Kees van Rooijen / Carla Michielsen / John Tobben. Eerste reflectie op het ontwerp eindproduct Stilstaan bij de speerpunten

Vergelijkbare documenten
Bestuurlijke samenvatting quick-scans landbouwregio s

Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Kees van Rooijen LTO beleidsteam Water RAO Rijn West 16 mei 2012

Winst met water! > In Actie. Waarom nu? Hoe doen we dit? Eigen project! Doelstellingen. (Klik of scroll naar de volgende pagina)

Deltaplan Agrarisch Waterbeheer - in het kort -

Verklaring van Hoog & Droog

Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering

STUREN MET WATER. over draagvlak en draagkracht in de westelijke veenweiden

Ruimte om te leven met water

PEILVERHOGING IN HET VEENWEIDEGEBIED; GEVOLGEN VOOR DE INRICHTING EN HET BEHEER VAN DE WATERSYSTEMEN

Klimaatopgave landelijk gebied

Peilgestuurde drainage

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Waterschap Hollandse Delta. dynamiek in de delta

Klimaatbestendige zoetwatervoorziening Greenport regio Boskoop

Waterbeschikbaarheid op de Hoge Zandgronden. Naar een klimaatbestendige balans in vraag en aanbod van zoetwater

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept

Functie volgt peil. maaiveldverloop. Grutto s, jongvee, ruwvoer, veensafari. Grutto s, jongvee, ruwvoer, veensafari. Huiskavel en gebouwen

Een route naar een. Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling. 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Aanpak regie verzilting Noord-Nederland. Titian Oterdoom

Meer met minder. Waterschaarste en grotere vraag naar voedsel. Laan van Staalduinen, Algemeen directeur LEI. 6 juni 2012

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Integraal Peilbesluitplan Smilde Streekbijeenkomst

want ruimte voor de Maas en veilige (regionale) dijken zijn een eerste zorg.

Project ZON. Hoofdvraag. Uitvoering. Regionale afstemming op en inbreng Deltaprogramma. Samenwerking met regio Zuid

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Topsoil. Korte introductie

Kringlooplandbouw: Meer verdienen met aandacht voor het natuurlijk systeem. Linda van der Weijden

toekomst veenweide Inspiratieboek

Ondergrondse opslag. Kansen en dilemma s

Bodem en Water, de basis

Opening Toelichting FRESHEM-kaart Toelichting grondwateronttrekking Poll Terugkoppeling rondetafelgesprekken (3x)...

Netwerkdag IKN Jan Broos, Adviesbureau Broos Water BV 20 april 2017

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

AQUATISCHE LANDBOUW. haal meer uit land én water

Een. ondernemende EHS. voor Brabant

Kansrijke maatregelen

Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21

Deltaprogramma: het werk aan onze delta is nooit af. Katja Portegies Staf Deltacommissaris 11 juni 2014

Naar minder harde grenzen. Luc Kohsiek Dijkgraaf

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum:

Watergebiedsplan Greenport regio Boskoop Wateroverlast en zoetwatervoorziening Informatiebijeenkomst 30 september 2013

Deltascenario s. Deltaprogramma

Goede. Goed voor landbouw, natuur én waterbeheer 19A

Zoete kansen in de polder

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

Vergroening en verduurzamen landbouw

-Klimaatverandering, klimaatscenario s en gevolgen voor beleid en beheer-

Presentatie tekst Velddag. Verdrogingsbestrijding Groote Peel. Peilopzet in combinatie met peilgesturde drainage

Samenwerking rondom Bodem De praktijk in Noord-Brabant

Inrichtingsproject en proeftuin peilbeheer

De leden-waterschappen. DAW: samenwerken aan schoon en voldoende water. Geachte leden,

KlimaatAdaptieve Drainage

MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND

Regelingen in water: (vloei)stof tot denken

Ruimte voor de beek. Ervaring bij Waterschap Limburg. project Loobeekdal, periode Frans Verdonschot Martijn Schraven

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Hotspot Droog Ruraal Kennis voor Klimaat Bouwstenen voor regionale klimaatadaptatie in hoog Nederland

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

DAW; ook voor droogte Kennisdag Zoetwater 27 november 2018

Watersysteem van de Toekomst: vervolg debat-diner

Deltaprogramma Bijlage F. Bestuurlijke Planning DP2015

- Op de terugweg hiervan kwamen ze op één punt bijeen, Utrecht. ( auto s)

Westelijke Veenweiden

Programma. Informatieavond Amerdiep 21 januari Welkom. 1. Bestaand beleid Beleidsopgaven in het Amerdiep. Bestaand beleid.

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten

Nieuwsbrief Zoetwaterregio West-Nederland

ADVIES WERKGROEP NUTRIËNTEN RIJN-WEST

Dalende bodems, stijgende kosten

Eerste Waterhouderij in Nederland! Van concept naar realisering

Bijgevoegd zijn de aanbiedingsbrief en de visie Samen werken aan water.

Platform Texelwater. Samenwerken in een maatschappelijk netwerk onder een veranderend klimaat. Michiel Schreijer

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

VERKIEZINGS PROGRAMMA

Mineral Valley Twente: Toonaangevend voor bodem en mestverwerking

Samen met de agrarische sector werken aan schoon water

Afstemming waterbeheer op functies en gebieden

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder

Een veilig, aantrekkelijk en. economisch sterk. Wadden- en IJsselmeergebied. Luc Kohsiek Dijkgraaf Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Peilbesluit Campen. 12 december 2016

Ondergrondse zoetwateropslag Greenport Boskoop Marcel Paalman, Boskoop, 4 februari 2014

Gebiedsgericht grondwaterbeheer

Project Waterhouderij Walcheren. Aantal pagina's 6

Ondergrondse zoetwateropslag in de NLse polders

Water in beeld. Toestand en toekomst van het West-Brabantse watersysteem

PROVINCIAAL BLAD. gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 27 november 2018;

Westflank Haarlemmermeer

VBNE over natuur en water Aandachtspunten voor de geborgde waterschapbestuurders natuurterreineigenaren Bestuursperiode

De Zoetwatercoöperatie

Transcriptie:

Covernotitie Bijlage 3 Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Bestemd voor Werkgroep Water d.d. 11 november 2010 Kenmerk Voorbereid door Groeidocument DAW Kees van Rooijen / Carla Michielsen / John Tobben Datum voorbereid 3 november 2010 Routing Beleidsteam Water 1 november 2010 Werkgroep Water 11 november 2010 OWN 18 november 2010 Directeurenoverleg IM en EL&I (datum...) MT Belangenbehartiging en DO 7 december 2010 Bestuursraad 14 december 2010 Doel bespreking Hoofdpunten Eerste reflectie op het ontwerp eindproduct Stilstaan bij de speerpunten Inleiding Nederland staat voor een belangrijke wateropgave. Water wordt in toenemende mate sturend, zowel ruimtelijk als milieuhygiënisch. Het klimaat doet een extra duit in het zakje. Het Nationale Waterplan en het Deltaprogramma bevatten oplossingsrichtingen die van grote invloed zijn op de ontwikkeling van land- en tuinbouw. speelt proactief in op de ontwikkelingen door zelf initiatieven te ontplooien. De initiatieven worden planmatig en programmatisch opgezet, in een nauwe afstemming met de regio's. De aanpak en de beleidsaspecten worden beschreven in een Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Kern van de aanpak is dat aan de hand van regionale initiatieven rondom het waterbeheer wordt gezocht naar succesfactoren: waarom zijn sommige initiatieven succesvol, wat is nodig om tot gedragen oplossingen te komen, op welke wijze kunnen de belangen van land en tuinbouw worden gecombineerd met de uitwerking van de watervraagstukken? Waar staan we nu? Per landbouwregio zijn de knelpunten en kansrijke oplossingen geïnventariseerd (quick-scan). De resultaten zijn samengebracht in het DAW en worden gebruikt om enerzijds tot beleidsafspraken te komen met de overheid (rijk, provincies, ministeries) en anderzijds om in de regio's gebiedsgerichte waterprogramma s op te stellen.

