Storten of verbranden?

Vergelijkbare documenten
F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Minder afval, minder CO2, minder kosten

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

7 Afvalbeheerscenario s

CO2 impact kringloopbedrijven

sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden

RIJKSINSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEUHYGIËNE BILTHOVEN. De afvalverbranding in 1986

5 Energiescenario s Nederland in 2050

Gegevens stroometikettering 2004

Wet belastingen op milieugrondslag

20 Verbranden als vorm van verwijdering

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Geen tekort aan technisch opgeleiden

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Cie. Leefomgeving gem. Dordrecht 20 mei 2014

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Samenvatting Tabel 1 Kwalitatieve typering van de varianten

Review CO 2 -studie ZOAB Rasenberg

Waarom doen we het ook alweer?

Financiële baten van windenergie

19 Nuttige toepassing

VOETAFDRUK CONFORM DE CO 2

Duurzame Industrie. De ombouw van energie-intensief naar energie-efficiënt

2 Terugblik. 2.1 Inleiding

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

Energieprijzen in vergelijk

sectorplan 1 Huishoudelijk restafval

Keten analyse groenafval

De snelste route naar aardgasvrije wijken

Scope 3 ketenanalyse volgens Green House Gas Corporate value Chain Accounting and Reporting Standard.

EcoScan. CO 2 -reductie: wat doet Roelofs eraan?

Curaçao Carbon Footprint 2015

Men gebruikt steeds meer windenergie in Nederland. Er wordt steeds meer windenergie gebruikt in Nederland.

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

Sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden

feiten& weetjes energiecentrale REC Alles wat je zou moeten weten... Hoe Hoe eigenlijk? zit het eigenlijk? De REC maakt van uw afval duurzame energie

Eljo Vos-Brandjes HVC. Stage raadsleden Dordrecht

VANG Van Afval Naar Grondstof

De schillenboer komt terug

CO2-uitstoot Regio Noord-Veluwe

VOETAFDRUK CONFORM DE CO 2 PRESTATIELADDER

Milieubarometerrapport

Gas als zonnebrandstof. Verkenning rol gas als energiedrager voor hernieuwbare energie na 2030

Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto

Het verschil tussen de huidige situatie en de situatie 10 jaar geleden

7 Afvalbeheerscenario s

Duurzaamheid. De voordelen van blikverpakkingen

Vermeden broeikaseffect door recycling van e-waste

Duurzame Industrie. De overgang naar een circulaire en een CO2-vrije industrie

buffer warmte CO 2 Aardgas / hout WK-installatie, gasketel of houtketel brandstof Elektriciteitslevering aan net

Helmonds Energieconvenant

Ketenanalyse stalen buispalen 2013

De praktijk van vergroenen van belastingen. Milieunetwerk GroenLinks, 16 september

Masterclass Afval en Grondstof. Het Nederlandse Afvalbeleid in vogelvlucht, gemeenten in de circulaire economie

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

Publicaties Uitvoering Afvalbeheer

slibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh.

Vlaams afval- en materialencongres 6 april

Van Kerstboom tot Groene Energie. Voorbeeld van een diatitel

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019

Product naam: MM00156

Lokale lastendruk in Kampen

Houten producten in de strijd tegen klimaatswijziging

Samenvatting LCA Ioniqa. Screening carbon footprintanalyse

Ketenanalyse HKS-Van Mechelen-Eindverwerkers. Versie Inleiding

Denktank Grondstoffen uit reststromen. Startnotitie 9 december 2016

Energiemanagement Actieplan 2015 CO 2 -Prestatieladder

DEELSESSIE 3. Duurzame energie: Deelvoorzitter Marga Hoek, Groene Zaak

Wie betaalt de rekening van de energietransitie?

[Samenvatting Energie]

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. R. Klumpes (GroenLinks) (d.d. 29 februari 2016) Nummer Onderwerp Warmterotonde Zuid-Holland

Product naam: MM01085

Profiel- en onbalans kosten (gemiddelde ) [ /kwh]

Net voor de Toekomst. Frans Rooijers

KETENANALYSE DIESELVERBRUIK SCOPE 3 EMISSIE

Milieubarometerrapport 2015

Imog persberichten april - mei 2012

MWKK met gasturbine. Zwembadverwarming + elektriciteit met MWKK Coiffeusewaswater + elektriciteit met MWKK

Minder afval met duurzame luiers voor Rotterdamse moeders! Minder afval, minder CO2 uitstoot en chemicaliën, lagere kosten, en een gezonde toekomst

TB141-E Introductie in Energie & Industriesystemen

Tussen solidariteit en rechtvaardigheid, het goede vasthouden en de knelpunten verbeteren.

