Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Geachte Voorzitter, Voorzitter van de Tweede Kamer. der Staten Generaal Interne postcode 270 Postbus EA Den Haag Telefoon

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

thema 1 Nederland en het water topografie

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Woonwagenstandplaatsen in Nederland. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 10 oktober Eindrapportage

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Wijziging Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten

PO2502 SWV Oost Achterhoek ,74% PO2503 SWV Primair Passend Onderwijs ,55%

RAADSVERGADERING. Datum : maandag 5 september 2005 Agendapunt : 8. Nummer postregistratie : /RO Nummer programmabegroting :

Wijziging Regeling uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden

Maximale subsidiebedragen

Aan het College van Burgemeester en Wethouders Postbus LV Den Haag Parnassusplein 5 T

Nota Uitwerkingsregels woonwagenbeleid 2017

Toiletreclame Regionale Tarieven Indoormedia

Den Haag, 17 mei 2000

Vastgoedbericht december 2010

Steeds minder startersleningen beschikbaar

Na Amsterdam is Utrecht de stad met de meeste deelauto s. In deze stad staan meer auto s dan in Den Haag en Rotterdam samen.

van Werkplein naar Arbeidsmarkt naar 4 Transities Werkgever en Werkzoekende

Amsterdam, 14 januari 2019 P e r s b e r i c h t

Vraag 1 Wat is uw reactie op het artikel Corporaties zoeken geld om heffing Rijk te betalen. Sociale huurwoningen fors duurder geworden?

Vastgoedbericht november 2010

Vastgoedbericht oktober 2010

Vastgoedbericht mei 2010

Vastgoedbericht juli 2010

Vastgoedbericht april 2010

Vastgoedbericht augustus 2010

Verdeelplan PG Jaar 2018

Vastgoedbericht september 2010

Woningbouw in VINEX-bouwgemeenten: aantallen en bouwkosten

Rapportage (N)WW< 25 jaar. Augustus 2013

Regionale trendrapportage banenafspraak: stand 3 e kwartaal 2015

Kiwanis International

Kiwanis International

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Eerste kwartaal Publicatie juli 2019

Robots houden groei arbeidsmarkt (nog) niet tegen

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Vierde kwartaal Publicatie april 2018

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Derde kwartaal Publicatie januari 2018

Regionale arbeidsmarktanalyse primair onderwijs 2013

Toewijzingsvoorstel Jaar: 2015 Tranche:

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Inventarisatie verkiezingen tot 1 januari Herindelingsverkiezingen

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Tweede kwartaal Publicatie oktober 2017

IN EERSTE HALFJAAR Paula van der Brug en Robert Selten. April Het aantal gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002.

Regionale cliëntenparticipatie Hoe geeft u dat vorm? Spreker: Marije Nool & Branko Hagen

Resultaten nulmeting banenafspraak 18 december 2014

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Derde kwartaal Publicatie januari 2019

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Tweede kwartaal Publicatie oktober 2018

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Eerste kwartaal Publicatie juli 2018

Persbericht. Werkloosheid in alle provincies gedaald

Rapportage (N)WW< 27 jaar. Augustus 2015

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Derde kwartaal Publicatie januari 2017

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Eerste kwartaal Publicatie juli 2017

REGIONALE TRENDRAPPORTAGE BANENAFSPRAAK. Vierde kwartaal Publicatie april 2017

Rapportage (N)WW 55plus. Augustus 2013

Casenr: Onderwerp: Huisvestingsverordening Standplaatsen en Woonwagens gemeente Drimmelen Raadsbesluit

Informatienotitie Veiligheidsregio Hollands Midden. Veiligheid Publieke Taak Opgesteld door: R. Bitter (BGC) H. Lenferink (DB)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapportage WW 50plus. Januari 2016

In de kolom "SWS" ziet u of stemmen in een willekeurig stemlokaal (SWS) van toepassing is in de betreffende gemeente.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitvoering Wet op het financieel toezicht ( Wft ), De Nederlandsche Bank

Herziening Monitor Investeren. voor de Toekomst

Stand van zaken toepassing standaarden en voorzieningen i-sd, per jeugdregio. 1 juli 2017

