Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren

Vergelijkbare documenten
Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren

Naar Energie-nul in 2020: Renoveren of nieuw bouwen?

Milieubelasting energie-nul kantoren vervangende nieuwbouw en renovatie

Milieubelasting energie-nul kantoren vervangende nieuwbouw en renovatie

Milieuprestatie gebouwen (MPG) Checklist als hulpmiddel. W/E adviseurs Ruud van Vliet

TKI-KIEM WP1 - Methode voor integrale Energie- en Milieuprestatie. Erik Alsema, David Anink, W/E adviseurs 1 april 2015

W/E Rapport De Binnentuin, Overschie: Kwaliteitsbeeld met GPR Gebouw

Bepaling van de milieuprestatie van te renoveren, of te transformeren, bestaande gebouwen

Milieuprestatie gebouwen (MPG) W/E adviseurs Ruud van Vliet

RENOVATIE KANTOOR NOTITIE ENERGIEBESPARING EN INVESTERINGEN INHOUDSPOGAVE

EPA U. advies- en ingenieursbureau. Nieuwbouw kantoorpand Demostraat, Tiel

Voorbij energiebesparing: milieueffecten van energiebesparende maatregelen

Duurzaam Inkopen overheidsgebouwen werkt!

A (zie toelichting in bijlage)

Trends in duurzaam bouwen

SPECIMEN. E (zie toelichting in bijlage) Energielabel gebouw. Dit gebouw. Standaard energiegebruik voor dit gebouw. 968,3 MJ/m 2

Wie zijn wij? Van 0-meting tot haalbare business case. Programma. De methode. Meten van duurzaamheid. Heldere kijk op duurzaamheid.

3 Energiegebruik huidige situatie

Figuur 1: impressie Rabobank Dommelstreek te Geldrop. Figuur 2: uitleg ontwerpconcept oorwarmers

F (zie toelichting in bijlage)

Ketenanalyse Duo-label retail advies

Energiebesparing. Betonkernactivering. Programma. Energiebesparing EPBD. Energy Performance Building Directive. Europese richtlijn.

Kiezen voor nieuwbouw of het verbeteren van het huidige kantoor

Energielabel gebouw Dit gebouw Straat (zie bijlage) Gebruiksoppervlak Adviesbedrijf Nummer/toevoeging Opnamedatum Inschrijfnummer Postcode

DuCO N:\3435\C\R\R-01

Energielabel. SKG-IKOB gecertificeerd BRL & BRL

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN

Bijlage I Investeringen en energielasten Energiesprong woningbouw Maria van Bourgondiëlaan te Eindhoven. 1 Inleiding

Voortgangsrapportage 12 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Bestaand Vastgoed. Hoe beweging krijgen in verduurzaming? Vincent Swinkels Mei DHV 2011 All rights reserved Openbaar

1. Inleiding. 2. Uitgangspunten. Notitie. 2.1 Berekeningswijze

Voortgangsrapportage 9 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Klimaatwinst door Bouwen in hout

Ketenanalyse Huisvestingsadvies aan bankfiliaal

Onderzoek naar het energie- en CO2- reductiepotentieel

Bijlage 2 Potentieelberekening energiestrategie 1/5

Voortgangsrapportage 10 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Het effect van technische duurzaamheid op de huurprijs van kantoorgebouwen.

TKI-KIEM WP1 - Methode voor integrale Energie- en Milieuprestatie. Erik Alsema, David Anink, W/E adviseurs 24 juni 2014

Door: Martijn Veerman AluEco en VMRG (brancheorganisatie voor de gevelbouw)

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN

Financieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen. Verschillen naar woningtype en energielabel

energieprestatiecertificaat

MilieuPrestatieGebouwen

WK 2020 Praktijkprogramma Woningcorporaties Programma en Voor een goed begrip Masterclass Duurzaam Onderhouden en Renoveren

Product sheet. Milieukostenberekening Materiaalgebruik. Koningin Wilhelminalaan 2, Leidschendam. financiële fundament onder uw bouwprojecten

Voortgangsrapportage 11 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Inzicht van beleid tot bouw

GPR Gebouw 4.1. Inzicht in meerkosten van ambities Actualisatie Samenvatting. Rapportnummer Versie Status definitief

BIJLAGE 3 Nulscenario bij behoud huidige huisvestingsituatie

4 Energiebesparingsadvies

beleid tot bouw Inzicht van PI' i l i

8,0 6,0 4,0. [schaduwprijs in per m2bvo per jaar] 2,0 0,0

WIJZIGINGSBLAD BEPALINGSMETHODE versie 2.0 *

Hoofdkantoor GasTerra, Groningen

energiedeskundige / Dit certtficaat is geldig tot en met 27 juni 2021 berekend energieverbruik (kwh/m 2):

door: Bernd Karstenberg

Nieuwe energieprestatienorm

Rapport. Energievisie herontwikkeling zorgcentrum Merenhoef. projectnaam Zorgcentrum Merenhoef Maarssen projectnummer

Bijlage C CO 2 -benchmark

Resultaat Toetsing TNO Lean and Green Awards

energieprestatiecertificaat

Case study Nieuwbouw DC Conakryweg Amsterdam

rdelijk zijn, Adres Bruto van basisschool verduurzaming van

organisatie. wethouder Schreurs Van: M. Fransen Tel,nr,: 8833 Nummer: 14A Datum: 19 mei 2014

Financiële evaluatie Renovatieconcepten SBO Toermalijn te Emmen

de methodiek van de energielabel-berekening

ENERGIEBEHOEFTE WONINGBOUW

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

Gemeente Katwijk. Quickscan functionele en kwalitatieve staat onderwijsgebouw. De Windvang (noodgebouw)

Pré Wonen Postbus CA HAARLEM Etalage Geprint op : Blekersvaartweg 48 D. galerijwoning

Energielabel en Bodemenergie

NTA Nieuw tijdperk energieprestatie. Normalisatie: De wereld op één lijn 1

Review Ketenanalyse Energy Consumption of Buildings in the Real Estate Sector. Deerns Nederland B.V.

Energie-Index advies tbv huursector

Willem II Singel 25 te Roermond Energielabel Datum 29 juli 2013 Referentie

KANSEN VOOR DUURZAME ENERGIE BIJ HERSTRUCTURERING VAN NAOORLOGSE WIJKEN

energieprestatiecertificaat

KANTOORRUIMTE MET MAGAZIJN. Smalzijde JP Nieuwland

ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

energieprestatiecertificaat

Uitwerking ontwerp Cichoreifabriek

W.2.3 BENG. Bijna energie Neutrale Gebouwen in het Bouwbesluit geregeld. 12 oktober ing. P.J. (Johan) van der Graaf

ACTUALISATIE MKBA ASBESTDAKEN

Rechtbank Maastricht NOTITIE. 1. Inleiding. Gemeente Maastricht

VBI heeft met meerdere partners deze uitdaging opgepakt en een woningconcept ontwikkeld dat nu al voldoet aan de eisen van 2015.

Gemeente Katwijk. Quickscan functionele en kwalitatieve staat onderwijsgebouw. Willem van Veenschool (noodgebouw)

Parallelsessie 1: Duurzaam Prestatiegericht aanbesteden & TCO

Brandwerendheid in een brandoverslagsituatie

energieprestatiecertificaat

Building Holland 2018

Psi-waarden ( ) in de EPC-berekening. Het bepalen van de -waarden (spreek uit: psi-waarden) en het invoeren daarvan in de EPC-berekening.