Financiële - consequenties Communicatie - Door middel van een lerend proces worden samen met de waterschappen, STOWA en de WUR de leemten in kennis opgespeurd en wordt de beschikbare kennis ontsloten en uitgerold over de regio's. en de regionale organisaties pakken dit via de bestaande structuren op, binnen de reguliere werkzaamheden. Samenwerking LTO ziet een rol voor de overheid in het faciliteren van het proces, het incorporeren van de resultaten in de beleidsvoorbereiding van Deltaprogramma s en SGBP II, en het wegnemen van eventuele wettelijke of beleidsmatige belemmeringen. Aanvullend op het DAW wordt daarom een afsprakenkader ontwikkeld vanuit de gedachte dat een goed waterbeheer onmisbaar is voor land- en tuinbouw, maar dat land- en tuinbouw ook onmisbaar zijn bij de oplossing van de watervraagstukken. In deze voor-elkaar-met-elkaar sfeer kan haar belangen steviger neerzetten (zoetwaterverdeling, ruimteclaims) en kunnen overheden een gedragen uitwerking geven aan de wateropgaven. LTO heeft inmiddels contact gehad met de UvW, het IPO en de VEWIN. De organisaties hebben de proactieve aanpak verwelkomd. Ook de Deltacommissaris, aan wie de aanpak is gepresenteerd, en de departementen EL&I en IM hebben zich positief uitgelaten. Voor de uitvoering van de quick-scan is nauw samengewerkt met de waterschappen. Geconcludeerd mag worden dat het DAW vrij massief is neergezet en steeds breder wordt gedragen. Onlangs hebben eerste verkenningen plaatsgevonden naar de samenwerking met de WUR. Innovatie en kennisverbreding zijn wezenlijke elementen in de oplossing van de wateropgaven. LTO hoopt op een actieve samenwerking: wat weten we al, wat moeten we nog weten, hoe brengen we kennis naar de bedrijven, zijn er beleidstekorten / instrumentele tekorten en kunnen we gezamenlijk aan financiering werken. Bijlage(n) Groeidocument DAW 2

1. Inleiding Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Groeidocument Nederland staat voor een grote wateropgave. Het klimaat verandert, de zeewaterspiegel stijgt, het land daalt, de kans op wateroverlast vanuit de grote rivieren neemt toe en tegelijkertijd zijn er periodiek perioden met ernstige watertekorten. De opgave bestaat uit het klimaatbestendig maken van ons land. Het zwaartepunt ligt in laag Nederland, maar ook hoog Nederland ondervindt de gevolgen van een veranderend klimaat. Er bestaat behoefte aan een totaalaanpak, zowel ruimtelijk als thematisch. Onderwerpen als waterveiligheid, waterkwaliteit en de zoetwatervoorziening kunnen niet los van elkaar worden gezien. speelt met haar DAW proactief in op de doelen in het Nationale Waterplan en het Deltaprogramma, waarbij een link wordt gelegd naar de kennisagenda. 2. Land- en tuinbouw en het waterbeheer Het landelijk gebied is voor het grootste deel het domein van land- en tuinbouw. Circa 75 % van de waterprojecten wordt uitgevoerd in het landelijke gebied (Water in beeld 2005). De toekomstige wateropgaven leggen daarmee extra druk op land- en tuinbouw. De Nederlandse land- en tuinbouw brengt hoogwaardige producten voort en levert een belangrijke bijdrage aan de nationale economie. Daarnaast vervult de land- en tuinbouw een belangrijke rol als stimulator van de leefbaarheid van het platteland en beheerder van het landelijke gebied. De bedrijven produceren in nauwe verwevenheid met de omgeving. Onder druk van de internationale concurrentie en een veranderend GLB-beleid, evenals een krimpend landbouwareaal, wordt het grondgebruik intensiever. Hierdoor kan spanning ontstaan met de omgevingsfactoren milieu, water, natuur en landschap. Land- en tuinbouw speelt daarop in door de ontwikkeling van een professionele precisielandbouw, die efficiënt produceert en optimale opbrengsten weet te behalen, met zo weinig mogelijk negatieve invloeden op de omgeving. Het waterbeheer is daarbij een wezenlijke randvoorwaarde. De moderne land- en tuinbouw stelt eisen aan de bewerkbaarheid van landbouwgronden, het opbrengende vermogen en de oogstzekerheid. Er is een toenemende behoefte om de productieomstandigheden en de externe invloeden beheersbaar te maken. De landerijen mogen niet te nat en niet te droog zijn en er moet een stabiel en geleidelijk peilverloop zijn. Bovendien is de beschikbaarheid van voldoende schoon water van belang. De betekenis van onze land- en tuinbouw De Nederlandse agrosector levert een bijdrage van 10% (42 miljard euro) aan de Nederlandse economie en voorziet ruim 660.000 Nederlanders van werk en inkomen. Bijna 20% (51 miljard euro) van de totale exportwaarde komt voor rekening van het agrocomplex. De Nederlandse land- en tuinbouw is wereldwijd het tweede exportland en levert daarmee een wezenlijke bijdrage aan de welvaart en aan het welzijn in ons land: gezond en veilig voedsel van eigen bodem, siergewassen die wereldwijd bewondering oogsten, beheer van het platteland en 70% van de open ruimtes. Internationaal vervult de Nederlandse land- en tuinbouw een belangrijke rol bij de veredeling van het uitgangsmateriaal. Het Lei voorspelt dat door de verandering van het GLB de glas- en opengrondstuinbouw een groter aandeel verwerven in het agrocomplex, blijven de oppervlakten grasland en voedergewassen gelijk en dalen de arealen graan, zetmeelaardappelen en suikerbieten. 3

3. De invloed van de klimaatsverandering op land- en tuinbouw De Nederlandse delta is vruchtbaar, waterrijk en bevindt zich in een milde klimaatzone. Dit heeft een sterk en breed georiënteerde land- en tuinbouw voortgebracht, op korte afstand van belangrijke bevolkingscentra in eigen land en in het Europese achterland. Het agrarische productiegebied is in internationaal opzicht van hoogwaardige kwaliteit. Het vakmanschap van de Nederlandse ondernemers creëert veel toegevoegde waarde. De innovatieve kracht en structuren voor kennisvermeerdering staan op een hoog niveau. De verwachte klimaatsverandering geeft een extra dimensie aan het waterbeheer. Er ontstaan extremere weerspatronen, de behoefte aan bescherming tegen zowel hoogwater als droogte neemt toe. Ook zullen nieuwe plant- en diersoorten hun weg naar Nederland vinden, die bedreigend kunnen zijn voor mensen, dieren en de inheemse flora. De stijgende zeespiegel en hogere rivierafvoeren vragen om een nieuwe kijk op waterveiligheid, vooral op langere termijn. Nederland heeft internationaal gezien goede mogelijkheden om met de gevolgen van een klimaatsverandering om te gaan. Dit is onder meer te danken aan onze welvaart en technologische kennis, waardoor we in staat zijn om te investeren in veiligheid en adaptatie. Door de waterrijkdom en de noordelijke ligging is de land- en tuinbouw minder gevoelig voor de veranderingen. Daarom is het nodig om juist in Nederland te investeren in de land- en tuinbouw. De voedselzekerheid staat hoog op de agenda van de toekomst. Zolang onduidelijk is welk klimaatscenario gevolgd moet worden mogen geen risico's worden genomen. Onomkeerbare ingrepen in het watersysteem, zoals het actief verzilten van wateren en het onttrekken van grote arealen grond aan de land- en tuinbouw, moeten worden voorkomen. De Nederlandse land- en tuinbouw is groot geworden mede dankzij haar investeringen in het watersysteem. Evenals in de ruimtelijke ordening geldt dat het watersysteem van Nederland nooit af is. 4. werkt aan water ziet de noodzaak om het huidige waterbeheer te evalueren en valideren. De Deltacommissie constateert dat het KNMI klimaatscenario W+ ingrijpende gevolgen heeft voor de neerslag en de verdamping. Volgens de Deltacommissie moeten toekomstige investeringen in het watersysteem daarom naast veiligheid meer worden gericht op droogte en de verzilting. Ook heeft het watersysteem meer ruimte nodig. De landbouw wordt gevraagd hieraan mee te werken. Een klimaatbestendig waterbeheer is in ieders belang. Daarom kiest voor een proactieve en constructieve houding. Ten aanzien van het waterbeheer in het landelijke gebied ziet voor zichzelf een initiërende en coördinerende rol. wil ruimte creëren voor ontwikkelingsgerichte oplossingen (win-win). staat voor een gezonde en perspectiefvolle land- en tuinbouw in een duurzaam ingerichte omgeving. Als grootste beheerder van de open ruimte zijn land- en tuinbouw vrijwel altijd partner bij het zoeken en realiseren van oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. In het verlengde hiervan is land- en tuinbouw in staat om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de wateropgaven, gekoppeld aan de ontwikkeling van land- en tuinbouw. 4

