Houding van scholieren in het voortgezet onderwijs ten opzichte van ICT wetenschappen Danny Romme Erik Barendsen (begeleider) Versie: definitief onderzoeksplan
Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Inleiding... 2 Probleemstelling... 2 Verantwoording... 2 Theoretisch kader... 3 Methode... 4 Onderzoeksstructuur... 4 Onderzoeksfunctie... 4 Deelvragen... 4 Planning... 5 Literatuurlijst... 5 1
Inleiding Als onderdeel van de landelijke missie van Platform Bèta Techniek om meer scholieren van het voortgezet onderwijs (ook wel vo-scholieren genoemd) geïnteresseerd te maken voor bètatechnisch onderwijs neemt de Radboud Universiteit deel aan het programma Sprint-UP. Het programma moet een gunstig effect hebben op de kwaliteit van het onderwijs in voortgezet en hoger onderwijs, de aansluiting tussen het voortgezet en hoger onderwijs verbeteren en de bekendheid van het hoger onderwijs bij de leerlingen en docenten in het voortgezet onderwijs vergroten (1). Voor mijn onderzoek is alleen de invulling die het III (Instituut voor Informatica en Informatiekunde) geeft aan dit programma van belang. Probleemstelling In het kader van het Sprint-UP programma verzorgt het III gastlessen op vo-scholen in de regio Nijmegen. Door middel van deze gastlessen wordt getracht de voscholieren te interesseren voor een vervolgopleiding binnen de ICT wetenschappen. Om te weten te komen of het gewenste effect bereikt wordt, richt mijn onderzoek zich op de volgende vraag: Hoe verandert de houding van vo-scholieren ten opzichte van ICT wetenschappen door het volgen van gastlessen?. De uitkomst van het onderzoek is een overzicht van hoe de houding van voscholieren is veranderd na het volgen van een periode van gastlessen over ICT wetenschappen. Hierin staat onder andere of zij het vakgebied na het volgen van de gastles leuker of juist minder leuk vinden, of zij hierna een ander en/of beter beeld hebben van de inhoud van het vakgebied, en of zij hierna wel of juist niet meer een toekomst voor zichzelf zien in dit vakgebied. Verantwoording Zolang de Radboud Universiteit de opleidingen Informatica en Informatiekunde aanbiedt, is er al een tekort aan vo-scholieren die voor een van deze opleidingen kiezen. Dit tekort is de laatste jaren zelfs dusdanig ernstig dat het voortbestaan van deze opleidingen gevaar begint te lopen (2). Het zou voor de universiteit dus zeer prettig zijn als méér vo-scholieren zich zouden aanmelden voor deze opleidingen. Het is daarom van belang dat het programma dat voor meer aanmeldingen moet zorgen in dit geval het Sprint-UP programma effectief is, zodat de moeite die de universiteit hierin steekt niet voor niets is. Dit onderzoek kan helpen bij de evaluatie van het nut en de effectiviteit van het Sprint-UP project zoals door het III ingevuld. 2
Ook de medewerkers van het III die de gastlessen in het kader van het Sprint-UP programma bedenken en verzorgen, zullen baat hebben bij een analyse van het nut en de effectiviteit van deze gastlessen. Zou uit dit onderzoek blijken dat de gastlessen geen positieve invloed hebben op de houding van vo-scholieren ten opzichte van ICT wetenschappen, dan weten de medewerkers van het III dat zij de gastlessen zullen moeten aanpassen. Maar als bijvoorbeeld blijkt dat de gastlessen wel degelijk een positieve invloed hebben terwijl er alsnog niet significant méér aanmeldingen komen, dan kan het zijn dat het probleem elders gezocht moet worden. Daarnaast ben ik zelf ook nieuwsgierig naar de houding van de huidige vo-scholieren ten opzichte van ICT wetenschappen