GPR GEBOUW Versie 4.3

De Energiebesparingsverkenner woningbouw voor professionals

All-electric woningconcept

Een duurzaam bestaan voor de woning

SCHIPHOL HOTEL BADHOEVEDORP

De nieuwe ISSO 51, 53 & 57 publicaties

Transcriptie:

Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren Aanvulling onderzoek Kiezen voor nieuwbouw of het verbeteren van het huidige kantoor Agentschap NL referentienummer UB10000054 W/E-7854 Utrecht, 25 mei 2011

Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren Aanvulling onderzoek Kiezen voor nieuwbouw of het verbeteren van het huidige kantoor Agentschap NL referentienummer UB10000054 Opdrachtgever Agentschap NL Postbus 8242 3503 RE Utrecht Bezoekadres: Croeselaan 15 Contactpersoon: ir J.A.J. Korbee T (088) 602 2759 E hans.korbee@agentschapnl.nl Klankbordgroep David Anink (W/E adviseurs) Hans Cox (Rijksgebouwendienst) Simon van der Gaast (IVBN) Nikaj van Hermon (TNT Real Estate) Hans Korbee (Agentschap-NL) Han Machielsen (DTZ Zadelhoff) Selina Roskam (Agentschap-NL) Margriet Schepman (NEPROM) Ronald van der Waals (ING REIM) Opdrachtnemer W/E adviseurs Postbus 227 3500 AE Utrecht Bezoekadres: Mariaplaats 21 E, Utrecht Contactpersoon: ir D.A.F (David) Anink ir. J.P. (John) Mak T (030) 677 8777 E anink@w-e.nl mak@w-e.nl Projectnummer W/E 7854 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011

Inhoudsopgave Management samenvatting 1 1 Inleiding 3 1.1 Achtergronden 3 1.2 Doelstelling 3 1.3 Onderzoeksaanpak 4 2 De praktijkcases 5 2.1 Selectie gebouwen 5 2.2 Overzicht cases 6 2.2.1 Case 1: Den Haag 6 2.2.2 Case 2: Breda 6 2.2.3 Case 3: Haarlem 7 2.2.4 Case 4: Utrecht 7 2.2.5 Case 5: Eindhoven 8 2.2.6 Case 6: Rijswijk 8 2.2.7 Case 7: Vlissingen 8 3 Modellering 9 3.1 Beschrijving scenario s 9 3.2 Energieberekeningen 12 3.3 Ingrepen bij scenario zware renovatie voor de praktijkcases 12 3.4 Restlevensduur bij scenario door exploiteren praktijkcases 13 4 Resultaten en analyse 14 4.1 Vergelijking op materiaalprestatie 14 4.2 Vergelijking op energieprestatie 16 4.3 Vergelijking op integrale prestatie 18 4.4 Kanttekening bij de resultaten 20 5 Conclusies en aanbevelingen 22 5.1 Conclusies 22 5.2 Aanbevelingen 22 Bijlage 1: Rekenresultaten Materiaal 24 Bijlage 2: Rekenresultaten Energie 26 Bijlage 3: Rekenresultaten Integraal 28 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011

Management samenvatting In opdracht van Agentschap NL heeft W/E adviseurs in 2010 het onderzoek Kiezen voor nieuwbouw of het verbeteren van het huidige kantoor uitgevoerd (in het vervolg basisonderzoek genoemd). De resultaten van de studie tonen aan dat zowel door ingrijpende renovatie als door sloop en nieuwbouw een aanzienlijke verlaging van de milieubelasting door het gebruik van kantoren te bereiken is. De studie is goed ontvangen en wordt gebruikt bij de discussie nieuwbouw of verbeteren van bestaande gebouwen. Vanuit de klankbordgroep, die de studie heeft begeleid en waarin vertegenwoordigd IVBN, NEPROM, RGD, ING-REIM, TNT Real Estate en DTZ Zadelhoff, is het idee geopperd om de resultaten te toetsen aan een aantal concrete praktijksituaties. Centrale vraag in deze nieuwe studie was om te onderzoeken in hoeverre theorie en praktijk synchroon lopen. De studie sluit aan bij de huidige en, voor zover mogelijk, ook de toekomstige praktijk. Afbakening Het gaat bij dit onderzoek niet om het tot in detail in beeld brengen van de specifieke projecten. De specifieke projecten moeten recht doen aan de diversiteit van de praktijk. Het gaat echter om generieke conclusies, aanvullend op het basisonderzoek. Bij de niet voor deze conclusies relevante gegevens wordt daarom voor zover mogelijk gebruik gemaakt van dezelfde gegevens en aannames als in het basisonderzoek. Van de duurzaamheidaspecten van gebouwen zijn in dit onderzoek alleen de milieubelasting door energie- en materiaalgebruik beschouwd. Cases en scenario s In deze studie zijn zeven praktijkcases onderzocht. Het gaat om kantoorgebouwen uit het hogere marktsegment met bouwjaar 1980-1990 of iets daarbuiten. Per gebouw zijn de volgende drie scenario s beschouwd: 1. een pand in ongewijzigde vorm verhuren (EXPLOI); 2. een pand na ingrijpende renovatie verhuren (RENOZW); 3. een nieuwbouwpand huren & slopen bestaande pand (NIEUWS). Scenario ingrijpende renovatie (RENOZW) verschilt per praktijkcase. Voor een aantal gebouwen worden bijvoorbeeld alleen de installaties vervangen en voor andere gebouwen wordt ook de gevel geheel vernieuwd. De invulling van dit scenario is afhankelijk van de staat van het gebouw en in overleg met de eigenaar/beheerder van het pand vastgesteld. De combinatie van praktijkcases en scenario s levert 21 varianten op, waarvoor de milieueffecten zijn berekend. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van GPR Gebouw 4.1. Resultaat Onderstaande figuur geeft de resultaten van de studie weer voor de praktijkcases. De milieubelasting is weergegeven als schaduwprijs in per m 2 bvo per jaar. De schaduwprijs ontstaat door de sommatie van negen milieueffecten, waaronder het broeikaseffect. De weegfactor per milieueffect is gebaseerd op het principe dat de schaduwprijs het voor de overheid hoogste toelaatbare kostenniveau per eenheid emissiebestrijding is. Aan de hand van vier conclusies zal het resultaat nader worden toegelicht. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 1

M:bestaand M:nieuw E:bestaand E:nieuw 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 Figuur: Integrale milieubelasting bij de diverse scenario s voor de praktijkcases Conclusies Verder exploiteren van de bestaande situatie leidt ook in alle praktijkgevallen tot de hoogste milieubelasting. Dit is vooral het gevolg van het hogere energiegebruik in dit scenario. Bepalende factoren voor de milieubelasting van zware renovatie of vervangende nieuwbouw zijn: - Energieprestatie in de nieuwe situatie; - De ingreep bij renovatie (vooral het wel of niet handhaven van gevels); - Bouwjaar (hoe jonger het gebouw, des te groter de restbelasting bij sloop en vervangende nieuwbouw). Zware renovatie valt gunstiger uit dan vervangende nieuwbouw als het gaat om een jong gebouw waarvan bij renovatie de gevels grotendeels gehandhaafd kunnen blijven en de energieprestatie na renovatie toch op nieuwbouwniveau is. Als er niet op nieuwbouwniveau gerenoveerd wordt zal vervangende nieuwbouw gunstiger uitvallen omdat energie overheersend is in de integrale milieubelasting. Hierbij wordt opgemerkt dat de beperkingen van de LCA-benadering een kanttekening is bij deze conclusie(zie paragraaf 4.4 voor toelichting). In de toekomst kan de conclusie van de afweging tussen renovatie en sloop en nieuwbouw anders worden, aangezien de energieprestatie van de bestaande situatie dan beter zal zijn. Over 30 jaar kan bijvoorbeeld een afweging gemaakt worden tussen sloop en nieuwbouw en zware renovatie voor gebouwen die in 2010 gebouwd zijn. De energetische situatie van de gebouwen in 2010 is beter dan de energetische situatie van de praktijkcases in deze studie (1972-1990). Daardoor kan de afweging in de toekomst anders uitpakken dan nu. Aanbevelingen Voor het verder vergroten van het inzicht in het afwegingskader is nader onderzoek nodig, aangezien dit onderzoek slechts een kleine praktijkproef is. Uit dit onderzoek blijkt dat als voor praktijkcases de aannames voor renovatie uit het basisonderzoek worden aangehouden, de resultaten in dit onderzoek slechts weinig verschillen van de resultaten van het basisonderzoek. Voor vervolgonderzoek zijn dan ook werkelijk uitgevoerde of geplande renovaties interessant. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 2