Overzicht openbaar vervoer concessies in Nederland uitgave 2005

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart

Bijlage verzuimcijfers

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2014

Bekendheid Overijsselse regio s

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA DEN HAAG

Inventarisatie regionale cliëntenparticipatie

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Augustus 2017

Ontwikkeling leerlingaantallen

De inkomenspositie van Leidse huishoudens

Plancapaciteit stedelijke regio's

De staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Mevrouw drs. C.I.J.M Ross-van Dorp, Postbus EJ DEN HAAG

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De waarde van de Academie. Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013

Scholingsbeleid. Kwaliteitsvisie

Bovenlokale samenwerking transitie jeugdzorg

Overijssel FRYSLÂN DRENTHE FLEVO- LAND DUITSLAND. Zwolle GELDERLAND. Steenwijk* Giethoorn* Hardenberg* Kampen* Vecht* Ommen* Nijverdal* Almelo

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. April 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Plan van aanpak realisatie taakstelling huisvesting statushouders in de regio Alkmaar

Voorstel tot herindeling van de gemeenten in classes

Kleine Synode van de Protestantse Kerk in Nederland

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. medio

Totaal geleverde zorg per zorgkantoor. DWH Bijgewerkt: 28 juli 2006

2e Paasdag maandag 17 april

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Financiering in het MKB

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar

Stand van zaken gemeentelijke woonvisies

Woonwagenlocaties zijn al sinds de

Wijziging Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 XI Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2001 24 508 Volkshuisvestingsbeleid Nr. 54 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 14 februari 2001 1. Inleiding Bij de behandeling van de begroting van VROM voor het jaar 2001 heeft de Vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer mij gevraagd informatie te verschaffen over de voorraad aan standplaatsen en de omvang van de wachtlijsten voor standplaatsen, alsmede de regionale verspreiding van de tekorten. 1 Op aangeven van het Kamerlid Kortram 2 heb ik besloten tevens de effecten van het afschaffen van de Woonwagenwet voor de huisvesting van woonwagenbewoners in beschouwing te nemen. Aanleiding hiervoor is de vraag of het streven tot integratie van het woonwagenbeleid in het algemene volkshuisvestingsbeleid niet tot gevolg heeft gehad, dat een deel van de n te weinig aandacht is gaan schenken aan de specifieke woonwensen van deze burgers. Eind 2000 heeft de Inspectie Volkshuisvesting aan alle n een lijst met onderzoeksvragen toegezonden. Aan dit onderzoek hebben alle n hun bijdrage geleverd. In deze brief treft u de uitkomsten van het onderzoek aan. Naar aanleiding van de uitkomsten heb ik inmiddels besloten op korte termijn een onderzoek uit te voeren naar de onderliggende omstandigheden. Daarbij wordt vooral gekeken naar de wijze waarop n, corporaties en bewoners/woningzoekenden op dit vlak opereren. 2. Ordening na de afschaffing van de Woonwagenwet 1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI, nr. 5. 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI, nr. 17. 3 Stb. van 27 november 1998, 1998, nr. 656. Per 1 maart 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken 3. Daarmee werd een belangrijke stap gezet naar een verdere normalisatie van het woonwagenbeleid. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale huisvesting van de inwoners, ook indien deze (wensen te) wonen in een woonwagen. KST51661 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 1