4.1. Van opgaven naar uitdagingen Het Nationaal Waterplan beschrijft een aantal wateropgaven, die van grote invloed zijn op de land- en tuinbouw. De invloed op land- en tuinbouw is deels een gevolg van de oplossingsrichting die het Nationaal Waterplan kiest. Zo wordt in veel gevallen uitgegaan van ruimtelijke maatregelen en het meekoppelen van natuur en recreatie. Dit gaat vrijwel in alle gevallen ten koste van de bestaande ruimte voor land- en tuinbouw. Wateropgaven met een landbouwkundige relevantie 1. ruimtelijke reserveringen en ruimtelijke oplossingen rondom watersystemen 2. stimuleren natuurlijke processen 3. hogere peilen rondom natuurgebieden en tegengaan veenafbraak 4. uniformeren en realiseren hoogwaterbescherming 5. verder terugdringen diffuse belasting watersystemen 6. vergroten zelfvoorzienendheid, bufferen en slim verdelen zoetwatervoorraden 7. toepassen verdringingsreeks bij extreme droogte Tegenover de wateropgaven staan landbouwopgaven. Landbouw is een economische sector, maar heeft tevens een existentiële opgave. In het rapport 'Landbouw in Europa' beschrijft het LEI dat ook Nederland een opgave heeft in mondiale voedselvoorziening (Rapport 2008-004, project 20878). Bij een bevolkingsgroei van 70 % in 2050 moet de sector minimaal 2 % groei per jaar realiseren, waarbij geen rekening is gehouden met een afname van de productie door de klimaatsverandering en extra vraag door een toenemende welvaart. Landbouwopgaven met een waterhuishoudkundige relevantie 1. optimaliseren van het waterbeheer gericht op een multifunctioneel grondgebruik 2. beperken van de inundaties (geen achteruitgang) 3. tegengaan grondonttrekkingen en behoud van ruimte voor bedrijfsontwikkeling 4. voldoende beschikbaarheid van zoetwater voor landbouwgebieden en tegengaan verzilting 5. projectmatig werken aan gebieds- of sectorspecifieke milieumaatregelen 6. ontwikkelen en implementeren financiële en beleidsmatige win-win arrangementen Land- en tuinbouw heeft een lange geschiedenis in de omgang met water. Agrarisch ondernemers zijn gewend om problemen proactief op te pakken en mee te bewegen met veranderende omstandigheden. ziet in de confrontatie van de wateropgaven met de landbouwopgaven een uitdaging. De uitdagingen van het DAW 1. combineren van ruimte voor water met ruimte voor land- en tuinbouw (koppelen belangen) 2. bedenken en operationaliseren ontwikkelingsgerichte instrumenten / concepten hiervoor 3. omgaan met agrarisch grondgebruik bij veranderende omstandigheden 4. evenwicht zoeken tussen natuurlijke en gestuurde watersystemen 5. optimaliseren watervoorziening door zelfvoorziening, conserveren, bufferen en slimmer verdelen 6. ontwikkelen / heroverweging 'overlevingsstrategie' bij extreme droogte of overschotten 7. bedenken en implementeren van perspectiefvolle milieumaatregelen 8. opzetten van een evenwichtig en stimulerend financieringsysteem (belonend naast belastend) 5

4.2. van papier naar praktijk: quick-scan in de landbouwregio's combineert in het DAW de wateropgaven met de opgaven voor land- en tuinbouw tot een aantal uitdagingen. Daarvoor zijn voor 16 landbouwregio's (bijlage 2) de belangrijkste knelpunten en kansrijke oplossingen geïnventariseerd, aangevuld met lopende of afgeronde projecten waarmee deelvraagstukken kunnen worden opgelost. Dit is gebeurd in nauw overleg met de waterschappen. De quick-scan heeft 16 rapportages opgeleverd. Hieruit komen onderstaande conclusies en aanbevelingen naar voren. De onderliggende reacties zijn in een apart document verwerkt, inclusief de uitgebreide rapportages. De gerapporteerde projecten zijn verwerkt in een database. Samenwerking Veel loopt goed. Toch kan de coördinatie, afstemming en (interdepartementale en bovenregionale) samenwerking beter. De effecten van de autonome landbouwontwikkeling zijn onvoldoende in beeld. De directe betrokkenheid van 'de werkvloer' laat te wensen over (meer bottom up gebiedsprocessen) en er is meer kennis nodig over waterbeheer en klimaat in relatie tot specifieke agrarische vraagstukken. Het instrumentarium moet worden versterkt. Watergebruik en zoetwater De beelden over het watergebruik en waterbeheer in de land- en tuinbouw moeten worden bijgesteld. Het waterbeheer en de watervoorziening van land- en tuinbouw verdienen steeds meer aandacht. De waterafhankelijkheid van de sector neemt toe. Nieuwe innovatieve concepten moeten worden gestimuleerd. Het helpt niet alleen de sector vooruit, maar kan tevens een plus opleveren voor het waterbeheer. Waterkwaliteit Er is al veel kwaliteitswinst geboekt. Om verdere stappen te zetten is behoefte aan inzicht het oplossend vermogen van maatregelen, in relatie tot de kosten en het probleem waartegen ze zijn gericht. Bestaande kennis moet beter stromen, van hoog tot laag (gebiedsprocessen, regionale waterbeheerders). Eventuele verdere stappen hebben een projectmatig en stimulerend karakter. Ruimte en wateroverlast / waterveiligheid Wees zuinig met ruimte en leg geen onnodige beperkingen op aan de ruimte voor land- en tuinbouw. Weet wat landbouw nodig heeft voor een optimaal gebruik van de gronden. 6

