Toespraak van IPO-voorzitter Ank Bijleveld- Schouten op het IPO Jaarcongres 5 oktober 2016 te Nijmegen - Gesproken woord geldt - Geachte aanwezigen, geachte minister, Vorig jaar stond ik hier onder het genot van een glaasje jenever bij het afscheid van mijn voorganger Johan Remkes, en nu sta ik voor u voor mijn Eerste Jaarrede. Laat ik beginnen met een andere nieuwkomer te verwelkomen. Henry Meijdam, sinds 1 januari de directeur van het Ipo. Pak de ruimte; daar gaat het over op dit congres. Provincies pakken die ruimte al vele jaren. Zij doen dat vaak zonder veel tamtam. In stilte doen zij hun dankbare werk, zei men vroeger dan wel. Of, zoals ik het wel heb omschreven, het is zwemmen zonder te spetteren. We doen goed werk, bereiken goede resultaten, maar het valt weinigen op dat dat dankzij de provincies is. En precies daar ligt de kracht van provincies. Natuurlijk nemen internationale vraagstukken in belang toe; de
brexit, de Amerikaanse verkiezingen, de strijd van IS in Syrië, de vluchtelingenstroom. Maar uiteindelijk gaat het onze inwoners er om hoe ze op school of hun werk kunnen komen. Of ze zonnepanelen op hun dak moeten plaatsen. En hoe ze het landschap beleven. Bedrijven willen weten waar ze ruimte hebben om uit te breiden en of steden bereikbaar zijn. Een goed ingericht gebied met goede verbindingen tussen steden en dorpen.over de weg, het water en het spoor. Een gebied waar goede voorzieningen zijn. Scholen, schouwburgen, winkelcentra. Waar bij de inrichting van het gebied is nagedacht over veiligheid bij onverwacht hoogwater, en hoe je natuurwaarden afstemt met bedrijvigheid en economische ontwikkeling. Het zal u vast allemaal bekend in de oren klinken, want dat noemen we in Nederland de provincie. Een krachtige, onmisbare bestuurslaag die veel te bieden heeft. Laat ik dat eens concreet maken, een aanbod aan het nieuwe kabinet..
Want we zien een aantal grote opgaves op ons afkomen waarin we als provincies een belangrijke rol spelen. Neem de energietransitie. Duurzame productie van energie en spaarzaam gebruik van energie door inwoners en bedrijven is de opdracht voor de komende decennia. Als provincies hebben we de instrumenten om de doelstellingen van het energieakkoord waar te maken. De ruimtelijke inrichting voorop. En vanuit die regie kunnen we als provincies zorgen voor een samenhangende aanpak met regionale programma s en nationale afstemming. En niet onbelangrijk, we hebben de middelen om mee te investeren. En we hebben meer te bieden aan de formerende partijen, want investeren doen we ook in de economie en ook daarvoor hebben we de juiste instrumenten. Denk aan regionale tafels en de samenwerkingsagenda s voor het innovatief MKB. Dat zijn goede voorbeelden van provincies die investeren in een krachtige economie. En laat ik dan nog één voorbeeld noemen, heel actueel want dat gebeurt ongeveer as we speak.. 135 kilometer verderop.
In Den Haag worden door de provincies 12 provinciale retaildeals gesloten. Door samen te werken met andere overheden en de markt gaan we werk maken van de winkelgebieden. Die staan onder druk, dat weet u, door onder andere de internethandel. Terwijl winkels belangrijk zijn voor een goed woon- en werkklimaat en voor de regionale economie. En waarom moet dat per provincie? Heel simpel. Voor een krachtige economie in de regio s (en daarmee voor Nederland) is het bij uitstek belangrijk op zoek te gaan naar de kracht van de differentiatie en deze logischerwijs (gezamenlijk) te benutten. De opgaves en oplossingen verschillen per regio en als provincie hebben we ideale bovenlokale en bovenregionale schaal om samen tot goede oplossingen te komen. In die economie is de landbouw ook nog steeds een sector van betekenis. Nederland loopt voorop in landbouwinnovaties en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het wereldvoedselvraagstuk. Dat is iets om trots op te zijn. Maar het levert een toenemend gevoel van overlast op voor de
omgeving (milieu en stankoverlast) en heeft effect op natuur en waterkwaliteit. Verduurzaming van productie, maar ook van de rentabiliteit van de sector vergt gerichte regionale voorstellen. Provincies zetten daarop, als onderdeel van ons aanbod, een combinatie van acties in. Zoals hun Ruimtelijke Ordening-beleid, het stimuleren van boeren om gebiedsgericht het gesprek aan te gaan, het realiseren van het Agrarisch Natuurbeheer en bijvoorbeeld de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Dit leidt tot economische ontwikkeling en gelijktijdig ecologisch herstel. Verder moeten vergroening in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en vereenvoudiging van regelgeving zowel in Europa als nationaal een centrale rol spelen. Provincies bieden een landschapsagenda aan en de uitvoeringscapaciteit om samen met het nieuwe kabinet en alle andere betrokken partijen te zorgen voor een aantrekkelijk Nederland, voor onze inwoners en voor toeristen. Kortom;
Meewerken aan de energietransitie, het versterken van de economie en een gezond Landschap. Wij zijn in staat om dat waar te maken. Dames en heren, Provincies bestaan al zo lang als het Koninkrijk bestaat en ik weet toevallig dat dat 202 jaar is. In die ruim 200 jaar hebben we niet alleen veel voor elkaar gekregen. We mogen dan niet zo bekend zijn, iedereen weet ons wel te vinden. Een goed functionerend middenbestuur op afstand. Niet sexy, wel nuttig. Vind ik dat er niets hoeft te veranderen? Dat we het maar moeten laten omdat het al 202 jaar bestaat? Nee. De maatschappij verandert, technieken schrijden niet voort maar rennen voort, behoeftes van onze inwoners veranderen, onze opgaves veranderen. En daarbij hoort een passend Openbaar bestuur. Een openbaar bestuur dat in staat is snel te reageren dat snel kan inspelen op ontwikkelingen en opgaves. Maar dat zit niet in nieuwe structuren, maar in nieuwe verhoudingen, nieuwe samenwerkingen.