Toegelaten instellingen zijn op grond van hun verantwoordelijkheden en hun kennis omtrent het bouwen, verhuren en beheren de meest aangewezen instantie om te voorzien in de huisvesting van woonwagenbewoners, voorzover die tot hun doelgroep behoren. De bijzondere wettelijke verplichtingen van de provincie bij de woonruimtevoorziening zijn bij de intrekking van de Woonwagenwet komen te vervallen. Hun bevoegdheden en taken terzake de huisvesting van woonwagenbewoners liggen thans op het reguliere terrein van de Huisvestingswet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Wat betreft wonen, ruimtelijke ordening en milieu is de verantwoordelijkheid van het Rijk ten opzichte van woonwagenbewoners niet anders dan die ten opzichte van niet-woonwagenbewoners. Gedurende de overgangssituatie na de afschaffing van de Woonwagenwet is een aantal specifieke maatregelen getroffen. Zo zijn in de Huisvestingswet regels opgenomen welke de woonwagenbewoners tijdelijk voorrang geven bij de toewijzing van vrijkomende standplaatsen. Woonwagenbewoners kunnen voor de afschaffing van de Woonwagenwet van de provincie een zgn. «verklaring van recht» hebben gekregen. Gemeenten kunnen besluiten deze personen voorrang te verlenen bij de toewijzing van standplaatsen. Deze voorrangsregel is verplicht voor n waarin een regionaal woonwagencentrum is gelegen en aan hen die bij de deconcentratie van deze centra een opvangrol vervullen. De 46 n die ten tijde van het intrekken van de Woonwagenwet over een substantieel tekort aan woonwagens beschikten (d.w.z. een tekort hadden van meer dan 15 standplaatsen), zijn eveneens verplicht in de Huisvestingsverordening voorrangsregels voor de «rechthebbenden» op te nemen. Voor de afronding van het landelijke deconcentratiebeleid in de 16 n waarin de laatste 17 grote regionale centra zijn gelegen, is ten laste van ISV-middelen 60 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Om de voortgang van het proces te kunnen volgen heb ik toegezegd de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de ontwikkeling van het tekort, de overname van standplaatsen door toegelaten instellingen en de voortgang van het deconcentratie-proces. Wat betreft de ontwikkeling van het tekort aan standplaatsen heb ik bij brief van 25 juni 1999 bij de rapportage over de voortgang van de woningbouw 1 aangegeven dat de periode vanaf de afschaffing van de Woonwagenwet op dat moment tekort was om tot rapportage over te gaan. In mijn laatste Voortgangsbrief woningbouw van 16 oktober 2000 2 heb ik u een indicatie gegeven van de voorgenomen uitbreiding en vervanging van het aantal standplaatsen. Ter aanvulling van en verdieping op deze cijfers, die waren gebaseerd op een beperkte steekproef, heb ik de Tweede Kamer verwezen naar uitkomsten van voorliggend onderzoek. Over de overdracht van het eigendom van standplaatsen en woonwagens naar toegelaten instellingen heb ik de Kamer geïnformeerd als onderdeel van het Toezichtverslag sociale huursector 1998 3 en het Toezichtverslag sociale huursector 1999 4. 1 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 51. 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 24 508, nr. 61. 3 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 24 508, nr. 58. 4 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 24 508, nr. 62. 3. Inventarisatie voorraad 3.a. Standplaatsen In het najaar van 2000 is aan de n gevraagd opgave te doen van het aantal standplaatsen en woonwagens en deze te onderscheiden naar soort eigenaar en eventuele. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 2

Uit deze informatie blijkt dat er in Nederland eind 2000 in totaal 9618 standplaatsen zijn, waarvan 701 een tijdelijke of illegale status hebben. Deze standplaatsen zijn verdeeld over 437 n. De provincies Limburg en Drente beschikken, vergeleken met het aantal inwoners, over een meer dan gemiddeld aantal standplaatsen. De «standplaatsdichtheid» bedraagt hier meer dan 1 per 1000 inwoners. Flevoland en Friesland kennen verhoudingsgewijs de laagste concentratie standplaatsen nl. circa 0,2 per 1000 inwoners. De laatste landelijke inventarisatie stamt uit 1998. Het totaal aantal standplaatsen bedroeg toen 8749. Indien dit cijfer wordt vergeleken met het huidig aantal standplaatsen (9618), dan is er sprake van een lichte stijging, ook indien de 701 tijdelijke/illegale standplaatsen buiten beschouwing worden gelaten. Aangezien in 1998 dit onderscheid niet is gemaakt, ga ik er vanuit dat het aantal standplaatsen in de afgelopen twee jaar met ruim 850 is toegenomen. Overigens worden n die hebben aangegeven over tijdelijke/ illegale standplaatsen te beschikken aan een nader onderzoek onderworpen. Voorzover er sprake is van illegale standplaatsen, heb ik de Inspectie Volkshuisvesting opdracht gegeven de betreffende daarop aan te spreken en te bewegen de bestaande situatie te legaliseren dan wel de standplaats in kwestie op te heffen. Wat betreft de eigendomsverhoudingen blijkt dat 73% van de standplaatsen in eigendom is van n. De lokale overheid treedt bij 61% van de standplaatsen op als. Van alle standplaatsen wordt 32% verhuurd door toegelaten instellingen. Andere partijen, vnl. woonwagenschappen, verhuren 4% van de standplaatsen. Slechts weinig standplaatsen (367) zijn in bezit van de bewoners. Tabel 1 Standplaatsen en eigendomsverhoudingen en standplaatsdichtheid, landelijk en per provincie provincie aantal standplaatsen eigenaar en eigenaar, t.i. t.i. eigenaar en derden eigenaarbewoners standplaatsdichtheid Groningen 218 51 142 5 17 3 0,39 Friesland 128 12 7 20 89 0 0,21 Drente 468 1 429 1 37 0 1,06 Overijssel 605 16 220 100 269 0 0,57 Gelderland 1 397 39 860 214 284 0 0,73 Flevoland 57 0 45 0 12 0 0,19 Utrecht 650 6 232 66 169 177 0,59 Noord-Holland 1 162 34 857 103 165 3 0,46 Zuid-Holland 1 620 103 952 316 234 15 0,48 Zeeland 255 8 151 0 0 96 0,69 Noord-Brabant 1 727 23 1 003 256 380 65 0,74 Limburg 1 331 74 948 111 198 0 1,17 Nederland 9 618 (100%) 367 (4%) 5 846 (61%) 1 192 (12%) 1 854 (19%) 359 (3%) 0,61 (standplaatsdichtheid: aantal standplaatsen per 1000 inwoners) In bijlage 1 treft u deze cijfers aan per woningmarktgebied. 3.b. Woonwagens Volgens opgave van de n bevinden zich op de 9618 standplaatsen 8947 woonwagens. Voor het verschil tussen het aantal standplaatsen en woonwagens zijn meerdere verklaringen te geven. Genoemd kunnen worden permanente leegstand, leegstand wegens een saneringsoperatie, plekken bestemd voor reizende circus- en kermisexploitanten en verdunning waardoor een woonwagen meerdere standplaatsen bezet. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 3

