Kinderen vertellen zelf het verhaal Interactief voorlezen Geschikt prentenboek

Vergelijkbare documenten
Woordenschat. Een onderzoek naar het begeleidingstraject van het interactief voorlezen in groep 1/2 ONDERZOEKSRAPPORTAGE

OUDERAVOND KRITISCH EN BEGRIJPEND LUISTEREN. Rianne Broeke 28 april 2015

Prentenboeken en interactiemogelijkheden

Teksten doorgronden in drie lagen: werken aan literaire competentie. Ben Bouwhuis en Wenckje Jongstra

CHECKLIST LEIDSTERVAARDIGHEDEN DE TAALLIJN

Zaakvakwoorden consolideren met speels gemak.

KWALITEITSKAART. Begrijpend luisteren. De doorgaande didactische lijn begrijpend luisteren/lezen in groep 1-8

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

GOEDE. Leesstart. in groep 1 en 2. Digitale implementatiekoffer Taalbeleid Onderwijsachterstanden. Dorien Stolwijk

HET STIMULEREN VAN BEGRIJPEND LUISTEREN DOOR INTERACTIEF VOORLEZEN

De Voorleesvogel voor ouders en peuters. Workshop voor leid(st)ers

Begrijpend Luisteren

Jong geleerd. Beatrijs Brand en Saskia Snikkers

Voorlezen en vertellen - ROC 4. Voorlezen en vertellen ROC 4

Woordenschat Een vak apart?

Voorbeelden van basiscompetenties TAAL/mondelinge taalontwikkeling zijn: Groeiboek Groeiboe

TAAL EN LEESMETHODEN Aanbod voor Jonge Kinderen Doe meer met Bas

1

Woorden in prenten. 5 Voorwoord 6 Inleiding

Stimuleren begrijpend luisteren in groep 1-2

Logeer boeken. Groep 1-2

Doelen groep 1 augustus tot januari

In het thema In elke hoek een boek! kunt u in dagelijkse situaties ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld de volgende doelen:

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2:

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

Taal zonder een lees- en taalmethode, kan dat eigenlijk wel?

De Voorleesvogel voor ouders en kleuters. Draaiboek voor de leerkracht

Tabel 1: Weekrooster voor de instructie in het Programma Interactief Taalonderwijs

Een kijkje in mijn hoofd als ik voorlees

Signaleringslijst voor Kleuters 2.0 1)

Doe meer met Bas. Speel- en leerprogramma bij de Bas-prentenboeken

Lessuggest. ties Tim. op de tegels voor groep

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

Kleine Ezel. Handleiding voor de bibliotheek Groep 1-2

Algemene instructies voor de strategie: Voorspellen. Introductiefase bij de eerste les: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?

Les 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het voorspellen?

Wat is Kraak kracht? Kraak kracht

Oranje stappers maak je zo

lezen veilig leren Kinderboekenweek 2010 Tips voor regio zuid Zinnen maken met woorden én beeldtaal zijn Les 1

Mindmappen met kleuters, kan dat? Volgens de

Onderzoek Zuid-Afrika

Zinvol omgaan met ICT van 0 8

Absolute beginners: hoe vang je ze op? Hanneke Pot: ronde 2

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

CPS Onderwijsontwikkeling en advies. Doelgericht en planmatig werken aan leesontwikkeling in groep 1en 2. WAT en HOE in groep 1 en 2

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase

Workshops en lezingen

Magnetische en beschrijfbare dobbelsteen: de taalontwikkeling (1)

Aanvulling Woordenschat NT2

Video Storybooks as a bridge to Literacy

Eerste hulp bij tweede taal: experimentele studies naar woordenschatdidactiek voor jonge tweede-taalverwervers Bacchini, S.

Informatieboekje (voor)lezen

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

RALFI. Aanpak voor (zeer) zwakke lezers.

Het flexibel inzetten van de taalmethode heeft te maken met de functie van taal.

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) versie juli Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Interventieperiode november februari groep 1 tot en met 5. Mariët Förrer

Reader voor pedagogisch medewerkers

Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie.

Leeskastje Mama kwijt

Kwaliteit van spel. ANNERIEKE BOLAND, Hogeschool ipabo

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Blauwe stenen leer je zo

Hieronder volgt een beknopte uitleg van de begrippen die u in het rapport zult tegenkomen.

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

Interactief werken aan woordenschat Onderzoek in groep 2 tot en met groep 4

Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.