1 Inleiding Het onderzoek Kiezen voor nieuwbouw of het verbeteren van het huidige kantoor toont aan dat zowel door ingrijpende renovatie als door sloop en nieuwbouw een aanzienlijke verlaging van de milieubelasting door kantoren te bereiken is. In dit vervolgonderzoek wordt aan de hand van zeven praktijkcases onderzocht in hoeverre de onderzoeksresultaten terug te vinden zijn in individuele praktijkprojecten. Waar worden conclusies bevestigd, waar treden nuances op, en waardoor? 1.1 Achtergronden Onderzoekskader In opdracht van het ministerie van BZK/WWI voert Agentschap NL het Werkprogramma Energie en Gebouwde omgeving uit. Dit programma heeft als doel bij te dragen aan het realiseren van de doelen van Schoon en Zuinig, op gebied van energiebesparing. Het accent ligt hierbij op de grootschalige inzet van bedrijfszekere instrumenten. Het programma gaat vooral uit van de mogelijkheden en behoeften bij doelgroepen in de markt. De primaire doelgroepen in de utiliteitsbouw zijn projectontwikkelaars, institutionele beleggers, gebouwbeheerders en eindgebruikers. Aanleiding In opdracht van Agentschap NL heeft W/E adviseurs het onderzoek Kiezen voor nieuwbouw of het verbeteren van het huidige kantoor uitgevoerd. De resultaten van de studie tonen aan dat zowel door ingrijpende renovatie als door sloop en nieuwbouw een aanzienlijke verlaging van de milieubelasting door het gebruik van kantoren te bereiken is. De studie is goed ontvangen en wordt gebruikt bij de discussie nieuwbouw of verbeteren van bestaande gebouwen. Vanuit de klankbordgroep, die de studie heeft begeleid, is het idee geopperd om de resultaten te toetsen aan een aantal concrete praktijksituaties. Hierbij kunnen de resultaten van de uitgevoerde studie (verder aangeduid met basisonderzoek ) worden ondersteund en mogelijk op een aantal punten genuanceerd. 1.2 Doelstelling Probleemstelling Het is niet bekend of de resultaten van het basisonderzoek door te vertalen zijn naar individuele, specifieke projecten. Wellicht zijn bepaalde conclusies generiek toepasbaar en vereisen andere conclusies meer maatwerk. Waar is een grote mate van overeenkomst, op welke aspecten treden meer afwijkingen op, en waardoor? En geeft dit aanleiding tot het bijstellen van bepaalde conclusies? Doelstelling Doelstelling is om aan de hand van een praktijktoets te onderzoeken in hoeverre theorie en praktijk synchroon lopen. De studie dient aan te sluiten bij de huidige en, voor zover mogelijk, ook de toekomstige praktijk en gedragen te worden door een aantal vooraanstaande marktpartijen. Daartoe is de klankbordgroep uit het basisonderzoek wederom betrokken: IVBN, NEPROM, RGD, ING REIM, TNT Real Estate en DTZ Zadelhoff. Afbakening Het gaat bij dit onderzoek niet om het tot in detail in beeld brengen van de specifieke projecten. De specifieke projecten moeten ervoor zorg dragen dat er recht wordt gedaan aan de diversiteit van de praktijk. Het gaat echter om generieke conclusies, aanvullend op het basisonderzoek. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 3

Bij de niet voor deze conclusies relevante gegevens wordt daarom voor zover mogelijk gebruik gemaakt van dezelfde gegevens en aannames. Om discussies over het specifieke project te vermijden worden de projecten in de rapportage anoniem gepresenteerd. Van de duurzaamheidaspecten van gebouwen zijn in dit onderzoek alleen de milieubelasting door energie- en materiaalgebruik beschouwd. 1.3 Onderzoeksaanpak De studie is uitgevoerd als aanvulling op het in 2010 uitgevoerde basisonderzoek. Tijdens de startbijeenkomst is aan de leden van de klankbordgroep gevraagd praktijkcases aan te dragen, die voldoen aan criteria, zoals ten aanzien van de ouderdom. In overleg met de opdrachtgever is een selectie gemaakt van voor dit onderzoek te gebruiken cases. Vervolgens hebben de klankbordgroepleden informatie over de geselecteerde projecten aan gedragen, die door W/E adviseurs tot een passende GPR-invoer verwerkt is. Indien nodig is geput uit de voorbeeldgebouwen. Dit kan zijn omdat gegevens ontbraken of omdat dit wenselijk was vanwege de vergelijkbaarheid van de cases. Specifieke gebouwkenmerken, die niet relevant zijn voor de in het onderzoek bekeken parameters (zoals locatie, ouderdom), maar wel invloed hebben op de resultaten, zijn er zoveel mogelijk uitgefilterd. Op de gebouwen is vervolgens het scenario ingrijpende renovatie en sloop en nieuwbouw losgelaten. Ook hier is een combinatie gemaakt van gebouwspecifieke keuzen en generieke keuzen uit de voorbeeldgebouwen. De doorrekening van resultaten is op dezelfde wijze gebeurd als bij het basisonderzoek. Na analyse is bekeken waar een bijstelling van conclusies en aanbevelingen van het basisonderzoek aan de orde is. Gemaakte keuzen: 4. Voor alle cases dezelfde referentie (3.000 m2, 1980). Deze referentie is vooral gebruikt voor de default waarden (details). Als per case een afwijkende referentie wordt gekozen, wordt de vergelijkbaarheid van de resultaten minder. Voor generieke conclusies is alleen onderscheid op de relevante parameters gewenst. 5. Aangehouden is 1980 als referentie. 6. Bij het scenario NIEUWS is uitgangspunt dat het referentiegebouw nieuw gebouwd wordt (wel met een conversie naar oppervlakten van de case). W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 4

2 De praktijkcases 2.1 Selectie gebouwen Selectiecriteria Bij de selectie zijn de volgende criteria gehanteerd: - Kantoorgebouwen uit hoger segment met bouwjaar periode 1980 1990 of iets daarbuiten. - Gebouwen waarbij de situatie dusdanig is dat een investering in een zware renovatie of sloop en nieuwbouw reeel is. Beide scenario s zijn op elk gebouw losgelaten (er hoeft in werkelijkheid geen ingreep gepland te zijn). Bij een slechte locatie is nieuwbouw elders een optie. Omdat er in dit geval geen reeel zware renovatie naast gezet kan worden, is dit geen case die doorgerekend wordt. Wel is de situatie in de beschouwing meegenomen om het gehele spectrum weer te geven. Voorbeeldgebouwen In het basisonderzoek zijn voor de cases referentiegebouwen gebruikt. Gevarieerd is op grootte en bouwjaar. Dit leverde de onderstaande cases op: Case Grootte Bouwjaar KAN1 3.000 1980 KAN2 3.000 1990 KAN3 3.000 2000 KAN4 18.000 1980 KAN5 18.000 1990 KAN6 18.000 2000 Figuur 2.1: kenmerken zes kantoorgebouwen Bij de analyse van de resultaten bij het basisonderzoek bleek dat het verloop tussen de scenario s wel beïnvloed werd door het bouwjaar, maar nauwelijks door de grootte. Bovendien zouden 2 verschillende onderleggers (gebouw van 18.000 is een ander type dan dat van 3.000) een negatieve invloed hebben op de vergelijkbaarheid. In dit onderzoek is bij alle cases generieke informatie alleen het gebouw van 3000 m 2 bvo beschouwd. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 5

2.2 Overzicht cases De inventarisatie heeft zeven cases opgeleverd. Hierna volgt een beschrijving per case. 2.2.1 Case 1: Den Haag Bruto vloeroppervlakte: circa 26.000 m 2 Opleveringsjaar: 1986 2.2.2 Case 2: Breda Bruto vloeroppervlakte: circa 2.200 m2 Opleveringsjaar: 1985 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 6

2.2.3 Case 3: Haarlem Bruto vloeroppervlakte: circa 3.800 m 2 Opleveringsjaar: 1990 2.2.4 Case 4: Utrecht Bruto vloeroppervlakte: circa 11.000 m2 Opleveringsjaar: 1989 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 7

2.2.5 Case 5: Eindhoven Bruto vloeroppervlakte: circa 5.600 m 2 Opleveringsjaar: 1972 2.2.6 Case 6: Rijswijk Bruto vloeroppervlakte: 8.000 m 2 Opleveringsjaar: 1980 2.2.7 Case 7: Vlissingen Bruto vloeroppervlakte: 4.100 m2 Opleveringsjaar: 1981 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 8