Van de 8697 woonwagens is het merendeel (64%) in bezit van de eigenaar-bewoner. Van de 3233 huurwoonwagens wordt 54% verhuurd door n. Toegelaten instellingen verhuren 40% van de huurwoonwagens. Tabel 2 Woonwagens en eigendomsverhoudingen landelijk en per provincie provincie aantal woonwagens eigenaarbewoners eigenaar en eigenaar/t.i. t.i. eigenaar en derden Groningen 177 129 44 1 0 3 Friesland 136 99 17 0 20 0 Drente 449 216 208 1 18 6 Overijssel 582 302 79 65 136 0 Gelderland 1 305 864 212 83 135 11 Flevoland 50 33 17 0 0 0 Utrecht 632 519 74 12 27 0 Noord-Holland 1 018 833 102 29 55 0 Zuid-Holland 1 433 954 319 129 30 1 Zeeland 239 161 78 0 0 0 Noord-Brabant 1 691 1 034 325 179 141 12 Limburg 1 234 570 289 33 96 246 Nederland 8 947 (100%) 5 714 (64%) 1 764 (20%) 532 (6%) 658 (7%) 279 (3%) 4. Overdracht van standplaatsen en woonwagens aan bewoners en toegelaten instellingen In het afgelopen decennium zijn bijna alle lijke woningbedrijven opgeheven of verzelfstandigd. Verhuur van woningen door n vindt dan ook nog slechts op zeer bescheiden schaal plaats. Wat betreft de exploitatie van standplaatsen en huurwoonwagens komt het proces van overdracht vanuit n naar de sociale huursector daarentegen moeizaam op gang. Het aantal standplaatsen in eigendom of beheer van toegelaten instellingen is sinds 1998 slechts mondjesmaat toegenomen. In de Toezichtverslagen sociale huursector over 1998 en 1999 is vermeld dat toegelaten instellingen 2774 resp. 2571 standplaatsen in eigendom en of beheer hadden. Aan de hand van de opgaven van de n in dit onderzoek bedraagt eind 2000 dit aantal 3046. Gemeenten geven aan dat zij sinds medio 1998 tot eind 2000 1261 standplaatsen en 364 woonwagens hebben overgedragen. Het aantal volgens de n overgedragen standplaatsen vertaalt zich merkwaardigerwijs niet in een even grote stijging van het aantal door corporaties beheerde standplaatsen. Een verschil in interpretatie van wat onder beheer wordt verstaan zou daar debet aan kunnen zijn. Dit laat evenwel onverlet dat de cijfers aangeven dat de overdracht naar corporaties moeizaam verloopt. Dit is teleurstellend omdat de afkoop in 1999 van de jaarlijkse rijksbijdragen op de exploitatiekosten van standplaatsen en huurwoonwagens en de daaraan verbonden rijksleningen het voor n eenvoudiger heeft gemaakt deze voorzieningen te verkopen. Het overgrote deel van de n die standplaatsen en woonwagens in eigendom en of beheer hebben, geven aan deze de komende jaren te willen overdragen aan een toegelaten instelling. Knelpunten die daarbij worden genoemd zijn de aanwezigheid van vervuilde grond, beheersproblemen of de door de toegelaten instelling gevraagde vergoeding voor het afdekken van de financiële risico s. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 4

