De Gouden Eeuw van Hollywood. Een historiografisch onderzoek naar New Hollywood (1967-1980)



Vergelijkbare documenten
Onderwijs-pedagogische visies van mbo-docenten

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Examen VBO-MAVO-C. Nederlands, leesvaardigheid

3. Een film positioneren

5.3 SAMENVATTEND SCHEMA SOORTEN VERBANDEN

Pizza Verdi. Opdrachtenblad. Regie: Gary Nadeau Jaar: 2011 Duur: 8 minuten


De Bijbel open (09-11)

Take Home Examen. Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman. i Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II

Enkele vragen aan Kristin Harmel

De Jefferson Bijbel. Thomas Jefferson

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek

Een nieuw boek van Ter Palen!

Geschiedenis van leidinggevende stijlen

Vrijheid van de een is voorwaarde voor die van de ander

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën

Oud maar niet out. Denken en doen met de Oudheid vandaag _Oud maar niet out_vw.indd 1 13/03/12 10:24

Voorbeeldig onderwijs

ONTMOETEN KENNY KOKEN

GODSBEELDEN BIJBELSTUDIE VGSU BLOK

Waarom is een nieuw tijdschrift nodig?

Geachte lezer, Voor meer uitleg over mijn presentatie Ga kathedralen bouwen! verwijs ik u graag naar de website

September 2008 Door: Charlotte Storm van s Gravesande. Bijbehorende foto's: zie onderaan de tekst. Hallo mede dierenvrienden,

Comics FILE 4 COMICS BK 2

Hans van der Beek. over schrijven en alles

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

Alles is genade en Stel, ik zoek een kerk

Euh, geweldig eigenlijk. Superversie! Maar ik stel hier de vragen. Je wordt

Speech van commissaris van de koningin Max van den Berg, Bevrijdingsdag, Leek, 5 mei 2010

Samenvatting (Summary in Dutch)

Reshaping the way you think and act to deal with the complex issues of today s world

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Eerwraak. Naam: Paul Rustenhoven Klas: 4GTL1 Inlever datum : Titel: Eerwraak Schrijver: Karin Hitlerman. Blz 1.

HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN

Afsluiting kinderjury 2013

Gerard Drosterij Praktische opdracht, Geschiedenis HAVO , Luzac College Dordrecht

Schrijf een goede betogende brief bij geschiedenis

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

Doel. Spel. Duur: - Groep - Individueel. Laat je inspireren door de voorbeeld vragen in deze spiekbrief.

DE BIBLIOTHEEK VAN JE DROMEN? groep A

Recensie: Ted Sluymer

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Doel van Bijbelstudie

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa Kelly van de Sande CMD2B

Duur van de les Introductie (video en gesprek) 15 minuten Kern (gesprek over bronnen) 15 minuten Afsluiting (werkblad en themabepaling) 30 minuten

Eerste druk, september Tiny Rutten

Opening van zondag 19 april Gerda van Leeuwen Thea Peters Carla de Kievid

Revision Questions (Dutch)

Martinus Nijhoff. en het modernisme

Lisa Van Damme. Ik hou ervan om het juiste moment af te wachten!

Trade van de Week. ETF s. als alternatief. voor aandelen

Wij zijn Kai & Charis van de Super Student en wij geven studenten zin in de toekomst.

Rona Jaffe Van alles het beste

U schrijft ook dat wij Belgen bang zijn voor elkaar. Hoezo?

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: <Katelyne>

Dit product wordt u aangeboden door ComputerBijbel ( ComputerBijbel Alle rechten voorbehouden 1/6

VERTROUWELIJK RESULTATEN VIP-TEST_ LEIDINGGEVEN. Kandidaat: de heer Bart Datum praktijksimulatie: Adviseur: Dennis Luijks INLEIDING

THE STRAIGHT STORY. Een tegendraads verhaal

Uitleg boekverslag en boekreclame

De drijfveren zijn ontwikkeld en aangeleverd door Coert-Jan Tomassen van CJT for Sales: Coert-Jan Tomassen

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Dossieropdracht 3. Analyse 1 - Didactiek

Waarom ga je dat doen volgend jaar?

Verslag college 1: Democratische waarden onder druk?