3 Modellering 3.1 Beschrijving scenario s In het basisonderzoek zijn vijf scenario s voor de situatie dat een huurder kiest voor blijven zitten of vertrekken beschreven. De scenario s zijn in deze paragraaf uitgewerkt voor de referentie uit het bouwjaar 1980. Bij de toepassing voor de praktijkcases zijn de werkelijke jaartallen gebruikt. Uitgangspunt bij de referentie is een kantoorgebouw, waarvan de bouw in 1980 is begonnen en in 1982 gestart is met het gebruik. Nu naar 28 jaar gebruik voldoet het gebouw niet meer en moet er wat gebeuren. In het basisonderzoek zijn de volgende scenario s uitgewerkt: 1. Scenario 1: Door exploiteren (1:EXPLOI) 2. Scenario 2: Renovatie, licht (2:RENOLI) 3. Scenario 3: Renovatie, zwaar (2:RENOZW) 4. Scenario 4: Sloop + nieuwbouw (3:NIEUWS) 5. Scenario 5: Sloop + nieuwbouw + leegstand (3:NIEUWL) In dit praktijkonderzoek zijn alleen het eerste, derde en vierde scenario bekeken, namelijk de door exploiteren- (EXPLOI), zware renovatie- (RENOZW) en de sloop en nieuwbouw-variant (NIEUWS). Bij alle scenario s is het verleden tot het jaar van ingreep (2012 voor de referentie) hetzelfde. De berekeningen richten zich dan ook op het deel dat nog komen gaat (rode lijnen in figuren 3.1, 3.2 en 3.3). Bij de nieuwbouwscenario s wordt verondersteld dat de nieuwbouw in 2012 gereed is, zodat het kantoorpersoneel direct in 2012 aan de slag kan. Bij de renovatiescenario s is sprake van een discontinuïteit. In het jaar van ingreep (2012 voor de referentie) vindt de renovatie plaats, waarbij tijdelijke huisvesting van 1 jaar logischer is dan het volledig doorwerken op die locatie. Verondersteld is dat er in dit jaar niet productief gewerkt kan worden. Bij de berekeningen is uit het verleden (dus van voor 2012) alleen het nog niet afgeschreven materiaalgebruik meegenomen (verrekening vroegtijdig slopen). Deze restbelasting moet in de toekomst worden afgelost. Bij Energie, dat een continue jaarlijkse post is als gevolg van energiegebruik voor comfort, is er nooit een nog niet afgeschreven deel. De scenario s dekken verschillende gebruiksperioden. Dit is geen probleem omdat de belasting steeds naar 1 jaar is teruggerekend. Bij de voor nieuwbouw geoperationaliseerde nationale bepalingsmethode is de periode van 50 jaar zonder ingrepen als standaard aangehouden. In deze studie wordt nieuwbouw echter met renovatie vergeleken. Zoals ook in overleg met de klankbordgroep bij het basisonderzoek gedaan is ook nu in beide scenario s na 25 jaar een lichte ingreep verondersteld. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 9

Scenario: Door exploiteren (EXPLOI) Met regulier onderhoud wordt de levensduur van het gebouw vanaf 2012 nog 10 jaar gerekt. Het gebouw wordt in 2022 gesloopt (duurt 0,5 jaar). Het verleden is relevant vanwege de nog niet afgeschreven milieubelasting. Dit verleden is bij alle scenario s gelijk: - Materiaal + afval bouw in 1980-1982 (nog niet afgeschreven deel) - Materiaal + afval onderhoud: 1982 2012 (nog niet afgeschreven deel) Vanaf de rode lijn (figuur 3.1) komt daar bij dit scenario het volgende bij: - Ruimtebeslag: 2012 2022,5 (10,5 jaar) - Materiaal + afval onderhoud: 2012 2022 (10,0 jaar) - Energiegebruik: 2012 2022 (10,0 jaar) - Afval sloop in 2022 Bestaand kantoor 1 gebruik 30 jaar 10 jaar 1980 2012 2012 Bouw (2 jaar) 2022 sloop (0.5 jaar) Figuur 3.1: schematische weergave scenario 1: Doorexploiteren (1:EXPLOI) Uitwerking: De bouw in 1980 is in GPR Gebouw opgegeven door de afmetingen van de kantoorgebouwen in te voeren. Het daaraan gerelateerde reguliere onderhoud (1980-2022) wordt standaard in de materiaalprestatie-berekening van GPR Gebouw meegenomen. Voor de energieberekening (energiegebruik 1980-2022) zijn naast de afmetingen ook andere gebouwkenmerken en installatiekenmerken van de cases opgegeven. In 2012 vindt er geen ingreep (renovatie of sloop) plaats. De sloop in 2022 wordt standaard in de materiaalprestatie-berekening van GPR Gebouw meegenomen. Hoewel er geen ingreep plaatsvindt, is er ook bij dit scenario sprake van een verleden en een toekomst. Het verleden gebaseerd op een veronderstelde standaard levensduur van 50 jaar. Nu blijkt dat het gebouw uit 1980 niet in 2030 maar in 2022 gesloopt gaat worden. Dit betekent dat er in het verleden te weinig van de belasting is afgeschreven. GPR Gebouw houdt er rekening mee dat de restbelasting als extra belasting in de periode 2012-2022 moet worden afgelost. Scenario: Renovatie, zwaar (RENOZW) Bij de referentie duurt de renovatie 1 jaar in 2012. Vanaf 2013 wordt het kantoor nog 40 jaar gebruikt. Tussentijds, na 25 jaar, volgt nog een lichte renovatie ingreep. In 2054 wordt het gebouw gesloopt. Milieubelasting is er door: - Nog niet afgeschreven belasting uit het verleden - Materiaal + afval zware renovatie in 2012 - Materiaal + afval lichte renovatie in 2038 - Materiaal + afval onderhoud: 2013 2038 (25,0 jaar) - Materiaal + afval onderhoud: 2039 2054 (15,0 jaar) - Energiegebruik: 2013 2038 (25,0 jaar) - Energiegebruik: 2039 2054 (15,0 jaar) - Afval sloop in 2054 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 10

Bestaand kantoor 1 gebruik 30 jaar gebruik 25 jaar gebruik 15 jaar 1980 2012 2038 2054 Bouw (2 jaar) Renovatie (1 jaar) Renovatie (1 jaar) sloop (0.5 jaar) Figuur 3.2: schematische weergave scenario: Renovatie, zwaar voor het referentiekantoor (RENOZW) Uitwerking: Over de periode 1980-2012 wordt de restbelasting berekend. Bij de renovatie-ingreep in 2012 wordt een deel van het gebouw gesloopt en/of vervangen en een deel blijft gehandhaafd. GPR Gebouw beschouwt een gebouw daarom niet als geheel, maar als een optelling van gebouwcomponenten met een eigen levensloop. Gebouwcomponenten die in 2012 gesloopt en/of vervangen worden hebben een hoge restbelasting. Dit geldt vooral voor de langcyclische componenten, omdat de standaardlevensduur bij kortcyclische componenten slechts beperkt verkort wordt bij een ingreep. In 2012 worden nieuwe materialen toegevoegd ter vervanging of uitbreiding van de bestaande componenten. Na die toevoeging in 2012, volgt het reguliere onderhoud over de perioden 2013-2038 en 2039-2054. Tijdens de onderbreking van 1 jaar wordt het gebouw licht gerenoveerd (conform tabel 4.9), waarbij de materiaalkeuze en energieprestatie ongewijzigd blijft. In 2012 ontstaat er ook een nieuwe situatie wat betreft de energieprestatie. Deze situatie bepaalt het energiegebruik in de perioden 2013-2038 en 2039-2054. Bij de zware renovatie worden zowel het exterieur als het interieur grondig aangepakt. De stap richting nieuwbouwniveau wordt gezet, met als belangrijkste belemmering de randvoorwaarden vanuit het bestaande casco. Er vindt een forse aanpak van de schil plaats, waarbij (in principe) de gehele gevel wordt vervangen. Dit geldt ook voor de dakisolatie- en bedekking. Voor alle voor de energieprestatie relevante kenmerken geldt dat deze op het kwaliteitsniveau van nieuwbouw worden gebracht. Ook in het gebouw wordt de volledige indeling, afwerking en uitrusting vervangen. Het casco (vloeren, dragende wanden, dak) wordt niet aangepakt. De lichte renovatie in 2038 is nodig om te voldoen aan veranderde behoeften en tekortkomingen van het interieur. Het gaat bij deze ingreep om indelingswijzigingen en upgrading van inrichting en afwerking. Bij die lichte renovatie blijft de energetische kwaliteit ongewijzigd. Scenario: Sloop en nieuwbouw (NIEUWS) Bij de referentie duurt de sloop in 2012 0,5 jaar. Op een andere locatie is in 2010 de bouw van een nieuw kantoor gestart. Vanaf 2012 wordt het kantoor 50 jaar gebruikt. Net als bij scenario 3 volgt in 2038 een lichte ingreep. In 2062 wordt het gebouw gesloopt. Milieubelasting is er door: Gebouw 1 (bestaande bouw) - Nog niet afgeschreven belasting uit het verleden - Afval sloop in 2012 Gebouw 2 (nieuwbouw): - Materiaal + afval bouw in 2010-2012 - Materiaal + afval onderhoud: 2012 2037 (25,0 jaar) - Materiaal + afval lichte renovatie in 2037 - Materiaal + afval onderhoud: 2038 2063 (25,0 jaar) - Energiegebruik: 2012 2037 (25,0 jaar) - Energiegebruik: 2038 2063 (25,0 jaar) - Afval sloop in 2063 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 11

