Bodembeheerplan Gemeente Den Haag

Vergelijkbare documenten
de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken.

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad

Vergelijking Actief Bodembeheer Limburg en Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Een notitie van de Beleidsgroep Bodembeheer Limburg

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Hergebruik van grond in Dordrecht

Bodembeheerplan en Bodemkwaliteitskaart

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Besluit Bodemkwaliteit Flevoland

2. DOELSTELLING PROTOCOL GRONDVERZET

Postbus AG DELFT Delftechpark XJ DELFT tel fax Bodembeheerplan gemeente Amersfoort.

Voorlichtingsbijeenkomst Regionaal bodembeleid Voorne-Putten

Omgaan met vrijkomende grond. Notitie. Gemeente Heumen

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport Legenda. Bodemlocaties

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit

Onderwerp van de aanvraag Op 10 april 2008 ontvingen wij een evaluatierapport met het verzoek om hiermee in te stemmen.

Verklarende woordenlijst

Bodembeheerplan (grondverzetplan) Haarlemmermeer

Handreiking bodemonderzoek gemeente Smallingerland

Bodemrapportage. Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek. Geselecteerde locatie. Bodemlocaties

advies- en ingenieursbureau RPS 11 april 2013, Den Bosch Peter Moerman Peter Broers rps.nl

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

Bodemfunctiekaart Hof van Twente Besluit Bodemkwaliteit

Bodemfunctieklassenkaart Gemeente Horst aan de Maas. - Toelichting -

BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND

NOTITIE. 1. Inleiding. 2. Beleidsruimte. Gemeente Bunnik. J. Neyssen

Wilhelminapark!23!! Haarlem!

Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld)

Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

Bodembeheerplan Zuidwest Fryslân Bolsward, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Littenseradiel, Nijefurd en Wûnseradiel

VERZO NOEN 3 1 JUL 2002

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

- beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg ) Breukelen

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

G R O N D V E R Z E T m e t b o d e m k w a l i t e i t s k a a r t e n

Historisch onderzoek in het kader van modificatie 3 project "waterstof symbiose Zeeuws Vlaanderen" (S-917 en A-128 incl. HDD) Projectcode: 17F403HO

A. Locatie/onderzoeksgegevens. Locatie (adres) :Klein Oord Kadastraal nummer :

Gemeente ř Bergen op Zoom

Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer

ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART


Vooronderzoek bodem. Uitbreiding Camping Somerse Vennen. Definitief. Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 29 juni GM , revisie c2

Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING

Bodembeheerplan gemeente s-hertogenbosch

Meesterjoostenlaan!27!! Haarlem!

HANDREIKING GRONDVERZET

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Locatie gelegen achter Korte Linschoten Westzijde 1 te Linschoten (Montfoort) 1.

- beschikking. ernst en urgentie bodemverontreiniging Amersfoortseweg 9 Bunschoten

PLAN VAN AANPAK VERONTREINIGING MET MINERALE OLIE EN ZINK OP HET PERCEEL HOGEWEG / PAGENLAAN TE LIMMEN

Wijzigingsblad bij de nota bodembeheer gemeente Den Helder versie mei 2012

Een samenvatting van de beschikbare voormalige onderzoeken is te vinden in de bijlagen. 2. NOG UIT TE VOEREN ONDERZOEK IN HET KADER VAN GRONDVERZET

Voorstel voor de Raad

Spelregels grondverzet

Tabel A: Verzamelen bestaande gegevens en raadplegen bronnen:

I I I. Gemeente Heerde.

Cursus BKK Milieuadviesdienst 1

Veldgids Bodembeheer Regio NO-Brabant

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN

In bijlage 2 is de ligging van de sterke verontreiniging met vinylchloride.

Milieudienst West-Holland. Bestemmingsplan Limes. Resultaten onderzoek bodem

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

De Ruiter Boringen en Bemalingen bv

BODEMBEHEERPLAN Hergebruikbeleid (licht verontreinigde) grond als bodem in gemeente Kampen

Morinnesteeg!12!! Haarlem!

mi in HI ui in iii iii nu i Raad d.d.\u <( l^> Aan de gemeenteraad Agendapunt: 6.1/ Documentnr.: RV Roden, 9 januari 2013 Onderwerp

Meldingsformulier afronding bodemsanering

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk ehv.344.N001rev1 24 mei 2011 cab. Betreft Historisch onderzoek perceel S 539 te Someren

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 29 jan 2015 Datum rapportage 29 jan 2015

Eisen bodemonderzoek in het kader van een ontgronding Bij meldingen en vergunningaanvragen

Van!Oldenbarneveltlaan!3!! Haarlem!

sectorplan Ernstig verontreinigde grond

Besluit van 1 februari 2006, houdende regels voor uniforme saneringen (Besluit uniforme saneringen)

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Nummer verontreiniging 6711 JC EDE GE

Bodeminformatie. Gijsbrecht van Amstelstraat 92 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

BESLUIT INSTEMMING SANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT INSTEMMING DEELSANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Bodeminformatie. SOE00 (Soest) K HBB Bedrijven

Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging

TOELICHTING BESLUIT BODEMKWALITEIT

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 12 jul 2016 Datum rapportage 12 jul 2016

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Bouwcombinatie Kralingseweg De heer P.H. Wielaard p/a Ringvaartweg AC ROTTERDAM. Zoetermeer, 26 november Geachte heer Wielaard,

NOTA BODEMBEHEER. omslag bodembeheer.indd :36:32

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

MARMOS Bodemmanagement

Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan

Alleen basisgegevens in te vullen door bevoegd gezag

Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011

Casus workshop 3 Boaregistratiesysteem op PTB 9 november 2010

Memo. Aan Gemeente Dordrecht, de heer E. Hoff. Van Sander Jansen. Zaaknummer Z Datum 12 februari 2018

HUM Bbk Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit


- beschikking - vaststellen ernst en urgentie en instemming saneringsplan Utrechtseweg 86 te Zeist

Transcriptie:

Gemeente Den Haag 8 juli 2003 42260a0

Hoofdweg 490 Postbus 8520 3009 AM Rotterdam +31 (0)10 286 54 32 Telefoon (010) 220 00 25 Fax info@rotterdam.royalhaskoning.com E-mail www.royalhaskoning.com Internet Arnhem 09122561 KvK Documenttitel Verkorte documenttitel Datum 8 juli 2003 Projectnaam Projectnummer Opdrachtgever Referentie 42260a0 Gemeente Den Haag Auteur(s) Vrijgegeven door mevrouw ir. F. van Lienen mevrouw ir. L. Schipper Datum/paraaf..