Tweede wereldoorlog:

Dodenherdenking. Beuningen, 4 mei 2015

Compassie leven. 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie. PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman

ICT-Dienst. Vertel ons een verhaaltje

- Dossier 10.1: Globalisering en de behoefte aan versterking van de nationale identiteit

1red , NOS, Gesprek met de minister-president, Ned.2, uur

Tijd van jagers en boeren

Star Wars: The Force Awakens


Login eduroam. (Gebruik je studentennummer en KU Leuven-paswoord)

De brieven van Van Gogh

Art/Media & Me Inspiratie in ontwerp

Bijlage interview meisje

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Handreiking bij een spirituele zoektocht.

Weten het niet-weten

Innovatie, Creativiteit & Ondernemendheid

Dames en heren, 1 Gevonden via Google, transcript van grammofoonplaat, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Toespraak Gerdi Verbeet bij de Indiëherdenking 15 augustus 2014 in Den Haag

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Minder nieuws voor hetzelfde geld?

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Eindverslag SLB module 12

Ontspanning en Sociale Contacten Groeien in de Buurtmoestuin

interview Lees! Lees! Lees! Lars Kloet en Annelot Prins Interview met Jan Terlouw

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!!

Toespraak commissaris van de Koning Max van den Berg, seminar 'Wetenschap middenin de samenleving', Groningen, 30 mei 2013

Productie Studiosysteem Korte historiek


Eindexamen filosofie vwo I

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

beste boek 0C6BB13BCC564C91828F938DD3D23BA7 Beste Boek 1 / 6

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 1. Bronnenboekje. KB-0125-a-14-1-b

Transcriptie:

De Gouden Eeuw van Hollywood Een historiografisch onderzoek naar New Hollywood (1967-1980) Jeffrey Koppelaar 3688445 werkgroep 2 Cultuur- en Mediageschiedschrijving 17 januari 2013 1

Inhoudsopgave Inleiding Easy Riders, Raging Bulls Biskind versus de rest De stand van zaken Voor de toekomst Literatuur Films p. 3 p. 4 p. 6 p. 13 p. 14 p. 16 p. 18 2

Inleiding New Hollywood, volgens velen bestempeld als de Gouden Eeuw van Hollywood, is de benaming voor een periode lopend van eind jaren 60 tot en met het einde van de jaren 70. De periode in de Amerikaanse geschiedenis voorafgaand aan New Hollywood was een bewogen tijd. Stappen werden gezet tegen racisme, banen werden gecreëerd en de presidenten Kennedy en Johnson deden hun uiterste best om de binnenlandse politiek te moderniseren en vooruit te helpen. 1 Het voorlopige hoogtepunt hiervan was de invoering van de Civil Rights Act in 1964, waarbij vele vormen van racisme, zoals die tegen etnische minderheden en vrouwen, werden verbannen. 2 Voor Hollywood was deze periode echter minder rooskleurig. Vanaf 1960 kwam de Amerikaanse filmindustrie in een recessie terecht. 3 De grote productiemaatschappijen, te weten MGM, Warner Bros., United Artists, Paramanount, 20th Century- Fox, Columbia, Disney en Universal, begonnen veel geld te verliezen als gevolg van dalende bezoekersaantallen. Om de verliezen te beperken draaiden de studio s de geldkraan grotendeels dicht voor de grote producties. Zo verloor Fox bijvoorbeeld rond de 40 miljoen dollar met de productie van CLEOPATRA. 4 5 In plaats van te kiezen voor de grote producties verschoven de studio s hun aandacht naar kleinere low- budget films. Over het algemeen wordt de film BONNIE AND CLYDE beschouwd als het begin van New Hollywood. 6 Deze film, waarvan de productie 3 miljoen dollar kostte, leverde uiteindelijk 24 miljoen dollar op voor Warner Bros.. De studio s zagen in dat ook met kleine producties veel geld verdiend kon worden en gaven veel jonge filmmakers, vaak net afgestuurd van de filmacademie, de kans om films te maken. Voor velen betekende dit hun definitieve doorbraak in Hollywood. Al vanaf de jaren 70 werd er veel geschreven over dit onderwerp. Tot op de dag van vandaag worden er nog boeken en artikels uitgebracht die vertellen over de geschiedenis van New Hollywood. In dit historiografisch werkstuk zal ik proberen een uiteenzetting te geven van verschillende publicaties met betrekking tot dit onderwerp. Iedere historicus 1 Thompson, Kristin, en David Bordwell, Film History: An Introduction. 3e ed. New York: McGraw- Hill Higher Education, 2009. p. 472 2 Civil Rights Act of 1964. In Wikipedia: the free encyclopedia 17-01- 2013. http://en.wikipedia.org/wiki/civil_rights_act_of_1964 3 Thompson en Bordwell. p. 473 4 ibidem. p. 474 5 Cleopatra. Film. Geregisseerd door Joseph L. Mankiewicz. 20th Century Fox, 1963. 6 Bonnie and Clyde. Film. Geregisseerd door Arthur Penn. Warner Bros., 1967. 3

