ook werkelijk weer aan de slag komen. Voor de LCR is de herbeoordelingsoperatie pas een succes als de mensen die hun uitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren ook daadwerkelijk aan het werk zijn. De LCR wil uw aandacht vragen voor de volgende punten: - het claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS); - ervaringen van herbeoordeelden; - kansen op werkhervatting; - jonggehandicapten (wajong).
Het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) Het IWI stelt in zijn onderzoek Opnieuw beoordeeld van december 2005, dat de arbeidsongeschiktheidsschatting goed verloopt, het CBBS-systeem ondersteunt de arbeidsdeskundige op correcte wijze. De Landelijke Cliëntenraad wil hierbij enige kanttekeningen plaatsen. Sinds begin 2002 gebruikt het UWV bij WAO-beoordelingen het zogenoemde Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS). Met dit systeem beoordeelt het UWV wat iemand ondanks zijn beperkingen nog zou kunnen verdienen. Daaruit volgt het percentage van arbeidsongeschiktheid. In enkele uitspraken van 9 november 2004 (onder andere LJN AR 4716) heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld, dat tegen het CBBS bedenkingen bestaan waardoor het minder inzichtelijk en toetsbaar is dan het systeem dat voor 2002 werd gebruikt. Om aan deze bedenkingen tegemoet te komen, heeft het UWV het CBBS aangepast. De rechtbank heeft dit aangepaste systeem nu beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat nog steeds bedenkingen bestaan. Zonder nadere toelichting kunnen de resultaten van het CBBS daarom niet worden gebruikt voor de WAO-beoordeling. De werking van het CBBS is als volgt. Het CBBS bevat een bestand met daarin de beschrijving van een groot aantal bestaande functies. Nadat een verzekeringsarts heeft vastgesteld wat de aanvrager van een uitkering ondanks zijn beperkingen nog kan, vergelijkt het CBBS deze mogelijkheden met de opgenomen functies. Dit levert een aantal functies op die mogelijk geschikt zijn. Een arbeidsdeskundige beoordeelt of dit ook daadwerkelijk zo is. De kern van de kritiek van de rechtbank is, dat het CBBS functies selecteert die mogelijk toch meer van iemand vergen dan de verzekeringsarts verantwoord vond. Het systeem maakt ten eerste niet duidelijk op welke punten daarover twijfel bestaat. Op die manier kan niet worden gecontroleerd of de twijfel met een toelichting van de verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige is weggenomen. Ten tweede moeten bepaalde punten volgens de rechtbank altijd worden toegelicht. Dit zijn vooral punten die niet door een computer, maar door de arbeidsdeskundige zelf worden vergeleken, dit gebeurt niet altijd. Ten slotte vindt de rechtbank de wel gegeven toelichting niet altijd voldoende uitgebreid. In dit kader wil de LCR verwijzen naar twee uitspraken van de rechtbank in Almelo (LJN: AU9706 en LJN9709). Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaken gebleken dat de meest fundamentele bedenkingen die de Centrale Raad van Beroep tegen het CBBS heeft geformuleerd ook gelden voor de nieuwe release van het CBBS. De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is daarmee nog steeds onvoldoende inzichtelijk, onvoldoende verifieerbaar en onvoldoende toetsbaar. Dit betekent dat nog steeds hoge(re) eisen moeten worden gesteld aan de verslaglegging en motivering van de in een concreet geval aan het betreffende besluit ten grondslag gelegde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige uitgangspunten. 2