Het normalisatieproces is er niet bij gebaat dat het daadwerkelijk huisvesten van woonwagenbewoners een lijke aangelegenheid blijft. Een terughoudende opstelling in deze bij de corporaties acht ik, gelet op hun taakstelling, niet op zijn plaats. Van hen mag een toeschietelijke houding worden verwacht als het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid voor de huisvesting van degenen uit de doelgroep die in een woonwagen wonen of willen wonen. Corporaties moeten daarbij kunnen rekenen op een redelijk aanbod van de n. Ook bewoners van woonwagens zullen zich door het verwerven van de standplaats en/of de woonwagen in eigendom in beginsel meer verantwoordelijk gaan voelen voor zowel de woonruimte als de woonomgeving. Meerdere n vermelden dan ook expliciet te streven naar de verkoop van standplaatsen en huurwoonwagen aan de bewoner. Op voorwaarde dat een kernvoorraad aan huurstandplaatsen en huurwoonwagens gehandhaafd blijft, heeft een dergelijk beleid mijn volledige instemming. Om de verkoop van standplaatsen en woonwagens aan eigenaar-bewoners te stimuleren, beraad ik mij thans over mogelijkheden om de Wet Bevordering Eigenwoningbezit aan te passen, in die zin dat de beperkingen die worden ondervonden door de specifieke aspecten van het wonen in een woonwagen, worden weggenomen. 5. Behoefte aan standplaatsen Van de 437 n met woonwagens geven 185 n aan te beschikken over een wachtlijst waarop degenen die in aanmerking willen komen voor een standplaats zich kunnen inschrijven. Op deze wachtlijsten hebben zich in totaal 2508 huishoudens ingeschreven. Dit betreft voor het overgrote deel (93%) huishoudens die zich in verband met de afschaffing van de Woonwagenwet hebben ingeschreven als woningzoekenden die in een woonwagen wonen of daarin hebben gewoond en op basis daarvan recht kunnen doen gelden op een aantal voorrangsregels (zie paragraaf 2 van deze brief). Op de wachtlijsten staan 166 niet oorspronkelijke woonwagenbewoners vermeld. In 1998 is het tekort aan standplaatsen berekend door het aantal geregistreerde rechthebbenden op een standplaats als uitgangspunt te hanteren, dit op te hogen met overige gebruikers van standplaatsen en daarop vervolgens het aantal standplaatsen in mindering te brengen. Het aldus berekende tekort in 1998 bedroeg 2178 standplaatsen. De 286 woonwagenbewoners die toen hadden aangegeven een voorkeur te hebben voor een andere standplaats zijn bij deze kwantitatieve behoeftebepaling buiten beschouwing gebleven. Wordt de huidige, op basis van de op de lijke wachtlijsten berekende, behoefte aan standplaatsen (2508) vergeleken met het brutotekort als berekend in 1998 (2464), dan is er sprake van een lichte stijging in het tekort aan standplaatsen. Bij deze cijfers passen enkele zwaarwegende kanttekeningen. Ik heb al aangegeven dat het merendeel van de n geen wachtlijst hanteert om de behoefte aan het wonen in een woonwagen te registreren. Bestond tot voor enkele jaren geleden in de meeste n een lijst van ingeschreven woningzoekenden, door het in vele n geïntroduceerde aanbodmodel is de aanwezigheid van een (wacht)lijst met woningzoekenden heel wat minder vanzelfsprekend geworden. Ook voor andere groepen dan woonwagenbewoners worden geen wachtlijsten meer aangehouden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 5