werkt namelijk op een andere manier dan zijn collega s. Waar de een zich voornamelijk op primaire bronnen richt zal een ander de voorkeur verlenen aan een literatuurstudie. Zo kunnen verschillende auteurs dus tot andere conclusies komen met betrekking tot een bepaald onderwerp. Ik zal proberen een duidelijk overzicht te vormen van de geschiedschrijving over New Hollywood en hoe verschillende teksten en auteurs zich tot elkaar verhouden. De volgende vraag zal dan ook centraal staan in dit historiografisch werkstuk: Welke verschillende visies zijn er op de New Hollywood- periode, lopend van 1967 tot en met 1980, en op welke wijze is er door historici binnen de Cultuur- en Mediageschiedschrijving over dit onderwerp geschreven? Bij dit onderzoek zal de monografie Easy Riders, Raging Bulls: How the Sex- Drugs- and- Rock n Roll Generation Saved Hollywood van Peter Biskind centraal worden gesteld en zal ik andere publicaties en auteurs analyseren om te achterhalen wat de overeenkomsten, maar vooral ook de verschillen zijn met betrekking tot hun schrijfwijze over New Hollywood. 7 Na deze uiteenzetting zal ik pogen de ontwikkelingen in de geschiedschrijving met betrekking tot dit onderwerp te plaatsen binnen de bredere context van de filmgeschiedschrijving. Tot slot zal ik in de conclusie een korte samenvatting van de gemaakte uiteenzetting geven om te eindigen met een voorspelling van de ontwikkeling van de geschiedschrijving met betrekking tot New Hollywood. Easy Riders, Raging Bulls This is a book about the people who made the movies of the 70s, and who more often than not destroyed themselves in te process. It tries to explain why the New Hollywood happened, and why it ended. 8 Deze uitspraak doet Peter Biskind, de auteur van Easy Riders, Raging Bulls, in de introductie van dit boek. Biskind richt zich in zijn monografie, voor het eerst uitgebracht in 1998, voornamelijk op de menselijke kant van het verhaal. Daarbij probeert hij zogezegd te achterhalen hoe New Hollywood heeft kunnen ontstaan en hoe het uiteindelijk ook weer verdwenen is. 7 Biskind, Peter. Easy Riders, Raging Bulls: How the Sex- Drugs- and Rock n Roll Generation Saved Hollywood. New York: Simon and Schuster, 1998. 8 Ibidem. p.18 4