Woordenschat Spinnen

Groepsbevorderende activiteit. De broek van big (Jonathan Emmett)


Vaardighedenlijst Taal stimuleren

Hoe lees je een prentenboek voor?

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Thema: Problemen voor V&D. Handleiding en opgaven niveau AA. Opgave 1: Samen

MINUTEN BEWEGEN. Onderwijs Maak Je Samen.

In het thema Sil plukt appels kunt u in dagelijkse situaties ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld de volgende doelen:

AB1, Opdracht bij beginnende geletterdheid en rekenen:

Lesbrief Dans en Taal

GOEDE LEESSTART. Voorbereiding op Begrijpend en Technisch Lezen. In groep 1 en 2 PAPER. Taalbeleid Onderwijsachterstanden Dorien Stolwijk

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

1. INLEIDING 2. LESMATERIAAL

A. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat door

Effectief leesonderwijs

Groepshandelingsplan voor kleuters ( Gebaseerd op het ontwikkelingsvolgmodel)

TULE inhouden & activiteiten Nederlands. Kerndoel 10. Toelichting en verantwoording

Leerlijnen Jonge Kind. Registratie observatiegegevens

Toetsvragen bij domein 1 Mondelinge taalvaardigheid

Motoriek Grote motoriek

Les 2 Samenvatten. Leestekst: Lachen. 1. "We gaan vandaag weer proberen om de tekst die jullie krijgen samen te vatten."

Sam is geboren. CITO-eindtoets groep 8. Voorleeskampioen. Groep 4 gaat gymmen. Afronding opleiding ALO

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

Onderzoek Zuid-Afrika

Taal / Woordenschat. Een hele uitdaging. Dus er moet PIT inzitten

Nieuws uit CBS Het Kompas. Toetsen

Algemene informatie groep 1-2. Ontwikkeling van kleuters:

Uitwerking Leerlijn ICT Ogtb Titus Brandsma

Checklist Presentatie geven 2F - handleiding

Transcriptie:

Kinderen vertellen zelf het verhaal Het voorlezen van een prentenboek is een regelmatig terugkerende activiteit in de onderbouw. Door dit uit te breiden naar interactief voorlezen werk je effectief aan de taalontwikkeling van de kinderen. Ook stimuleer je woordenschat, de bouwsteen van de ontwikkeling van kinderen lees in dit artikel hoe je dit kunt doen. De Gerardus Majella, een dorpsschool gevestigd in Broekland (Overijssel), kampt met het probleem dat de resultaten op het gebied van woordenschat beneden niveau liggen ten opzichte van het Landelijke gemiddelde op toetsresultaten van het Cito-Leerlingvolgsysteem. Twee leerkrachten nemen deel aan de Master Leren en Innoveren, waarbij er door een van de leerkrachten onderzoek wordt gedaan naar de stimulering van de woordenschatontwikkeling bij jonge kinderen. Bij kinderen die beschikken over een uitgebreide woordenschat, verloopt het totale leerproces door de jaren heen beter. Woordenschat is de bouwsteen van de ontwikkeling van kinderen (Van den Nulft en Verhallen, 2009). Een goede woordenschat is nodig om te kunnen begrijpen wat je hoort en leest en om te kunnen spreken en schrijven. Maar hoe kunnen kinderen hun woordenschat uitbreiden? Het antwoord ligt bij de volwassene. Bij de uitbreiding van de woordenschat hebben kinderen de hulp van een volwassene nodig. Binnen de tijd die het kind op schoot doorbrengt, is de leerkracht de spil. Interactief voorlezen Uit onderzoek (Gosen, 2012) blijkt dat het effectief is voor de woordenschatontwikkeling bij jonge kinderen - die zelf nog niet of onvoldoende kunnen lezen - om het interactief voorlezen structureel terug te laten komen, naast het bekende voorlezen van prentenboeken. Hoewel het interactief voorlezen bewezen heeft effectief te zijn voor de woordenschatontwikkeling, mag dit het gewoon voorlezen van boeken niet vervangen. Het is aan de leerkracht een balans te vinden in het gewoon voorlezen waar kinderen kunnen luisteren en in het interactief voorlezen, waar kinderen een actieve, betrokken rol hebben. Bij interactief voorlezen is er voor het lezen, tijdens het lezen en na het lezen ruimte voor gesprekken over het verhaal en hebben de kinderen daardoor een actieve, betrokken rol. Tijdens het interactief voorlezen komen de woorden in grammaticaal goede zinnen en teksten voor. Dit leidt tot woordkennis en tot goed woordgebruik. De volwassene creëert dialogen door het stellen van vragen en door het herhalen en uitbreiden van reacties van de kinderen tijdens het voorlezen (Gosen, 2012). Op De Gerardus Majella voeren de leerkrachten van groep 1/2 het onderzoek uit rondom het interactief voorlezen binnen het thema ruimtevaart. Een betekenisvol thema waarbij een rijk aanbod van prentenboeken te vinden is. Geschikt prentenboek Om het interactief voorlezen effectief in te zetten voor het vergroten van de woordenschat, zet je de lesactiviteit aan de hand van fasen op. Voorafgaand aan de lesactiviteit ligt er in fase 0 een belangrijke taak voor de leerkracht, namelijk het kiezen van een geschikt prentenboek. Het is functioneel wanneer het boek een uitdagende verhaallijn bevat en een plot heeft. Het boek moet interactie over de verhaallijn, over het plot, over de illustraties of over het thema uitlokken (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen, en Peters, 2006). Het werken binnen betekenisvolle thema s draagt bij aan de opbouw van netwerken en het leggen van relaties tussen woorden. De prentenboeken sluiten dan goed op elkaar aan en kinderen gaan verbanden zien tussen verhalen.