Windenergie in Wijk bij Duurstede

Reactie op SEO-studie naar welvaartseffecten van splitsing energiebedrijven

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

Energiebesparing bestaande koopwoningen. Effecten stimuleringspakket

GER-waarden en milieu-impact scores hulpstoffen voor de afvalwaterzuivering. Heleen Pinkse

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf

Sectorplan 26: Sectorplan 32: Cellenbeton

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Wat zijn voor Nederland de argumenten voor en tegen CO2-afvang en -opslag (CCS*)?

Afvalbeleid Waardlanden-Gemeenten 2014 en verder. Discussiëren over de toekomst

Milieubarometerrapport 2016

Systeemdenken: industrie en milieu. Massabalansen

De standaard kostprijs. Kostencalculatie Niveau 5 MBA

Transcriptie:

of verbranden? Auteur(s): Dijkgraaf, E. (auteur) Vollebergh, H.R.J. (auteur) Beide auteurs zijn verbonden aan het Onderzoekcentrum Financieel Economisch Beleid (OCf.EB) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vollebergh is verder werkzaam bij de Katholieke Universiteit Brabant. Verschenen in: ESB, 82e jaargang, nr. 4094, pagina 148, 19 februari 1997 (datum) Rubriek: Trefwoord(en): milieu Sinds 1979 wil de politiek afval niet storten maar verbranden. De maatschappelijke kosten van verbranden zijn echter ongeveer een half miljard gulden hoger dan van storten. Daarom verdient storten de voorkeur. De Commissie Toekomstige Organisatie Afvalverwijdering is via een Tweede Kamer motie gevraagd een beeld te schetsen van de problemen in de huidige afvalmarkt en mogelijke oplossingsrichtingen. Bij de analyse die de commissie uitgevoerd heeft, is uitgegaan van de zogenaamde Ladder van Lansink 1. Deze Ladder bepaalt de volgende verwijderingsmethoden in afnemende volgorde van voorkeur: preventie, hergebruik, verbranden, storten. Aan een beoordeling van deze voorkeursvolgorde heeft de commissie zich niet gewaagd. In dit artikel tonen we aan dat vanuit economische optiek bij de voorkeur voor verbranden boven storten kanttekeningen kunnen worden geplaatst. Trends in de afvalmarkt Sinds eind jaren zeventig beoogt de Rijksoverheid niet alleen de totale productie van afval te verminderen, maar ook de hoeveelheid afval verwerkt op stortplaatsen. Overeenkomend met de afvalstrategie in veel westerse landen is storten pas een optie als niets anders haalbaar is. Dit wil zeggen, dat eindverwerking van afval in principe dient te worden vermeden, maar dat verbranden altijd nog beter is dan storten. In het algemeen bestaat het idee dat stortplaatsen slechter zijn voor het milieu. Nog steeds groeit de afvalproductie net zo snel als het nationaal inkomen; dematerialisering van de economie krijgt kennelijk nog onvoldoende handen en voeten. Wel neemt het totale afvalaanbod na hergebruik en recycling af sinds de piek in 1990. Verder neemt het relatieve aandeel van verbranding in de eindverwerking toe 2. Nog steeds wordt echter het merendeel van het afval gestort, in 1994 nog zo'n 79% of 9,7 miljoen ton van de totale hoeveelheid afval aangeboden voor eindverwerking. Slechts 21% of 2,7 miljoen ton werd toen verbrand 3. De belangrijkste reden voor de moeizame veranderingen is dat storten veel goedkoper is dan verbranden. Dit gaat niet alleen op voor Nederland, maar voor de hele westerse wereld 4. Zo is in Nederland verwerking op een basisstortplaats drie maal zo goedkoop als verwerking in een standaard verbrandingsinstallatie. Dat afval uberhaubt bij afvalverbrandingsinstallaties wordt aangeboden is slechts te verklaren door een combinatie van lokale preferenties en monopoliemacht van lokale overheden bij de eindverwerking. In het bijzonder de dichtstbevolkte provincies en de grootste steden in Noord- en Zuid-Holland en Brabant hebben in het verleden besloten afval te verbranden. Daar lokale overheden verantwoordelijk zijn voor het ophalen en verwerken van huishoudelijk afval en eveneens over de hoogte van de afvalheffing beslissen, konden de hogere kosten van deze beslissing worden afgewenteld op de huishoudens. Zodoende is eind jaren zeventig een verbrandingscapaciteit gebouwd van zo'n 2,5 miljoen ton, voornamelijk voor de verwerking van huishoudelijk afval. Begin jaren negentig is besloten de verbrandingscapaciteit uit te breiden tot ongeveer 5 miljoen ton afval per jaar, gelijk aan het totale geschatte volume brandbaar huishuidelijk- en bedrijfsafval op langere termijn. Milieukosten Zoals gesteld gaat de huidige strategie uit van een voorkeur voor verbranden boven storten. Een belangrijke vraag daarbij is in hoeverre deze voorkeursvolgorde kan worden onderbouwd door de verhouding tussen milieukosten van beide verwerkingsopties. In een rapport heeft het Centrum voor Energiebesparing (CE) deze vraag onlangs onderzocht 5. Wij zullen deze analyse in grote lijnen volgen. De studie geeft een uitstekend inzicht in de vele milieugevolgen van zowel storten als verbranden. De fysieke milieugevolgen zijn door het CE in milieukosten omgezet door gebruik te maken van gemiddelde bestrijdingskosten per eenheid emissie. Deze bestrijdingskosten worden afgeleid door het verschil tussen het milieudoel in 2010 en de huidige milieuprestatie te delen door de kosten die gemaakt moeten worden om het betreffende milieudoel te bereiken 6. Bruto milieukosten