Het CBBS stelt dus nog altijd hoge eisen aan de motivatie en verslaglegging van de arbeidsdeskundige. In de recente uitspraken blijkt dat deze motivatie en verslaglegging niet altijd voldoende zijn. De LCR vraagt zich dan ook af hoe vaak dit in de praktijk voorkomt. De LCR vindt het van belang dat nader onderzoek wordt verricht naar de toepassing van het CBBS in de praktijk De LCR verzoekt u zorg te dragen dat: UWV nogmaals het CBBS aanpast omdat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling met behulp van het CBBS nog steeds onvoldoende inzichtelijk, onvoldoende verifieerbaar en onvoldoende toetsbaar is; Er nader onderzoek wordt verricht naar de toepassing van het CBBS inde praktijk. Hoe vaak is er sprake van onvoldoende motivatie en verslaglegging, onzorgvuldig hanteren van het CBBS. Ervaring van herbeoordeelden Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA) en FNV hebben respectievelijk via een enquête op internet en een meldweek herbeoordeelden gevraagd naar ervaringen van herbeoordeelden. Ook de onafhankelijke arbeidsadviseurs krijgen regelmatig herbeoordeelden aan hun bureau. Uit de rapportages van de LVA-enquête en de FNV-meldweek en de bevindingen van de arbeidsadviseurs blijken een aantal zaken. Lang niet iedereen wordt gewezen op de verschillende mogelijkheden van reïntegratie, zo wordt de mogelijkheid van de Individuele reïntegratie overeenkomst niet genoemd. Ook de mogelijkheid tot het raadplegen van de onafhankelijke arbeidsadviseur wordt vaak niet genoemd. De reïntegratievisie wordt lang niet altijd aan de cliënt meegegeven. In de praktijk blijkt dat cliënten onvoldoende informatie hebben over hoe nu verder na de herbeoordeling. De LCR sluit niet uit dat deze informatie wel is gegeven maar na het ontvangen van de voor de cliënt slechte boodschap is het zeer denkbaar dat de informatie niet is overgekomen. De LCR acht het daarom van belang dat kort nadat mensen de boodschap hebben gekregen dat zij meer of geheel arbeidsgeschikt zijn geworden zij een tweede gesprek krijgen waarin nader wordt gesproken over de mogelijkheden om weer aan het werk te komen. Tevens vindt de LCR het van belang dat er meer schriftelijke informatie wordt meegeven nadat het resultaat van de herbeoordeling is medegedeeld, waaronder de folder over de arbeidsadviseur en de IRO. Het is van belang dat mensen zich kunnen voorbereiden op hun herbeoordeling en in staat zijn desgewenst iemand mee te nemen naar de herbeoordeling. In dat kader is het belangrijk dat er enige tijd is tussen de oproep en de feitelijke herbeoordeling. Het UWV hanteert een norm van twee weken. In de praktijk blijkt dat een aanzienlijk aantal mensen binnen één week moet verschijnen. De meeste mensen ervaren een periode van 2 tot 3 weken tussen oproep en herkeuring als meest geschikt. In de praktijk moeten de meeste mensen tussen 0 en 2 weken bij de verzekeringsarts verschijnen. 3
Daarna volgt de wachttijd tussen verzekeringsarts en Arbeidsdeskundige. In de praktijk blijkt dat deze wachttijd vaak langer is dan vier weken. Schrijnend is de wachttijd tot het eerste gesprek met het reïntegratiebedrijf. Uit het onderzoek van FNV blijkt dat eenderde van de ondervraagde één tot drie maanden moeten wachten op het eerste gesprek met het reïntegratiebedrijf. Dit is schrijnend omdat de meeste herbeoordeelden er in inkomen op achteruitgaan en slechts een beperkte periode financiële opvang hebben via de WW of de TRI. De LCR dringt er op aan dat de informatievoorziening aan herbeoordeelde cliënten wordt verbeterd. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat de wachttijd tussen herbeoordeling en eerste gesprek RIB ten hoogste vier weken bedraagt. Kansen op werkhervatting Door direct betrokkenen, UWV, herbeoordeelden, en in diverse onderzoeken worden twijfels geuit over de mogelijkheid of de herbeoordeelden ook daadwerkelijk weer aan het werk komen. En daar dient het toch om te gaan. Van de herbeoordeelden die al gedeeltelijk werkten, bestaat de mogelijkheid om meer te gaan werken bij hun werkgever. Uit onderzoek van LVA en FNV blijkt dat slechts een deel (minder dan eenderde)van deze mensen ook daadwerkelijk een poging doet om uren uitbreiding bij hun werkgever te krijgen. Een aanzienlijk aantal mensen, dat niet in overleg gaat met zijn werkgever geeft aan dat er geen onderhandelingen mogelijk zijn. De poging om meer uren aan het werk te gaan is vooralsnog