in het bijzonder, en de mening van mensen over ICT wetenschappen in het algemeen. Het eerste, omdat ik zelf ook ooit gekozen heb voor een opleiding in dit vakgebied en merkte dat ikzelf, klasgenoten en studiegenoten lang niet allemaal even enthousiast waren over een dergelijk opleiding. En het tweede omdat ik in de persoonlijke sfeer nog steeds vragen krijg over wat het vakgebied nou eigenlijk inhoudt en wat daarmee de carrièreperspectieven zijn. De resultaten van dit onderzoek kunnen mij een inzicht geven in deze houdingen en meningen. Theoretisch kader Dit onderzoek baseert zich op vergelijkbare onderzoeken naar vakspecifieke motivatie. Zo heeft J. Perrenet onderzoek gedaan naar de houding van Bachelorstudenten Wiskunde en hoe die gedurende de studie verandert (3). Ook heeft hij onderzoek gedaan naar houding van eerstejaars- tweedejaars- en Masterstudenten en het faculteitsbestuur van de studie Informatica aan de TU/e ten opzichte van hun studie (4). Dit laatste onderzoek is gebaseerd op een onderzoek van C. Lewis over hetzelfde onderwerp (5), maar met andere vragen en een andere structuur van zijn vragenlijst. Daarnaast heeft T. Klop voor haar proefschrift geschreven over de houding van voscholieren ten opzichte van moderne biotechnologie (6). Een ander onderzoek van haar bekijkt de invloed van een scheikundemodule op de houding van vo-scholieren ten opzichte van moderne biotechnologie (7). Bepaalde opvattingen, methoden en keuzes uit deze en andere onderzoeken zijn terug te vinden in mijn eigen onderzoek. In bovengenoemde onderzoeken zijn vragenlijsten gebruikt voor het verzamelen van de gegevens over de houding van de onderzoekspopulatie. Het is me gelukt de gebruikte vragenlijsten te vinden, waardoor het mogelijk is mijn eigen vragenlijst daaraan te verantwoorden. Ook zijn er nog andere vragenlijsten, zoals de CLASS (8,9), die ontwikkeld is om de houding ten opzichte van natuurkunde te meten, en ook geschikt gemaakt is voor het meten van de houding ten opzichte van biologie en scheikunde (9). 3
Methode Onderzoeksstructuur Mijn onderzoek is gericht op het achterhalen van de houding van vo-scholieren ten opzichte van ICT wetenschappen, en de verandering daarin nadat deze scholieren ICT wetenschappelijke gastlessen hebben gevolgd. Om de benodigde gegevens te verzamelen, kies ik ervoor om ook daadwerkelijk vo-scholieren aan een attitudeonderzoek te gaan onderwerpen. Om dit attitudeonderzoek correct uit te kunnen voeren, is het als eerste belangrijk om een geschikte methode van gegevensverzameling te gebruiken. Het mag namelijk niet zo zijn dat er een testeffect optreedt waardoor de houding van de proefpersonen al door het attitudeonderzoek verandert. De methode die ik hiervoor ga gebruiken, is een pre- en post-test vragenlijst. De onderzoekselementen van mijn onderzoek zijn de vo-scholieren die al eerder ter sprake zijn gekomen. De populatie die ik ga onderzoeken, bestaat uit de 5 e klas vwoscholieren van het Olympus College in Arnhem die de gastlessen gaan volgen. Enkele weken voor aanvang van de gastlessen wordt hen gevraag de vragenlijst in te vullen, en enige tijd na afloop van de gastlessen wordt hen nogmaals gevraagd de vragenlijst in te vullen. Ook is er een controlegroep van 5 e klas vwo-scholieren van het Maasland College in Oss die de gastlessen niet volgen. Ook hen wordt gevraagd om op ongeveer dezelfde momenten als de testgroep de vragenlijsten in te vullen. De resultaten van deze twee afzonderlijke attitudeonderzoeken met twee meetmomenten kunnen daarna met elkaar vergeleken