Bruto milieukosten Een stortplaats is een verzamelpunt van afval. Het afval wordt opeengepakt bewaard zonder dat verdere bewerking plaats vindt. In de loop van de tijd vindt een aantal ontwikkelingen plaats die ervoor zorgen dat delen van het afval mobiel worden. Chemische processen zorgen ervoor dat zich gassen vormen die geëmitteerd worden naar de lucht. Meer vloeibare delen ontsnappen naar bodem en grondwater. Verder leggen stortplaatsen beslag op schaarse ruimte. De emissies naar lucht, water en bodem van de basisstortplaats zijn afhankelijk van de gebruikte storttechnieken en de samenstelling van het afval. In de berekeningen wordt ervan uitgegaan dat de stortplaats voldoet aan de beheersingsvoorwaarden gesteld in het Stortbesluit Bodembescherming (Stb 1993-55). In dat geval bedragen de totale milieukosten van het storten van een ton afval f. 3,82 (zie tabel 1). Uitstoot naar lucht is verantwoordelijk voor 66% van deze kosten. Verwerking van chemisch afval, voortkomend uit het opgevangen en gezuiverde percolaat (het water dat door of langs de afvalberg stroomt), levert 25% van de totale milieukosten. Ten slotte zijn de milieukosten door het in beslag nemen van schaarse ruimte 8% van het totaal. Emissies naar water dragen kennelijk niet bij aan de totale milieukosten, hetgeen verklaard wordt door de strenge beheersingsvoorwaarden. Tabel 1. Bruto milieukosten Gemiddelde bestrijdingskosten, f. per ton Emissie naar lucht 2,53 7,25 Emissie naar water 0,00 0,00 Chemisch afval 0,97 10,53 Ruimte 0,32 0,00 Bruto milieukosten 3,82 17,78 Een afvalverbrandingsinstallatie is een punt waar afval verbrand wordt. Het aangevoerde afval wordt in een oven verhit. Hierbij komen gassen vrij en blijft as achter. Zowel as als gassen kunnen voor milieukosten zorgen. Het verschil met een stortplaats is met name dat de emissie (voor het grootste deel) zeer snel vrijkomt. De emissies naar lucht zijn afhankelijk van de gebruikte verbrandingstechniek. De berekening gaat uit van een basis verbrandingsinstallatie die voldoet aan de richtlijnen uit het Besluit Luchtemissies Afvalverbranding. Hierin zijn maximale emissies per stof vastgelegd. Door het filteren van de vrijgekomen gassen worden emissies bestreden. Gegeven een bepaalde veronderstelde samenstelling van het afval en de inrichting van de verbrandingsinstallatie, is het mogelijk de emissies naar lucht, water en bodem te berekenen. De geschatte bruto milieukosten zijn eveneens weergegeven in tabel 1 en bedragen f. 17,78 per ton afval. De verwerking van chemisch afval, vliegas en het residu van rookgasreiniging, is bij verbrandingsinstallaties verantwoordelijk voor het grootste deel van deze kosten, 60%. Het resterende deel, 40%, komt voort uit de emissies naar de lucht. Zowel emissies naar water als het beslag op schaarse ruimte kennen verwaarloosbare milieukosten. Op grond van bruto milieukosten is verbranden kennelijk veel minder aantrekkelijk dan storten. Per ton afval genereert verbranden vijf maal meer milieukosten. Zowel wat betreft de milieukosten van emissies naar lucht als van de stort van chemisch afval scoort verbranden slechter dan storten. Dit wordt onvoldoende gecompenseerd door de lagere kosten voor ruimtebeslag in de CE studie. Netto milieukosten Vergelijking van beide opties voor eindverwerking op basis van bruto milieukosten schiet echter tekort. De prestaties van storten en verbranden zijn niet identiek. Daarvoor dient rekening te worden gehouden met verschillen in energiefunctie, uitputting en hergebruik. Per ton afval kan bij verbranding veel meer elektriciteit en warmte worden gewonnen. Bij storten van afval zal deze energie met behulp van energiecentrales moeten worden opgewekt. Het CE verrekent daarom terecht de milieukosten van deze energieopwekking. In totaal gaat het om f. 8,64 per ton gestort afval, uitgaande van de gemiddelde milieukosten van bestaande energiecentrales 7. Deze kosten houden geen rekening met de waardering voor bespaarde brandstoffen. Als fossiele brandstoffen niet worden verstookt kunnen ze op een later tijdstip worden verkocht. De waardering van het in stand houden van deze uitputbare voorraad resulteert in kosten van f. 10,72 per ton gestort afval, uitgaande van het gemiddelde brandstofverbruik van de bestaande energiecentrales. Ten slotte wordt, in tegenstelling tot gestort afval, uit het as van verbrand afval een hoeveelheid ijzer en aluminium hergebruikt. Aangezien dit een besparing oplevert van de productie van ijzer en aluminium resulteert storten in extra milieukosten van f. 3,80 per ton gestort afval. We zijn nu in staat om de twee opties voor verwerking te vergelijken op grond van netto milieukosten. In dit geval leveren de twee opties dezelfde producten en is gecorrigeerd voor onttrekking van grondstoffen. De resultaten zijn gepresenteerd in tabel 2. Als we bij de berekening van de milieukosten rekening houden met de verschillende prestaties van de opties scoort verbranden beter dan storten. De netto milieukosten van verbranden zijn f. 9,20 per ton afval lager dan van storten. Vooral de milieukosten van energie-opwekking en uitputting zijn hierbij van belang. Tabel 2. Netto milieukosten Gemiddelde bestrijdingskosten, f. per ton Bruto milieukosten 3,82 17,78 Gemiste opbrengsten:

