Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam Deel 2 Toelichting 17 juli 2012
Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 2 1.1 Aanleiding...2 1.2 Plangebied...2 2. PLANOPZET... 2 2.1 Bebouwingspercentage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in openbare ruimte (bestemmingsplan Westerpark Zuid )... 2 3. JURIDISCHE TOELICHTING... 5 4. UITVOERBAARHEID... 5 4.1 Rijksbeleid... 5 4.2 Provinciaal beleid... 5 4.3 Gemeentelijk beleid... 5 4.4 Stadsdeelbeleid... 6 5. FINANCIEEL-ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID... 6 6. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID... 6 6.1 Vooroverleg artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening Bro)... 6 6.2 Aanpassingen ten opzichte van het conceptontwerp... 7 6.3 Inspraak en zienswijzen... 7 6.4 Aanpassingen ten opzichte van het ontwerp... 7 1
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding In het stadsdeel West zijn een aantal ruimtelijk aspecten actueel, die in de vigerende bestemmingsplannen niet, dan wel op een onvoldoende wijze, zijn geregeld. Gezien de tijd die gemoeid zou zijn met het afstemmen van de afzonderlijke bestemmingsplannen aan deze ruimtelijke thema s, is er gekozen voor de planvorm van een zogenaamd paraplubestemmingsplan. Op 19 april 2011 heeft de deelraad van stadsdeel West het besluit genomen de planprocedure voor dit plan op te starten. Het paraplubestemmingsplan heeft vervolgens alle wettelijke procedures doorlopen. Tijdens de eerste raadsbehandeling op 22 mei 2012 met betrekking tot de vaststelling werd gesteld dat het paraplubestemmingsplan nog niet besluitrijp was voor wat betreft het schrappen van het maximum bebouwingspercentage voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde uit de bestemming Groen en de bestemming Water 1, Water 2 en Water 3 in het bestemmingsplan Westerpark Zuid. Om geen vertraging in de procedure op te lopen, is dit voorstel uit deel 1 van het paraplubestemmingsplan gehaald. Deel 1 is vervolgens gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 5 juni 2012. Het schrappen van het bebouwingspercentage wordt in onderhavig deel van het paraplubestemmingsplan voorgesteld. Onderhavig bestemmingsplan zal zodoende worden aangehaald als Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam, deel 2 1.2 Plangebied Het Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam, deel 2 is in feite de herziening van vier voorschriften uit het bestemmingsplan Westerpark Zuid. De herziening is van toepassing op alle bestemmingsvlakken met de bestemming Groen, Water 1, Water 2 en Water 3 binnen het plangebied van bestemmingsplan Westerpark Zuid. 2. PLANOPZET 2.1 Bebouwingspercentage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in openbare ruimte (bestemmingsplan Westerpark Zuid ) In het bestemmingsplan Westerpark Zuid is een maximum bebouwingspercentage opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de bestemmingen Groen, Water-1, Water-2 en Water-3. In de praktijk is gebleken dat het juist voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lastig is om het actuele bebouwingspercentage vast te stellen in het kader van toetsing en handhaving. Voor de bepaling van het bebouwingspercentage tellen alleen de vergunningsplichtige bouwwerken mee. Het betreft hier veel voorkomende bouwwerken zoals hekwerken, straatmeubilair en speeltoestellen, waarvan de vergunningsplichtigheid veelal afhankelijk is van de maatvoering. Hierdoor is dit voorschrift niet uitvoerbaar zonder tijdrovende onderzoeken van de bestaande bouwwerken, waarbij onderscheid moet worden aangebracht in de vergunningsvrije- en vergunningsplichtige bouwwerken, geen gebouwen 2
zijnde. Deze kwestie is actueel geworden door de vergunningaanvraag en de daaropvolgende bezwaar- en beroepsprocedure voor een voetbalkooi aan de Buyskade. Bovendien wordt de uitvoering van dit voorschrift inmiddels onevenredig bemoeilijkt doordat het vergunningsvrije regiem voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is verruimd door de inwerkingtreding van de Wabo met ingang van 1 oktober 2010. De bestaande vergunningsvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zouden voor de toets van het maximum bebouwingspercentage opnieuw moeten worden geïnventariseerd en geactualiseerd. Mede gezien de grote omvang van het bestemmingsplan Westerpark Zuid, waarbij deze bestemmingen ook nog eens zijn verdeeld over meerdere bestemmingsvlakken, wordt de toepassing van dit voorschrift onuitvoerbaar. Het voorschrift draagt ook nauwelijks bij aan het planologisch doel hiervan (weinig