5. Beleidsagenda Het nieuwe denken in het waterbeheer is niet nieuw. Om het draagvlak bij boeren en tuinders voor een extra impuls in het waterbeheer te versterken, is een gestructureerde en stimulerende samenwerking nodig tussen overheden/waterbeheerders en de sector. LTO wil actief aan de slag te gaan met de waterdoelen uit het NWP, in ruil voor ruimte om te ondernemen. Daarbij wordt ingespeeld op de land- en tuinbouw van de toekomst (LEI 2020). 5.1. De speerpunten van de beleidagenda Op grond van de quick-scans, eerdere analyses en de LTO Watervisie 'Landbouw geeft om water' is een beleidsagenda geformuleerd, waarop de komende jaren zal inzetten. De agenda staat uit 5 speerpunten die de belangrijkste domeinen van het waterbeheer beslaan en als handreiking voor de ontwikkeling van het nationale waterbeleid kunnen worden gezien. positioneert zich als partner in het waterbeheer om Nederland en de Nederlandse land- en tuinbouw klimaatbestendig te maken. Waterbeschikbaarheid De komende jaren wordt voor de 16 landbouwregio's nagegaan per regio nagegaan wat de waterbehoefte is voor land- en tuinbouw. Onderdeel van de studie is een verkenning van de mogelijkheden van buffering en zelfvoorziening, de inzet van alternatieve bronnen (opvang hemelwater, gebruik leidingwater) en de mogelijke besparingen. Het resultaat is een (zo mogelijk kwantitatief) oordeel over de noodzaak van een toename, afname of gelijkblijvende wateraanvoer vanuit het nationale systeem. LTO maakt onderscheid tussen waterbeleid voor de korte (2015-2021) en beleid voor de lange termijn (2050 e.v.). Het beleid moet in de eerste plaats gericht zijn op de facilitering van de sector onder normale omstandigheden. Het lange termijn beleid moet meer worden gericht op de extreme situaties. Waterkwaliteit De Stroomgebiedplannen KRW hebben inzichtelijk gemaakt waar kwaliteitsknelpunten zich voordoen. In de innovatieve pilots wordt gezocht naar oplossingen. In overleg met de WUR wordt nagegaan of er nog witte vlekken zitten in de kennisontwikkeling en op welke wijze vorm kan worden gegeven aan de kennisverspreiding. Op een programmatische wijze wordt dit vervolgens opgepakt. Bestaande structuren zoals Glami, Koeien met Kansen en Telen met Toekomst worden maximaal benut. Watersysteem De toekomstige landbouwopgaven en de inzet van precisielandbouw stellen eisen aan het waterbeheer. LTO treedt in overleg met het landbouwonderzoek om na te gaan op de waterpeilen verder kunnen worden geoptimaliseerd, zonder negatief effect op andere belangen. Beleidsmatig wordt nagegaan hoe moet worden omgegaan met de normering van overschrijdingen van grondwaterpeilen en inundaties in het landelijke gebied. Als onderdeel van de watersysteem wordt ook nagegaan in welke mate verzilting kan worden geaccepteerd, geadapteerd of bestreden. LTO treedt hierover in overleg met het landbouwonderzoek. 7

Ruimte voor water Het nieuwe waterbeleid vraagt veel ruimte. LTO zal de waarde van technische oplossingen in beeld proberen te houden: ruimte of techniek is een kwestie van maatwerk. Daarnaast koppelt LTO de ontwikkeling van omgevingskwaliteit aan de ontwikkeling van land- en tuinbouw. In verband met de landbouwopgaven zal het agrarisch productiepotentieel de komende jaren moeten toenemen. LTO gaat samen met de overheden werken aan nieuwe instrumentele concepten (zuinig ruimtegebruik, meervoudig grondgebruik, landbouwcompensatie) en een verbrede rol voor land- en tuinbouw (versterking bodem- en waterdiensten en agrarisch natuurbeheer). Aansturing en financiering De ontwikkeling van beleid moet zo dicht mogelijk plaatsvinden bij het niveau waar de uitvoering gaat plaatsvinden. LTO maakt zich sterk voor gebiedsprocessen, waarin boeren en tuinders aan tafel zitten. Op regionaal en nationaal niveau is een gestructureerde samenwerking nodig tussen overheid en bedrijfsleven. LTO treedt in overleg met overheden om hieraan vorm te geven. Hierbij is een integratie van de waterdossier water met aanverwante beleidsdossiers nodig. LTO maakt zich sterk voor een eerlijke afrekening van het waterbeheer, waarbij naast betaling ook beloning aan de orde kan zijn. 5.2. Uitgangspunten bij de beleidagenda In de uitwerking maakt LTO gebruik van een landelijk agrarisch netwerk dat reikt tot in de haarvaten van het watersysteem. LTO ziet voor zichzelf een rol in het initiëren of versterken van perspectiefvolle ontwikkelingen, het creëren van betrokkenheid en draagvlak bij boeren en tuinders en het verbreden en verduurzamen van de resultaten. Onothodoxe oplossingen worden niet geschuwd. Er wordt ingespeeld op de herijking van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid in 2013. LTO kiest hierbij voor een zakelijke en nuchtere benadering. Doelen dienen haalbaar en betaalbaar te zijn. LTO kiest ook voor integraliteit. Ter voorbereiding op de volgende generatie waterplannen dient gewerkt te worden aan een programmatische en gestructureerde aanpak van waterkwantiteit en -kwaliteit voor de open teelten in het landelijk gebied. De gebiedsgerichte innovatieprogramma's vult iedere regio naar eigen inzicht in. Afstemming en overleg zijn van belang om resultaten uitwisselbaar te maken. Lopende initiatieven worden niet verstoord. Wel wordt nagegaan of goede elementen hieruit elders bruikbaar zijn. Een voorbeeld is de systematiek van gidsbedrijven in de Zuidwestelijke Delta. Bij het zoeken naar oplossingen dienen ook de andere watergebruiksfuncties te worden betrokken (m.n. drinkwaterleidingbedrijven en terreinbeherende natuurorganisaties). De conclusies in het DAW kunnen met andere belangenbehartigende organisaties worden uitgewisseld in het OWN. 8

Bijlage 1. Landbouwregio's Landbouwregio's 1. Bouwhoek Friesland (incl. glas Sexbierum) en Hogeland Rijn Noord en Eems 2. Oldambt 3. Veenkoloniën 4. Noordelijk veenweidegebied 5. Noordelijk zandgebied 6. Centraal en Oostelijk zandgebied Rijn Midden en Oost 7. IJsselmeerpolders 8. Rivierengebied 9. Droogmakerijen Rijn West 10. Bollenstreek 11. Westland 12. Boskoop 13. Westelijk veenweidegebied 14. Zuidwestelijke Delta Schelde 15. Zuid Oostelijk zandgebied Maas 16. Zuid Limburg Toelichting meent op basis van een quick scan van de bovengenoemde landbouwregio s voldoende informatie is op te halen om een agrarisch waterprogramma op te stellen. Bij de regio-indeling is de landbouwontwikkeling als uitgangspunt genomen. De indeling is slechts een hulpmiddel om met een gebiedsgerichte aanpak de belangrijkste speerpunten voor de sector boven water te krijgen. Om praktische redenen is afgeweken van de indeling in LEI gebieden en is gekozen voor een robuuste indeling rekening houdend met bodem en water. De landbouwindeling spoort niet helemaal met de regio-indeling in de Droogtestudie 2005. Ook is niet gekozen voor een indeling op basis van bestuurlijke grenzen zoals van provincies en waterschappen. Deze werkgebieden zijn te klein of landbouwkundig gezien onvoldoende eenduidig. Voor iedere landbouwregio worden naast de speerpunten voor de belangenbehartiging ook een waterinnovatieprogramma opgesteld. Dit wil niet zeggen dat dit programma ook per regio moet worden uitgevoerd. Provincies en waterschappen zullen hun eigen prioriteiten stellen en hun cofinanciering daarvan afhankelijk stellen. Daardoor kan in onderling overleg het innovatieprogramma binnen de landbouwregio ook in fasen worden uitgevoerd. 9