De betrouwbaarheid van de wachtlijsten voor de bepaling van de behoefte wordt verder ondergraven door de mogelijkheid dat huishoudens zich in meerdere n op een wachtlijst hebben laten plaatsen. In welke mate dit voorkomt, is mij onbekend. De vraag naar (categorieën) woonruimte wordt heden ten dage veelal op een ander wijze gemeten dan aan de hand van wachtlijsten. In het Woningbehoefte Onderzoek wordt gevraagd naar het soort woonruimte waarin de respondent woonachtig is en naar welke soort woonruimte behoefte bestaat. Door de geringe omvang van het aantal standplaats- of woonwagenzoekenden is op landelijk niveau hieromtrent echter hooguit een grove indicatie te geven. Het WBO 1999 registreert 9054 woonruimten als woonwagen of caravan. De vraag naar woonwagens en caravans is berekend op 2032. Hierbij is geen uitsplitsing gemaakt naar rechthebbenden en niet-rechthebbenden. Uit het WBO is op regio-niveau geen betrouwbare informatie te herleiden. Een eenduidige uitspraak over de omvang van de tekorten is dan ook niet te geven. Wel vormt zich het beeld dat de tekorten de afgelopen jaren in tegenstelling tot de verwachtingen niet substantieel zijn verminderd. 6. Nieuwbouwplannen De n zijn gevraagd een opgave te doen van hun voornemens wat betreft het bouwen en vervangen van standplaatsen tot aan 2010. Nieuwbouwplannen terzake van standplaatsen bestaan in 117 n. In deze n zal het aantal standplaatsen in de periode 2001 2010 met 946 plaatsen worden uitgebreid. Tabel 3. Planning nieuwbouw en vervanging standplaatsen 2001 2005 en 2006 2010, landelijk en per provincie provincie nieuwe standplaatsen 2001 t/m 2005 vervanging 2001 t/m 2005 netto uitbreiding 2001 t/m 2005 netto uitbreiding 2006 t/m 2010 netto uitbreiding 2001 t/m 2010 Groningen 12 0 12 0 12 Friesland 18 0 18 1 19 Drente 19 0 19 0 19 Overijssel 47 23 24 15 39 Gelderland 218 43 175 40 215 Flevoland 10 2 8 0 8 Utrecht 306 225 81 5 86 Noord-Holland 235 102 133 28 161 Zuid-Holland 448 300 148 0 148 Zeeland 30 27 3 0 3 Noord-Brabant 210 74 136 19 155 Limburg 219 139 80 1 81 Nederland 1 772 935 837 109 946 Ik constateer dat ook bij realisatie van deze voornemens slechts in beperkte mate wordt voldaan aan de op basis van de wachtlijsten gemeten behoefte aan standplaatsen. Ook na 2010 zal er nog sprake zijn van een substantieel tekort aan standplaatsen. Gemeenten blijken dikwijls een te grote terughoudend te betrachten bij de uitbreiding van het aantal standplaatsen en de voorkeur te geven aan een stabilisering van de bestaande situatie. Er wordt door veel n in te beperkte mate ingespeeld op de specifieke woonbehoefte van deze burgers. De wisselende wijze waarop besturen beleidsmatig aandacht besteden aan de versterking van de maatschappelijke positie van woonwagenbewoners en zigeuners is onlangs voor het Ministerie van Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 6