SAMENVATTING 8 juli 2003

INHOUDSOPGAVE Blz. 1 INLEIDING 1 1.1 Algemeen 1 1.2 Beheersgebied 2 1.3 Vervanging bodemonderzoek bij Bouwvergunningen 2 1.4 Leeswijzer 2 2 BELEIDSMATIGE ACHTERGROND GRONDVERZET 3 2.1 Landelijke en provinciale beleidskaders 3 2.2 Bodemgebruikswaarden (BGW s) 4 2.3 Haags beleidskader 4 3 UITZONDERINGSSITUATIES 5 3.1 Bijzondere omstandigheden 5 3.2 Puntbronnen 5 3.3 Aanvullende regelgeving grondverzet voor gebieden met bijzondere waarden 6 3.4 Afwijkende bodemkwaliteit op specifieke locaties 6 3.5 Tijdelijke uitname van verontreinigde grond 7 3.6 Bodemvreemd materiaal 7 3.7 Bewerken van grond 7 3.8 Asbesthoudende grond 8 3.9 Bijzondere stoffen niet opgenomen in BKK 8 4 GEMEENTELIJKE REGELGEVING GRONDVERZET 8 4.1 Grondverzet binnen het beheersgebied 8 4.2 Grondverzet van buiten naar binnen het beheersgebied 10 4.3 Grondverzet van het beheersgebied naar buiten 11 5 MELDINGSPROCEDURE GRONDVERZET 11 6 CONTROLE EN HANDHAVING GRONDVERZET 12 BIJLAGEN 1. Begrippenlijst 2. Landelijke regelgeving voor hergebruik licht verontreinigde grond 3. Bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarden boven- en ondergrond 4. Meldingsformulier grondverzet 5. Gereedmeldingsformulier 8 juli 2003

1 INLEIDING 1.1 Algemeen Het voorliggende bodembeheerplan en bijbehorende bodemkwaliteitskaart (kenmerk 42260a0/R00005/Flie/Rott1) voor de gemeente Den Haag zijn opgesteld door Royal Haskoning, voorheen IWACO B.V., in opdracht van de gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, afdeling Bodembeheer. Het bodembeheerplan is opgesteld om hergebruik van schone en licht verontreinigde grond in het beheersgebied van de gemeente Den Haag te reguleren. De term schone grond wordt in dit bodembeheerplan gebruikt voor zowel schone grond als MVR-grond. Hierop wordt later in dit bodembeheerplan teruggekomen. Hergebruik van schone en licht verontreinigde grond als bodem valt onder het regime van de Vrijstellingsregeling Grondverzet, dat op zijn beurt valt onder het Bouwstoffenbesluit. Met de Vrijstellingsregeling Grondverzet wordt beoogd het grondverzet te vereenvoudigen. Voorwaarde voor grondverzet onder de vrijstellingsregeling is dat een bodembeheerplan en een bodemkwaliteitskaart zijn opgesteld. In het bodembeheerplan zijn de regels en randvoorwaarden voor hergebruik van (licht verontreinigde en schone) grond als bodem in de gemeente Den Haag beschreven. De regels en randvoorwaarden zijn een vertaling van het beleid van de gemeente ten aanzien van het behouden of het verbeteren van de bodemkwaliteit. Het bodembeheerplan is bestemd voor verschillende onderdelen binnen de gemeente die te maken hebben met grondverzet. Aan het bodembeheerplan ligt de bodemkwaliteitskaart ten grondslag. Op deze kaart wordt de algemene bodemkwaliteit in de gemeente weergegeven, waarbij de gemeente is opgedeeld in zones. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de Interim Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten (VROM, 1999). In een bodemkwaliteitskaart zijn volgens de Interim Richtlijn grondwater en waterbodems niet meegenomen. De bodemkwaliteitskaart geeft geen harde garantie van de kwaliteit van een partij grond. De eindverantwoording voor de toepassing van grond ligt bij de eigenaar of de toepasser van de grond. De gemeente Den Haag kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade die voortkomt uit de onzekerheden in de bodemkwaliteitskaart. De afdelingen die naast de afdeling Bodembeheer binnen de gemeente Den Haag hebben meegewerkt aan dit bodembeheerplan zijn: DSB, Milieu en Vergunningen. 1. Afdeling Bodemsanering 2. Afdeling Juridische Zaken Milieu 3. Afdeling Beleid DSB, Ingenieursbureau Den Haag. DSO, Haags Ontwikkelingsbedrijf, Opdrachtgeving Werken. - 1-8 juli 2003

Nadat het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart zijn vastgesteld door het college van B&W, kan grondverzet plaatsvinden binnen de randvoorwaarden uit dit bodembeheerplan. De bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan hebben een geldigheid van 5 jaar. Indien 25% van de waarnemingen in het bestand binnen het beheersgebied nieuw is en dit tot wijziging leidt, dient de kaart te worden vervangen. 1.2 Beheersgebied Het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart zijn opgesteld voor een deel van de gemeente. Dit deel is weergegeven figuur 1 in de rapportage van de Bodemkwaliteitskaart en wordt in dit bodembeheerplan verder aangeduid met de term beheersgebied. Binnen de gemeentegrens van Den Haag vallen ook de gebieden Leidschenveen - Ypenburg en Wateringse Veld. Voor het noordelijk deel van Wateringse Veld is een bodembeheerplan met bijbehorende bodemkwaliteitskaart vastgesteld, kenmerk, BKK860000, d.d. 26 juni 2000. Voor het overige deel van Wateringse Veld en voor het gebied Leidschenveen Ypenburg is geen (actuele) bodemkwaliteitskaart beschikbaar. Grondverzet in deze delen van de gemeente Den Haag vallen niet onder de regelgeving van dit bodembeheerplan. Voor Ypenburg wordt op korte termijn een bodemkwaliteitskaart vastgesteld. 1.3 Vervanging bodemonderzoek bij Bouwvergunningen In de zones O1, B2/O2, O5 en B6/O6 (zie bijlage 3), kan de bodemkwaliteitskaart worden gebruikt als vervanging van het benodigde bodemonderzoek bij bouwvergunningen, als uit historisch onderzoek blijkt dat het om een onverdachte locatie gaat. Het historisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd conform de NVN 5725 (basisniveau) en mag niet ouder zijn dan drie maanden. Indien een ouder vooronderzoek beschikbaar is, kan dit worden aangevuld met recente informatie. Een onverdachte locatie is in dit bodembeheerplan gedefinieerd als een locatie waar geen puntbronverontreinigingen hebben plaatsgevonden zoals bijvoorbeeld de ligging van een HBO-tank of bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van het bodembeheerplan wordt de landelijke regelgeving voor grondverzet beschreven. Hier wordt kort ingegaan op het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling Grondverzet. In hoofdstuk 3 is beschreven in welke uitzonderingssituaties grondverzet niet volgens dit bodembeheerplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 4 is de regelgeving voor grondverzet in de gemeente Den Haag beschreven. De meldingsprocedure voor grondverzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 tenslotte wordt ingegaan op de procedures voor controle en handhaving. - 2-8 juli 2003