energie-opwekking 8,64 uitputting 10,72 hergebruik 3,80 Netto milieukosten 26,98 17,78 Onzekerheid De schatting van zowel bruto als netto milieukosten is onderhevig aan grote marges van onzekerheid. Vooral de lage kosten van emissies naar water bij stortplaatsen kan aanleiding zijn tot kritiek. Vaak wordt beweerd dat op relatief korte termijn (veertig jaar) het inderdaad mogelijk is om met behulp van hoogwaardige technologie emissies naar water te voorkomen, maar dat dit op lange termijn (honderd jaar) niet zal lukken. Van belang is dat stortplaatsen een bedrag per ton afval moeten reserveren voor zogenaamde 'eeuwig durende' nazorg. De eventuele lange termijn kosten zijn dus al geïnternaliseerd. Hoewel inzicht in de fysieke effecten betrouwbaar lijkt, is het onzeker of de gebruikte kosten per eenheid emissie de schaarsteverhoudingen juist weergeven. Opvallend en van groot belang voor de hardheid van onze conclusies is dat hogere kosten per eenheid emissie leiden tot een grotere voorkeur voor storten. Het CE heeft als gevoeligheidsanalyse de fysieke milieu-effecten gewaardeerd tegen de hoogste in plaats van gemiddelde bestrijdingskosten (zie tabel 3). Hierdoor worden de milieukosten van emissies naar lucht, ruimtebeslag en het storten van chemisch afval fors hoger. De kosten van het lekken van emissies naar water blijven nihil. Op grond van bruto milieukosten is verbranden nog steeds veel minder aantrekkelijk dan storten. Concludeerden we echter op grond van netto milieukosten bij toepassing van gemiddelde bestrijdingskosten dat verbranden tot minder milieukosten leidt dan storten, nu ligt dit anders. De gemiste opbrengsten door energie-opwekking, uitputting en hergebruik als voor storten wordt gekozen, wegen niet op tegen het verschil in bruto milieukosten. Bij toepassing van de hoogste bestrijdingskosten leidt de keuze voor verbranden dus tot hogere milieukosten dan noodzakelijk is. Tabel 3. Onzekerheid: milieukosten bij de hoogste bestrijdingskosten, f. per ton Emissie naar lucht 12,88 38,03 Emissie naar water 0,00 0,00 Chemisch afval 5,80 63,22 Ruimte 0,41 0,00 Bruto milieukosten 19,09 101,25 Gemiste opbrengsten: energie-opwekking 12,68 uitputting 35,67 hergebruik 10,72 Netto milieukosten 78,16 101,25 Naast het toepassen van deze gevoeligheidsanalyse om de marges van onzekerheid aan te geven kunnen we de geschatte milieukosten vergelijken met uit de literatuur bekende schattingen. Voor Duitsland, Zweden, Engeland en de Verenigde Staten zijn schattingen gemaakt van de milieu-kosten die variëren tussen de f. 9,60 en f. 58,50 per ton verbrand afval en tussen de f. 42,08 en f. 43,90 voor een ton gestort afval 8. De