Drie fasen Het interactief voorlezen van het prentenboek vindt plaats aan de hand van de drie fasen in het kader op deze pagina. Deze fasen zijn de meest gebruikte fasen in de praktijk, al onderscheidt Vernooy (2008) zeven fasen. Hij verdeelt de onderdelen binnen de nafase in meerdere fasen die achter elkaar plaatsvinden, waar Van Elsäcker et al (2006) deze onderbrengen binnen één fase. Ervaring in de praktijk leert dat er in de nafase vaak een keuze wordt gemaakt in de onderdelen en dat niet alles achter elkaar wordt uitgevoerd. Daarom wordt binnen dit artikel uitgegaan van drie fasen. Deze fasen vul je in aan de hand van concrete handelingen die je uitvoert (Jansman, 2014). Veel handelingen bestaan uit het stellen van vragen, waarbij het belangrijk is om goed te kijken naar het niveau van de kinderen. Zo zijn gesloten vragen gemakkelijker te beantwoorden dan open vragen en daarmee heeft de taalvaardigheid van het kind invloed op de uitvoering, evenals het niveau van het prentenboek. De handelingen binnen de fasen worden gezien als leidraad voor de leerkracht en niet als voorgeschreven recept. Het is aan jou als leerkracht je de fasen eigen te maken en aan te passen naar wat werkt bij het gekozen prentenboek en het niveau van de kinderen. Pictogrammen De inzet van visuele ondersteuning met pictogrammen vergroot de betrokkenheid van de kinderen. De pictogrammen zijn een goed inzetbaar ondersteuningsmiddel om de kinderen de verhaallijn duidelijk voor ogen te laten krijgen. Bespreek de pictogrammen en zorg dat ze goed zichtbaar zijn voor de kinderen. Bij het interactief voorlezen behoort geen vaste set pictogrammen, je kunt ze zelf ontwikkelen. Jansman (2014) geeft een set als voorbeeld, waarvan de ervaring in de praktijk leert dat deze geschikt zijn voor kleuters. In groep 1/2 wordt nu al twee weken binnen het thema ruimtevaart gewerkt. Vandaag, op maandag, pakt de Juf in de kleine kring een boek en laat deze aan de kinderen zien. We gaan vandaag een nieuw boek lezen. Kijk maar eens goed naar de voorkant. Waar denk je dat het boek over zal gaan?, vraagt de juf. Een aantal kinderen steekt zijn vinger op en Job krijgt de beurt: Het gaat over de ruimte juf, want ik zie een jongetje en een muis met een ruimtepak aan. Heel goed Job! Als ik boek nu eens omdraai, wat zien jullie dan nog meer? vervolgt ze. Een raket!, roept Jet. Na een kort gesprekje laat de juf de kinderen het verhaal voorspellen. Dit gebeurt aan de hand van de pictogrammen. Waar denken jullie dat het verhaal zich afspeelt?, vraagt de juf. Kim antwoordt dat ze dat wel zeker weet. In de ruimte juf! Dat zie je zo aan de voorkant van het boek! Wanneer alle pictogrammen zijn besproken worden deze op de grond gelegd er begint de juf met lezen. In het boek slaat een plaat waarbij André en muis spelen met de marsmannetjes. Wat doen de marsmannetjes allemaal? Wat zie je op de plaat? Pien antwoordt dat zij heel veel ziet. Kom het maar aanwijzen Pien. Pien loopt naar de juf toe en wijst in het boek alle marsmannetjes aan en vertelt wat ze aan het doen zijn. Wat zouden jullie eigenlijk doen als jullie op de maan zouden zijn, net als André en muis? De kinderen willen allemaal direct het antwoord geven, maar de juf laat ze het in tweetallen bespreken. Na een paar minuten bespreekt ze een aantal antwoorden en vervolgt haar verhaal. Na afloop van het verhaal slaat de juf het boek dicht, pakt ze de pictogrammen er weer bij en laat ze de kinderen het verhaal navertellen. Aan het eind vraagt Luna aan de juf, Juf, mogen wij ook met het ruimtepak en de helm spelen straks, net als André en muis? Dat is een goed idee Luna! In het speelkwartier wordt dat een keuzeactiviteit! Kleine kring Voor een optimale betrokkenheid van de kinderen is het aan te raden het interactief voorlezen in de kleine kring te doen (Doyle & Bramwell, 2006). In een kleine kring kan de leerkracht de aandacht goed over de kinderen verdelen en is er meer ruimte voor interactie