films. 10 Uiteindelijk zorgde Dennis Hopper met EASY RIDER ervoor dat de revolutie pas echt Peter Biskind is van oorsprong een journalist en is vooral werkzaam geweest voor tijdschriften als Vanity Fair en Premiere. Naast deze werkzaamheden heeft Biskind ook enkele boeken op zijn naam staan, allen met betrekking tot de geschiedenis van Hollywood. 9 Als journalist heeft Biskind dus geen academische achtergrond. In de kern is Easy Riders, Raging Bulls daarom ook geen wetenschappelijk werk. Zo wordt er in het voorwoord of de inleiding geen enkele wetenschappelijke auteur bedankt en zijn de bronnen die Biskind gebruikt overwegend van een primaire aard. Hij maakt weinig gebruik van literatuur. Toch kan dit boek veel waarde worden toegedicht. Hoewel het niet academisch van aard is maakt Biskind juist wel op zeer goede wijze gebruik van primaire bronnen. Het boek is anekdotisch opgesteld en is dus vooral gebaseerd op uitspraken van mensen die direct betrokken zijn geweest bij de productie van films in de New Hollywood- periode. Het is dan ook niet voor niets dat veel andere auteurs in hun eigen werken verwijzen naar Easy Riders, Raging Bulls. Hoewel het werk van Biskind niet op harde feiten is gebaseerd blijkt de gegeven informatie dus allemaal wel te kloppen. Zoals gezegd zijn is vooral de mens voor Biskind zeer belangrijk. Economische en technologische factoren gebruikt hij slechts als context, het zijn de sociale aspecten van New Hollywood die hem het meest interesseren. In zijn eerste hoofdstuk vertelt Biskind dat het oude studiosysteem van Hollywood op springen stond. Er werd geen geld meer verdiend, waardoor het roer omgegooid moest worden. Warren Beaty en Arthur Penn zorgden met hun succesvolle film BONNIE AND CLYDE ervoor dat er meer ruimte kwam voor vernieuwende werd ontketend. 11 Het was een aanklacht tegen het oude Hollywood, in alle aspecten. Hopper botste veelvuldig met de productiemaatschappij BBS, maar toen bleek dat de film een grandioos succes was begon men pas goed te beseffen dat films niet alleen maar volgens de oude conventionele manier geproduceerd hoefden te worden. Dit markeerde het begin voor een periode waarin regisseurs veelal de vrije hand kregen in het maken van films. Niet langer werd alles door de studio s van bovenaf beslist. Pareltjes als THE GODFATHER van Francis Ford Coppola en AMERICAN GRAFFITI van George Lucas 9 Peter Biskind. In Wikipedia: The Free Encyclopedia. 17-01- 2013. 10 Biskind. p. 23-51 11 Easy Rider. Film. Geregisseerd door Dennis Hopper. Colombia Pictures, 1969. 5

werden geproduceerd, wat onder het oude studiosysteem nooit op diezelfde wijze had 12 13 kunnen gebeuren. De aftakeling van New Hollywood begon eind jaren 70. Enkele films, zoals bijvoorbeeld RAGING BULL, werden een flop, waardoor de studio s het vertrouwen in de regisseurs begonnen te verliezen. 14 Volgens Biskind was een van de grootste oorzaken van het ontstaan van deze flops het drugsgebruik onder de filmmakers in Hollywood. 15 Biskind legt dus een grote focus op het belang van de regisseurs. Hij stelt dat zonder deze mensen New Hollywood nooit had kunnen bestaan. Daarmee past Easy Riders, Raging Bulls heel goed in het straatje van de auteurtheorie van het Franse Cahiers du Cinema. Deze 16 17 theorie stelt dat de regisseur de belangrijkste rol heeft bij de productie van een film. Ondanks dat veel mensen lovend zijn over het werk van Peter Biskind is Easy Riders, Raging Bulls verre van perfect. Zo stelt Chris Foran in The Journal of American Culture dat de goede schrijfstijl en de vele interviews tot een goed boek hebben geleid, maar dat diezelfde interviews tegelijkertijd ook een valkuil vormen voor Biskind. 18 Volgens Foran zijn die interviews namelijk zeer subjectief, waardoor je alle informatie uit het boek toch met een kritisch oog moet blijven bekijken. Ook recensent Chris Bolton sluit zich hierbij aan. Volgens hem is het te riskant om een boek voor een groot deel op alleen maar interviews te baseren, omdat het geheel daardoor zeer subjectief kan worden. 19 Biskind versus de rest Uiteraard is Peter Biskind niet de enige die over New Hollywood heeft geschreven. Naast hem zijn er nog vele anderen geweest, die in veel gevallen ook vanuit een ander perspectief hun werken hebben geschreven. Ik zal trachten om in grote lijnen in chronologische 12 The Godfather. Film. Geregisseerd door Francis Ford Coppola. Paramount Pictures, 1972. 13 American Graffiti. Film. Geregisseerd door George Lucas. Universal Studios, 1973. 14 Raging Bull. Film. Geregisseerd door Martin Scorsese. United Artists, 1980. 15 Biskind. p. 376 16 Thompson en Bordwell. p. 381-383 17 Beusekom, Ansje van. Hoorcollege 3 Cultuur- en mediageschiedschrijving: Van filmkunstgeschiedenis naar geschiedenis van film- en bioscoopcultuur. 18 Foran, Chris. 1999. "Easy riders, raging bulls: how the sex- drugs- and- rock'n'roll generation saved Hollywood. Peter Biskind [Book Review]." In Journal Of American Culture 22, 92-93. 19 Bolton, Chris. Easy Riders, Raging Bulls: How the Sex- Drugs- And- Rock- N- Roll Generation Saved Hollywood [2003] Review- a- Day 20-12- 11 http://www.powells.com/review/2003_05_03.html 6