geschatte milieukosten van verbranden op basis van gemiddelde bestrijdingskosten liggen binnen deze waarden, terwijl schatting op grond van hoogste bestrijdingskosten tot relatief zeer hoge milieukosten leidt. Geschatte milieukosten van storten op basis van gemiddelde bestrijdingskosten zijn aan de lage kant voor zowel bruto als netto milieukosten. Dit geldt eveneens voor schatting van bruto milieukosten op basis van hoogste bestrijdingskosten, terwijl op grond van hoogste bestrijdingskosten de netto milieukosten van storten relatief hoog zijn. De voorkeur voor storten dan wel verbranden is dus afhankelijk van de breedte van de definitie van milieu-kosten en de toegepaste waarderingsmethode. Als, ten onrechte, wordt uitgegaan van een enge definitie, dan is het optimaal om voor storten te kiezen. Bij een bredere definitie van milieukosten, dat wil zeggen als rekening gehouden wordt met kosten door opwekking van energie, uitputting en hergebruik, is de optimale methode van verwerking afhankelijk van de waarderingsmethode. De politiek vastgestelde volgorde van voorkeuren van verwerking is alleen optimaal als relatief lage milieukosten per eenheid emissie gebruikt worden. Maatschappelijke kosten Een maatschappelijke afweging tussen verschillende opties dient maatschappelijke kosten als vertrekpunt te nemen, dat wil zeggen milieu- en verwerkingskosten. Naast de in de vorige paragraaf al uitgewerkte milieukosten is dus ook inzicht nodig in de private kosten van storten, verbranden, energieopwekking en ijzer en aluminium productie. Recent zijn de verwerkingskosten van afvalverbrandingsinstallaties geschat voor 1997 9. De bruto private kosten bedragen gemiddeld f. 234 per ton afval, varierend tussen f. 201 en f. 302. Het gaat hier om gemiddelde kosten voor alle afvalverbrandingsinstallaties in Nederland, zowel voor huishoudelijk als bedrijfsafval. Inzicht in de private kosten van storten is moeilijker te verkrijgen. Hiervoor gebruiken we een studie uit 1992 naar de kosten van een standaard stortplaats 10. Het break-even tarief is hierin berekend op f. 49 per ton gestort afval. Verschillen in schaal, grondprijzen e.d. kunnen zorgen voor een hogere kostprijs, resulterend in een kostprijs van in het slechtste geval f. 74 per ton gestort afval. Voor een adequate vergelijking dient, evenals bij de correcties in de vorige paragraaf, rekening gehouden te worden met de private kosten van energie-opwekking en productie van ijzer en aluminium in geval van storten. De maatschappij moet immers de energie die dan niet door verbranden wordt opgewekt, met behulp van de 'normale' energiecentrales produceren. Uitgaande van een gemiddelde kostprijs