weinig succesvol geweest. Uit de meldweek van FNV en de enquête van LVA blijkt dat de cijfers van UWV op dit punt rooskleuriger zijn dan de bevingen van LVA en FNV. Uit diverse onderzoeken blijkt dat werkgevers niet staan te trappelen om mensen met een arbeidsongeschiktheidsverleden in dienst te nemen. En al helemaal niet als het om recent herbeoordeelden gaat. We zien dat werkgevers zich meer inspannen om nieuwe arbeidsongeschiktheid te voorkomen onder invloed van de nieuwe Wet WIA en de Wet Verbetering Poortwachter. Hun belangen in deze zijn ook groter. Werkgevers hebben niet of weinig belang om herbeoordeelde WAO-ers in dienst te nemen. Tevens leeft bij hen de gedachte dat de herbeoordeelde WAO-ers onvoldoende in staat zijn om weer te werken. Om werkgevers te bewegen herbeoordeelden in dienst te nemen zullen er meer financiële prikkels moeten komen. Een beeldvormingcampagne is onvoldoende en zal mensen niet aan het werk helpen. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat er meer inspanningen geleverd worden om herbeoordeelden weer aan het werk te helpen. Alleen een beeldvormingscampagne is volstrekt onvoldoende. Jongehandicapten (Wajong) In november en december 2005 zijn in het dagblad Trouw een aantal artikelen verschenen over de herbeoordeling van Jonggehandicapten (Wajong). In deze artikelen werd door diverse betrokkenen de vrees geuit dat jonggehandicapten na herbeoordeling hun werk zouden verliezen. Uit open brief van minister de Geus in Trouw blijkt dat de minister van mening is dat jonggehandicapten niet het kind van de rekening zijn bij de herbeoordeling. Toch bereiken diverse organisaties signalen dat de herbeoordeling van jonggehandicapten niet vlekkeloos verloopt. Zo zijn er signalen dat jonggehandicapten die met behulp van loondispensatie en persoonlijk ondersteuning aan het werk zijn, volledig worden goedgekeurd. 4
Dit leidt er toe dat de aanvulling op hun lagere loon (als gevolg van loondispensatie) niet langer kan worden aangevuld uit de Wajonguitkering en de voortzetting van voorziening persoonlijke ondersteuning onderdruk kan komen te staan. De vraag is zijn deze signalen incidenten? Wat gebeurd er met de jonggehandicapten die gedeeltelijk of volledig zijn goedgekeurd. Blijven zij aan het werk, vinden zij werk? De LCR is van mening dat nader onderzoek in deze noodzakelijk is. Het gaat immers om een kwetsbare groep die zonder voldoende ondersteuning geen werk zal kunnen vinden of behouden. Uit de cijfers van het UWV is onvoldoende af te leiden hoeveel joggehandicapten na herbeoordeling gedeeltelijk of volledig arbeidsgeschikt zijn bevonden. Onduidelijk is wat er met deze jonggehandicapten is gebeurd, houden zij werk, vinden zij werk? De LCR verzoekt u zorg te dragen dat er nader onderzoek plaatsvindt naar de herbeoordeling van jonggehandicapten. De LCR is gaarne bereid tot een nadere mondelinge toelichting. Met vriendelijke groet, J.P. Laurier voorzitter Samenstelling Landelijke Cliëntenraad Landelijke cliëntenorganisaties: Christelijk Nationaal Vakverbond/Vakcentrale voor Middengroepen en Hoger personeel (CNV/MHP), Chronisch zieken en Gehandicaptenraad Nederland (CG-Raad), Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, publieke sector), Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA), Samenwerkingsverbanden Landelijk Overleg Minderheden (LOM), Toegevoegde leden: Cliëntenbond in de geestelijke gezondheidszorg/stichting Landelijke Patiënten en Bewonersraden in de geestelijke gezondheidszorg (Cliëntenbond/LPR), Federatie van Ouderverenigingen (FvO), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, private sector), vertegenwoordigers van cliëntenraden bij UWV, CWI en SVB, vertegenwoordigers van de gemeentelijke cliëntenparticipatie: Landelijk Netwerk Cliëntenorganisaties/Samenwerkingsverband Mensen Zonder Betaald Werk (LNCO/SMZBW), Landelijke Vereniging Thuislozen (LVT), Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid (LocSZ). 5
6