volgorde een overzicht te geven van hetgeen door de jaren heen is geschreven over New Hollywood en hoe dit zich tot elkaar en tot het werk van Peter Biskind verhoudt. De term die telkens terugkeert, bij vrijwel alle auteurs, is de auteurtheorie. Zoals gezegd stelt deze theorie dat de regisseur de belangrijkste factor is die bijdraagt aan de productie van een film. Hij is het creatieve brein achter het uiteindelijke product. In 1991 werd het boek The New Hollywood: What the Movies Did with the New Freedoms of the Seventies van James Bernardoni gepubliceerd. 20 Helaas kon Bernardoni dit niet meer meemaken omdat hij vlak na de afronding van zijn manuscript overleed. In de introductie van zijn monografie over New Hollywood zegt de auteur dat eind jaren 60 alle ingrediënten voor een revolutie aanwezig waren: het afbrokkelende regime, een ontevreden publiek, de onmisbare elite en tot slot een nieuwe vorm van filmkritiek, de auteurtheorie. 21 Toch is deze revolutie er nooit helemaal gekomen, omdat de geproduceerde films hiervoor niet goed genoeg waren. Volgens Bernardoni zijn er vier drogredenen die het falen van New Hollywood verklaren. 22 De eerste had betrekking tot televisie en hield in dat filmmakers vaak kozen voor een productiemethode zoals dat vooral bij de televisie gebruikelijk was. Men stelde dat dit vernieuwend was, maar uiteindelijk bleek het niet te werken voor het medium film. De tweede drogreden was van een literaire aard. Filmmakers stelden dat een film de gelijke van een roman kon zijn. Daarbij ging het dan vooral om de relatie die een auteur opbouwde met zijn publiek en de ervaringen die daaruit ontstonden. Die relatie met het publiek was iets waar filmmakers graag over spraken, omdat het zorgde voor een grote mate van engagement. Uiteindelijk gingen de filmmakers hierin te ver. Ze claimden te veel eer voor hun werk, wat zich uiteindelijk tegen hen keerde. De laatste twee drogredenen hadden volgens Bernardoni nauw te maken met de auteurtheorie van du Cahiers du cinema. Hij zegt in zijn introductie dat deze theorie een grote invloed heeft gehad op New Hollywood, zij het wel een negatieve. De derde drogreden noemt Bernardoni de Hitchcocksiaanse. 23 Hierbij gaat het om een misinterpretatie van de auteurtheorie. Regisseurs dachten namelijk dat alles van hen afhing en dat films los van een systeem konden worden gemaakt. De stijl van een film deed er niet meer toe, het draaide puur en alleen nog maar om de visie van de 20 Bernardoni, James. The New Hollywood: What the Movies Did with the New Freedoms of the Seventies. Jefferson N.C.: McFarland & Company, 2001. 21 Ibidem. p. 1 22 Ibidem. p. 4-12 23 Ibidem. p. 9 7