Bestaand kantoor 1 gebruik 30 jaar 1980 2012 Bouw (2 jaar) Sloop (0.5 jaar) Nieuw kantoor 2 gebruik 25 jaar gebruik 25 jaar 2010 2037 2063 Bouw (2 jaar) Renovatie (1 jaar) Sloop (0.5 jaar) Figuur 3.3: schematische weergave scenario: Sloop + nieuwbouw voor het referentiekantoor (NIEUWS) Uitwerking: De materiaal- en energieberekeningen over de periode 1980-2012 zijn voor alle scenario s gelijk. Over de periode 1980-2012 wordt de restbelasting op dezelfde wijze berekend als bij Renovatie, zwaar. Verschil is dat alle gebouwcomponenten in 2012 gesloopt worden. Bij het bestaande gebouw is er geen onderhoud en energiegebruik meer. Wel is er de materiaalinput bij de nieuwbouw. De materialisatie en energieprestatie van de nieuwbouw is conform de huidige standaard. Hierna volgen twee perioden (2012-2037 en 2038-2063) van onderhoud en energiegebruik. Tijdens de onderbreking van 1 jaar wordt het gebouw licht gerenoveerd, waarbij de materiaalkeuze en energieprestatie ongewijzigd blijft. 3.2 Energieberekeningen De rekenregels voor de energieprestatie bij nieuwbouw komen niet geheel overeen met de rekenregels bij bestaande bouw. Bij vergelijking van een bestaand gebouw met een nieuw gebouw, met dezelfde voor de energieprestatie relevante bouwkundige en installatietechnische kenmerken, blijkt de CO 2 -prestatie van het bestaande gebouw ongunstiger. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de kierdichting bij bestaande bouw mede wordt bepaald op basis van het bouwjaar, ook bij zware renovatie. Het verschil in energieprestatie is dus het resultaat van een verschil in rekenregels en niet in energetische kwaliteit. Het verschil is in het nadeel van de renovatievariant. Daarom is in deze studie, in afwijking van het basisonderzoek, gekozen om bij zware renovatie (naar nieuwbouwkwaliteit) het energiegebruik van het nieuwbouwscenario ook te hanteren voor het renovatiescenario. Dus het energiegebruik bij zware renovatie en nieuwbouw met dezelfde bouwkundige en installatietechnische kenmerken is gelijk. 3.3 Ingrepen bij scenario zware renovatie voor de praktijkcases Deze paragraaf beschrijft de ingrepen bij het scenario zware renovatie per praktijkcase. Case1: Den Haag In het scenario zware renovatie voor het gebouw in Den Haag worden de installaties vervangen (o.a. CV-ketel wordt vervangen door een warmtepomp) en de verlichting wordt aangepast (lager vermogen en betere schakeling). De ingrepen zijn gebaseerd op informatie van de gebouweigenaar. Case 2: Breda In het scenario zware renovatie voor het gebouw in Breda worden gehele gevel en dak vervangen en geïsoleerd. Daarnaast wordt het inbouwpakket vernieuwd en worden de installaties vervangen (o.a. CV-ketel vervangen door warmtepomp). De ingrepen zijn gebaseerd op het renovatiescenario, waarbij een aantal aanpassingen zijn gedaan op basis van uitvoerbaarheid. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 12

Case 3: Haarlem In het scenario zware renovatie voor het gebouw in Haarlem worden de installaties vervangen (o.a. CV-ketel wordt vervangen door een warmtepomp) en het inbouwpakket wordt vernieuwd. De ingrepen zijn gebaseerd op renovatietekeningen. Case 4: Utrecht In het scenario zware renovatie voor het gebouw in Utrecht wordt het huidige dubbel glas vervangen door HR ++ -glas, wordt de verlichting aangepast (lager vermogen en betere schakeling) en wordt de luchtbehandelingskast vervangen. De ingrepen zijn gebaseerd op informatie van de gebouweigenaar. Case 5: Eindhoven In het scenario zware renovatie voor het gebouw in Eindhoven worden de ingrepen uitgevoerd volgens de referentie, beschreven in paragraaf 3.1. Case 6: Rijswijk In het scenario zware renovatie voor het gebouw in Rijswijk wordt het huidige enkel en dubbel glas vervangen door HR ++ -glas en wordt het inbouwpakket vervangen. Daarnaast worden de installaties vervangen (o.a. CV-ketel wordt vervangen door een warmtepomp). De ingrepen zijn gebaseerd op informatie van de gebouweigenaar. Case 7: Vlissingen In het scenario zware renovatie voor het gebouw in Vlissingen worden de ingrepen uitgevoerd volgens de referentie, beschreven in paragraaf 3.1. 3.4 Restlevensduur bij scenario door exploiteren praktijkcases In het basisonderzoek is in het scenario door exploiteren uitgegaan van een restlevensduur van 10 jaar, dus een totale levensduur van 40 jaar voor gebouwen uit 1980. In de praktijktoets is hierbij aangesloten voor gebouwen waarvan bij zware renovatie de gevel vervangen zou worden (Breda, Eindhoven, Vlissingen). De staat en kwaliteit (van de gevels) van de overige gebouwen is beter dan van eerdergenoemde gebouwen. In de praktijk is het dan ook waarschijnlijk dat deze gebouwen zonder ingreep (scenario door exploiteren) langer zouden blijven staan. Voor deze gebouwen is bij het scenario door exploiteren een restlevensduur van 20 jaar aangehouden in deze praktijktoets. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 13

4 Resultaten en analyse In dit hoofdstuk staan de resultaten beschreven. Ook is een analyse op hoofdzaken te vinden. De beschrijving is eerst per thema en vervolgens integraal. Zowel de materiaal- en energiegebonden milieubelasting als de integrale milieubelasting zijn uitgedrukt in schaduwprijzen (eenheid ). De schaduwprijs is bepaald door de gewogen sommering van negen milieueffecten. Gericht op het klimaatbeleid is in de tabellen ook het afzonderlijke milieueffect Broeikaseffect gegeven, dat staat voor de CO 2 -emissie (eenheid kg CO 2 -equivalent). 4.1 Vergelijking op materiaalprestatie In tabel 4.1 en figuur 4.1 is de totale materiaalgebonden milieubelasting opgebouwd uit: - Bestaand: belasting door renovatie en onderhoud aan of restbelasting van het bestaande gebouw (mosgroen) - Nieuw: belasting door bouw, renovatie en onderhoud van het nieuwe gebouw (lichtgroen) In bijlage 1 staan de grafieken met CO 2 -emissies bij door exploiteren, zware renovatie en sloop en nieuwbouw voor het referentiegebouw en de 7 praktijkcases. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 14