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanleiding geweest om in een brief aan de besturen aandacht te vragen voor dit beleid 1. Ik constateer dat de houding van besturen wat betreft de huisvesting van woonwagenbewoners eveneens wisselend is te noemen. Van degenen die in een woonwagen willen wonen mag daarentegen worden verwacht dat zij hun specifieke woonwensen bij het lokale bestuur of de toegelaten instelling kenbaar maken. Ik stel vast dat de koppeling tussen vraag en aanbod, zowel qua voorraad als nieuwbouw, op lijke niveau nog niet goed tot stand komt. 8. Tekort-n Bij de afschaffing van de Woonwagenwet zijn 46 zgn. «tekort-n» benoemd. Een inventarisatie van de ontwikkelingen in vraag en aanbod bij deze n levert het beeld op dat ook deze n uiteenlopend hebben gereageerd op de afschaffing van de Woonwagenwet. In bijlage 2 worden de gegevens uit 1998 vergeleken met die op basis van de meest recente inventarisatie. Opvallend is dat een achttal «tekort-n», nl. de n Haarlem, Helmond, Loon op Zand, Nijmegen, Rijswijk, Venlo, Voorburg en Zwolle aangeeft niet te beschikken over een wachtlijst. Toename van het aantal standplaatsen heeft plaatsgevonden bij 23 «tekort-n». Relatief veel nieuwbouw is gepleegd in Den Haag, Apeldoorn, Dordrecht, Groningen, Venlo, Heerlen, Leiden, Tiel en Woensdrecht. 9. Verdergaand onderzoek naar de effecten van de intrekking van de Woonwagenwet Uit het bovenstaande valt op te maken dat het streven naar integratie van het woonwagenbeleid in het algemene lokale volkshuisvestingsbeleid niet tot gevolg heeft gehad, dat n zodanige aandacht schenken aan de specifieke woonwensen van de groep burgers die in een woonwagen op een standplaats willen wonen, dat de tekorten zichtbaar verkleind zijn of worden. Omdat de daadwerkelijke afschaffing van de Woonwagenwet minder dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden, is niet uitgesloten dat lokale partijen nog onvoldoende hun positie hebben herijkt en in (beleids) resultaten omgezet. Toch hecht ik eraan om een beter beeld te krijgen. Daarom acht ik het noodzakelijk om enkele van de gesignaleerde punten nader te laten onderzoeken. Het betreft allereerst de wijze waarop op lokaal niveau de behoefte aan standplaatsen en woonwagens in beeld wordt gebracht. Daarbij wordt niet alleen aandacht geschonken aan de taakopvatting van de n en van de corporaties. Net zo relevant is de positie van de bewoners en woningzoekenden. Hoe hebben de woonwagenbewoners ingespeeld op de nieuwe situatie en op welke wijze brengen zij hun vraag naar woonruimte onder de aandacht van n en aanbieders van woonruimte? 1 Brief aan besturen d.d. 10 januari 2001, kenmerk CIM2001/50032. Een ander aspect is de overdracht van standplaatsen en wagens aan corporaties en aan bewoners. Naast een inventarisatie van de belemmeringen wil ik ook inzicht in de factoren die er toe hebben bijgedragen dat Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 7

in sommige situaties n en corporatie wel tot overeenstemming zijn gekomen. Dit onderzoek richt zich vooral op het beleidsterrein van VROM. Daarnaast brengt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken eind 2001 de tweede monitor van de sociaal-economische positie van woonwagenbewoners uit. In die monitor wordt de situatie van woonwagenbewoners op het gebied van inkomen, werk en opleiding vergeleken met de stand van zaken in 1997. Het door mij voorgenomen verdergaande onderzoek spitst zich dus toe op de vraag op welke wijze n, toegelaten instellingen én woonwagenbewoners en -zoekenden hebben gereageerd op het verdwijnen van de specifieke volkshuisvestelijke regelingen voor burgers die willen wonen in een woonwagen op een standplaats. Gezien de rol in dezen van die burgers, gelet op het beleid dat aan de Nota Mensen, Wensen, Wonen 1 ten grondslag ligt, heb ik de Initiatiefgroep Woonwagenbeleid, welke ook voor de Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid als klankbord dient, bereid gevonden zich uit te spreken over de opzet en resultaten van dit verdergaande onderzoek. Tevens zijn de VNG en Aedes vereniging voor woningcorporaties bereid gevonden het onderzoek mede te begeleiden. Ik streef er naar de uitkomsten van dit onderzoek nog voor het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. W. Remkes 1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 559, nr. 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 8