Bijlage 2. Succesvolle businesscases 1. Stichting Glastuinbouw en Milieu (Glami) In Glastuinbouw en Milieu werken overheid en bedrijfsleven samen om een goede milieuprestatie van glastuinbouwbedrijven mogelijk te maken. Het is een initiatief van de Stuurgroep Glastuinbouw en Milieu, een landelijk platform waarin overheid en bedrijfsleven beleid op het gebied van glastuinbouw en milieu op elkaar afstemmen. Succesfactoren: Eenduidige doelstelling Gezamenlijke aanpak van de meest kosteneffectieve oplossingen Draagvlak voor de noodzakelijke maatregelen 2. Herinrichting Tungelroyse beek Het waterschap Peel en Maasvallei werkt aan de herinrichting van de Tungelroyse beek in Midden-Limburg. Voor de uitvoering van het project is grond nodig van aangelegen landbouwbedrijven. Ook veranderen de waterpeilen en het afvoerregime. Om de medewerking van aangelegen grondgebruikers te krijgen gaat het waterschap met iedere ondernemer in gesprek over de mogelijke gevolgen van de herinrichting. Voordat het werk wordt uitgevoerd worden hierover afspraken gemaakt. Ook wordt de nulsituatie eenduidig vastgelegd. Beleidsmatig zorgt het waterschap ervoor dat de ruimteclaim wordt geminimaliseerd door maximaal in te zetten op meervoudig grondgebruik en mee te weken aan de uitruil van EHS-gronden. Gronden die desondanks aan de landbouw worden onttrokken worden gecompenseerd door op andere plaatsen landbouwgronden te optimaliseren (kwalitatieve landbouwcompensatie). Succesfactoren: er wordt overleg gevoerd met betrokkenen, alle stappen worden in overleg uitgevoerd; er worden heldere operationele afspraken voordat het werk wordt uitgevoerd; de uitgangssituatie wordt eenduidig vastgelegd; de ruimteclaim wordt geminimaliseerd door eerst na te gaan of het ook anders kan; het productiepotentieel op bedrijfs- en gebiedsniveau blijft intact (landbouwcompensatie). 2. Waterconservering Brabant-Limburg In het zuidelijke zandgebied wordt (grond-)water onttrokken voor de beregening van gewassen. Het onttrekken van water heeft invloed op de grond- en oppervlaktewaterstand. Om de afhankelijk van beregening te verminderen en de effecten van de onttrekkingen te verkleinen, zijn op grote schaal 'boerenstuwen' geplaatst waarmee water wordt geconserveerd. Boeren en tuinders beheren de stuwen zelf en stellen een stuwstand in afhankelijk van de gewassen die worden geteeld (peil volgt teelt). De ondergrens wordt bepaald door de bestaande gebruiksmogelijkheden (teelt volgt peil). De grondwateraanvulling door waterconservering is vaak groter dan de wateronttrekking. De provincies hebben als extra stimulans de landbouw vrijgesteld van de grondwaterheffing en beperkingen op de mogelijkheid van beregening. Succesfactoren: ondernemers worden door de heffingsvrijstelling beloond voor waterconservering; ondernemers kunnen zelf de stuwen bedienen (beheer op maat); de bestaande gebruiksmogelijkheden worden niet beperkt (peil volgt teelt); minder afhankelijkheid van de kostbare beregening is landbouwkundig voordelig; discussie over de afbouw van de beregening wordt vermeden. 10

3. Product-marktcombinaties Waterhouderij In het project Landbouw op Peil in Overijssel, het project Waterhouderij in het gebied van Hunze en Aa en het Integrale Klimaatproject Noord-Nederland zijn perspectiefvolle product-marktcombinaties ontwikkeld. Door samenwerking op gebiedsniveau worden afvalwaterstromen grondstof voor andere bedrijven. Dit biedt nieuwe kansen om maatschappelijke wensen op zakelijke basis aan te pakken. Succesfactoren: maatschappelijke wensen en behoeften worden vertaald in zichzelf dragen producten ondernemers kunnen op zakelijke gronden werken aan maatschappelijke vraagstukken slimme oplossingen kunnen ook economische voordelen hebben voor de deelnemende bedrijven 4. Product-marktcombinaties Telos Telos, Centrum voor Duurzaamheid, voert in opdracht van Agro & Co, Brabant Water, Provincie, ZLTO en de waterschappen een onderzoek uit naar kansrijke product-marktcombinaties, die door middel van ondernemerstafels nader worden verkend en uitgewerkt. De eerste kansen die uit het onderzoek komen zijn o.a. zilte teelten, water en energie en waterhouderij. Onder waterhouderij wordt verstaan: het opslaan en gebruiken van de hoeveelheid atmosferisch (regen)water gedurende het gehele jaar zodanig dat er geen tekorten meer zijn en dat het overschot aan water commercieel effectief besteed gaat worden. Succesfactoren: uitdaging ondernemerschap... 5. Zoetwaterbehoefte Zuid-Westelijke Delta In de Zuid-Westelijke Delta is een gebiedsproces uitgevoerd voor West Brabant, Tholen en St. Philipsland, om de verzilting van het VZM te compenseren. Dit heeft geleid tot een kwantificering van de zoetwaterbehoefte en een voorstel voor de aanleg van een wateraanvoer via het Mark-Vlietsysteem. Succesfactoren: Samenwerking overheden, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven Gedegen onderzoek naar kosteneffectiviteit Draagvlak voor de noodzakelijke maatregelen 7. Klimaat en landbouw Noord Nederland In dit project zetten de agrarische ondernemers en wetenschappers op een rij wat de knelpunten en kansen bij klimaatverandering zijn en wordt gezocht naar haalbare adaptatiemaatregelen. Voorbeelden zijn zuinig watergebruik (druppelirrigatie bij pootaardappelen) of lokale wateropslag waar verzilting gevoelige teelten bedreigt. Na het project wordt een aantal praktijkpilots opgezet om tot adaptatiemaatregelen op bedrijfsniveau te komen. Succesfactoren: de focus ligt op de ondernemer waardoor praktische en creatieve oplossingen ontstaan er wordt praktijkgerichte wetenschap ingezet ter ondersteuning van het proces de overheden staat enigszins op afstand waardoor het proces niet beleidsmatig wordt belast het resultaat is concrete maatregelen op bedrijven 11

8. Landgoed Lankheet De landgoedeigenaar heeft een deel van zijn areaal landbouwgrond ingericht als helofytenfilter voor de zuivering van het debiet van een beek in combinatie met retentie van overvloedig hemelwater en teelt van riet en houtige gewassen als grondstof voor de bio-energie. Succesfactoren: samenwerking van overheid, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven praktijkvoorbeeldbedrijf open gesteld voor excursies van overheid en bedrijfsleven 9. Watersence In Valthermond, in Drenthe, experimenteert proefboerderij 't Kompas met sensoren voor waterbeheer. De proef met de sensoren maakt onderdeel uit van het project WaterSense. De sensoren zijn een hulpmiddel voor agrariërs, waterschappen, drinkwaterleveranciers en natuurbeheerders om de hoeveelheid en kwaliteit van het water in de bodem op elk gewenst moment nauwkeurig in kaart brengen. Met die wetenschap kan het beschikbare water optimaal worden benut voor de landbouw, waterwinning of natuur en tegelijkertijd optimaal worden beschermd. Agrariërs kunnen met het systeem bijvoorbeeld beslissen wanneer en hoeveel zij moeten bemesten of beregenen. WaterSense breed gedragen initiatief De Gedeputeerde Staten van Drenthe steken ruim 280.000 euro in het project. WaterSense is een initiatief van Waterleidingmaatschappij Drenthe, Waterschap Hunze en Aa's, Dacom Plant Service uit Emmen, HydroLogic, DySI, PPO, Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (WUR), TTI Wetsus, Praktijkonderzoek voor Plant en Omgeving-AGV en de provincie Drenthe. Ook Waterlaboratorium Noord, Louis Bolk Instituut, Soil Company en tientallen landbouwers in het Hunzegebied nemen deel aan het project. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek wordt bekeken of de techniek ook elders in Nederland kan worden ingezet. Succesfactoren: samenwerking van overheid, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven praktijkvoorbeeldbedrijf open gesteld voor excursies van overheid en bedrijfsleven 10. Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ). Doel is: het ontwikkelen van een klimaatbestendige watervoorziening (zowel het aanbod van water als de verdeling daarvan) en een daarmee samenhangende ruimtelijke inrichting op de hoge zandgronden in Zuid- Nederland die: een optimale afstemming behelst tussen vraag naar en aanbod van water; voldoende onderbouwd is (door onderzoek, gebiedskennis, praktijkproeven e.d.); kan rekenen op een breed bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak in het gebied. DHZ is een samenwerkingsverband tussen 11 regionale partners. Dat zijn 3 Brabantse waterschappen, 1 Limburgs waterschap, ZLTO en LLTB, provincies Noord-Brabant en Limburg, RWS Noord-Brabant, Staatsbosbeheer en waterleidingbedrijf Brabant Water. Trekker is het Oost-Brabantse waterschap Aa en Maas. Succesfactoren zijn: samenwerking tussen regionale overheden en maatschappelijke organisaties; gedegen onderzoek, waardoor watervragen goed onderbouwd zijn; besef dat problemen slechts met elkaar opgelost kunnen worden, een proces van geven en nemen dus noodzakelijk is en er draagvlak ontstaat voor noodzakelijke maatregelen. 12