van 8,5 cent per kwh voor een standaard elektriciteitscentrale, resulteert dit in een kostprijs van f. 38 per ton gestort afval. De productie van ijzer en aluminium heeft een kostprijs van f. 6 per ton gestort afval. We zijn nu in staat om te bepalen wat de beste verwerkingsoptie is vanuit het oogpunt van maatschappelijke kosten. In tabel 4 hebben we de maatschappelijke kosten van beide opties naast elkaar gezet. is de beste optie op basis van maatschappelijke kosten. De totale maatschappelijke kosten zijn f. 107 per ton afval lager als gekozen wordt voor storten. Toepassing van de hoogste bestrijdingskosten leidt tot een kostenvoordeel van storten van f. 139 per ton afval. De private kosten blijven bij deze variant gelijk, terwijl de netto milieukosten f. 78 per ton gestort en f. 101 per ton verbrand afval worden. Op basis van de totale verbrandingscapaciteit (in 1997) van 5 miljoen ton per jaar, bedraagt het maatschappelijke verlies veroorzaakt door de formulering van de Ladder van Lansink tussen de 535 en 695 miljoen gulden per jaar. Tabel 4. De totale maatschappelijke kosten, f. per ton Netto milieukostena 27 18 Private kosten: verwerking 74 234 energieopwekking 38 0 aluminium en ijzer 6 0 Totaal 145 252 a. Op basis van gem. bestrijdingskosten. Conclusies We hebben aangetoond dat op grond van milieukosten de door de rijksoverheid geformuleerde voorkeursvolgorde van afvalverwerking in een bijzonder geval te verdedigen is: indien met relatief lage milieukosten per eenheid emissie gerekend wordt. De economische wetenschap leert echter dat een optimale afweging tussen verwerkingsopties gebaseerd moet zijn op maatschappelijke kosten. In alle (!) gevallen is storten dan goedkoper dan verbranden. De rijks-overheid heeft er daardoor voor gezorgd dat de maatschappelijke kosten van afvalverwerking tussen de 535 en 695 miljoen gulden per jaar te hoog zijn. Herformulering van de Ladder van Lansink is economisch te verdedigen. Tot slot is het verband tussen eindverwerking, preventie en hergebruik nog van belang. Als de prijs van afvalverwerking daalt, zou de prikkel tot preventie en hergebruik kunnen afnemen. Dat effect zou worden voorkomen door meer dan nu de externe kosten van eindverwerking door een heffing te internaliseren. Een verdere verhoging van de verwerkingsprijs, bijvoorbeeld door een gelijktijdige verhoging van de belasting op storten en verbranden, is te verdedigen als deze internalisering nog tot een onvoldoende prikkel voor meer preventie en hergebruik leidt. Bovendien ontstaan dan financiële middelen die eventueel in te zetten zijn voor stimulering van preventie en hergebruik 1 Commissie Toekomstige organisatie afvalverwijdering, Eindrapport, September 1996, blz. 5 e.v. 2 RIVM, Afvalverwerking in Nederland, 1995, blz. 359. 3 AOO, Tienjarenprogramma afval, 1995. 4 J. Krozer, P. van Duyse en J.L. de Vries, Economic instruments in EU waste policy, in: F. Dietz en H.R.J. Vollebergh (red.), Environment, incentives and the Common Market, Dordrecht, Kluwer Academic Press, 1995, blz. 78-83. 5 Centrum voor Energiebesparing, Financiële waardering van de milieu-effecten van afvalverbrandingsinstallaties in Nederland, Delft, 1996. 6 Veel van de door het CE onderzochte stoffen dragen weinig tot niets bij aan de totale milieukosten. Deze stoffen laten wij buiten beschouwing. Uiteindelijk wijken de door ons berekende kosten nog geen 1% af van de door CE berekende. 7 Uitgaand van een gemiddelde elektriciteitsproductie van 567 kwh per ton verbrand en 122 kwh per ton gestort afval. Het verschil, 445 kwh moet dus met behulp van de standaard elektriciteitscentrale opgewekt worden. 8 Zie E.M. Josselyn, The environmental external cost of post-consumer recycling and WTE combution of municipal solid waste, Colorado School of Minesota, augustus 1993. 9 Afval Overleg Orgaan, Verkenning van kostprijzen van afvalverbrandingsinstallaties, Utrecht, AOO 94-15, 1994. 10 VROM, Kostenstructuur stortplaatsen, 1992-15.

Copyright 1997-2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )