Sessie natuur 1 Vogels en hun habitat: waarom kiezen onze doelsoorten (niet) voor de Schelde? Moderator: Erika Van den Bergh (INBO) Sprekers: Gunther Van Ryckegem (INBO) en Dick de Jong (ex-rijkswaterstaat) Grote aantallen steltlopers en eenden benutten het Schelde-estuarium als foerageergebied tijdens doortrek en overwintering. Uit onderzoek blijkt dat ze niet in ieder deelgebied in vergelijkbare dichtheden aanwezig zijn en dat soorten vaak hun eigen voorkeuren hebben. Er is nog veel onbekend over wat hun keuzes bepaalt. Recent onderzoek laat zien dat de grootte van de vogel daarbij een belangrijke rol speelt. Kleinere soorten hebben een relatief ongunstige oppervlak/inhoud-ratio. Dat wil zeggen dat ze meer energie per gram lichaamsgewicht nodig hebben en daarom een langere foerageertijd nodig hebben. In een getijdensysteem varieert de maximaal beschikbare foerageertijd per gebied door de variatie in range in droogvalduur. Kleinere soorten moeten daarom kritischer zijn in hun gebiedskeuze dan grotere soorten. Maar het onderzoek laat ook zien dat aspecten als de vorm van het slik en menselijke verstoring een belangrijke rol kunnen spelen bij de keuze van vogels. Kennis over de manier waarop vogels hun foerageergebieden kiezen is essentieel om deze soorten voldoende ruimte te (blijven) bieden in een estuarium dat onder toenemende druk staat. Daarmee kunnen bovendien effecten op deze vogels van nieuwe ingrepen beter worden bepaald. Ook kan dan de potentiële foerageercapaciteit van het estuarium worden bepaald los van de grootte van de flyway-populatie. Vilda Sessie natuur 2 Algen: de basis voor een gezond ecosysteem in de Schelde? Moderator: Luca van Duren (Deltares) Presentatoren: Tom Maris (Universiteit Antwerpen) en Willem Stolte (Deltares) Algen in het water en op de intergetijdenplaten van de Schelde vormen de basis voor het voedselweb in het estuarium. Ze worden gegeten door zoöplankton en bodemdieren, die op hun beurt op het menu staan van vissen, vogels en zeehonden. Bovendien zijn ze essentieel voor zuurstof in het systeem. Maar te zware algenbloeien kunnen erg negatieve effecten hebben op systemen. Algen groeien onder invloed van licht en nutriënten zoals stikstof en fosfaat. Als we de nutriëntenbelasting veranderen, kan dat in theorie dus gevolgen hebben voor het hele ecosysteem. In erg troebele delen van de Schelde, waar licht de groei van algen beperkt, heeft het toevoegen of verminderen van nutriënten weinig impact. We hebben er alle baat bij overlast door algenbloei te voorkomen, maar tegelijk willen we een behoorlijk niveau van primaire productie. Dat is noodzakelijk voor een gezond ecosysteem. Ook mensen hebben invloed op de groei van algen. Activiteiten als baggeren en storten hebben een direct effect op de slibconcentratie in het water, en daarmee op het lichtklimaat. Indirect beïnvloedt het baggeren van vaarwegen de stroming en de getijdoordringing. Ook komt er vanaf landbouwgebied en via afvalwater uit bebouwd gebied een grote hoeveelheid nutriënten in de Schelde. Al die ingrepen beïnvloeden de groei van algen in het systeem en daarmee de rest van de voedselketen. De effecten kunnen verschillen per locatie en per seizoen. Hoe verkrijgen we inzicht in het verband tussen onze ingrepen en de werking van het ecosysteem? Dat verkent deze sessie aan de hand van meetseries en voorbeelden van modellen die veranderingen in algengroei voorspellen. Naast de Schelde zullen we wat voorbeelden aanhalen van andere gebieden, zoals de Eems-Dollard, waar een aantal jaren geleden een sterke verandering in het systeem is opgetreden en het systeem in korte tijd veel troebeler is geworden. Hoewel er zeker verschillen zijn tussen de Schelde en de Eems, is het goed om lessen te trekken uit gebeurtenissen in andere gebieden.