Schaduwprijs Case / scenario bestaand gebouw Nieuwb. totaal t.o.v. referentie CO 2 -emissie bestaand gebouw Nieuwb. totaal t.o.v. referentie EXPLOI 1,23 1,23 100% 13,10 13,10 100% RENOZW 1,08 1,08 100% 11,18 11,18 100% NIEUWS 0,26 0,97 1,23 100% 2,74 10,44 13,18 100% DEN HAAG.EXP 0,80 0,80 65% 8,60 8,60 66% DEN HAAG.REN 0,74 0,74 69% 7,70 7,70 69% DEN HAAG.NIE 0,20 0,90 1,10 90% 2,32 9,50 11,82 90% BREDA.EXP 1,37 1,37 111% 14,80 14,80 113% BREDA.REN 1,05 1,05 97% 10,60 10,60 95% BREDA.NIE 0,23 0,99 1,22 100% 2,60 10,30 12,90 98% HAARLEM.EXP 0,96 0,96 78% 10,70 10,70 82% HAARLEM.REN 1,15 1,15 106% 12,60 12,60 113% HAARLEM.NIE 0,34 1,00 1,34 109% 3,91 10,60 14,51 110% UTRECHT.EXP 0,77 0,77 63% 8,50 8,50 65% UTRECHT.REN 0,72 0,72 67% 8,00 8,00 72% UTRECHT.NIE 0,22 0,85 1,07 87% 2,49 9,30 11,79 89% EINDHOVEN.EXP 0,74 0,74 60% 8,10 8,10 62% EINDHOVEN.REN 1,02 1,02 94% 10,00 10,00 89% EINDHOVEN.NIE 0,09 0,97 1,06 86% 1,03 10,10 11,13 84% RIJSWIJK.EXP 0,61 0,61 50% 6,50 6,50 50% RIJSWIJK.REN 0,80 0,80 74% 8,30 8,30 74% RIJSWIJK.NIE 0,13 0,86 0,99 90% 1,50 9,10 10,60 80% VLISSINGEN.EXP 1,01 1,01 82% 11,40 11,40 87% VLISSINGEN.REN 0,89 0,89 82% 8,90 8,90 80% VLISSINGEN.NIE 0,16 0,93 1,09 89% 1,86 9,70 11,56 88% Gemiddeld EXP 0,89 0,89 73% 9,80 9,80 75% Gemiddeld REN 0,91 0,91 84% 9,44 9,44 84% Gemiddeld NIE 0,19 0,93 1,12 91% 2,24 9,80 12,04 91% Tabel 4.1: Schaduwprijs en CO 2 -emissie materiaalgebruik voor de diverse scenario s van praktijkcases W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 15

Schaduwprijs: bestaand gebouw Schaduwprijs: nieuwbouw 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 EXPLOI RENOZW NIEUWS DEN HAAG.EXP DEN HAAG.REN DEN HAAG.NIE BREDA.EXP BREDA.REN BREDA.NIE HAARLEM.EXP HAARLEM.REN HAARLEM.NIE UTRECHT.EXP UTRECHT.REN UTRECHT.NIE EINDHOVEN.EXP EINDHOVEN.REN EINDHOVEN.NIE RIJSWIJK.EXP RIJSWIJK.REN RIJSWIJK.NIE VLISSINGEN.EXP VLISSINGEN.REN VLISSINGEN.NIE Gemiddeld EXP Gemiddeld REN Gemiddeld NIE Figuur 4.1: Schaduwprijs voor het materiaalgebruik bij de twee scenario s voor de praktijkcases Uit de figuur blijkt dat de schaduwprijs voor het materiaalgebruik door sloop en nieuwbouw in alle gevallen hoger is dan de schaduwprijs bij zware renovatie. Verder is het verschil tussen deze scenario s groter als de bestaande kwaliteit zo is dat een minder ingrijpende renovatie is aangenomen. Bijvoorbeeld bij de case Den Haag is de schaduwprijs bij renovatie duidelijk lager is dan bij sloop en nieuwbouw omdat is verondersteld dat de bestaande gevels gehandhaafd blijven. Verder blijkt dat de restbelasting van het oude gebouw bij sloop en nieuwbouw lager is als het gebouw ouder is (kleinere restschuld ). Case Eindhoven is gebouwd in 1972 en heeft een lage restbelasting (zie figuur 4.1: mosgroene deel van de staaf Eindhoven.nie). Dit in tegenstelling tot de case Haarlem, die gebouwd is in 1990. 4.2 Vergelijking op energieprestatie In tabel 4.2 is zijn de energielabels van de praktijkcases in de verschillende scenario s weergegeven. energielabel Case Huidig (EXPLOI) Renovatie (RENOZW) Nieuwbouw (NIEUWS) REFERENTIE G A A/A + DEN HAAG G C A/A + BREDA G A + A/A + HAARLEM G C A/A + UTRECHT F C A/A + EINDHOVEN G A A/A + RIJSWIJK G C A/A + VLISSINGEN F A + A/A + Tabel 4.2:Energielabels voor de diverse scenario s van praktijkcases W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 16

Het primair energiegebruik is uitgedrukt in dezelfde milieueffecten als de materiaalgebonden milieubelasting. Opnieuw zijn de CO 2 -emissie en schaduwprijs per m 2 bvo per jaar bepaald. In tabel 4.3 en figuur 4.2 is de totale energiegebonden milieubelasting opgebouwd uit: - Bestaand: belasting door energiegebruik in het bestaande gebouw (oranje) - Nieuw: belasting door energiegebruik in het nieuwe gebouw (geel) In bijlage 2 staan de CO 2 -emissies bij de diverse scenario s voor de praktijkcases. Schaduwprijs CO 2 -emissie Case / scenario schaduwprijs tov referentie CO 2 -emissie tov referentie EXPLOI 6,78 100% 84,91 100% RENOZW 2,15 100% 25,68 100% NIEUWS 2,15 100% 25,68 100% DEN HAAG.EXP 5,69 84% 72,77 86% DEN HAAG.REN 3,88 180% 42,84 167% DEN HAAG.NIE 2,15 100% 26,15 102% BREDA.EXP 5,15 76% 64,55 76% BREDA.REN 2,12 99% 23,64 92% BREDA.NIE 1,92 89% 23,18 90% HAARLEM.EXP 5,25 76% 65,74 77% HAARLEM.REN 4,19 195% 46,10 179% HAARLEM.NIE 2,08 97% 25,41 99% UTRECHT.EXP 3,77 56% 45,05 53% UTRECHT.REN 2,67 124% 31,96 124% UTRECHT.NIE 1,51 70% 17,60 69% EINDHOVEN.EXP 6,63 98% 86,42 102% EINDHOVEN.REN 2,07 96% 25,30 99% EINDHOVEN.NIE 2,07 96% 25,30 99% RIJSWIJK.EXP 4,96 73% 62,77 74% RIJSWIJK.REN 3,90 181% 43,10 168% RIJSWIJK.NIE 1,82 85% 21,92 85% VLISSINGEN.EXP 4,23 62% 53,22 63% VLISSINGEN.REN 1,76 82% 21,24 83% VLISSINGEN.NIE 1,76 82% 21,24 83% Gemiddeld EXP 5,11 75% 64,50 76% Gemiddeld REN 2,94 137% 33,45 130% Gemiddeld NIE 1,90 89% 22,97 89% Tabel 4.3: Schaduwprijs en CO 2 -emissie voor de diverse scenario s voor de praktijkcases W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 17