Bijlage 3. Bestuurlijke samenvatting quick-scans Ontbrekend: IJsselmeerpolders, Bollenstreek, Westland en Zuidwestelijke Delta Noordelijke klei De pootaardappelteelt en de melkveehouderij vindt in het Noordelijk kleigebied plaats op relatief grote, gespecialiseerde bedrijven. Poterteelt en melkveehouderij zullen de belangrijkste bedrijfstakken blijven, ook als het GLB wijzigt en het klimaat verandert. Belangrijk voor de verdere ontwikkeling van de land- en tuinbouw is de zoetwatervoorziening die afhankelijk is van wateraanvoer vanuit het IJsselmeer. Het Waterakkoord Noord Nederland voorziet in gedetailleerde afspraken over de verdeling van de waterstroom over het Noorden. Door klimaatverandering zal de verdamping toenemen. Dit wordt onvoldoende gecompenseerd door extra neerslag in het groeiseizoen. Voor de land- en tuinbouw blijft het van het grootste belang om ook in de toekomst te kunnen beschikken over zoet water uit het IJsselmeer. Door de toenemende behoefte aan zoetwatervoorziening in West Nederland is er reden om in Noord Nederland ook naar alternatieve zoetwatervoorraden te zoeken. Nader onderzoek moet uitwijzen met welke middelen het Lauwersmeer als zoetwaterbekken is te optimaliseren. Zeespiegelstijging en bodemdaling zal verhoging van de kweldruk tot gevolg hebben, en dat kan leiden tot verzilting van oppervlaktewater en grondwater. Ervaringen van ondernemers en inzichten van experts in met name de bodemdalingsgebieden geven aanleiding om verzilting ruim binnen de komende 50 jaar als reële bedreiging te zien. Om daaraan zoveel mogelijk het hoofd te bieden is, naast optimalisering van de zoetwater aanvoer, praktijkonderzoek nodig naar de uitvoering van alternatieven voor de verziltingsbestrijding. Delen van de primaire zeekering voldoen niet aan de normen en bij verdere zeespiegelstijging zullen de knelpunten verder toenemen. Oplossingen liggen in ophogen dijk en/of maatregelen aan weerszijden van de dijk. LTO Noord ziet niets in binnendijkse, multifunctionele zones achter 'overslagdijken'. Een betere oplossing is versterken van de vooroever, als vorm van kwelderherstel. Oldambt Grootschalige akkerbouw en de melkveehouderij zijn belangrijk in het Oldambt en zullen dat blijven, ook als het GLB wijzigt en het klimaat verandert. Belangrijk voor de verdere ontwikkeling van de landbouw is de zoetwatervoorziening die afhankelijk is van wateraanvoer vanuit het IJsselmeer. Het Waterakkoord Noord Nederland voorziet in gedetailleerde afspraken over de verdeling van de waterstroom over het Noorden. Door klimaatverandering zal de verdamping toenemen. Dit wordt onvoldoende gecompenseerd door extra neerslag in het groeiseizoen. Voor de land- en tuinbouw blijft het van het grootste belang om ook in de toekomst te kunnen beschikken over zoet water uit het IJsselmeer. Door de toenemende behoefte aan zoetwatervoorziening in West Nederland is er reden om in Noord Nederland ook naar alternatieve zoetwatervoorraden te zoeken. Nader onderzoek moet uitwijzen met welke middelen het Lauwersmeer als zoetwaterbekken is te optimaliseren. Delen van de primaire zeekering voldoen niet aan de normen en bij verdere zeespiegelstijging zullen de knelpunten verder toenemen. Oplossingen liggen in ophogen dijk en/of maatregelen aan weerszijden van de dijk. LTO Noord ziet niets in binnendijkse, multifunctionele zones achter 'overslagdijken'. Een betere oplossing is versterken van de vooroever, als vorm van kwelderherstel. 13

Veenkoloniën Grootschalige akkerbouw en de melkveehouderij zijn belangrijk in de Veenkoloniën en zullen dat blijven, ook als het GLB wijzigt en het klimaat verandert. De teelt van de zetmeelaardappel zal meer of minder onder druk komen, afhankelijk van de manier waarop het GLB na 2013 haar beslag krijgt. Met name in de akkerbouwgebieden is de droogtegevoeligheid een risico, dat toeneemt met de klimaatverandering. Niet alleen bij normale droogte in de voorjaar en zomer, maar ook bij een te nat voorjaar gevolgd door een te droge zomer zal er behoefte zijn om gewassen te beregenen. Door de aanvoer van water via de hoofdsystemen vanuit het westen en het noorden van de provincie kan een belangrijk deel van de provincie worden bediend. Het Waterakkoord Noord Nederland voorziet in de gedetailleerde afspraken over de verdeling van IJsselmeerwater over het Noorden. De mogelijkheden voor de aanvoer van water tot in zuidoost Drenthe kent grenzen. Bij langdurige drogere perioden en zeker ook als de aanvoer van het IJsselmeer achter blijft, zal het technisch en qua kosten lastig blijken om in de behoefte van de landbouw te voorzien. Daarom zullen alternatieven moeten worden onderzocht. Door klimaatverandering zal de verdamping toenemen. Dit wordt onvoldoende gecompenseerd door extra neerslag in het groeiseizoen. Voor die gebieden waar uiteindelijk de aanvoer van oppervlaktewater onvoldoende is om in de behoefte te voorzien moet onderzocht worden of er aanspraak kan worden gemaakt op beregening uit grondwater. Noordelijk weidegebied De melkveehouderij vindt in het Noordelijk weidegebied plaats op relatief grote, gespecialiseerde bedrijven. De melkveehouderij zal belangrijk blijven, ook als het GLB wijzigt en het klimaat verandert. Het grondgebruik binnen de veehouderijsectoren zal de komende jaren naar verwachting weinig veranderingen laten zien. Belangrijk voor de verdere ontwikkeling van de landbouw is de zoetwatervoorziening die afhankelijk is van wateraanvoer vanuit het IJsselmeer. Het Waterakkoord Noord Nederland voorziet in gedetailleerde afspraken over de verdeling van de waterstroom over het Noorden. Door klimaatverandering zal de verdamping toenemen. Dit wordt onvoldoende gecompenseerd door extra neerslag in het groeiseizoen. Voor de land- en tuinbouw blijft het van het grootste belang om ook in de toekomst te kunnen beschikken over zoet water uit het IJsselmeer. Door de toenemende behoefte aan zoetwatervoorziening in West Nederland is er reden om in Noord Nederland ook naar alternatieve zoetwatervoorraden te zoeken. Nader onderzoek moet uitwijzen met welke middelen het Lauwersmeer als zoetwaterbekken is te optimaliseren. Bodemdaling door veenoxidatie maakt permanente aanpassing van de waterhuishouding noodzakelijk zodat optimaal agrarisch peilbeheer mogelijk blijft. De verscheidenheid in de Noordelijke veenweide is zeer groot wat betreft de opbouw van het bodemprofiel en de relatie daarvan met het grond- en oppervlaktewater. De soorten veen, de plaats van die soorten veen in het profiel, het al dan niet voorkomen van slecht- of ondoorlatende lagen, de dikte van het veenpakket, het al dan niet voorkomen van een kleidek, de dikte van de kleilaag en de soort klei waar de deklaag uit is opgebouwd: al deze zaken hebben hun invloed op de vochtvoorziening, de mate van oxidatie en uiteindelijk ook op de wijze waarop de agrarische bedrijfsvoering op de bodem is afgestemd. Door deze verscheidenheid is peilbeheer met maatwerk op bedrijfsniveau noodzakelijk. Een meer natuurlijk peilbeheer van poldergebieden wordt met name in de omgeving van natuurbestemmingen wenselijk geacht maar levert voor de landbouw bezwaren op. De landbouw heeft belang bij een jaarrond laag waterpeil. Dit dient ook als extra buffer bij zware neerslag. Soms is in het kader van droogtebestrijding een hoger peil in de zomer gewenst. Peilbeheer is dus maatwerk. De neiging van de waterschappen om over te gaan naar grotere peilgebieden en dit op afstand te bedienen staat hier haaks op. Beter is het om te komen tot 14