Da geldt ook voor onszelf als provincies. Zoek onderling je partners met dezelfde belangen. De kustprovincies als het gaat om windmolens op zee of de grensregio s als het gaat om samenwerking met Duitsland. Het maakt ons slagvaardiger en effectiever. De traditionele rol van de overheid als gebod- en verbod-bepaler verandert. Wij zijn als provincie van nature de verbinder tussen Rijk en gemeente. Schakelen tussen regionaal en nationaal niveau. Dat is een rol die ons past en we graag spelen. Het is zoals we dat in Nederland doen, samen, of zoals rond het vluchtelingenprobleem werd gezegd; schouder aan schouder. Maar dat moet wel van beide kanten komen (en ik kijk dan naar de minister). De afgelopen jaren zijn we als bestuurders en besturen van provincie en gemeenten keer op keer geconfronteerd met van boven opgelegde decentralisaties. Nu is het niet zo gek om te kijken of taken en verantwoordelijkheden niet ergens anders beter tot hun recht komen, maar wat niet past is dat zonder overleg te doen, zonder de partijen aan tafel te vragen.
Dat zorgt voor onrust, onbegrip en onvrede. En daar is niemand mee gediend. Wij als bestuurders en bestuurslagen niet, maar zeker onze inwoners niet. Die willen helderheid. Zekerheid dat de overheid doet wat ze moet doen. Die willen een overheid waar ze op kunnen vertrouwen - of dat nu de gemeente, de provincie of het Rijk is dat maakt niet uit-. Samen dus op zoek naar oplossingen. Vraagstukken zijn te complex en kennen te veel belanghebbenden om geïsoleerd door één partij te kunnen worden opgelost. Wie dat denkt is in Droomland terecht gekomen. Provincies kunnen hun rol nemen door de lijnen en verbindingen te trekken en zijn daarbij bereid en in staat het gehele bestuurlijke instrumentarium in te zetten. Wij zijn partner van gemeenten en middenveld en staan zij aan zij. Zoals dat ook zo is met het rijk, Europa, het bedrijfsleven, de kenniswereld en onze inwoners, ieder op zijn eigen manier.. Neem als voorbeeld de provinciale regietafels voor de opvang van vluchtelingen, waarin provincies samen met gemeenten en Coa, onder aanvoering van de Rijksheren, tot oplossingen kwamen.
Een ander voorbeeld waar een regionaal georganiseerde nationale samenwerking de krachten effectief gebundeld heeft is het Deltaprogramma. Overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hebben daar meters gemaakt. Ik kan me heel goed voorstellen dat we die vorm van regionale samenwerking op nationale vraagstukken ook bij andere opgaves kunnen inzetten waar de verschillen en de belangen groot zijn. Denk aan de energietransitie. We kunnen nog veel bereiken met nieuwe vormen van samenwerking zonder in structuurdiscussies te vervallen. Dat is wat mij betreft ook de kern van de nota maak verschil. De regionale schaal is erkend als schaal waarop de belangrijke opgaves spelen. Daar moeten ze in samenwerking worden opgelost. En daar worden dus de doorbraken gerealiseerd. Niet de structuur of de vorm maar de effectiviteit bepaalt de coalitie. Waar het (volgens mij) om gaat is dat je voortdurend op zoek gaat naar de beste manier van samenwerken
in een coalitie die past bij de opgave. Daarbij steeds gebruik makend van elkaars sterke punten. Zorgen dat partners elkaar aanvullen en versterken en niet overlappen of in de weg zitten. En dat vraagt dus ook iets van het Rijk.. Je rol als provincie kan daarbij steeds verschillen. Soms ben je de aanjager, soms de regisseur, een andere keer de financier en het kan ook alle drie tegelijk. Dat biedt een geweldige kans voor Nederland. Als het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en andere belanghebbenden die samenwerking als basishouding hanteren, om versnelling in het oplossen van maatschappelijke vraagstukken te bereiken. We hebben al veel goede voorbeelden, ik heb er enkele genoemd en de gestarte proeftuinen rondom maak verschil voegen daar een dimensie aan toe. Learning by doing. Er liggen veel opgaven die om een versnelling vragen. Laten we daar de ruimte pakken. Wat mij betreft samen! Gemeenten, provincies en Rijk.