regisseur. De vierde en laatste drogreden was de Hawksiaanse. 24 Waar Alfred Hitchcock hele bijzondere en vernieuwende films maakte deed Howard Hawkes juist het tegenovergestelde. Zijn werken waren vrij standaard en repetitief, waarbij vermaak centraal stond. Toch werden al deze films kritisch zeer goed ontvangen, wat de New Hollywood- generatie inspireerde hetzelfde te doen. De films schoten echter tekort, waarschijnlijk omdat het gewoon simpele kopies waren. In de rest van zijn boek analyseert Bernardoni verschillende films van de New Hollywood- generatie, terwijl hij de vier drogredenen in zijn achterhoofd houdt. Uiteindelijk stelt hij dat veel, maar niet alle films, het slachtoffer zijn geworden van deze drogredenen. Hij eindigt daarom ook met een aantal, volgens hem, goede films uit deze periode, die wel daadwerkelijk arstistiek en vernieuwend waren. Bernardoni kiest dus voor een compleet andere aanpak dan Peter Biskind. Waar Biskind heel positief is over de periode is Bernardoni toch een stuk kritischer. Hij meent dat er zeker goede films zijn gemaakt, maar ook heel veel slechte, iets waar Biskind aan voorbij gaat. Een tweede tegenstelling is te vinden in het feit dat Biskind in Easy Riders, Raging Bulls zegt dat de auteurtheorie een positieve invloed heeft uitgeoefend op filmmakers, terwijl Bernardoni juist over een negatieve invloed spreekt. In 1998 publiceerde Jon Lewis het boek The New American Cinema, waarin hij verschillende artikelen met betrekking tot New Hollywood bundelde. 25 In zijn zelfgeschreven inleiding zegt Lewis dat het zijn doel was om een overzicht van verschillende perspectieven en kritieken te geven. 26 Als redacteur geeft hij dus aan dat er veel verschillende visies zijn op de geschiedenis van New Hollywood en dat deze periode op veel verschillende manieren benaderd kan worden. Het eerste artikel uit de bundel van Lewis is Auteur Cinema and the Film Generation in 1970s Hollywood van David A. Cook. In zijn tekst stelt Cook dat de notie van auteurschap voor het eerst werd gebruikt met betrekking tot Hollywood in 1967, het jaar waarin BONNIE AND CLYDE uitkwam. 27 Door zijn tekst heen maakt hij telkens duidelijk wat de achtergrond is van de volgens hem zeven belangrijkste regisseurs uit de New Hollywood- periode, Francis 24 Ibidem. p. 10 25 Lewis, Jon., red. The New American Cinema. 6e ed. z.p.: Duke University Press, 1998. 26 Ibidem. p. 12 27 Cook, David A. Auteur Cinema and the Film Generation in 1970s Hollywood. In The New American Cinema, geredigeerd door Jon Lewis, 11-37. (Durham N.C.: Duke University Press, 1998). 8

Ford Coppola, George Lucas, Steven Spielberg, Martin Scorsese, Brian depalma, John Milius en Paul Schrader. Vervolgens legt Cook vooral heel erg de nadruk op de economische kant van het verhaal, door bij iedere film van de regisseurs te vertellen wat de kosten en opbrengsten waren. De Hollywood- regisseurs probeerden lange tijd het auteurschap van hun Europese collega s te kopiëren, maar dit was gedoemd te mislukken volgens Cook. Hoewel de filmmakers dus veel vrijheden kregen dienden zij aan het einde van de rit toch een product op te leveren dat geld kon verdienen voor de studio s. In die zin waren de regisseurs nooit helemaal vrij van invloed van bovenaf. In zijn conclusie benadrukt de auteur dit en stelt hij dat de hele notie van auteurschap gedoemd was te mislukken. Het heeft er juist toe geleid dat tegenwoordig alleen nog maar blockbusters worden uitgebracht door de grote studio s uit Hollywood. 28 Deze films dragen immers een kleiner risico met zich mee dan de zogenaamde auteurfilms, die in veel gevallen toch verlies draaiden. In veel aspecten heeft David A. Cook dus een andere beschrijving van New Hollywood gegeven dan Biskind dat heeft gedaan. Cook kiest voor een meer economische benadering van de films uit deze periode, terwijl Biskind de voorkeur verleent aan een sociale beschrijving. Hoewel dit niet letterlijk in de tekst staat kan worden aangenomen dat Cook de uitspraken van Biskind zou nuanceren. Biskind schrijft namelijk dat de regisseurs de New Hollywood- periode zo hebben gemaakt als deze uiteindelijk is geworden, los van andere invloeden. Hij dicht de daadwerkelijke makers van films een groot belang toe, geheel volgens de lijnen van de auteurtheorie. Cook is het hier gedeeltelijk wel mee eens, maar nuanceert dit dus door te stellen dat het nog steeds de studio s waren die als stimulerende factor dienden. Zij wilden geld verdienen, dus moesten er films geproduceerd worden, en het was aan de regisseurs om ervoor te zorgen dat de interesse bij het publiek werd gewekt. Een tweede artikel uit de bundel van Jon Lewis legt ook de nadruk op de economische aspecten van New Hollywood. In From Roadshowing to Saturation Release: Majors, Independents, and Marketing/Distribution Innovations verkiest Justin Wyatt de term Hollywood s Marketing Decade boven New Hollywood als bestempeling voor de periode lopend van eind jaren 70 tot eind jaren 80. 29 Volgens Wyatt heeft er in deze periode namelijk een paradigmawisseling plaatsgevonden met betrekking tot de marketing en 28 Ibidem. p. 34 29 Wyatt, Justin. From Roadshowing to Saturation Release: Majors, Independents, and Marketing/Distribution Innovations. In The New American Cinema, geredigeerd door Jon Lewis, 64-86. (Durham N.C.: Duke University Press, 1998). p. 82 9