SCHELDESYMPOSIUM 23 november 2016 Sessie slib Moet er nog slib zijn? Helder inzicht in troebel water Moderator: Frederik Roose (Departement MOW) Sprekers: Thijs Lanckriet (IMDC) en Ronald Brouwer (Waterbouwkundig Laboratorium) Het Schelde-estuarium ondergaat veranderingen door de invloed van mens en natuur. Een goed beheer van de Schelde start met een gedegen kennis van de reactie van het estuarium op die veranderingen. Een belangrijke factor in die reactie is het gehalte aan slib in suspensie in het Scheldewater. Dat slibgehalte is bepalend voor sedimenttransport, primaire productie en aanslibbing in vaarwegen en op slikken en schorren. Metingen geven aan dat de sedimentconcentratie in bepaalde zones van de Westerschelde en Beneden-Zeeschelde Elisabeth Verwaest is toegenomen in de voorbije twintig jaar, en dat de ruimtelijke verdeling van het slibgehalte gewijzigd is. Aan de hand van statistisch onderzoek werd er een relatie gevonden tussen de waargenomen sedimentconcentraties en het zoetwaterdebiet enerzijds, en de bagger- en stort volumes anderzijds. Een model met een vereenvoudigde weergave van het Schelde- estuarium wordt ingezet om de waterbeweging en het slibtransport doorheen het estuarium te beschrijven. De modelresultaten geven inzicht in de belangrijkste fysische mechanismen die de waterbeweging en het slibtransport bepalen, en de locaties waar zich mogelijk een troebelheidsmaximum kan vormen in functie van het zoetwaterdebiet.
Sessie getij Hoger, lager, sneller en asymmetrischer: meer dan 100 jaar getijparameters in het Schelde-estuarium Moderator: Yves Plancke (Waterbouwkundig Laboratorium) Sprekers: Wouter Vandenbruwaene (Waterbouwkundig Laboratorium), Kees Kuijper (Deltares), Hans De Preter (W&Z), Davy Depreiter (Waterbouwkundig Laboratorium) De getijden zorgen ervoor dat het water in het Schelde-estuarium op en neer (hoog- en laagwater) en heen en weer (eb en vloed) gaat. Omdat het water ook verschillende functies faciliteert (economie, maatschappij, ecologie, toerisme ) moeten de aangrenzende gebieden beschermd worden tegen overstromingen. In Nederland bestaat daartoe het Deltaplan, in Vlaanderen het geactualiseerde Sigmaplan. Al meer dan honderd jaar worden de waterstanden gemeten op verschillende plaatsen in het estuarium. Daardoor kunnen we de honderdjarige evolutie van getijkarakteristieken tonen. We proberen die in verband te brengen met ontwikkelingen van de morfologie van het estuarium. We deden een inspanning om meer dan één miljoen gegevens te digitaliseren. Zo konden we in het kader van de Agenda voor de Toekomst de getij parameters in de Boven-Zeeschelde en de bijrivieren grondig analyseren. De historische evolutie van die parameters is sterk gerelateerd aan veranderingen van het getij op zee, meteorologie (zoals de bovenafvoeren) en de morfologische evolutie van het estuarium. Natuurlijke ontwikkelingen (zoals de stijging van de zeespiegel) en menselijke ingrepen (zoals inpolderingen, sedimentonttrekking en infrastructuurwerken) leidden ertoe dat in de laatste honderd jaar onder meer de hoogwaterstanden hoger en de laagwaterstanden lager zijn geworden. De veranderingen in het getij vertalen zich onvermijdelijk in andere functies van het estuarium: bevaarbaarheid (laagwaterstanden, getijvenster), leefomgeving (de toename van het hoogdynamisch areaal en het steiler worden van de platen) en veiligheid (hogere extreme waterstanden). Voor de Westerschelde wordt verondersteld dat het meergeulenstelsel belangrijk is voor het dempen van de getijslag. Het uitgevoerde en het lopende onderzoek laten toe het inzicht in het systeemfunctioneren te vergroten. Het draagt bij aan het optimaliseren van het beheer van het Schelde-estuarium. Waterbouwkundig Laboratorium