bebouwing in de openbare ruimte), terwijl dit ook kan worden bewerkstelligd door het ontbreken van bouwmogelijkheden van gebouwen binnen de bestemmingen Groen en Water, zodat het voorschrift kan worden geschrapt. Met deze wijziging wordt de planologische mogelijkheid gecreëerd om bijvoorbeeld aan de Buyskade, maar ook op andere locaties met de bestemming Groen speelvoorzieningen aan te leggen zonder dat daarvoor uitgebreide inventarisaties en metingen nodig zijn. Het schrappen van het maximum bebouwingspercentage van 2% uit de voorschriften van de bestemming Groen en de bestemmingen Water-1, Water-2 en Water-3 zal echter niet leiden tot het ongebreideld volbouwen van plantsoenen, parken en grachten. Daarvoor zijn de volgende argumenten: 1. Het is openbare ruimte. Er kan alleen gebouwd worden op verzoek van het stadsdeel zelf. 2. In de bestemming Groen mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden, oevervoorzieningen, water en kunstuitingen. Bouwen ten behoeve van andere doeleinden, bijvoorbeeld horeca of parkeren, is en blijft uitgesloten. 3. Gebouwen zijn binnen de bestemming Groen niet toegestaan. Er zijn uitsluitend gebouwen (gebouw is gedefinieerd als: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt) toegestaan daar waar dat met een aanduiding specifiek is aangegeven op de plankaart. ten behoeve van bergingen in tuinen bij woonboten of ten behoeve van nutsvoorzieningen. 4. Bouwwerken geen gebouwen zijnde in de bestemming Groen (bijvoorbeeld hekwerken, scheidingsmuurtjes, speeltoestellen, straatmeubilair) mogen maximaal 3 meter hoog zijn. Er geldt geen maximum oppervlakte maar gezien de aard van de bouwwerken is het ondenkbaar dat parken of plantsoenen worden volgebouwd met onbeperkte aantallen. 5. In de bestemming Water-1 mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van water, oevervoorzieningen en waterstaatkundige werken (werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken, uitgezonderd steigers). De gronden met de bestemming Water-2 zijn tevens bestemd voor ligplaatsen voor woonboten. De gronden met de bestemming Water-3 zijn tevens bestemd voor ligplaatsen voor passagiersvaartuigen. Bouwen ten behoeve van andere doeleinden is en blijft uitgesloten. 3
6. In de bestemming Water-1,2, en 3 mogen geen steigers of jachthavens gebouwd worden, behalve waar dat met een specifieke aanduiding is aangegeven op de plankaart. 7. In de overige bestemmingsplannen van stadsdeel West komt het maximale bebouwingspercentage niet voor in de bestemmingen voor openbare ruimte, terwijl dit in de praktijk niet heeft geleid tot volgebouwde plantsoenen, parken en grachten. Voor de specifieke voetbalkooi aan de Buyskade is de wenselijkheid nog onderwerp van onderzoek en overleg tussen de betrokken partijen. 4
3. JURIDISCHE TOELICHTING Het paraplubestemmingsplan deel 2 is een herziening van het vigerende bestemmingsplan Westerpark Zuid dat vóór 1 januari 2010 is vastgesteld. Bovendien heeft de herziening geen betrekking op het vervangen van een in die vigerende bestemmingsplannen voorkomende bestemming. Op basis van artikel 8.1.2. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de digitaliseringsverplichtingen uit artikel 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4 Bro daarom niet van toepassing. 4. UITVOERBAARHEID 4.1 Rijksbeleid In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd. De nota biedt ruimte voor ontwikkeling. Het uitgangspunt hierbij is 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De nadruk ligt daarbij op het bevorderen van wenselijke ontwikkelingen. Provincies en gemeenten kunnen daarmee hun verantwoordelijkheden op verschillende wijze invullen. Dit beleid, alsook het andere rijksbeleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening, heeft zijn doorwerking in het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het vorenstaande in overweging nemende wordt het niet noodzakelijk geacht hier een verdere uiteenzetting van het rijksbeleid op te nemen. Het paraplubestemmingsplan deel 2 is in overeenstemming met het rijksbeleid. 4.2 Provinciaal beleid Provinciale Staten hebben de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (Prvs) van Noord-Holland op 21 juni 2010 vastgesteld. Op 1 november 2010 is de verordening in werking getreden. De regels van de Prvs vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. De structuurvisie Noord-Holland 2040, kwaliteit door veelzijdigheid is op 16 februari 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en op 21 juni vastgesteld door Provinciale Staten. De structuurvisie legt het ruimtelijk beleid voor de provincie vast tot 2040. Het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord (oktober 2004) is door de Provincie Noord- Holland opgesteld vooruitlopend op de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening met het bijbehorende motto van die wet lokaal wat kan, centraal wat moet. De sturingsfilosofie uit het streekplan Noord-Holland Noord van vrijheid-kwaliteit-samenwerking en de belangrijkste ruimtelijke uitgangspunten en inzichten zijn opgenomen. Het vorenstaande in overweging nemende wordt het niet noodzakelijk geacht hier een verdere uiteenzetting van het provinciaal beleid op te nemen. Het paraplubestemmingsplan deel 2 is in overeenstemming met het provinciaal beleid. 4.3 Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid is reeds opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Westerpark Zuid. Voor wat betreft de onderbouwing van de herziening van de planregels, wordt verwezen naar hoofdstuk 2, de planopzet. 5
Op 17 februari 2011 is de Structuurvisie Amsterdam 2040, Economisch sterk en duurzaam' vastgesteld door de gemeenteraad. In de Structuurvisie zijn op de Visiekaart 2040 de bestemmingsplangebieden, waar dit paraplubestemmingsplan op ziet, aangeduid als werken-wonen gebied. De aspecten in dit paraplubestemmingsplan zijn in overeenstemming met de uitgangspunten van de Structuurvisie. Bovendien zijn er geen milieuaspecten in het geding. 4.4 Stadsdeelbeleid In het coalitieakkoord West maakt het verschil is opgenomen dat het stadsdeel de regeldruk wil verminderen door bestemmingsplannen flexibeler te maken en onnodige regels en belemmeringen weg te nemen. In de nota Globaal en flexibel bestemmen die de stadsdeelraad op 19 april 2011 heeft vastgesteld, is het uitgangspunt dat nieuwe bestemmingsplannen daadwerkelijk zorgen voor terugdringen van lasten- en regeldruk. Globale en flexibele plannen zijn toekomstgericht en minder gedetailleerd waardoor nieuwe en gewenste ontwikkelingen gerealiseerd kunnen worden zonder tijdrovende procedures. De herziening middels dit parapluplan sluit aan bij deze doelstelling. 5. FINANCIEEL-ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Het paraplubestemmingsplan bevat geen uitvoeringsaspecten, zodat naast de algemene kosten die gebruikelijk gemaakt worden om een bestemmingsplan in procedure te brengen, er geen kosten voor het stadsdeel aan verbonden zijn. Door middel van dit bestemmingsplan worden geen bouwplannen, als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Het vaststellen van een exploitatieplan is zodoende niet noodzakelijk. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding. 6. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 6.1 Vooroverleg artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening Bro) Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders (i.c. het dagelijks bestuur) bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is voor vooroverleg beschikbaar gesteld aan Waternet, Dienst Milieu- en Bouwtoezicht (DMB), Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO), Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) en stadsdeel Zuid. Van DMB, DRO en stadsdeel Zuid is geen reactie ontvangen. Waternet heeft te kennen gegeven dat het voorontwerp geen aanleiding gaf voor een reactie aangezien de voorgestelde aanpassingen in het paraplubestemmingsplan geen waterhuishoudkundige consequenties hebben. De reactie van BMA had geen betrekking op de regels die nu onderdeel zijn van het paraplubestemmingsplan deel 2. 6
6.2 Aanpassingen ten opzichte van het conceptontwerp Ten opzichte van het conceptontwerp is het ontwerpbestemmingsplan ambtshalve op een aantal punten aangepast. Deze punten hebben echter geen betrekking op de regels die nu onderdeel zijn van het paraplubestemmingsplan deel 2. 6.3 Inspraak en zienswijzen Het paraplubestemmingsplan is voorbereid met de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerp van het paraplubestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende de inzagetermijn van 19 januari tot en met 29 februari 2012 heeft een ieder de gelegenheid gekregen een zienswijze naar voren brengen. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze had echter geen betrekking op de regels die nu onderdeel zijn van het paraplubestemmingsplan deel 2. 6.4 Aanpassingen ten opzichte van het ontwerp Ten opzichte van het ontwerp dat ter inzage heeft gelegen, is het vast te stellen bestemmingsplan op een aantal punten aangepast. Deze punten hebben echter geen betrekking op de regels die nu onderdeel zijn van het paraplubestemmingsplan deel 2 7