met kinderen, zonder dat het onoverzichtelijk wordt. Ook kan er door middel van de kleine kring worden ingespeeld op niveauverschillen binnen de groep. Herhaling Het is sterk aan te raden een prentenboek herhaaldelijk voor te lezen, zowel bij het gewoon voorlezen als het interactief voorlezen. Het opnieuw aanbieden van een prentenboek zorgt ervoor dat de voorleesrol echt bij de kinderen zelf komt te liggen. Doordat de kinderen het verhaal vaker horen, weten zij steeds beter hoe de verhaallijn in elkaar steekt en begrijpen zij het verhaal beter. Hierdoor kan er meer interactie plaatsvinden. Doordat de voorkennis groter is, kun je dieper op het verhaal ingaan en het verhaal breder trekken in de context van het betreffende thema (Doyle & Bramwell, 2006). Verwerking De verwerking van het verhaal is een onderdeel van de nafase. Bespreek het verhaal na aan de hand van pictogrammen. Je kunt het verhaal ook op andere manieren verwerken. Zeker wanneer er binnen thema s wordt gewerkt, is dit goed te realiseren in de praktijk. De kinderen kunnen onder andere het verhaal naspelen met handpoppen, het verhaal natekenen, een beeldende activiteit uitvoeren en/of het verhaal voorlezen aan andere kinderen binnen de school. Het is vrijdag en alle kinderen van groep 1 en 2 zitten in de kring. De juf pakt een boek en een aantal kinderen roept: Hé, dat is André, hij is astronaut! Dat klopt. Vandaag wordt het boek André het astronautje herhaald in de groep. De leerkracht pakt de pictogrammen erbij. Wie komen er allemaal in het boek voor? Wie weet dit nog van maandag? Meteen schiet een aantal vingers de lucht in. Lot krijgt de beurt en antwoordt: André en de muis, het vriendje van André, en de opa van muis en marsmannetjes en de burgemeester. Vervolgens pakt de juf ook de andere pictogrammen en vertellen de kinderen aan de hand van de pictogrammen het verhaal na. Dan begint de juf met lezen. In de schuur van opa staat nog wel een oude raket, maar opa zegt dat er nog brandstof in moet en dat er dan wel een ruimtepak moet komen, omdat André en muis anders niet kunnen ademen. Wat is dat eigenlijk, brandstof?, vraagt de juf aan de kinderen. En waarom kunnen ze zonder ruimtepak niet ademen? Een aantal kinderen steekt de vinger op en het gesprek komt op gang. Het voorlezen wordt vervolgd. Hè? Lancering? De lancering van een raket? Wat betekent dat nou weer?, vraagt de juf tussendoor. De kinderen geven samen het antwoord. Wanneer na afloop het verhaal is nabesproken aan de hand van de pictogrammen, sluit de juf de les op een speelse manier af. Wij zijn allemaal een raket en wij gaan net zoals André en muis, op ruimtevaart! Tellen jullie met me mee? 10, 9, 8, 7, 6, 5 Digitale prentenboeken De computer kun je ook voor de woordenschatontwikkeling van jonge kinderen inzetten, namelijk door het gebruik van digitale prentenboeken. Er zijn twee soorten digitale prentenboeken te onderscheiden, namelijk het boek met statische beelden en het boek met bewegende beelden. Bus en Smeets (2013) onderzochten beiden en concludeerden dat door het digitale prentenboek met bewegende beelden de woordenschat van kinderen meer wordt vergroot dan door het digitale prentenboek met statische beelden. Het voordeel van het digitale prentenboek is dat het een handig inzetbaar middel is om het papieren prentenboek nog eens te herhalen. Hier gaat het dan echter alleen om de herhaling van het prentenboek en niet de interactie met de kinderen. Het digitale prentenboek kan het papieren prentenboek daarom niet vervangen, maar kan het wel verrijken.