een verfijning van het waterbeheer met kleinere peilgebieden en afspraken over het te voeren waterbeheer. De rol van zelfsturing door de ingelanden middels samenwerkingsverbanden dient nader te worden onderzocht. Noordelijk zand De melkveehouderij vindt in het Noordelijk zandgebied plaats op relatief grote, gespecialiseerde bedrijven. De melkveehouderij zal belangrijk blijven, ook als het GLB wijzigt en het klimaat verandert. Het grondgebruik binnen de veehouderijsectoren zal de komende jaren en decennia naar verwachting weinig veranderingen laten zien. Droogtegevoeligheid van de zandgronden is een risico, dat toeneemt met de klimaatverandering. Niet alleen bij normale droogte in de voorjaar en zomer, maar ook bij een te nat voorjaar gevolgd door een te droge zomer zal er behoefte zijn om gewassen te beregenen. Door de aanvoer van water via de hoofdsystemen kan een belangrijk deel van het gebied worden bediend. Het Waterakkoord Noord Nederland voorziet in de gedetailleerde afspraken over de verdeling van IJsselmeerwater over het Noorden. De mogelijkheden voor de aanvoer van water tot in zuidoost Drenthe kent grenzen. Bij langdurige drogere perioden en zeker ook als de aanvoer naar en het peil van het IJsselmeer achter blijft zal het technisch en qua kosten lastig blijken om in de behoefte van de landbouw te voorzien. Onderzoek naar betaalbare alternatieven is de komende tijd nodig. Beekherstel is een ambitie die voor diverse Drentse beken op de rol staat. In enkele gebieden is er sprake van natuurontwikkeling langs beken en ook de uitwerking van de KRW maatregelen moeten worden gerealiseerd. Het ruimtebeslag en de doorsnijding van goed verkavelde gebieden draagt ertoe bij dat het draagvlak voor dergelijke ontwikkeling bij de agrarische partijen niet groot is. Onderzoek naar alternatieven is daarom gewenst. In het kader van verdroging van natuurgebieden wordt de gewenste waterhuishouding in en rond een natuurgebied onderzocht. Op veel plaatsen grenzen de functies landbouw en natuur direct aan elkaar en is het gewenste peilbeheer zodanig verschillend dat een optimale situatie voor beide functies niet realiseerbaar is. Natuur vraagt hoge peilen gedurende grote delen van het jaar. De landbouw heeft belang bij een op de productie afgestemd peilbeheer dat gemiddeld lager ligt. LTO is van mening dat bij verdrogingsproblemen interne buffering door technische maatregelen binnen het natuurgebied de oplossing moet bieden. Droogmakerijen De diepe droogmakerijen in de randstad worden gekenmerkt door het voorkomen van brakke kwel. Deze kwel komt uit de ondergrond. Door met name het voorkomen van (intensieve) akkerbouwteelten vindt doorspoeling plaats om het chloride gehalte in het oppervlaktewater op een aanvaardbaar niveau te houden. In het kader van de klimaatproblematiek wordt door zowel provincies als waterschappen de discussie opgestart of deze relatief intensieve doorspoeling op termijn is vol te houden. De teelt van akkerbouwgewassen vindt plaats op zogenaamde zoetwaterlenzen. In de Schermer wordt op dit moment op zowel akkerbouw- als veehouderijbedrijven onderzoek gedaan of sturing kan plaatsvinden op de grote van de zoetwaterlens. De provincie Noord-Holland zal Texel gaan aanwijzen als pilot-gebied klimaat en waterhuishouding. De land- en tuinbouw op Texel is volledig afhankelijk van regenwater. Aanvoer van zoet water is niet mogelijk. Altijd heeft men daar dus op zoetwaterlenzen geteeld. Het idee is om de pilot Texel te koppelen aan het praktijkonderzoek van de Schermer. De gedachte is dat sturing op zoetwaterlenzen de doorspoelbehoefte kan verminderen. Boskoop In de regio Boskoop treffen we een netwerk aan van bedrijven in de boomteelt. Teelt en handel werken nauw samen en zijn vaak geïntegreerd. De Veiling Boskoop bestaat niet meer. Daarentegen worden steeds meer producten afgezet via FloraHolland. Het ICT terrein is het logistieke en handelscentrum van het gebied. Er is sprake van bedrijfsvergroting. Dat houdt niet in dat het gebied groter wordt. Opschaling wordt mede mogelijk gemaakt door een relatief groot aantal kwekers dat zal gaan stoppen. 15

Het gebied bestaat in hoofdzaak uit veengrond en kent lange percelen met brede ondiepe watergangen. Het gebied is volledig gedraineerd. Drainwater wordt opgevangen in putten waarvan het peil zodanig wordt gehouden dat de drooglegging nagenoeg constant is. Van bodemdaling is geen sprake. Via de kluiten afgevoerde grond wordt steeds weer met geïmporteerd materiaal aangevuld. Er zijn in Boskoop 3 teelttypen te onderscheiden t.w. vollegrondsteelt, PCT (potcontainer) teelt en glas dat ondersteunend wordt ingezet. Er is een verschuiving richting containerteelt waarneembaar. Als knelpunten in het watersysteem worden genoemd: Instandhouding van de veenkaden; Achterstallig onderhoud van sloten door tekort baggeren waardoor de waterafvoer uit het gebied niet optimaal is; Gemalen liggen teveel aan de buitenkant van het gebied wat i.c.m. de baggerachterstand kan leiden tot wateroverlast; Lage delen in het gebied waardoor de inundatienorm ter plaatse niet toereikend is. Verzilting van het gietwater ligt op de loer bij de inlaat bij Gouda vanwege oprukkend zout water in de Hollandse Ijssel; De waterkwaliteit in het gebied is vanwege hoge gehalten aan nutriënten en bestrijdingsmiddelen matig tot slecht De aanvoer van kwalitatief goed water zal in de toekomst steeds meer de aandacht vragen. De Boskoopse culturen zijn zeer zout gevoelig. De inlaat vanuit Gouda zal in de toekomst teruggebracht worden en worden vervangen door het betere water uit de Rijn. De teelt in potcontainers is beduidend intensiever dan die in de vollegrond. Dat betekent dat bij een toenemende pc-teelt de watervraag groter zal worden. De afvoer van water is vanwege achterstallig baggerwerk problematisch. Veel sloten in het gebied zijn dichtgeslibd waardoor de afvoer naar de gemalen wordt bemoeilijkt en bij regenval de slootpeilen snel oplopen. Dit proces wordt nog eens aangejaagd door de intensieve drainage en de toenemende teelt in containers. Door achterstallig onderhoud is er een groot baggerprobleem in het gebied en er bestaat grote behoefte tot het ontwikkelen van grootschalige integrale baggerprojecten. De vraag is waar het materiaal in het gebied een plaats kan krijgen en welke toegevoegde waarde het kan hebben. Westelijk Veenweidegebied Het veenweidegebied in het westen van ons land is circa 120.000 hectare groot. Veenweiden zijn relatief slappe gronden met sub-optimale agrarische eigenschappen die in toenemende mate, vooral de lager gelegen delen, worden ingericht als natuurgebied. De drooglegging in de veenweidegebieden kunnen erg verschillen in plaats en tijd. Aangenomen kan worden dat de diepte van het grondwater in de winter gemiddeld 60 cm bedraagt en in de zomer 50. Lokaal zijn er echter ook plekken waar de grondwaterstand 20 cm onder het maaiveld ligt. Door een combinatie van oxidatie, klink en krimp is een daling van het maaiveld ontstaan waardoor de polders steeds dieper komen te liggen. Om de gronden desondanks geschikt voor de landbouw te houden is een cyclus ontstaan van waterstandverlaging en maaivelddaling. Ontwikkeling van de veenweiden. M.b.t. de ontwikkeling van de landbouw in de veenweiden worden 3 scenario s geschetst. 16