distributie van films. Omdat de zogenaamde Roadshows, waarbij filmvertoningen door het land trokken en zeer exclusief bleven, op een gegeven moment niet meer rendabel bleken te zijn kwam er de ruimte voor filmmakers en producenten met nieuwe ideeën. In deze periode verschoof de marketing langzaam richting een veel agressievere vorm, waarbij het publiek in korte tijd ondergesneeuwd raakte onder een golf van advertenties voor een film. Wyatt stelt dat deze ontwikkeling is te traceren tot de onafhankelijke studio s, die deze vorm van distributie ontwikkelden en groot maakten, en de filmindustrie tot op de dag van vandaag heeft gevormd. Wyatt verleent dus net als Cook een voorkeur aan een economische geschiedschrijving. Het verschil zit hem echter in het feit dat Wyatt eigenlijk nauwelijks over New Hollywood spreekt, maar liever gebruik maakt van de term Hollywood Marketing Decade. Daarmee onderscheid Wyatt zich ook van andere auteurs die later nog behandeld zullen worden. Net zoals Cook stelt hij echter wel dat gedurende deze periode de eerste stappen zijn gezet richting het Hollywood dat wij heden ten dage kennen. In 2002 werd het boek New Hollywood Cinema: an introduction van Geoff King gepubliceerd. Volgens King is de term New Hollywood niet te definiëren. 30 Hij stelt dat er over het algemeen wordt gesproken over New Hollywood als de na- oorlogse Amerikaanse cinema. Voor sommigen is het een nieuwe stijl van film, terwijl anderen stellen dat er in de industriële context veranderingen hebben plaatsgevonden. Beiden kunnen echter wel in een breder sociale, culturele en historische context geplaatst worden. Om de term vast te pinnen is King van mening dat alle aspecten geanalyseerd dienen te worden en vergeleken moeten worden met de cinema van voor de Tweede Wereldoorlog. Dit is ook het doel dat Geoff King voor ogen had bij het schrijven van zijn boek. Daarbij analyseert hij films op drie niveau s, omdat Hollywood gevormd wordt door verschillende factoren: een beoordeling van filmstijl, de industriële context en de sociaal- historische context. Door de analyse van films hoopt King dus tot een verzadigend antwoord te komen, al is niet zijn complete onderzoek relevant voor deze historiografie: King begint wel met een analyse van EASY RIDER en BONNIE AND CLYDE, maar betrekt daarbij ook allerlei andere films tot en met de millenniumwisseling. Geoff King kiest dus voor een andere aanpak dan zijn collega- auteurs. Waar de meesten New Hollywood als een vaststaand begrip beschouwen trekt hij dit juist in twijfel. 30 King, Geoff. New Hollywood cinema: an introduction. Londen: I.B. Tauris & Co Ltd, 2002. p. 1 10