Schaduwprijs: bestaand gebouw Schaduwprijs: nieuwbouw 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 Figuur 4.2: Schaduwprijs voor de diverse scenario s voor de praktijkcases Uit figuur 4.2 blijkt dat de schaduwprijs door energiegebruik in scenario door exploiteren voor alle praktijkcases (veel) hoger is dan de schaduwprijs in de andere scenario s. Verder blijkt dat de gebouwen die na renovatie energielabel C hebben (Den Haag, Haarlem, Utrecht, Rijswijk) een significant hogere schaduwprijs hebben na renovatie dan het geval is bij sloop + nieuwbouw. Bij case Utrecht is het verschil kleiner dan bij de andere cases doordat gebruik wordt gemaakt van warmtelevering. De schaduwprijs van warmtelevering is lager per MJ primaire energie dan van gas en elektriciteit. Hierbij wordt opgemerkt dat renovatie naar energielabel C niet helemaal overeenkomt met scenario RENOZW uit het basisonderzoek, maar eigenlijk tussen RENOLI en RENOZW in zit. Verder blijkt dat als bij renovatie dezelfde bouwkundige en installatietechnische kenmerken zijn aangehouden als bij nieuwbouw (RENOZW, Eindhoven, Vlissingen), de schaduwprijs voor beide scenario s gelijk is (zie ook paragraaf 3.2). 4.3 Vergelijking op integrale prestatie De centrale vraagstelling in het onderzoek is inzicht in de mogelijkheden om de milieueffecten van de huisvesting te verbeteren. De integrale prestatie (Materiaal en Energie) geeft inzicht in de milieuconsequenties van die opties. De groene tinten verwijzen naar de materiaalgebonden belasting (paragraaf 4.1) en de oranje tinten naar de energiegebonden belasting (paragraaf 4.2). In bijlage 3 staan de CO 2 -emissies (tabel en grafiek) bij de diverse scenario s voor de praktijkcases. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 18

Schaduwprijs Case / scenario M:bestaand M:nieuw E:bestaand E:nieuw totaal t.o.v. referentie EXPLOI 1,23 6,78 8,01 100% RENOZW 1,08 2,15 3,23 100% NIEUWS 0,26 0,97 0,00 2,15 3,38 100% DEN HAAG.EXP 0,80 5,69 6,49 81% DEN HAAG.REN 0,74 3,88 4,62 143% DEN HAAG.NIE 0,20 0,90 0,00 2,15 3,25 96% BREDA.EXP 1,37 5,15 6,52 81% BREDA.REN 1,05 2,12 3,17 98% BREDA.NIE 0,23 0,99 0,00 1,92 3,14 93% HAARLEM.EXP 0,96 5,25 6,21 78% HAARLEM.REN 1,15 4,19 5,34 165% HAARLEM.NIE 0,34 1,00 0,00 2,08 3,42 101% UTRECHT.EXP 0,77 3,77 4,54 57% UTRECHT.REN 0,72 2,67 3,39 105% UTRECHT.NIE 0,22 0,85 0,00 1,51 3,13 76% EINDHOVEN.EXP 0,74 6,63 7,37 92% EINDHOVEN.REN 1,02 2,07 3,09 96% EINDHOVEN.NIE 0,09 0,97 0,00 2,07 3,13 93% RIJSWIJK.EXP 0,61 4,96 5,57 69% RIJSWIJK.REN 0,80 3,90 4,70 145% RIJSWIJK.NIE 0,13 0,86 0,00 1,82 2,81 83% VLISSINGEN.EXP 1,01 4,23 5,57 69% VLISSINGEN.REN 0,89 1,76 2,65 82% VLISSINGEN.NIE 0,16 0,93 0,00 1,76 2,85 84% Gemiddeld EXP 0,89 5,11 6,00 75% Gemiddeld REN 0,91 2,94 3,85 119% Gemiddeld NIE 0,19 0,93 0,00 1,90 3,02 90% Tabel 4.4: Schaduwprijs en CO 2 -emissie voor de diverse scenario s voor de praktijkcases W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 19

M:bestaand M:nieuw E:bestaand E:nieuw 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 Figuur 4.3: Schaduwprijs voor de diverse scenario s voor de praktijkcases Uit figuur 4.3 blijkt dat scenario door exploiteren voor alle praktijkcases de hoogste schaduwprijs geeft. Verder blijkt dat bij renovatie naar energielabel C (Den Haag, Haarlem, Utrecht en Rijswijk) de schaduwprijs van het renovatiescenario aanzienlijk hoger is dan de schaduwprijs van sloop en nieuwbouw. De schaduwprijs van het scenario door exploiteren is het hoogst voor alle gebouwen. Bij renovatie waar de energieprestatie naar het niveau van nieuwbouw gaat (Breda, Eindhoven en Vlissingen) is het verschil in schaduwprijs tussen de scenario s zware renovatie en sloop en nieuwbouw klein. Als voor beide scenario s dezelfde bouwkundige en installatietechnische kenmerken worden aangehouden wordt het verschil in integrale schaduwprijs veroorzaakt door het materiaalgebruik. Voor oudere gebouwen is dit verschil kleiner dan voor nieuwere gebouwen, doordat de restbelasting van materialen bij sloop van het oude gebouw relatief gering is. 4.4 Kanttekening bij de resultaten In dit onderzoek is uitgegaan van een modelmatige benadering van de werkelijkheid. Verder is er een aantal kanttekeningen bij de resultaten te plaatsen. Afbakening tot hoger segment In onderzoek zijn de cases allen gebouwen uit het hogere marktsegment. Verondersteld is dat de locatie en de basiskwaliteit van gebouw en omgeving geen belemmering vormen voor het behalen van de levensduren van respectievelijk 40 jaar bij renovatie en 50 jaar bij nieuwbouw. Bij gebouwen in een lager segment zijn andere zaken aan de orde en is de vraag of er überhaupt zwaar gerenoveerd of nieuw gebouwd zal worden. En als dat wel het geval is of bovengenoemde levensduren behaald zullen worden. Dit laatste kan andere conclusies opleveren. Zo is uit het basisonderzoek bekend dat verder exploiteren zonder energetisch verbetering een aanzienlijk hogere milieubelasting betekent dan de nu onderzochte varianten. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 20

Levensduurverwachting De levensduurverwachting van gerenoveerde of nieuw gebouwde kantoren is afhankelijk van een groot aantal factoren. De aangehouden levensduren komen overeen met die uit het basisonderzoek. Bij het basisonderzoek is de levensduur van 50 jaar voor nieuwbouw overeenkomstig met de standaardlevensduur, zoals opgenomen in de nationale bepalingsmethode. Bij de zware renovatie is een restlevensduur van 40 jaar aangehouden, dus 10 jaar minder dan bij nieuwbouw. Dit in de veronderstelling dat het bestaande gebouw ondanks de zware ingreep toch een aantal randvoorwaarden/beperkingen oplegt, die niet aan de orde zijn bij nieuwbouw. De toekomst zal moeten uitwijzen in hoeverre deze aannamen overeenkomen met de werkelijkheid. Het komt ook voor dat een gerenoveerde kantoor een nieuw gebouwd kantoor overleefd. LCA-benadering Kanttekening bij de LCA-benadering is dat steenachtige materialen, zoals beton, kalkzandsteen, baksteen en gips niet als schaarse grondstoffen worden gezien en om die reden geen score op uitputting van grondstoffen veroorzaken. Dit komt doordat het mondiale schaalniveau wordt aangehouden. Ook de aantasting van natuur en landschap door de winning wordt niet meegenomen. Dat steenachtige materialen toch scoren op grondstoffen heeft vooral te maken met de brandstoffen die nodig zijn voor de productie en het transport. Deze beperking van de LCA-benadering is vooral in het voordeel van nieuwbouwscenario s, waarbij een nieuw casco nodig is dat vaak grotendeels uit steenachtige materialen wordt opgebouwd. Daarnaast wordt bij de beoordeling ven de milieuschade door processen vooral uitgegaan van continue voorspelbare emissies in gemiddelde milieus. Incidentele emissies en effecten in specifieke milieus worden minder goed meegenomen. Renovatie op nieuwbouwniveau Voor een aantal praktijkcases (Eindhoven, Vlissingen) is uitgegaan van renovatie op nieuwbouwniveau. De bouwkundige en installatietechnische uitgangspunten die hiervoor zijn aangehouden komen, behalve voor Breda, overeen met de uitgangspunten uit het basisonderzoek. De belangrijkste verschillen met het referentiegebouw zijn dan ook de vorm en afmetingen van het gebouw en het bouw-/opleveringsjaar. De resultaten voor deze cases (met name het verschil tussen renovatie en sloop en nieuwbouw) verschillen dan ook niet veel met de resultaten van het basisonderzoek. Om een beter beeld te krijgen van mogelijke verschillen zijn praktijkcases nodig waar werkelijk een renovatie op nieuwbouwniveau heeft plaatsgevonden of gepland staat. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 21

