[Uitzending 338: Handelingen 15:1 t/m 12] De vorige uitzending sloten we af met de thuiskomst van Paulus en Barnabas in Antiochië. Zij waren weer terug in de stad waar de eerste zendingsreis was begonnen. Nadat zij de christenen in Antiochië hadden verteld wat de HERE allemaal had gedaan,kwamen zij tot de erkenning:god heeft nu ook de heidenen de mogelijkheid gegeven in Jezus Christus te geloven. Hand.14 vers 28: Paulus en Barnabas bleven nog een hele tijd bij de christenen in Antiochië. Hoe lang Paulus en Barnabas in Antiochië bleven wordt niet aangegeven, maar een hele tijd wijst op een langere duur. In deze periode vindt de vergadering plaats waarover we in Hand.15 gaan lezen. Ook wat in Gal.2:11 staat beschreven (de discussie tussen Paulus en Petrus) heeft zich vermoedelijk in deze periode afgespeeld. We lezen in Galaten 2 dat Petrus bang was dat de mannen die de besnijdenis zo belangrijk vonden kritiek op hem zouden hebben. Eerst had hij namelijk met niet-joodse christenen gegeten, maar toen er enkele Joden uit de groep van Jakobus kwamen, deed hij dat niet meer en at voortaan apart (Gal.2:11 t/m16). Handelingen 15 vers 1: Enkele mannen uit Judea kwamen de christenen van Antiochië vertellen, dat zij niet gered konden worden, als ze zich niet eerst volgens Joods gebruikt lieten besnijden. In de eerste 5 verzen van Hand.15 wordt de aanleiding en voorgeschiedenis beschreven van het zogenaamde Apostelconvent in Jeruzalem. De doorbraak van de zending onder de heidenen stelde met name een groep Joodse christenen voor de vraag of ook de niet-joden die tot geloof kwamen zich aan de regels en voorschriften van de wetten van Mozes moesten houden. In Hand.15 spitst deze vraag zich met name toe op het punt van de besnijdenis. De besnijdenis (waarbij de voorhuid van een jongetje op de 8ste levensdag werd verwijderd) gold in het OT als teken van de inlijving bij het volks Israël en het verbond met de HERE (Gen.17). In Antiochië komen een aantal broeders uit Judea vertellen dat de besnijdenis ook in het nieuwe verbond (Hebr.8:10,13) noodzakelijk is om gered te worden. TTB - NL - TWR - NL 1
Handelingen 15 vers 2: Paulus en Barnabas waren het daar helemaal niet mee eens en raakten met hen in een heftige discussie gewikkeld. Ten slotte werden Paulus en Barnabas, met enkele anderen, naar de apostelen en leiders in Jeruzalem gestuurd om hun deze kwestie voor te leggen. De christenen brachten hen een eind weg en gingen toen naar de stad terug. Het nieuws over dit probleem bereikt de gemeente in Jeruzalem. De apostelen moeten nu handelen. Wat voor lijn moet er nu worden gevolgd? Paulus en Barnabas, met enkele anderen worden naar Jeruzalem gestuurd om de kwestie te bespreken. Zo komt het eerste Apostelconvent in Jeruzalem bijeen om de zaak op te lossen. In de geschiedenis van de kerk zijn er regelmatig kerkvergaderingen of concilies geweest die over andere grote twistpunten hebben beslist. Vandaag aan de dag zullen we ons moeten realiseren dat een concilie of een kerkvergadering waar Christus Zelf niet het centrum is en centraal staat, ver verwijderd is van het eerste Apostelconvent in Jeruzalem. Wie de besnijdenis of welk ander menselijk werk als voorwaarde voor het heil stelt, tast het Evangelie van de genade in de kern aan. Daarom ook het heftige verzet van Paulus en Barnabas. Het verzoeningswerk van Christus staat op het spel. De oplossing van het conflict tussen Paulus en de Judaïsten (Joodse christenen die een strenge wetshandhaving ook voor niet-joodse christenen voorstonden) wordt in Jeruzalem gezocht. Het probleem moet op het hoogste niveau worden opgelost. Jeruzalem was de moederkerk, waar zich in ieder geval nog een aantal apostelen bevonden. De eenheid in de leer staat op het spel. Als deze Judese broeders het standpunt van de gemeente van Jeruzalem vertegenwoordigen, hoe is dit dan te rijmen met de verkondiging van Paulus? Dan dreigt er een tegenstelling te ontstaan tussen de Joodse en niet-joodse christenen, terwijl er toch maar één Evangelie is. Handelingen 15 vers 3: De mannen reisden door Fenicië en Samaria en gingen onderweg bij de verschillende christenen langs. Die waren blij te horen dat ook niet- Joden tot bekering waren gekomen en in Jezus Christus geloofden. TTB - NL - TWR - NL 2
Paulus en Barnabas maken van de gelegenheid gebruik om verschillende christenen te bezoeken. Opvallend is dat zij meer onbevangen reageren op de bekering van heidenen dan de Joodse christenen uit Jeruzalem. De vraag naar de toepassing van de Joodse wetten op niet-joden lijkt bij hen een minder belangrijke rol te spelen. De Joden die in een heidense omgeving woonden waren zelf ook niet altijd in staat om zorgvuldig de wetten na te komen als hun geloofsgenoten in Jeruzalem. Bovendien waren zij eraan gewend dat hun synagoge werd bezocht door onbesneden heidenen, die sympathiek stonden tegenover het Joodse geloof. Het evangelie wordt in het NT in twee betekenissen gebruikt. Allereerst zijn er de feiten van het evangelie, deze zijn absoluut fundamenteel en essentieel. Paulus geeft die feiten in de eerste vijf verzen van 1 Korinthiërs 15. Het is (op grond van de Bijbel zelf) onmogelijk om als christenen verschillend over deze feiten te denken en te spreken. 1 Korinthiërs 15 vers 1 t/m 5: Ik kom bij u met het goede nieuws dat ik u al eens eerder heb gebracht. U hebt het aangenomen en het is nu de basis van uw leven. Als u blijft bij wat ik u heb gezegd, is dat uw redding. Anders had u net zo goed niet gelovig kunnen worden. Het belangrijkste van het goede nieuws dat ik heb ontvangen en u heb doorgegeven, is dit: Christus is voor onze zonden gestorven, zoals voorzegd is in de Boeken. Hij werd begraven en is op de derde dag weer levend gemaakt, wat ook in de Boeken stond. Hij is gezien door Petrus en daarna door de twaalf apostelen samen. De feiten van het evangelie zijn de dood, de begrafenis en de opstanding van de persoon van Jezus Christus. Over de opstanding lezen we in hetzelfde hoofdstuk vers 15 t/m 17: Erger nog, dan zijn wij bedriegers, omdat wij tegen God in hebben verklaard dat Hij Christus weer levend heeft gemaakt. Als er geen doden weer levend worden, kan dat niet waar zijn. Als er geen doden levend worden, is Christus ook niet weer levend gemaakt. En als Christus niet weer levend is geworden, dan heeft uw geloof geen betekenis en zijn uw zonden niet vergeven. TTB - NL - TWR - NL 3
Luisteraar, als wij de HERE geloven op Zijn Woord en de vele getuigen geloven (die Jezus Christus levend hebben gezien; meer dan 500 volgelingen tegelijk) dan moeten wij concluderen: als Christus niet uit de dood is opgewekt, dan is er helemaal geen evangelie! Maar zo is het gelukkig niet! Christus is weer levend gemaakt, als eerste van de velen die gestorven zijn (1 Korinthiërs15:20). De feiten van het evangelie zijn de dood, begrafenis en opstanding van Jezus Christus. De tweede betekenis van het evangelie is de interpretatie van de feiten. Het is juist deze interpretatie die de kern in de Brief aan de Galaten is. Dat is het grote probleem waar het eerste Apostelconvent in Jeruzalem zich over moet buigen. Daarbij gaat het om het hart van het evangelie, om het feit wat Paulus in Galaten 3 vers 22 en 23 verwoord met de woorden: Maar volgens de Boeken is alles in de macht van de zonde, zodat de enige manier om Gods beloofde heil te krijgen het geloof in Jezus Christus is. Tot de komst van Christus werden wij door de wet bewaakt. Wij leefden bij wijze van spreken onder het strenge toezicht van de wet, zolang wij nog niet wisten dat wij op Jezus Christus mochten vertrouwen. Wat moet een mens (Jood of niet-jood) dan doen om gered te worden? Niets meer of minder dan op Jezus Christus vertrouwen, met andere woorden: geloven. De apostel Paulus zegt als Jood tegen andere Joodse mensen: Wij zijn Joden van geboorte en geen mensen die de Joodse wet niet kennen. Maar wij weten dat niemand door God als rechtvaardig beschouwd kan worden door zich aan de Joodse wetten te houden, dat kan wel door in Jezus Christus te geloven. Ook wij konden door ons geloof in Christus Jezus met God in het reine komen en niet door de wet te houden. Het is uitgesloten dat iemand het met God in orde kan maken door de wet te gehoorzamen (Gal.2:15 en 16). Dit is belangrijk om in te zien en te aanvaarden. In de eerste eeuw ontkenden de Judaïsten de feiten van het evangelie niet, er waren te veel ooggetuigen die Christus levend hadden gezien. In 1 Korinthiërs 15 heeft Paulus het over meer dan 500 mensen. Als 500 mensen in een rechtszaal voor je getuigen dan zul je de rechtszaak zeker winnen! Ook de apostelen waren getuigen van de opgestane Christus. TTB - NL - TWR - NL 4
Hand.4:33, De apostelen verkondigden met grote overtuigingskracht dat de Here Jezus uit de dood was opgestaan, en Gods zegen rustte op hen allen. De feiten van het evangelie stonden voor de Judaïsten (Joodse christenen die de wet wilden houden) niet ter discussie. De discussie ging over de interpretatie van die feiten. Is het werk van Christus voldoende om een mens te redden of moet er nog iets bij? We gaan verder lezen in Handelingen 15, Paulus en Barnabas, met enkele anderen komen in Jeruzalem aan. Handelingen 15 vers 4: Toen zij in Jeruzalem kwamen, werden zij door de christengemeente, de apostelen en de leiders, met open armen ontvangen. Paulus en Barnabas vertelden wat God met hen had gedaan. Na verwelkoming door de gemeente van Jeruzalem vertelt Paulus over hetgeen de HERE tijdens hun eerste zendingsreis heeft gedaan. Hoewel hij moet weten dat er onder zijn gehoor wel een aantal broeders zijn die niet met hem zullen instemmen, schrikt hij er niet voor terug om de doorbraak van de zending onder de heidenen aan de HERE Zelf toe te schrijven. De meeste apostelen zullen in de loop van de jaren Jeruzalem hebben verlaten. Van de oorspronkelijke twaalf komt alleen Simon Petrus nog ter sprake (vs.7), terwijl Gal.2:9 nog Johannes noemt. Handelingen 15 vers 5: Maar sommigen van de Farizeeën die christen waren geworden, zeiden: Als die mensen christenen willen zijn, moeten zij zich ook laten besnijden en de wetten van Mozes houden! Een groep gewezen Farizeeën (waartoe waarschijnlijk ook de broeders uit Judea van vs.1 behoren) is echter van mening dat ook de niet-joodse bekeer-lingen geleerd moet worden zich aan alle voorschriften van de wet van Mozes te houden en zich ook moeten laten besnijden. Met het christelijk geloof deel-den de Farizeeën een aantal belangrijke opvattingen (o.a. leven na de dood, lichamelijke opstanding, bestaan van engelen), waardoor de overgang naar het christelijk geloof m.b.t. de leer, voor velen relatief gemakkelijk was. Zij voegden bij hun bestaande denkbeelden de dood en opstanding van Jezus Christus en de erkenning van Zijn Messiasschap. Maar daarmee bleven zij in een wettische godsdienstigheid steken, die haaks staat op het Evangelie van genade. TTB - NL - TWR - NL 5
Volgens deze Judaïsten was het voor een heiden niet genoeg dat hij of zij geloofde in de Here Jezus. Pas wanneer een niet-jood bij Israël werd ingelijfd door zich daadwerkelijk tot het Jodendom te bekeren (inclusief het houden van de wet en de besnijdenis), kon hij deel krijgen aan het Messiaan-se heil. In de ogen van deze voormalige Farizeeën was het Gods wil dat de heidenen werden besneden. Handelingen 15 vers 6: De apostelen en leiders kwamen in een speciale vergadering bijeen om deze kwestie te bespreken. Uit vs.12 en vs.22 valt af te leiden dat deze speciale vergadering niet achter gesloten deuren werd gehouden, in de besloten kring van apostelen en leiders, maar in tegenwoordigheid van de hele gemeente. De leiders en de apostelen worden genoemd als de leidinggevende personen, die direct met het conflict te maken hebben. Handelingen 15 vers 7: Na veel heen en weer gepraat stond Petrus op. Broeders, zei hij, u weet allemaal dat God mij uit uw midden heeft uitgekozen om het goede nieuws van Jezus Christus aan de andere volken bekend te maken en hen tot geloof te brengen. Ook de apostelen en leiders denken verdeeld over de vraag of en zo ja, welke eisen er aan de niet-joodse bekeerlingen mogen worden gesteld. Er ontstaat dan ook een heftige discussie. Dan neemt Petrus de leiding en spreekt de broeders toe. In de verzen 7 t/m 9 wijst hij erop dat deze zaak al veel eerder aan de orde is geweest en dat het eigenlijk niet nodig is om daar nu nog eens opnieuw over te discussiëren. Petrus doelt dan op de bekering van Cornelius en de zijnen en de bespreking die de apostelen in Jeruzalem daarna hebben gevoerd. Dat de HERE toen Zijn Geest over de heidenen had uitgestort, was voor allen het bewijs dat God ook hen had aanvaard (Hand.11:17,18). Nu hetzelfde gebeurd is (maar op veel grotere schaal), tijdens de zendingsreis van Paulus en Barnabas, mag niemand er nu aan gaan twijfelen dat de HERE hen niet aanvaard heeft, ook al zijn zij niet besneden. TTB - NL - TWR - NL 6
De achterliggende gedachte is in ieder geval dat de HERE Petrus al lang geleden geroepen heeft om ook aan de heidenen (de niet-joden) het Evangelie te verkondigen, hen te dopen en met hen om te gaan zonder van hen bepaalde voorschriften te verlangen (zoals de besnijdenis). Redding is niet afhankelijk van het houden van bepaalde voorschriften bv. het houden van de sabbat, of de zondag. Het is niet afhankelijk van (op zich) mooie en dierbare gebruiken of gewoonten. Redding is genade van God (onverdiende gunst) door geloof in Jezus Christus. Voor de andere dingen, mag een christen in zijn of haar eigen gemoed tenvolle verzekerd zijn. Dat wil zeggen op dit punt heeft een christen de vrijheid om zijn of haar persoonlijke opvattin-gen te volgen (lees Rom.14). Als u meent dat iets goed is, laat er dan niet iets slechts van gezegd kunnen worden. Wij moeten dus doen wat de vrede ten goede komt. Laten wij steeds het beste voor elkaar zoeken (Rom.14:16 en 17). Handelingen 15 vers 8 en 9: God heeft dat bevestigd door hun, net als ons, de Heilige Geest te geven. Hij maakt geen verschil tussen hen en ons. Doordat zij in Jezus Christus geloven, heeft Hij hun hart van kwaad gezuiverd. Dat de HERE Cornelius en de zijnen werkelijk heeft aangenomen, blijkt uit het feit dat zij de Heilige Geest hebben ontvangen. De Heilige Geest bevestigt het zoonschap van de kinderen Gods (Rom.8:16). Wie de Geest van God heeft, behoort Christus toe (Rom.8:9). De HERE gaf Zijn Geest niet op grond van een uiterlijke handeling (de besnijdenis). Niet omdat u de wet hebt gehoorzaamd, of omdat u het goede nieuws van Jezus Christus hebt gehoord én geloofd (Gal.3:2). Maar op grond van geloof en bekering (de gesteldheid van het hart). Net als ons, verwijst naar de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren. De uitstorting van de Heilige Geest op Cornelius en de zijnen onderscheidde zich niet van de eerste uitstorting van de Heilige Geest op de besneden Joodse gelovigen. Voor de HERE telt alleen nog het hart en niet meer de uiterlijke besnijdenis. Galaten 6 vers 15: Het maakt geen enkel verschil of u besneden bent of niet. Waar het om gaat, is of God een nieuwe mens van u heeft gemaakt. TTB - NL - TWR - NL 7
Handelingen 15 vers 10: Wel, waarom wilt u het beter weten dan God, door deze nieuwe christenen een juk op de schouders te leggen dat voor ons en onze voorouders al te zwaar was? Petrus keert zich in scherpe bewoordingen tegen de Judaïsten: waarom wilt u het beter weten dan God? De uitdrukking komt overeen met het God tegenhouden in Hand.11:17. De Judaïsten kunnen niet aanvaarden dat God de heidenen heeft aangenomen zonder dat zij aan de voorschriften van de wet hebben voldaan. Petrus zegt meer, zij vergeten daarbij ook, dat zij er zelf en hun voorouders ook niet aan konden voldoen. Een juk drukt in overdrachtelijke zin ondergeschiktheid en onderwerping uit. Het gewone volk ervoer de vele voorschriften en wetjes (die de geestelijke leiders voorschreven) als een zware belasting die voor hen het leven moeizaam maakte. Het zal een mens niet lukken om volgens de Bergrede van Jezus te leven en Gods wetten te houden en zo rechtvaardig voor de HERE te zijn. Waarom geeft een mens niet toe dat hij of zij een verloren zondaar is? Onze eigen zin gaat recht in tegen de wil van God. Hij onderwerpt zich niet aan Gods wet en kan dat ook niet (Rom.8:7). Wij kunnen God niet tevreden stellen. Goed leven is prachtig en daar moet u ook zeker mee doorgaan maar voor de HERE is het niet goed genoeg! Vertrouw op de Here Jezus Christus en kom tot Hem. Hij zal u ontvangen! Jezus zegt in Joh.6:37, En als iemand bij Mij komt, zal Ik hem nooit wegsturen. Zo mogen mensen tot geloof komen. Iedereen die gered is, kan er van getuigen. Petrus, Saulus van Tarsus, de minister uit Ethiopië en alle anderen. Handelingen 15 vers 11 en 12: Wij geloven immers op dezelfde wijze als zij gered te worden, door de genade van de Here Jezus! Toen werd het stil in de bijeenkomst. Iedereen ging ervoor zitten om te luisteren naar wat Paulus en Barnabas te zeggen hadden. God had door deze twee mannen geweldige dingen en grote wonderen onder de vreemde volken gedaan. Er is voor de heidenen geen andere weg om behouden te worden. Joden en heidenen zijn voor hun behoud niet aangewezen op werken van de wet, maar op de genade van de Here Jezus (Gal.2:15 en 16). TTB - NL - TWR - NL 8
De woorden van Petrus hebben een merkbaar effect op de bijeenkomst, want de rust en orde is grotendeels hersteld. Iedereen werd stil en zodoende kregen Barnabas en Paulus de gelegenheid om hun verhaal te doen. Zij vertellen vrijmoedig over de geweldige dingen en grote wonderen die de HERE onder de vreemde volken heeft gedaan. De apostelen zien de wonderen die de HERE onder de heidenen heeft gedaan als een Goddelijke aanvaarding van hun geloof en ook als een goedkeuring en een bevestiging van het zendingswerk dat zij beiden mochten doen. Tegelijkertijd bevestigen zij ook de woorden van Petrus, dat de HERE ook de heidenen heeft aangenomen. Het is God die wonderen doet en zij (Zijn gezanten en dienaren) zijn alleen de instrumenten waarvan de HERE Zich bedient. Voor deze uitzending moet ik hier stoppen. Tenslotte een suggestie, het is goed om het Bijbelboek Handelingen samen met de Brieven uit het NT te bestuderen. In de uitzendingen hebben we al vaker een uitstapje naar de Brieven gemaakt. We hebben (bijvoorbeeld) bij het lezen van Hand.13 en 14 al een uitstapje gemaakt naar de Brief aan de Galaten. Bij Hand.15 zou het aan de orde zijn om de Brief van Jakobus te lezen. Jakobus vat de gedachten en uitspraken van het Apostelconvent in Jeruzalem samen en geeft dan uitzicht naar de toekomst. Natuurlijk gaan we, zo de HERE wil, de Brieven uit het NT in deze uitzendingen lezen en bespreken maar dat laat nog even op zich wachten In de volgende uitzending lezen we verder in Hand.15. TTB - NL - TWR - NL 9