Effectieve methode Mirthe Jansman doet onderzoek naar het vergroten van de woordenschat bij jonge kinderen. Uit haar literatuuronderzoek is gebleken dat interactief voorlezen een effectieve methode is om de woordenschatontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren. Met die reden is het onderzoek omtrent de woordenschatontwikkeling vervolgens vormgegeven rondom het interactief voorlezen. Er is gewerkt aan de hand van de onderzoeksvraag: Hoe ziet het begeleidingstraject van interactief voorlezen ervoor de woordenschatontwikkeling in groep 1/2 uit? In de onderzoeksrapportage (Jansman, 2014) is het hele onderzoek te lezen. Drie fasen van interactief voorlezen (Van Elsacker et al, 2006) Voorfase: Het doel van de les aangeven, de voorkant van het boek en afbeeldingen uit het boek laten zien, de titel van het boek noemen, kinderen aan de hand van de pictogrammen laten voorspellen waar het boek over gaat en de geselecteerde moeilijke woorden uit het verhaal bespreken. Tijdens fase: Duidelijk en expressief voorlezen, voorspellende, samenvattende en concluderende vragen stellen, vragen of de voorspellingen zijn uitgekomen, de moeilijke woorden uit het verhaal bespreken en illustraties uitleggen en bespreken. Na fase: Aan de hand van de pictogrammen het verhaal nabespreken, de kinderen een samenvatting en hun eigen mening laten geven. Buiten de voorleesactiviteit om kunnen kinderen werken aan een eigen verwerking op het verhaal. Tips voor prentenboeken binnen het thema ruimtevaart : Emmett, J. (2002). Ik wil de maan. Houten: Van Goor. Herbauts, A. (2000). Wat doet de maan s nachts? Tournai: Casterman Printing. Jutte, J. (2001). Ruimtereis. Amsterdam; Leopold. Kuipers, A. & Conijn, H. (2012) André het astronautje. Amsterdam: Moon. Thomas, V. & Paul, K. (2011). Hennie de Heks in de ruimte. Memphis Belle. Leestips: Bacchini, S. (2012). Eerste hulp bij tweede taal. Experimentele studies naar woordenschatdidactief voor jonge tweede-taalverwervers. Amsterdam, Hogeschool IN-Holland. Verhallen, M. (2009). Video storybooks as a bridge to literacy. Proefschrift, Leiden, Universiteit van Leiden. www.voorleesvogel.nl Literatuur Doyle, B. G., & Bramwell, W. (2006). Promoting emergent literacy and socialemotional learning trough dialogic reading. The Reading Teacher, 554-564. Gosen, M. (2012). Tracing learning in interaction; An analysis of shared reading of picture books at kindergarten. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Jansman, M. (2014). Woordenschat; een onderzoek naar het begeleidingstraject van het interactief voorlezen in groep 1 en 2. Zwolle: Katholieke Pabo Zwolle.

Smeets, D., & Bus, A. (2013). Woordenschat van kleuters uitbreiden; digitale prentenboeken. Jeugd in School en Wereld, 38-41. Van Elsäcker. W., Van Beek, A., Hillen, J., & Peters, S. (2006). De Taallijn, interactief taalonderwijs in groep 1 en 2. Den Haag: Expertisecentrum Nederlands. Van Nulft, O., & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Vernooy, K. (2008). Een goede woordenschat. Utrecht: Taalpilots onderwijsachterstanden.