Grootschalige landbouw waarbij de productie op de wereldmarkt wordt afgezet. Schaalvergroting en structuurverbetering zijn sleutelwoorden Stadslandbouw waarbij de agrariër zijn producten en diensten richt op de burger en hij zorgtaken verricht t.b.v. het landschap. Kernwoorden zijn verbreding en groen- blauwe diensten. Natuurlandbouw waarbij de bedrijven een deel van het inkomen verdienen met het beheer van natuurgebieden. Extensivering is het sleutelwoord. Gebiedspecifieke knelpunten Bodemdaling De komende 100 jaar wordt gerekend met een bodemdaling van gemiddeld (de verschillen tussen gebieden zijn zeer groot) 50 cm. Dat leidt, in combinatie met een hogere zeewaterspiegel, o.a. tot de volgende problemen. De cyclus maaivelddaling peilverlaging loopt uiteindelijk spaak. De kosten van het droogmalen worden onaanvaardbaar en de kans op overstroming van de diepere polders neemt toe. Een toenemende verzilting en zoetwaterkwel. Meer onderhoud aan veenkaden Aandachtspunten De landbouw om de stad kan niet uitsluitend met verbreidingsactiviteiten in stand worden gehouden. Het open landschap wordt gedragen door boeren die melken, niet die kano s verhuren. Bodeminklinking lijkt tegen gegaan te kunnen worden door het aanbrengen van onderwaterdrainage. Hieraan kleeft echter het nadeel dat vanwege een grotere verdamping meer water nodig is dat meestal vanuit een ander gebied moet worden ingelaten. Overigens wordt er op gewezen dat de boer niet de enige probleemeigenaar is. Bodemdaling is van algemeen belang en vanuit dat perspectief zal geredeneerd moeten worden. Rivierengebied (ontwerp) Het rivierengebied heeft mede dank zij het goede peilbeheer in de kommen en voldoende zoet water voor de beregening op de stroomruggen een goed ontwikkelde en kapitaalintensieve land- en tuinbouw. Het probleem van de zoetwateraanvoer bij droogte en de afvoer bij wateroverlast wordt extra bemoeilijkt door kwel en wegzijging naar de grote rivieren. Het water is daarom moeilijk vast te houden. De regio meent dat deze effecten moeten worden gecompenseerd in de verdringingsreeksen en de waterakkoorden met RWS. De regio vindt dat de mogelijkheden van vasthouden op de landgoederen en in de klimaatbuffers van de terreinbeherende natuurorganisaties nader moeten worden onderzocht. De waterkwaliteit behoeft enige verbetering echter de sector meent dat de normstelling voor stikstof en fosfaat in sloten en kanalen onvoldoende is gedifferentieerd. De tussenresultaten van het project Monitoring Stroomgebieden wijzen uit dat het door de kwel en wegzijging in dit gebied moeilijk is om een nutriëntenbalans op te stellen. De sector is echter bereid bij te dragen aan de vermindering van de emissies. Om draagvlak te creëren zou met de ingelanden in een gebiedsproces moeten worden gezocht naar de meest kosteneffectieve oplossingen die inpasbaar zijn in de bedrijfsvoering van de agrariërs. Om de knelpunten op te lossen zou het watersysteem meer ruimte moeten worden geboden. Om hier voor draagvlak te creëren moet volgens de regio een gebiedsgerichte Landbouweffectrapportage worden gemaakt (LER) met aandacht voor flankerend beleid. Centraal en Oostelijk Zandgebied (ontwerp) Het centraal en oostelijk zandgebied is een gebied met overwegend zand, gebieden met klei en veen zijn in mindere mate aanwezig. Veehouderij is de grootste sector, gevolgd door akkerbouw en tuinbouw. In dit gebied is relatief weinig oppervlaktewater aanwezig is. 17

Duidelijk is wel dat de rol van het IJsselmeer groter wordt. Zo wordt een zoetwaterbuffer voor droge zomers in stand gehouden. De landbouw vraagt om nadere analyse van peilverhogingen van het IJsselmeer. De GGOR processen leveren in het gebied een aantal knelpunten op. Zo blijkt echter vaak dat natschade optreedt in een geanalyseerd gebied. Terwijl de studies opgeleverd hadden dat de GGOR optimaal is voor landbouwkundig gebruik. Ruimte voor de rivierprojecten zouden vooraf gegaan moeten worden aan een Landbouweffectrapportage (LER). Veelal blijkt dat bij ingrepen in het gebied nadelige effecten ontstaan. Agrarisch ondernemers ervaren natschade meer dan droogteschade. Een herijking van de droogtestudie door de waterschappen is een relevante optie. Bij gebiedsprocessen is er te weinig samenwerking waar water en landbouw elkaar raken. Innovatieve gebiedsprocessen kunnen juist een instrument zijn om projecten te realiseren. Duidelijke ruimtelijke spelregels en fysieke ruimte kunnen elementen zijn die een bijdrage hieraan leveren. Groene blauwe diensten zijn nog onvoldoende bereikbaar en de winsten zijn nog onvoldoende helder. Voor de waterschappen is Kaderrichtlijn Water zijn de theorie en praktijk nog onvoldoende gekoppeld. Voor waterschappen is het onduidelijk wat in Brussel gemeld moet worden. De landelijke normering voor stikstof en fosfaat staan niet vast. Zuid oostelijk zand In het Zuidoostelijk Zandgebied is een goed ontwikkelde en kapitaalintensieve land- en tuinbouw aanwezig. De belangrijkste ingrepen in het watersysteem, van belang voor de landbouw, is de beregening uit grondwater en oppervlaktewater. Deze hebben een matig verdrogend effect. Inzijging komt op grote schaal voor. In de zomer is de zoetwateraanvoer bij droogte niet altijd voldoende. In het gebied wordt beperkt water afgevoerd. Om water langer in het gebied vast te houden vindt actief stuwbeheer plaats: ook door de agrarische sector. Daarnaast lopen er een groot aantal verdrogingsprojecten, met name gericht op natte natuur. Hierdoor kunnen landbouwkundige belangen in het geding komen, wat spanningen veroorzaakt. Naast verdroging van natuur en verminderen natuurlijke veerkracht, kan door het intensieve grondgebruik de waterkwaliteit (KRW) een probleem worden in de toekomst. Er treedt incidenteel wateroverlast op. In de toekomst zal dit vaker zijn door het veranderende klimaat. Belangrijke (regionale) speerpunten voor het gebied zijn: Tegengaan van verdroging, waarbij Deltaplan Hoge Zandgronden de koepel kan zijn, waarin afstemming plaatsvindt. Ruimteclaim blauw/groen: hiervoor dient een landbouwcompensatie ladder uitgewerkt te worden voor zuinig en meervoudig ruimtegebruik. Regionale waterberging in Brabant: een zoektocht naar een blauwe dienst Waterkwaliteit: per bedrijf mogelijkheden bekijken om uitspoeling nutriënten en emissies gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Voor het innovatieprogramma zijn de blijvende wateraanvoer via het Limburgs/Brabants kanalenstelsel, optimalisering regionaal beregeningsbeleid, beekdalbrede benadering en de uitwerking van haalbare en betaalbare onderdelen van Nieuw Limburgs Peil speerpunten. Zuid Limburg Het gebied Zuid-Limburg is onder te verdelen in 2 subgebieden, namelijk ten noorden van Sittard tot Susteren (zandgebied, vrij vlak) en het Heuvelland (veel löss, heuvels). Akkerbouw, grondgebonden veehouderij en fruitteelt zijn de belangrijkste bedrijfstakken. Beide gebieden hebben eigen specifieke kenmerken. In het gebied boven Sittard (bs) wordt beregend, wat op een aantal natuurgebieden een matig verdrogend effect heeft. In dit gebied vindt op beperkte schaal actief stuwbeheer plaats. Om de verdroging tegen te gaan worden diverse antiverdrogingsprojecten uitgevoerd. De GGOR is voor dit gebied gereed (gebiedsdekkend). Plaatselijk treedt spanning op tussen landbouw en natuur. Langs beken komen op beperkte schaal inundaties voor. 18