2 BELEIDSMATIGE ACHTERGROND GRONDVERZET 2.1 Landelijke en provinciale beleidskaders Het bodembeheerplan is gebaseerd op de bestaande landelijke en provinciale regelgeving voor hergebruik van schone en licht verontreinigde grond. Het landelijk beleid hiervoor is vastgelegd in: Het Bouwstoffenbesluit (Wet bodembescherming). De Vrijstellingsregeling Grondverzet (VROM, september 1999). De beleidsnota Grond Grondig Bekeken (VROM, augustus 1999). De Interim-richtlijn Opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaarten in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet (VROM, juni 1999). Wet verontreinigd oppervlaktewater (WVO). Vrijstellingsregeling Samenstellings- en Emmissiewaarden (VROM, juni 1999). In figuur 1 is schematisch weergegeven onder welke landelijke beleidskaders grondverzet valt en wat de mogelijkheden voor grondverzet zijn. Figuur 1. Schematische weergave landelijk beleid grondverzet Mogelijke toepassingen Hergebruik als bodem (Vrijstellingsregeling Grondverzet) Hergebruik in werk (Bouwstoffenbesluit) Kwaliteit grond Schoon * Licht verontreinigd Ernstig verontreinigd Ja Ja, onder Nee, valt onder Wet Vrijstellingsregeling bodembescherming; Grondverzet, Kan alleen bij randvoorwaarden: herschikken binnen een Bodembeheerplan saneringslocatie, Bodemkwaliteitskaart vastgelegd in Stand-stillprincipe saneringsplan, (vergelijkbare of betere Randvoorwaarde daarbij kwaliteit is stand-still principe Geen risico s voor de (vergelijkbare of betere functie van de bodem kwaliteit) Melding en registratie (onderhavig BBP en bijbehorende BKK) Ja, maar Ja, als voldaan wordt aan Nee beleidsmatig minder samenstellings- en gewenst, hergebruik immissie-eisen van het zonder voorwaarden Bouwstoffenbesluit In bijlage 2 zijn de genoemde beleidskaders uitgebreider beschreven. * In het algemeen moet nog worden opgemerkt dat ook MVR-grond (grond die voldoet aan de eisen van de Ministeriële Vrijstellingsregeling Samenstellings- en Immissiewaarden Bouwstoffenbesluit) vrij toepasbaar is binnen en buiten het gebied. - 3-8 juli 2003

Gezien de overeenkomstige gebruiksvoorwaarden voor zowel schone grond als MVRgrond wordt in dit bodembeheerplan de term 'schone grond'gebruikt. Het provinciale beleid voor grondverzet van licht verontreinigde en schone grond is beschreven in de rapportage 'Spitten met kwaliteit II'(provincie Zuid Holland, december 1999). Hiermee is in dit bodembeheerplan rekening gehouden. Tenslotte raakt de regelgeving van grondverzet aan het gezamenlijk bodemsaneringsbeleid van de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Den Haag, Dordrecht, Leiden, Rotterdam en Schiedam. Dit bodemsaneringsbeleid is beschreven in de Nota Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid (BOBEL 3). Tot op heden is de landelijke Interim-richtlijn 'Opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaarten in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet'(vrom, juni 1999) wettelijk nog steeds van kracht. De richtlijn is echter nog niet definitief gemaakt. Op welke termijn dit gaat gebeuren is tot op heden niet bekend. 2.2 Bodemgebruikswaarden (BGW s) In het rapport 'Van trechter naar Zeef'(Afwegingsproces saneringsdoelstelling, BEVER, oktober 1999) wordt beschreven hoe de doelstelling van het multifunctioneel saneren na 1997 wordt verlaten en wordt vervangen door zogenaamd "functiegericht en kosteneffectief saneren. In het rapport wordt deze nieuwe saneringsdoelstelling uitgewerkt. De belangrijkste verandering is dat 4 bodemgebruikvormen zijn gedefinieerd, waaraan zogenaamde bodemgebruikswaarden (BGW s) gekoppeld zijn. Als er aanleiding is om te saneren gelden de bodemgebruikswaarden als terugsaneerwaarden. De BGW s zijn echter geen criteria op basis waarvan men besluit om al of niet te saneren of op een andere manier in actie te komen. Het zijn eveneens geen criteria voor grondverzet. De Vrijstellingsregeling grondverzet geeft aan dat hergebruik van licht verontreinigde grond niet mag leiden tot milieuhygiënische risico s bij het huidig of toekomstig gebruik van de bodem of tot verspreidingsrisico s van verontreinigingen. De invulling van de eis dat het toepassen van de licht verontreinigde grond geen risico s met zich meebrengt, is een taak van de gemeente. Mogelijk is het vanuit de lange termijn optiek, waarbij een samenhangend bodembeleid wordt nagestreefd, wenselijk voor de risicotoets voor het hergebruik van verontreinigde grond gebruik te maken van de BGW s. Tot op heden is hieraan geen invulling gegeven. 2.3 Haags beleidskader De regelgeving in dit bodembeheerplan is zo opgesteld zodat verantwoord grondverzet in de gemeente plaatsvindt. De term verantwoord wordt hier gebruikt om weer te geven dat getracht is met de doelstellingen van verschillende beleidskaders rekening te houden. - 4-8 juli 2003

Belangrijkste doelstellingen die door de gemeente worden nagestreefd met de regelgeving in dit bodembeheerplan zijn: Het stimuleren hergebruik van licht verontreinigde grond. Het voorkomen van het ontgraven van ernstig verontreinigde grond. Het voorkomen van het toepassen van ernstig verontreinigde grond. Om aan bovenstaande doelstellingen tegemoet te komen is ervoor gekozen om de regelgeving voor grondverzet onder de vrijstellingsregeling te baseren op de 80- percentielwaarden. Om het risico van het verplaatsen van ernstig verontreinigde grond te beperken zijn naast de 80-percentielwaarden extra bewijsmiddelen opgenomen in de vorm van bodemonderzoeken of partijkeuringen. Dit bewijsmiddel kan zijn in de vorm van een AP04- partijkeuring of een in-situ bodemonderzoek volgens de NEN-norm. De resultaten van deze aanvullende onderzoeken worden aan de interventiewaarden getoetst. De regelgeving voor het aanvullend bewijsmateriaal is in hoofdstuk 4 omschreven. 3 UITZONDERINGSSITUATIES In dit bodembeheerplan worden de mogelijkheden van grondverzet van schone en licht verontreinigde grond beschreven. De regelgeving voor dit grondverzet geldt voor het hele beheersgebied van de gemeente Den Haag. De uitzonderingssituaties waarvoor aanvullende regelgeving geldt, zijn in dit hoofdstuk beschreven. 3.1 Bijzondere omstandigheden Het kan voorkomen dat de toepasser van de grond vermoedt dat de kwaliteit van een partij grond afwijkt van de kwaliteit die op de bodemkwaliteitskaart is aangegeven. Dit vermoeden kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op zintuiglijke waarneming (op basis van geur of visuele waarneming) of op basis van verkregen kwalitatieve of kwantitatieve gegevens van een partij. Op basis van afwijkende gehalten mag niet zonder meer grondverzet plaatsvinden. In deze omstandigheid wordt de partij grond beschouwd als niet uit de zone afkomstig en wordt door de gemeente een partijkeuring volgens AP04 geëist. 3.2 Puntbronnen Om na te gaan of een locatie verdacht is van bodemverontreiniging (een mogelijke puntbronlocatie), worden vooraf aan het grondverzet de volgende digitale archieven door de gemeente geraadpleegd: BIS4all. SOLVE. MPM4all. - 5-8 juli 2003