worden waarna er conclusies getrokken kunnen worden over het effect van de gastles op de houding van de proefpersonen ten opzichte van ICT wetenschappen. Onderzoeksfunctie Doordat er alleen wordt gekeken naar wat er verandert in de houding van de voscholieren door de gastlessen, is dit onderzoek descriptief van aard. Omdat er niet wordt gekeken naar de reden van de verandering in de houding, maar alleen naar de verandering op zich, is dit onderzoek daarnaast ook kwantitatief. Deelvragen De deelvragen die in dit onderzoek beantwoord gaan worden, zijn de volgende: - Wat is de houding van vo-scholieren ten opzichte van ICT wetenschappen vóórdat ze gastlessen hebben bijgewoond? ; - Wat is de houding van vo-scholieren ten opzichte van ICT wetenschappen nádat ze gastlessen hebben bijgewoond?, en - Welke uitspraken kunnen er worden gedaan over de verandering in deze houding?. 4
Het antwoord op de eerste en tweede deelvraag is een overzicht van hoe de houding van de vo-scholieren op dat moment is. Bij de derde deelvraag worden die overzichten met elkaar vergeleken en komt er een overzicht uit hoe de houding veranderd is. Hiermee is dan ook de hoofdvraag van het onderzoek beantwoord. Planning Wanneer Wat Hoelang Vóór 7 oktober Onderwerp van scriptie bepalen 5 uur 7 oktober Inleveren voorlopig onderzoeksplan 8 uur Oktober en november Beslissen over gebruikte methode voor dataverzameling en voorbereiding treffen voor daadwerkelijke dataverzameling 20 uur 29 november Inleveren definitief onderzoeksplan en eerste versie 20 uur scriptie 16 december Eerste meting bij beide groepen 10 uur Januari Analyse eerste meting en beantwoorden eerste 25 uur deelvraag 10 januari t/m 4 Gastlessen worden verzorgd februari 10 februari Tweede meting bij beide groepen 10 uur Februari Analyse tweede meting en beantwoorden tweede 25 uur deelvraag Februari Beantwoorden derde deelvraag en hoofdvraag 15 uur Begin maart Inleveren serieuze versie scriptie 10 uur Eind maart Inleveren definitieve versie scriptie 10 uur Juni of juli Presentatiesessie plus voorbereiding 10 uur Totaal 168 uur Literatuurlijst 1. Uitleg over het Sprint-Up project op http://www.sprintprogramma.nl/?pid=63&page=sprint-up, als op 28-11-2010. 2. Statistieken over het aantal vooraanmeldingen per opleiding/instelling/sector op http://www.sprintprogramma.nl/?pid=75, als op 28-11-2010. 3. Perrenet, J. & Taconis, R., Mathematical Enculturation from the Students Perspective: Shifts in Problem Solving Beliefs and Behaviour during the Bachelor Program, nog niet gepubliceerd. 4. Perrenet, J., Differences in Beliefs and Attitudes About Computer Science Among Students and Faculty of the Bachelor Program, nog niet gepubliceerd. 5
5. Lewis, C., Attitudes and Beliefs about Computer Science Among Students and Faculty, Inroads The SIGSCSE Bulletin, Volume 39, Nummer 2, 2007. 6. Klop, T., Attitudes of Secondary School Students towards Modern Biotechnology, 2008, proefschrift. 7. Klop, T., Severiens, S.E., Knippels, M-Chr.P.J., Van Mil, M.H.W. & Ten Dam, G.T.M., Effects of a Science Education Module on Attitudes towards Modern Biotechnology of Secondary School Students, International Journal of Science Education, 32: 9, 1127 1150. 8. Adams, W.K., Perkins, K.K., Podolefsky, N.S., et al., New instrument for measuring student beliefs about physics and learning physics; The Colorado Learning Attitudes about Science Survey, Physics Education Research, 2: 1, 2006. 9. De pagina over CLASS van de Universiteit van Colorado, op http://www.colorado.edu/sei/class/, als op 28-11-2010. 6