Sessie kustveiligheid Het klimaat verandert: vragen over bereikbaarheid en droge voeten Moderator: Marcel Taal (Deltares) Sprekers: Abdel Nnafie (Departement MOW) en Jebbe van der Werf (Deltares) De sessie kustveiligheid behandelt het onderzoek naar de werking van de monding en aanliggende kust. Veiligheid is daarin belangrijk, maar ook natuur en scheepvaart. Het mondingsgebied is het voorportaal van het Scheldeestuarium en zo van invloed op alle gebruiksfuncties, zowel stroomopwaarts als in de nabije kustzone. Nu al worden de kusten gesuppleerd om erosie te bestrijden en worden toegangsgeulen naar de Westerschelde onderhouden. Bovendien is een groot deel beschermd natuurgebied. Onbekend is nog of in een veranderend klimaat de monding beter of anders bijdraagt aan die functies. In Vlaanderen moet men de komende jaren plannen ontwikkelen over hoe men duurzaam integraal kust beheer kan realiseren. In Nederland zijn er wel al plannen (delta programma), maar kan men ook niet stilzitten. Eventuele oplossingen en maatregelen moeten straks samen ontwikkeld worden. Te verwachten is dat (grootschalig) sedimentbeheer een belangrijke oplossingsrichting is. Daarom moeten we goed begrijpen hoe kust en monding nu werken, hoe zand en slib in water en bodem zich ontwikkeld hebben en wat de invloed van de mens daarin is geweest. Oude kaarten, literatuur en een computer model geven samen een goed inzicht over wat de laatste eeuwen gebeurde. Met de goed bemeten bodems van de laatste halve eeuw zijn menselijke invloeden op de bodemverandering in die periode goed onderzocht. Voor een goed inzicht in de locatie van zand en slib en hoe dat een effect heeft, bijvoorbeeld op het onderhoud van vaargeulen, is ook uitgebreid onderzoek gedaan. Anita Eijlers
Sessie hydrobiografie Leren uit het verleden: een hydrobiografie van de Schelde Moderator: Eric Luiten (voormalig College van Rijks adviseurs) Spreker: Jan-Willem Bosch (Landschaps architecten Bosch Slabbers) In opdracht van het Nederlandse College van Rijks adviseurs (CRa) schetste landschapsarchitectenbureau Bosch Slabbers een hydrobiografisch beeld van het Schelde-estuarium. De grensoverschrijdende cartografische analyse heeft de Zeeschelde (stroomafwaarts vanaf Gent), de Westerschelde en de monding als onderzoeksgebied. Die rivieren vormen een estuarium waar het getij de waterstanden en stromingen sterk beïnvloedt, en waar er een overgang is van zoet rivierwater naar zout Noordzeewater. Terugkijken in de tijd helpt om de huidige situatie te duiden, om beter te begrijpen hoe de interactie tussen natuurlijke processen en menselijk handelen in het Schelde-estuarium het landschap voortdurend heeft doen veranderen. De hydrobiografie bestaat uit een reeks van elf kaartbeelden van chronologische breukvlakken van 750 v. Chr. tot nu. De reeks brengt de ontwikkeling van de stroom in beeld. Bestaande inzichten worden daarbij onder één noemer gebracht in onderling vergelijkbare kaarten. Deze oefening wil bijdragen aan de actualisering van de maatschappelijke en bestuurlijke agenda voor de Schelde. Welke lessen vallen uit de kaartenreeks te destilleren, die als inzet kunnen dienen voor toekomstig ruimtelijk onderzoek en ontwerp? De deelnemers aan het gesprek krijgen een exemplaar van de hydrobiografie. Ludo Goossens Stand projectgroep Capaciteitsstudie Schelde en projectgroep Zoetwaterbeheer De projectleiders van de projectgroep Capaciteitsstudie Schelde en de projectgroep Zoetwaterbeheer beantwoorden al uw vragen op een aparte stand. Daar kunt u langslopen tijdens de ontvangst vóór het symposium. Ook tijdens de koffie- en netwerkpauze opent de stand.