Als er sprake is van een (vermoedelijke) puntbronlocatie moet het onderzoekstraject volgens de Wbb worden ingeslagen. Er dient dan door de toepasser eigenaar van de grond / bodem een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd volgens de daarvoor opgestelde richtlijnen (NVN 5725 en NEN 5740). Indien bodemverontreinigingen zijn te herleiden tot een concrete verontreinigingsbron of bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten, is de bodemkwaliteit op deze locatie niet representatief voor de diffuse bodemkwaliteit. Grond afkomstig van puntbronlocaties is vaak ernstig verontreinigd. Hergebruik van ernstig verontreinigde grond valt buiten de Vrijstellingsregeling en is wettelijk niet toegestaan tenzij dat binnen het geval gebeurt. In deze laatste situatie moet het hergebruik zijn beschreven in een goedgekeurd saneringsplan. Het is mogelijk dat een relatief schone partij van een verontreinigde locatie wel toegepast kan worden volgens de Vrijstellingsregeling Grondverzet. Deze partij moet getoetst worden door middel van een partijkeuring volgens AP04 als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de her te gebruiken partij. 3.3 Aanvullende regelgeving grondverzet voor gebieden met bijzondere waarden In gebieden met bijzondere waarden is voor grondverzet van schone of licht verontreinigde grond op basis van andere beleidsstukken aanvullende regelgeving van toepassing. Het betreft hier 3 typen gebieden: Milieubeschermingsgebieden: Dit is het grondwaterbeschermingsgebied en het grondwaterwingebied dat ligt in het noordoosten van de gemeente Den Haag. Voor dit gebied gelden aanvullende regels voor grondverzet, welke zijn gedefinieerd in de Provinciale Milieuverordening (PMV) van Zuid Holland (1998). Buiten- en binnenduinen: aanvullende regelgeving voor grondverzet in de buiten- en binnenduinen, is vastgesteld in de Delflands Algemene Keur (DAK) van het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor grondverzet in dit gebied moet naast de regels uit het bodembeheerplan worden voldaan uit de regelgeving opgenomen in artikel 58 van de DAK. Archeologische vindplaatsen: De afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag heeft overzichtskaarten beschikbaar waarop archeologische vindplaatsen in de gemeente Den Haag zijn aangegeven. Ter plaatse van archeologische vindplaatsen kan geen grondverzet plaatsvinden zonder dat hiervoor toestemming is verleend door de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De bovengenoemde gebieden (met uitzondering van de archeologische vindplaatsen) zijn opgenomen in figuur 4 van de rapportage van de bodemkwaliteitskaart. 3.4 Afwijkende bodemkwaliteit op specifieke locaties Locaties die op basis van hun huidige functie verdacht zijn van verontreiniging en waar grondverzet op basis van de regelgeving voor de Vrijstellingsregeling Grondverzet niet mogelijk is, zijn: begraafplaatsen; antitankgracht. - 6-8 juli 2003

De bovengenoemde specifieke locaties zijn opgenomen in figuur 4 van de rapportage van de bodemkwaliteitskaart. Voor grond afkomstig van deze locaties geldt dat een aanvullende partijkeuring volgens AP04 moet worden uitgevoerd voor het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit. 3.5 Tijdelijke uitname van verontreinigde grond In de huidige landelijke wetgeving moet tijdelijke uitname van grond uit de zones met interventiewaarde-overschrijdingen conform een sanering worden afgehandeld. In de regelgeving komt versoepeling bij het vaststellen van de nieuwe Wet bodembescherming. Tot die tijd moet bij de tijdelijke uitname van verontreinigde grond worden voldaan aan de volgende voorwaarden: Tijdelijke uitname (kabels, leidingen en riolering) van verontreinigde grond in de gemeente Den Haag moet worden gemeld bij de afdeling Bodembeheer. Onder tijdelijke uitname wordt verstaan uitname van grond met een maximale duur van 6 maanden. De ontgraven verontreinigde grond mag worden teruggeplaatst mits er geen mobiele verontreiniging in de grond aanwezig is. Uitloging van verontreiniging naar het grondwater is niet toegestaan. De partij die verantwoordelijk is voor het grondverzet bij de aanleg, vervanging en onderhoud van dit soort werken moet de eventueel overtollige verontreinigde grond conform de regels afvoeren. Ook bij de uitvoering van rioleringswerkzaamheden is het standstill-principe van toepassing. 3.6 Bodemvreemd materiaal Bij de uitvoering van grondverzet kan bodemvreemd materiaal worden aangetroffen zoals puin, stenen, glas, afval, koolas en dergelijke. Grond die vermengd is met grote hoeveelheden bodemvreemd materiaal kan niet volgens de regels van het bodembeheerplan worden toegepast. De toelaatbare hoeveelheid bodemvreemd materiaal wordt vastgesteld op 5%. De grond dient voor toepassing te worden gezeefd om het bodemvreemde materiaal te verwijderen. 3.7 Bewerken van grond Zeven van grond heeft in de regel een positief effect op de kwaliteit van de grond, voor zover dit betrekking heeft op het uitzeven van bodemvreemd materiaal. Het is daarom toegestaan grond bij grondverzet tussen zones eerst te zeven. Andere bewerkingen zijn niet toegestaan zonder overleg met de gemeente. - 7-8 juli 2003

3.8 Asbesthoudende grond Het is verboden om zonder toestemming van de gemeente asbesthoudende grond te verplaatsen binnen het beheersgebied. Asbestonderzoek dient plaats te vinden in asbest verdachte gebieden (oude industriegebieden, kassengebieden, etc.) en locaties waarvan uit vooronderzoek blijkt dat ze op basis van asbest verdacht zijn. Voor onderzoek naar asbest moet worden aangesloten bij de in-situ bodemonderzoeken op basis van de richtlijnen O-NEN 5897 of de O-NEN 5707. 3.9 Bijzondere stoffen niet opgenomen in BKK Indien van een partij grond bekend is of wordt verwacht dat (bijzondere) stoffen aanwezig zijn, die niet zijn opgenomen in de bodemkwaliteitskaart, is de toetsing van grondverzet aan de bodemkwaliteitskaart niet mogelijk. Aanvullend onderzoek van de bodem/grond is vereist waarin de grond op de bijzondere stoffen wordt geanalyseerd. Dit onderzoek kan in-situ worden uitgevoerd volgens de richtlijn NEN 5740 of het kan een partijkeuring betreffen volgens AP04. Bij toepassen van deze partij grond wordt minimaal vergelijkbare kwaliteit geëist volgens de Interim Richtlijn (de gemiddelde kwaliteit van de ontvangende bodem is 1,2 maal beter dan de gemiddelde kwaliteit van de opgebrachte grond). Hergebruik is niet toegestaan als een bijzondere stof in verhoogde gehalten is aangetoond, tenzij de gemeente anders beslist. 4 GEMEENTELIJKE REGELGEVING GRONDVERZET In dit hoofdstuk wordt de regelgeving voor grondverzet in de gemeente Den Haag beschreven. De mogelijkheden voor grondverzet binnen het beheersgebied van de gemeente Den Haag zijn in een schema opgenomen in paragraaf 4.1. De regelgeving voor grondverzet van buiten naar binnen het beheersgebied is opgenomen in paragraaf 4.2. Regelgeving voor grondverzet van het beheersgebied naar buiten is opgenomen in paragraaf 4.3. De bodemkwaliteitskaart die ten grondslag ligt aan de regelgeving is beschreven in het bijlagenrapport 'Bodemkwaliteitskaart gemeente Den Haag'. De bodemkwaliteitskaarten van de 80-percentielwaarden zijn opgenomen in bijlage 3 van dit bodembeheerplan. 4.1 Grondverzet binnen het beheersgebied In het bijlagenrapport 'Bodemkwaliteitskaart gemeente Den Haag', is de bodemkwaliteitskaart van de bovengrond (0,0-0,5 meter beneden maaiveld (=m-mv)) en de ondergrond (0,5-2,0 m-mv) opgenomen. In de figuren 8 en 9 van dit bijlagenrapport is de bodemkwaliteit van de zones aangegeven op basis van de 80-percentielwaarden (zie ook bijlage 3 van dit bodembeheerplan). Op basis van deze kaarten en de mate van heterogeniteit van de zones, is bepaald tussen welke zones grondverzet mag plaatsvinden en wat hiervoor de randvoorwaarden zijn. - 8-8 juli 2003