BIJLAGE 1 Aantal standplaatsen en omvang wachtlijsten per woningmarkt/regio Regio aantal standplaatsen eigenaarbewoners eigenaar en eigenaar, t.i. derden t.i. eigenaar en standplaatsdichtheid omvang wachtlijsten RR N Groningen 9 0 8 0 0 0 0,08 0 C Groningen 187 35 127 5 17 3 0,63 58 SR O Groningen 22 15 7 0 0 0 0,14 2 N Friesland 36 1 0 19 16 0 0,14 2 ZW Friesland 16 6 1 0 9 0 0,12 8 De Friese Wouden 76 5 6 1 64 0 0,33 1 SV NM Drenthe 90 1 52 0 37 0 0,59 7 ZW Drenthe 144 0 143 1 0 0 1,16 92 IGS ZO Drenthe 234 0 234 0 0 0 1,41 66 UBWS NW Overijssel 108 1 82 0 25 0 0,93 11 SVV NO Overijssel 38 0 9 7 22 0 0,42 1 WS Zwolle 192 1 19 18 154 0 1,17 6 Regio Twente 159 0 101 3 55 0 0,26 41 Stedendriehoek (O) 108 14 9 72 13 0 1,11 0 Stedendriehoek (G) 442 13 377 21 31 0 1,28 106 Achterhoek 90 8 11 4 67 0 0,33 1 ROL KAN 441 4 254 24 159 0 0,66 55 IGO Rivierenland 243 13 183 43 4 0 1,03 65 IGS NW Veluwe 107 0 10 97 0 0 0,68 39 Eemlandvallei (G) 74 1 25 25 23 0 0,33 22 Eemlandvallei (U) 271 0 56 55 160 0 0,80 90 BRU 379 6 176 11 9 177 0,50 153 Flevoland 57 0 45 0 12 0 0,19 20 Gooi en Vechtstreek 125 0 58 12 55 0 0,54 26 ROA 512 16 423 7 66 0 0,40 110 SO W Friesland 69 1 61 2 5 0 0,36 37 Kop van N Holland 43 3 33 0 7 0 0,27 5 N Kennemerland 89 0 78 0 8 3 0,38 54 IJmond 189 14 82 82 11 0 1,10 42 Z Kennemerland 135 0 122 0 13 0 0,62 16 Duin- en Bollenstreek 49 8 9 6 11 15 0,28 12 Leiden e.o. 159 35 124 0 0 0 0,76 60 IGOO Rijnstreek 61 0 40 6 15 0 0,48 20 IGSO M Holland 158 3 143 0 12 0 0,66 20 Haaglanden 500 16 257 66 161 0 0,53 192 SRR 282 11 217 40 14 0 0,24 80 Goeree Overvlakkee 80 22 58 0 0 0 1,75 8 VHVS Hoeksche Waard 17 0 11 0 6 1 0,21 1 SV Alblasserwaard/Vyfh 44 0 23 6 15 0 0,30 24 Drechtsteden 270 8 70 192 0 0 1,05 89 Oosterschelde regio 56 8 1 0 0 47 0,37 0 BBWS Walcheren 49 0 0 0 0 49 0,44 0 RBBWS Z Vlaanderen 150 0 150 0 0 0 1,40 19 W Nrd Brabant 206 4 148 0 54 0 1,10 84 Sg Breda 246 9 34 162 41 0 0,59 78 Sg Tilburg 104 0 28 14 62 0 0,28 47 Sg Den Bosch 228 0 69 0 94 65 0,82 30 SRE 756 9 562 74 111 0 1,01 139 Strg Brabant NO 187 1 162 6 18 0 0,55 36 N Limburg 184 58 60 51 15 0 0,68 27 M Limburg 211 16 144 0 51 0 0,97 75 Strg W Mijnstreek 316 0 286 30 0 0 1,88 44 Parkstad 260 0 230 30 0 0 0,97 54 SV Maastricht en Mergelland 360 0 228 0 132 0 1,70 233 Nederland 9 618 367 5 846 1 192 1 854 359 0,61 2 508 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 9

BIJLAGE 2 Ontwikkeling aantal standplaatsen in «Tekort-n» 1998 2000 Tekort- aantal standpl. 1998 aantal standpl. 2001 toename 1998 2000 Alkmaar 33 33 0 Amersfoort 131 133 2 Amstelveen 34 44 10 Amsterdam 269 269 0 Apeldoorn 259 345 86 Arnhem 139 142 3 Bergen op Zoom 92 94 2 Breda 143 143 0 Coevorden 65 69 4 Den Haag 164 291 127 Dordrecht 128 192 64 Emmen 157 155 2 Groningen 125 165 40 Haarlem 96 91 5 Harderwijk 52 52 0 Heemskerk 61 61 0 Heerlen 101 130 29 Helmond 81 81 0 Hoogeveen 98 97 1 Hoorn 31 32 1 Hulst 45 45 0 Leiden 95 130 35 Loon op Zand 6 6 0 Maastricht 232 241 9 Meerssen 18 22 4 Nijmegen 107 107 0 Nootdorp 5 5 0 Nuenen c.a. 34 34 0 Oss 72 70 2 Rheden 20 24 4 Rijswijk 30 29 1 Roosendaal 86 86 0 Rotterdam 118 118 0 Schiedam 32 32 0 s-hertogenbosch 151 157 6 Sittard 107 105 2 Tiel 64 96 32 Utrecht 123 123 0 Valkenswaard 17 18 1 Venlo 49 100 51 Voorburg 16 28 12 Weert 58 56 2 West Maas en Waal 21 19 2 Woensdrecht 10 40 30 Zoetermeer 52 54 2 Zwolle 143 152 9 Totaal tekort-n 3 970 4 516 546 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 400 XI en 24 508, nr. 54 10