5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies In dit vervolgonderzoek is aan de hand van een zevental praktijkcases onderzocht in hoeverre de onderzoeksresultaten uit het basisonderzoek terug te vinden zijn in individuele praktijkprojecten. Het onderzoek leidt tot de volgende conclusies: Door exploiteren in de huidige situatie leidt in alle gevallen tot de hoogste milieubelasting. Dit is vooral het gevolg van het hoge energiegebruik in dit scenario. Bepalende factoren voor de keuze voor zware renovatie of sloop en nieuwbouw zijn: - Energieprestatie in de nieuwe situatie; - De ingreep bij renovatie (met name wel of niet handhaven van gevels); - Bouwjaar (hoe jonger het gebouw, des te groter de restbelasting bij sloop). Zware renovatie valt gunstiger uit als het gaat om een jong gebouw waarvan bij renovatie de gevels grotendeels gehandhaafd kunnen blijven en de energieprestatie na renovatie toch op nieuwbouwniveau is. Als er niet op nieuwbouwniveau gerenoveerd wordt zal sloop en nieuwbouw gunstiger uitvallen omdat energie overheersend is in de integrale milieubelasting. Hierbij wordt opgemerkt dat de beperkingen van de LCA-benadering een kanttekening is bij deze conclusie(zie paragraaf 4.4). In de toekomst kan de conclusie van de afweging tussen renovatie en sloop en nieuwbouw anders worden, aangezien de energieprestatie van de bestaande situatie dan beter zal zijn. Over 30 jaar kan bijvoorbeeld een afweging gemaakt worden tussen sloop en nieuwbouw en zware renovatie voor gebouwen die in 2010 gebouwd zijn. De energetische situatie van de gebouwen in 2010 is beter dan de energetische situatie van de praktijkcases in deze studie (1972-1990). Daardoor kan de afweging in de toekomst anders uitpakken dan nu. 5.2 Aanbevelingen Voor het verder vergroten van het inzicht in het afwegingskader is nader onderzoek nodig, aangezien dit onderzoek slechts een kleine praktijkproef is. Uit dit onderzoek blijkt dat als voor praktijkcases de aannames voor renovatie uit het basisonderzoek worden aangehouden, de resultaten in dit onderzoek slechts weinig verschillen van de resultaten van het basisonderzoek. Voor vervolgonderzoek zijn dan ook werkelijk uitgevoerde of geplande renovaties interessant. W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 22

W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 23

Bijlage 1: Rekenresultaten Materiaal Schaduwprijs: bestaand gebouw Schaduwprijs: nieuwbouw 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 EXPLOI RENOZW NIEUWS DEN HAAG.EXP DEN HAAG.REN DEN HAAG.NIE BREDA.EXP BREDA.REN BREDA.NIE HAARLEM.EXP HAARLEM.REN HAARLEM.NIE UTRECHT.EXP UTRECHT.REN UTRECHT.NIE EINDHOVEN.EXP EINDHOVEN.REN EINDHOVEN.NIE RIJSWIJK.EXP RIJSWIJK.REN RIJSWIJK.NIE VLISSINGEN.EXP VLISSINGEN.REN VLISSINGEN.NIE Gemiddeld EXP Gemiddeld REN Gemiddeld NIE CO2: bestaand gebouw CO2: nieuwbouw 20,0 18,0 16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 24

W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 25

Bijlage 2: Rekenresultaten Energie Schaduwprijs: bestaand gebouw Schaduwprijs: nieuwbouw 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 CO2: bestaand gebouw CO2: nieuwbouw 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 26

W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 27

Bijlage 3: Rekenresultaten Integraal M:bestaand M:nieuw E:bestaand E:nieuw 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 M:bestaand M:nieuw E:bestaand E:nieuw 100,0 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 28

Schaduwprijs Case / scenario M:bestaand M:nieuw E:bestaand E:nieuw totaal t.o.v. referentie EXPLOI 1,23 6,78 8,01 100% RENOZW 1,08 2,15 3,23 100% NIEUWS 0,26 0,97 0,00 2,15 3,38 100% DEN HAAG.EXP 0,80 5,69 6,49 81% DEN HAAG.REN 0,74 3,88 4,62 143% DEN HAAG.NIE 0,20 0,90 0,00 2,15 3,25 96% BREDA.EXP 1,37 5,15 6,52 81% BREDA.REN 1,05 2,12 3,17 98% BREDA.NIE 0,23 0,99 0,00 1,92 3,14 93% HAARLEM.EXP 0,96 5,25 6,21 78% HAARLEM.REN 1,15 4,19 5,34 165% HAARLEM.NIE 0,34 1,00 0,00 2,08 3,42 101% UTRECHT.EXP 0,77 3,77 4,54 57% UTRECHT.REN 0,72 2,67 3,39 105% UTRECHT.NIE 0,22 0,85 0,00 1,51 3,13 76% EINDHOVEN.EXP 0,74 6,63 7,37 92% EINDHOVEN.REN 1,02 2,07 3,09 96% EINDHOVEN.NIE 0,09 0,97 0,00 2,07 3,13 93% RIJSWIJK.EXP 0,61 4,96 5,57 69% RIJSWIJK.REN 0,80 3,90 4,70 145% RIJSWIJK.NIE 0,13 0,86 0,00 1,82 2,81 83% VLISSINGEN.EXP 1,01 4,23 5,57 69% VLISSINGEN.REN 0,89 1,76 2,65 82% VLISSINGEN.NIE 0,16 0,93 0,00 1,76 2,85 84% Gemiddeld EXP 0,89 5,11 6,00 75% Gemiddeld REN 0,91 2,94 3,85 119% Gemiddeld NIE 0,19 0,93 0,00 1,90 3,02 90% W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 29

CO 2 Case / scenario M:bestaand M:nieuw E:bestaand E:nieuw totaal t.o.v. referentie EXPLOI 13,10 0,00 84,91 0,00 98,01 100% RENOZW 11,18 0,00 25,68 0,00 36,86 100% NIEUWS 2,74 10,44 0,00 25,68 38,86 100% DEN HAAG.EXP 8,60 0,00 72,77 0,00 81,37 83% DEN HAAG.REN 7,70 0,00 42,84 0,00 50,54 137% DEN HAAG.NIE 2,32 9,50 0,00 26,15 37,97 98% BREDA.EXP 14,80 0,00 64,55 0,00 79,35 81% BREDA.REN 10,60 0,00 23,64 0,00 34,24 93% BREDA.NIE 2,60 10,30 0,00 23,18 36,08 93% HAARLEM.EXP 10,70 0,00 65,74 0,00 76,44 78% HAARLEM.REN 12,60 0,00 46,10 0,00 58,70 159% HAARLEM.NIE 3,91 10,60 0,00 25,41 39,91 103% UTRECHT.EXP 8,50 0,00 45,05 0,00 53,55 55% UTRECHT.REN 8,00 0,00 31,96 0,00 39,96 108% UTRECHT.NIE 2,49 9,30 0,00 17,60 29,39 76% EINDHOVEN.EXP 8,10 0,00 86,42 0,00 94,52 96% EINDHOVEN.REN 10,00 0,00 24,95 0,00 34,95 95% EINDHOVEN.NIE 1,03 10,10 0,00 24,95 36,08 93% RIJSWIJK.EXP 6,50 0,00 62,77 0,00 69,27 71% RIJSWIJK.REN 8,30 0,00 43,10 0,00 51,40 139% RIJSWIJK.NIE 1,50 9,10 0,00 21,92 32,53 84% VLISSINGEN.EXP 11,40 0,00 53,22 0,00 64,62 66% VLISSINGEN.REN 8,90 0,00 21,24 0,00 30,14 82% VLISSINGEN.NIE 1,86 9,70 0,00 21,24 32,80 84% Gemiddeld EXP 9,80 0,00 64,36 0,00 74,16 76% Gemiddeld REN 9,44 0,00 33,40 0,00 42,85 116% Gemiddeld NIE 2,24 9,80 0,00 22,92 34,96 90% W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 30

W/E adviseurs - Praktijktoets nieuwbouw of ingrijpend verbeteren 26 mei 2011 31