De mate van heterogeniteit van de zones is bepaald aan de hand van de 95- percentielwaarden. Als de 95-percentielwaarde van één van de stoffen de tussenwaarde of interventiewaarde overschrijdt, terwijl de 80-percentielwaarde slechts de streefwaarde overschrijdt, wordt de zone als heterogeen beschouwd (zie bijlage 3 bodemkwaliteitskaart). De regelgeving voor grondverzet binnen het beheersgebied (beschreven in paragraaf 4.1) geldt ook wanneer tussentijdse opslag van grond nodig is. Hierbij moet worden opgemerkt dat een extra gereedmeldingsformulier voor de tussenopslag moet worden ingediend. Dit is verder beschreven in hoofdstuk 6. Op basis van de bovenstaande karakterisering van de bodemkwaliteit is de volgende indeling in zones ontstaan: Type zone Relatief schone zones (p-80 en p-95 < T) Heterogene zones (p-80 < T en p-95 > T ) Zones met interventiewaarde-overschrijdingen Zone nummering O1 B2 / O2 O5 B6 / O6 B1 B4 / O4 B5 B7 / O7 B3 / O3 De regels voor grondverzet tussen de zones van het beheersgebied zijn opgenomen in schema 1. - 9-8 juli 2003

Schema 1. Mogelijkheden grondverzet tussen zones Ontvangende bodem B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 Zone B1 Zone B2 Zone B3 V r i j k o m e n d e g r o n d Zone B4 Zone B5 Zone B6 Zone B7 Zone O1 Zone O2 Zone O3 Zone O4 Zone O5 Zone O6 Zone O7 XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX XXX Vrijkomende grond van niet-verdachte locaties is op de ontvangende bodem vrij toepasbaar. XXX Vrijkomende grond van niet-verdachte locaties is op de ontvangende bodem toepasbaar mits de 95- percentielwaarde van de somparameter DDD, -T en -E < tussenwaarde. Vrijkomende grond van niet-verdachte locaties is alleen toepasbaar op basis van een Verkennend NENonderzoek dat overeenkomt met de ontgraven locatie, of een partijkeuring. Het Verkennend NENonderzoek moet uitgevoerd worden volgens de richtlijn NEN-5740. Indien één van de concentraties de interventiewaarden overschrijdt mag de grond niet toegepast worden. De partijkeuring moet worden uitgevoerd volgens een van de volgende voorschriften: - Gebruikersprotocol Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, aanwezigen voor schone grond of categorie 1 of 2 grond; - NEN 5740, de onderzoeksstrategieën voor schone grond / schone bodem, voor categorie 1 of 2 grond / bodem. Tenminste worden bij genoemde onderzoeken en partijkeuringen de zware metalen Cu, Pb en Zn en PAK10 geanalyseerd. Toepassen van grond is mogelijk indien voor alle kritische stoffen geldt dat het gemiddelde gehalte toe te passen grond < 1,2 * het gemiddelde gehalte van de ontvangende bodem. Indien geldt dat het gemiddelde gehalte voor één of meer stoffen de interventiewaarde overschrijdt, mag geen grondverzet worden uitgevoerd in het kader van de Vrijstellingsregeling Grondverzet. Geen grondverzet op basis van het BBP 4.2 Grondverzet van buiten naar binnen het beheersgebied Toepassing van grond uit andere gebieden dan het beheersgebied van de gemeente Den Haag is mogelijk, mits de bodemkwaliteitskaart van het andere gebied volgens de Interim Richtlijn voor Bodemkwaliteitskaarten is opgesteld en is vastgesteld door B&W van de desbetreffende gemeente. Van de zones op de bodemkwaliteitskaart moeten de 80-percentielwaarden en de 95-percentielwaarden bekend zijn. - 10-8 juli 2003

Voor grond afkomstig uit gebieden waar geen bodemkwaliteitskaart voor is opgesteld, gelden de landelijke regels uit het Bouwstoffenbesluit. Deze regels zijn opgenomen in bijlage 2. Hierbij wordt aangevuld dat de bodem dieper dan 2 m-mv in de gemeente Den Haag ook buiten het beheersgebied valt en niet gezoneerd is. 4.3 Grondverzet van het beheersgebied naar buiten Wanneer grond uit de gemeente Den Haag naar buiten de gemeente wordt verzet, kan bevoegd gezag van de locatie waar de grond wordt toegepast extra eisen stellen aan de kwaliteit van de grond (zie ook bijlage 2). De toepasser van de grond is echter verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toegepaste grond. 5 MELDINGSPROCEDURE GRONDVERZET Melding grondverzet De afdeling Bodembeheer treedt namens de gemeente Den Haag op als het bevoegd gezag inzake de handhaving van het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling Grondverzet binnen de gemeente. Voordat grondverzet plaatsvindt, dient de toepasser - eigenaar van de partij grond de actie te melden bij het bevoegd gezag. Deze melding moet minimaal 5 dagen voor het grondverzet worden ingediend door het indienen van een meldingsformulier dat in bijlage 4 is bijgevoegd. Indien door het bevoegd gezag toestemming voor het grondverzet wordt gegeven, wordt het transport van de partij grond gemeld bij het Ingenieursbureau gemeente Den Haag (afdeling Controle en Meldingen transport) en kan - voorzien van een transportbon - worden getransporteerd naar de bestemming. De toestemming voor het grondverzet is tot 1 jaar na toestemmingsdatum geldig. Administratie Zowel de toepasser - eigenaar en de afnemer van een partij grond dienen een administratie van het grondverzet bij te houden. De aanbieder en de afnemer van de licht verontreinigde grond dienen alle bescheiden minimaal drie jaar in hun administratie te bewaren. Gereedheidsformulier Na toepassing van de grond dient de eigenaar van de partij grond een gereedmeldingsformulier in bij de afdeling Bodembeheer. Het formulier is in bijlage 5 bijgevoegd. Het formulier dient uiterlijk 2 maanden na toepassing bij de afdeling Bodembeheer van de gemeente Den Haag te zijn ingediend. Indien gebruik wordt gemaakt van een tussenopslag of tijdelijke opslag van grond, dient hiervoor gebruik te worden gemaakt van het gereedmeldingsformulier tussenopslag. Dit formulier is eveneens in bijlage 5 bijgevoegd. Bovenstaande tekst is samengevat in figuur 2. - 11-8 juli 2003

Figuur 2. Schematisch overzicht van de handelingen bij melding, transport en toepassing van een partij grond Meldingsprocedure en Controle en Handhaving Melding grondverzet Uitvoering grondverzet Melding Afnemer grond dient minimaal 5 werkdagen voor grondverzet meldingsformulier in bij Afdeling Bodembeheer, gemeente Den Haag (B.G. Handhaving BsB en Vrijstellingsregeling Grondverzet) Transporteur beschikt over transportbegeleidingsdocument met gegevens over kwaliteit, herkomst en bestemming van de grond. Transport dient te worden gemeld bij het Ingenieursbureau Den Haag (B.G. Controle en Meldingen Transport) Controle en Handhaving B.G. controleert meldingsformulier en beoordeelt aan de hand van het BBP de mogelijkheden voor grondverzet. Hierbij wordt gelet op herkomst, bijmenging, zintuiglijke waarnemingen etc. van de grond. Indien de partij grond niet aan de voorwaarden van het BBP voldoet, kan het B.G. aanvullende eisen stellen. B.G. meldt transport bij Provincie Zuid-Holland Afronding grondverzet Afnemer grondstroom vult gereedmeldingsformulier in en dient deze in bij de Afdeling Bodembeheer van de gemeente Den Haag. B.G. neemt transportbegeleidingsdocument en gereedmeldingsformulier in ontvangst. BG kan veldcontroles uitvoeren. 6 CONTROLE EN HANDHAVING GRONDVERZET De afdeling Bodembeheer treedt namens de gemeente Den Haag op als het bevoegd gezag inzake de handhaving van het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling Grondverzet. De handhavingsbevoegdheden van de gemeente bij de Vrijstellingsregeling Grondverzet zijn gelijk aan die bij het Bouwstoffenbesluit. Voor uitgebreide informatie over de bevoegdheden en instrumenten die de gemeente heeft, wordt verwezen naar de HUM Bouwstoffenbesluit (VROM, 20 november 1998). Binnen de gemeente Den Haag is een strikte functiescheiding aangehouden tussen de afdelingen die de handhaving van grondverzet verzorgen en afdelingen die gemeentelijk grondverzet uitvoeren. De Dienst Stadsbeheer, afdeling Milieu en Vergunningen/ Bodembeheer zijn verantwoordelijk voor de handhaving en zijn zelf geen opdrachtgever voor grondverzet. - 12-8 juli 2003

Controle op melding grondverzet Voordat het grondverzet zal plaatsvinden heeft de afnemer van de partij grond minimaal 5 werkdagen voor transport door middel van een meldingsformulier melding gemaakt van de partij grond bij de afdeling Bodembeheer van de gemeente Den Haag. De melding geldt, ongeacht de kwaliteit van de grond, voor alle partijen grond die worden verzet in het kader van de Vrijstellingsregeling Grondverzet. De goedkeuring van de melding van grondverzet wordt door de gemeente afgegeven aan de toepasser van de grond. Afdeling Bodembeheer beoordeelt de melding op een aantal zaken. De onderstaande checklist in figuur 3 wordt gebruikt bij het beoordelen van een melding. Figuur 3. Checklist bevoegd gezag voor Bouwstoffenbesluit en Vrijstellingsregeling grondverzet Onderwerp Opmerkingen Voor grondverzet Na grondverzet Meldingsformulier volledig ingevuld Controle juiste bewijsmiddelen kwaliteit grond toegevoegd Grondverzet voldoet aan eisen uit het Bodembeheerplan, controle op onder andere: - zonering herkomst en bestemming - puntbronlocaties (herkomst en bestemming) - uitzonderingssituaties grondverzet Controle op bodemvreemd materiaal Controle op zintuiglijke waarnemingen Controle toepassing grond op gesaneerde locatie Controle op locatie herkomst verdacht voor verhoogde (achtergrond) gehalten die niet zijn opgenomen in BKK Toetsen of het werk aan de definitie grondwerk dat weer bodem wordt Gereedmeldingsformulier volledig ingevuld Gereedmeldingsformulier binnen 1/2 jaar na afgiftedatum goedkeuring grondverzet ingediend Controle op uitvoering grondverzet De Provinciale Milieuverordening (PMV) schrijft op basis van de Wet Milieubeheer voor dat transport van (licht) verontreinigde grond moet worden gemeld bij de provincie (indien meer dan 2 m 3 ). Na goedkeuring van het grondverzet door het bevoegd gezag, geeft het Ingenieursbureau Den Haag de geleidebon voor het transport af. Het meldingsformulier te samen met een bewijsmiddel van de kwaliteit van de vervoerde grond, dienen als transportgeleidebon. Het transport wordt door het Ingenieursbureau gemeld bij de provincie Zuid-Holland. Controle op afronding grondverzet Bij het gereedmeldingsformulier, dat wordt ingediend nadat toepassing van de grond heeft plaatsgevonden, is een kaartje bijgevoegd waarop de exacte plaats van toepassing van de partij grond is aangeven. Met de informatie van het gereedmeldingsformulier en het kaartje kan de gemeente de toepassing controleren. - 13-8 juli 2003

Administratie De afdeling Bodembeheer dient een administratie van het grondverzet bij te houden. De afdeling dient alle bescheiden per melding van grondverzet minimaal drie jaar in hun administratie te bewaren. Op basis van deze administratie kan beoordeeld worden op hoeveel locaties de bodemkwaliteitsgegevens zijn gewijzigd. Zodoende kan worden beoordeeld of de bodemkwaliteitskaart aan revisie toe is. Handhaving in het veld De afdeling Bodembeheer van de gemeente Den Haag beschikt over handhavingsmogelijkheden, die worden uitgevoerd worden door bodeminspecteurs. Voorbeelden zijn: Veldinspectie bij ontgraving van grond. Aanhouden van transporteurs van grond. Veldinspectie op de locatie waar de grond wordt hergebruikt. Partijonderzoek. In de toekomst zal VROM een handhavingmethode (HUM) opstellen die de bestaande regelgeving en richtlijnen zal toelichten en waarin zal staan wie op welke aspecten en op welke wijze de handhaving van de regelgeving zou moeten uitvoeren (actiepunt 19 Nota Grond Grondig Bekeken). Op de specifieke handhavingprotocollen wordt in dit bodembeheerplan niet verder ingegaan. Sanctionering Indien uit de toets blijkt dat een toepassing zoals die in een melding is opgegeven, niet voldoet aan de bodemkwaliteitskaart en het bijbehorende bodembeheerplan, dan krijgt de initiatiefnemer geen vrijstelling zoals bedoeld in de Vrijstellingsregeling Grondverzet en is uitvoering van zijn voornemen dus een overtreding van het Bouwstoffenbesluit. In de toelichting van het Bouwstoffenbesluit staat welke mogelijkheden er zijn voor de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van dat besluit. =o=o=o= - 14-8 juli 2003

8 juli 2003

Bijlage 1 Begrippenlijst 8 juli 2003

Bijlage 2 Landelijke regelgeving voor hergebruik licht verontreinigde grond 8 juli 2003

Bijlage 3 Bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarden boven- en ondergrond 8 juli 2003

Bijlage 4 Meldingsformulier grondverzet 8 juli 2003

Bijlage 5 Gereedmeldingsformulier 8 juli 2003

Bijlage 2 Landelijke regelgeving voor hergebruik licht verontreinigde grond 8 juli 2003

1. Bouwstoffenbesluit Als licht verontreinigde grond wordt toegepast in een werk, wordt grond als bouwstof beschouwd en gelden de voorwaarden van het Bouwstoffenbesluit. Het Bouwstoffenbesluit heeft tot doel de bodem en het oppervlaktewater te beschermen en het hergebruik van bouwmaterialen te stimuleren. Het Bouwstoffenbesluit stelt eisen aan de milieuhygiënische kwaliteit van bouwstoffen en de wijze van toepassing. De essentie van het Bouwstoffenbesluit is dat het bevoegd gezag (gemeente, waterkwaliteitsbeheerder, provincie) inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van grond (en alle overige bouwstoffen) heeft voordat deze wordt toegepast. In het Bouwstoffenbesluit is van het begrip werk geen eenduidige definitie gegeven. Een werk wordt omschreven als een aanvulling of een ophoging van de bodem, of in het geval van een waterbodem, als een demping of een verontdieping. Kenmerken van een werk zijn de tijdelijke functie, de terugneembaarheid en het niet mogen vermengen van de grond met de onderliggende bodem. Hieronder worden enkele voorbeelden van werken gegeven, de lijst is echter niet uitputtend. Voorbeelden van werken zijn: Weg, viaduct, aquaduct. Geluidswal. Slootdemping, havenkom-opvulling. Riolering. Oevervoorzieningen, bruggen, kaden, dijken. Ophooglagen voor woonwijken worden niet als werken beschouwd, deze kunnen alleen onder regelgeving van onderhavig bodembeheerplan worden gerealiseerd. Grond als bouwstof Bouwstoffen worden aan de hand van de kwaliteit in verschillende categorieën ingedeeld. De categorie waar een bouwstof in valt, bepaalt of en zo ja op welke manier, de bouwstof mag worden toegepast. Het Bouwstoffenbesluit kent met inachtneming van de MVR-regeling (Ministeriele Vrijstellings Regeling voor Samenstellings- en Immissiewaarden) de volgende klassenindeling voor grond: Schone grond: geen overschrijding van de streefwaarde. Deze grond is vrij toepasbaar. MVR-grond: voldoet aan de eisen van de Ministeriële Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit. Deze grond mag worden toegepast als schone grond 1. Licht 2 verontreinigde grond: grond, niet zijnde MVR-grond, zoals aangegeven in de bijlagen 1 en 2 van het Bouwstoffenbesluit. Deze grond is herbruikbaar mits wordt voldaan aan enkele voorwaarden. 1 Met uitzondering van waterwingebieden Bijlage 2-1 - 8 juli 2003

Sterk verontreinigde grond 2 met concentraties hoger dan de interventiewaarde. Deze grond mag niet worden hergebruikt en valt dan ook niet onder de werkingssfeer van het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling Grondverzet. Als er sprake is van ernstig verontreinigde grond, gelden de regels van de Wet bodembescherming (Wbb). Hierin zijn de regels omtrent bodemsanering vastgelegd. Hergebruik van ernstig verontreinigde grond kan niet plaatsvinden onder het Bouwstoffenbesluit of de Vrijstellingsregeling Grondverzet. Naast de verplichting dat aangetoond moet kunnen worden van welke kwaliteit de bouwstof is, geldt ook een verwijderingsplicht. Deze houdt in, dat op het moment dat het werk niet meer wordt gebruikt en onderhouden, de eigenaar de toegepaste (grond als) bouwstof (behalve schone grond) moet verwijderen. Voor een meer gedetailleerde uitwerking van het Bouwstoffenbesluit wordt verwezen naar de Leidraad Bodembescherming, Band 3. 2. Vrijstellingsregeling grondverzet Het Bouwstoffenbesluit maakt hergebruik van licht verontreinigde grond met een definitief karakter, waarbij de toegepaste grond definitief onderdeel wordt van de ontvangende bodem, in principe onmogelijk. De reden hiervoor is dat na aanbrengen niet meer kan worden voldaan aan de eis van terugneembaarheid. Om het hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem toch mogelijk te maken, is op 1 oktober 1999 de Vrijstellingsregeling Grondverzet van kracht geworden. De regeling heeft alleen betrekking op licht verontreinigde grond. Schone grond mag vrij worden toegepast. De Vrijstellingsregeling geldt dus voor hergebruik van licht verontreinigde grond toegepast als bodem. Hergebruik als bodem De regeling biedt vrijstelling van de volgende eisen van het Bouwstoffenbesluit: De terugneembaarheid en de verwijderingsplicht. De minimaal toe te passen volumes. De toetsing aan de immissiewaarden door middel van uitloogtesten. Het nemen van isolatie-, beheers- en controlemaatregelen. De vrijstelling wordt verleend als het gebruik van de grond plaatsvindt in een gebied waarvoor een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan is vastgesteld. Dit gebied wordt het beheersgebied genoemd. Ook voor deze regeling geldt de voorwaarde dat de toe te passen grond van vergelijkbare kwaliteit is, of schoner is dan de ontvangende bodem. De eigenaar of erfpachter van de bodem waarop de grond wordt gebruikt moet het gebruik melden (minimaal 5 dagen voorafgaand aan toepassing van de grond) bij de afdeling Bodembeheer onder aanduiding van de ingevolge deze regeling vereiste gegevens (zie hoofdstuk 5). 2 Licht verontreinigde grond: > S,<T Matig verontreinigde grond: >T, <I Sterk verontreinigde grond: >I Bijlage 2-2 - 8 juli 2003

Grondverzet tussen zones van een bodemkwaliteitskaart Bij het beoordelen van grondverzet wordt geredeneerd vanuit de toe te passen grond. Om vast te stellen of grondverzet mogelijk is en welke randvoorwaarden aan grondverzet moeten worden gesteld, moeten 3 stappen worden doorlopen, te weten: 1. Er moet worden vastgesteld welke stoffen moeten worden beoordeeld. 2. Er moet worden vastgesteld wat de hoogte van de 95-percentielwaarde is. 3. Er moet worden bepaald onder welke randvoorwaarden grondverzet kan plaatsvinden. Deze stappen zijn beschreven in de Interim Richtlijn voor Bodemkwaliteitskaarten, VROM juni 1999. Als grondverzet in het beheersgebied plaatsvindt of tussen bodemkwaliteitszones van verschillende bodembeheersgebieden, moet worden voldaan aan de regels en randvoorwaarden beschreven in hoofdstuk 4. Grondverzet van en naar niet gezoneerde gebieden Om vast te stellen of grondverzet mogelijk is en welke randvoorwaarden aan grondverzet moeten worden gesteld, moeten de bovengenoemde 3 stappen worden doorlopen. Deze stappen zijn beschreven in de Interim Richtlijn voor Bodemkwaliteitskaarten, VROM juni 1999. Onder punt 3 zijn de regels uit de Interim Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten opgenomen. In hoofdstuk 4 worden ook regels en randvoorwaarden voor grondverzet buiten het beheersgebied van de gemeente Den Haag beschreven. 3. Intermin Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (VROM, 1999) Onderstaande tekst is ontleend uit hoofdstuk 2 van de Interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten uitgegeven door VROM in juni 1999. De tekst beschrijft: 1. Grondverzet van grond afkomstig uit een bodemkwaliteitszone van de bodemkwaliteitskaart. De regels hiervoor zijn gehanteerd bij het opstellen van het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart. 2. Grondverzet niet afkomstig uit een bodemkwaliteitszone Ad 1) Grond afkomstig uit een bodemkwaliteitszone Vaststelling te beoordelen stoffen Het beoordelen van de mogelijkheden van grondverzet vindt plaats op basis van die stoffen waarvoor geldt dat de 95-percentielwaarde boven de tussenwaarde voor die stof valt. Dit zijn de kritische stoffen. De kritische stoffen voor de partij toe te passen grond zijn dezelfde stoffen die ook in de bodemkwaliteitszone waaruit de grond afkomstig is als kritische stoffen zijn aangemerkt. Bijlage 2-3 - 8 juli 2003

Vaststellen van de hoogte van de 95-percentielwaarde De randvoorwaarden die aan het grondverzet worden gesteld, zijn afhankelijk van de hoogte van de 95-percentielwaarden. De hoogte van de 95-percentielwaarde moet worden vastgesteld voor alle kritische stoffen. De vaststelling van de hoogte van de 95- percentielwaarde vindt plaats ten opzichte van de streef- en interventiewaarde en het gemiddelde hiervan, de tussenwaarde. Voor deze normwaarden worden de per bodemkwaliteitszone berekende gemiddelde waarden gehanteerd. Regels voor grondverzet 95-percentielwaarde kleiner of gelijk aan de tussenwaarde De 95-percentielwaarde van de bodemkwaliteitszone waaruit de toe te passen grond afkomstig is wordt gebruikt voor de beoordeling. Gegeven de voorwaarde dat voor de meest kritische stof geldt dat de P95<tussenwaarde, hoeft op toe te passen grond geen partijkeuring te worden uitgevoerd. Omdat de toetsing op vergelijkbare kwaliteit alleen wordt uitgevoerd voor de kritische stoffen (waarvoor geldt dat P95> tussenwaarde), hoeft eveneens geen toetsing op vergelijkbare kwaliteit te worden uitgevoerd. De grond is dus vrij toepasbaar. 95-percentielwaarde groter dan de tussenwaarde De 95-percentielwaarde van de bodemkwaliteitszone waaruit grond zal worden toegepast wordt gebruikt voor de beoordeling. Indien de 95-percentielwaarde voor de meest kritische stof groter is dan de tussenwaarde, moet op de partij toe te passen grond een partijkeuring worden uitgevoerd. De partijkeuring moet worden uitgevoerd volgens een van de volgende voorschriften: Gebruikersprotocol Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, aanwijzingen voor schone grond of categorie 1 of 2 grond; (ontwerp) NEN 5740, de onderzoeksstrategieën voor schone grond/ schone bodem voor categorie 1 of 2 bodem. Tenminste worden daarbij de stoffen geanalyseerd die kritisch zijn voor de bodemkwaliteitszone waaruit de partij toe te passen grond afkomstig is. Het valt echter aan te bevelen om de toe te passen grond te analyseren op het volledige basispakket. Indien reeds bekend is in welke bodemkwaliteitszone de grond zal worden toegepast is het verstandig eventuele aanvullende stoffen die voor die bodemkwaliteitszone kritisch zijn ook mee te nemen in het analysepakket. Op basis van de partijkeuring worden voor alle kritische stoffen de gemiddelde gehalten in de toe te passen grond vastgesteld. Indien geldt dat het gemiddelde gehalte voor één of meer stoffen de interventiewaarde overschrijdt mag geen grondverzet worden uitgevoerd in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet. Bijlage 2-4 - 8 juli 2003

Indien het gemiddelde gehalte in de toe te passen grond voor de meest kritische stof lager is dan de interventiewaarde, is grondverzet in het kader van de vrijstellingsregeling in principe mogelijk. Voor stoffen die voor de toe te passen grond als kritische worden beschouwd, moet het gemiddelde in de ontvangende bodem worden vastgesteld. Dit gebeurt op basis van het gemiddelde gehalte van de bodemkwaliteitszone waar de ontvangende bodem deel van uitmaakt. Toepassen van de grond is mogelijk indien voor alle kritische stoffen geldt dat: gemiddeld gehalte toe te passen grond < 1,2* gemiddeld gehalte ontvangende bodem. Ad 2) Grond niet afkomstig uit een bodemkwaliteitszone Vaststellen te beoordelen stoffen Is de toe te passen grond niet afkomstig uit een bodemkwaliteitszone dan moet hierop altijd een partijkeuring worden uitgevoerd. In de partijkeuring moeten tenminste de stoffen van het basispakket voor de bodemkwaliteitskaart worden geanalyseerd. Voor zover het gebied waaruit de grond afkomstig is, geldt dat naast het basispakket ook andere stoffen in verhoogde gehalten kunnen voorkomen, moeten deze eveneens in de beoordeling worden meegenomen. Indien reeds bekend is in welke bodemkwaliteitszone de grond zal worden toegepast, is het verstandig eventuele aanvullende stoffen die voor die bodemkwaliteitszone kritische zijn ook mee te nemen in het analysepakket. Vaststellen van het gemiddelde gehalte De randvoorwaarden die aan het grondverzet worden gesteld zijn afhankelijk van de hoogte van de gemiddelde gehalten van de partij. Informatie over de gemiddelde gehalten kan beschikbaar zijn op basis van reeds eerder uitgevoerd bodemonderzoek of door het uitvoeren van een partijkeuring. Voor het bodemonderzoek komen de onderzoeksstrategieën onverdacht en grootschalig onverdacht van (ontwerp) NEN5740 in aanmerking. De partijkeuring moet worden uitgevoerd volgens een van de volgende voorschriften: Gebruikersprotocol Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, aanwijzingen voor schone grond of categorie 1 of 2 grond. (ontwerp) NEN 5740, de onderzoeksstrategieën voor schone grond/ schone bodem voor categorie 1 of 2 bodem. Tenminste worden daarbij de stoffen geanalyseerd die kritisch zijn voor de bodemkwaliteitszone waaruit de partij toe te passen grond afkomstig is. Het valt echter aan te bevelen om de toe te passen grond te analyseren op het volledige basispakket. Indien reeds bekend is in welke bodemkwaliteitszone de grond zal worden toegepast is het verstandig eventuele aanvullende stoffen die voor die bodemkwaliteitszone kritisch zijn ook mee te nemen in het analysepakket. Op basis van de partijkeuring worden voor alle kritische stoffen de gemiddelde gehalten in de toe te passen grond vastgesteld. De vaststelling van de hoogte van het gemiddelde gehalte vindt plaats ten opzichte van de voor de partij bepaalde streef- en interventiewaarde. Bijlage 2-5 - 8 juli 2003

De stof waarvoor het gemiddelde in de hoogste categorie valt, is bepalend voor de voorwaarden die aan het grondverzet worden gesteld. Regels voor grondverzet Gemiddelde kleiner of gelijk aan de streefwaarde Indien meetresultaten beschikbaar zijn voor alle stoffen van het basispakket en de onderzoeksstrategie komt overeen met die voor schone grond, kan worden getoetst of er sprake is van schone grond. Deze toetsing vindt plaats volgens de regels van de Vrijstellingsregeling Samenstellings- en Immissiewaarden. Is er op basis van deze regels sprake van schone grond, dan mag de grond overal worden toegepast. Indien niet voor alle stoffen van het basispakket meetresultaten beschikbaar zijn, vindt de toetsing plaats op basis van het gemiddelde voor de meest kritische stof. Indien voor deze stof het gehalte kleiner of gelijk is aan de streefwaarde mag de grond eveneens overal worden toegepast. Gemiddelde groter dan de streefwaarde en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde Indien het gemiddelde gehalte voor de meest kritische stof tussen de streefwaarde en de interventiewaarde ligt, is toepassen van de grond mogelijk indien voor alle kritische stoffen geldt dat: gemiddeld gehalte toe te passen grond < 1,2 * gemiddeld gehalte ontvangende bodem. Bijlage 2-6 - 8 juli 2003