Dit doet hij goed, omdat het in principe niet volledig duidelijk is waar deze naam vandaan komt. Daarmee biedt hij dus een ander inzicht dat de lezer aan het denken zet, iets wat Biskind bijvoorbeeld nalaat. The Last Great American Picture Show: New Hollywood Cinema in The 1970s werd gepubliceerd in 2004. 31 Deze bundel is geredigeerd en samengesteld door Thomas Elsaesser, Alexander Horwath en Noel King. Het boek bestaat uit allerlei verschillende artikelen met betrekking tot de Amerikaanse film in de jaren 70. Volgens de flaptekst probeert het boek aan de hand van verschillende artikelen een overzicht te geven van de Gouden Eeuw van de Amerikaanse cinema. Daarbij rekent het filmmakers als Monte Hallman, Peter Bogdanovich, Bob Rafelson, Martin Scorsese, Robert Altman, James Toback, Terrence Malick en Barbara Loden tot de auteurs die de veranderingen in Hollywood teweeg hebben gebracht. Opvallend is dat wordt gesteld dat Francis Ford Coppola en Steven Spielberg, om maar twee voorbeelden te noemen, niet tot deze groep gerekend worden. Zij zouden slechts beïnvloed zijn door New Hollywood. Hier gaan de redacteurs een andere kant op dan bijvoorbeeld Cook. Deze noemt lang niet al deze namen als belangrijkste auteurs, maar rekent juist wel weer Steven Spielberg en Francis Ford Coppola tot de belangrijkste regisseurs van New Hollywood. Het eerste artikel uit deze bundel is van Noel King. In The Last Good Time We Ever Had: Rembering the New Hollywood Cinema gaat King vooral beschrijvend te werk. In zijn werk haalt hij auteurs aan die eerder in deze historiografie al zijn behandeld. Hij citeert David Cook door te zeggen dat New Hollywood de laatste omweg van de Amerikaanse cinema was voordat het gigantisme en de globalisatie toesloeg. 32 Daarnaast citeert hij ook Jon Lewis, die hij een van de meest prominente historici met betrekking tot Hollywood noemt. Noel King sluit zich dus in grote lijnen aan bij deze twee auteurs, maar introduceert wel een nieuwe term: New New Hollywood. Hij beschrijft dit als een term voor alle films die na 1970 zijn geproduceerd. 33 New Hollywood heeft voor King dus maar enkele jaren geduurd, terwijl voor vrijwel alle auteurs die aan bod zijn gekomen een periode is van 31 Elsaesser, Thomas, Alexander Horwath en Noel King. The Last Great American Picture Show: New Hollywood Cinema In The 1970s. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2004. 32 King, Noel. The Last Good Time We Ever Had: Remembering the New Hollywood Cinema. In The Last Great American Picture Show: New Hollywood Cinema in the 1970s, geridigeerd door Thomas Elsaesser, Alexander Horwath en Noel King, 19-36. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2004). p. 20 33 Ibidem. p. 32 11

ruwweg tien tot vijftien jaar. Uiteindelijk stelt hij in zijn conclusie dat deze Gouden Eeuw de Amerikaanse cinema en de kritiek daarop voorgoed heeft veranderd. Het tweede artikel uit deze bundel komt van de hand van Thomas Elsaesser. American Auteur Cinema: The Last or First Picture Show heeft vooral betrekking tot de bundel waarin het is gepubliceerd. 34 Uitgebreid legt hij uit wat er in deze bundel wordt verteld. Daarbij stelt hij dat volgens hem de zogenaamde Gouden Eeuw liep van 1967 tot 1975. Dit is een interessant gegeven, omdat zijn collega Noel King, met wie hij samen de bundel heeft samengesteld, juist beweert dat deze periode slecht tot 1970 duurde. Elsaesser baseert deze uitspraak op de films die in deze periode zijn uitgebracht. King deed dit echter ook, waardoor het neerkomt op twee interpretaties die van elkaar verschillen. In die zin vertoont Elsaesser dus wel meer overeenkomsten met Biskind en Easy Riders, Raging Bulls door een ruimere periode te verstaan onder New Hollywood dan Noel King. In het artikel Hard Hats and Movie Brats: Auteurism and the Class Politics of the New Hollywood afkomstig uit het wetenschappelijke tijdschrift Cinema Journal, dat wordt uitgegeven door University of Texas Press, bespreekt Derek Nystrom de strijd tussen de regisseurs, gesteund door de auteurtheorie, en de organisatie van filmproductie, dat hevig vastklampte aan oude conventies. 35 Om de auteurtheorie uit te leggen verwijst Nystrom naar het werk van de eerder al genoemde David Cook. Ook noemt hij ene Timothy Corrigan die stelde dat het auteurisme een oplossing was voor de zoektocht van het Amerikaanse studiosysteem om films extra onderscheid te geven. Daarmee dicht Nystrom dus een groot belang toe aan de auteurtheorie, maar ziet hij het vervolgens wel als een middel van de studio s om meer geld te verdienen in plaats van de motivatie voor regisseurs om vernieuwende films te maken. De auteurtheorie was dus meer een strategie voor de leidinggevenden in Hollywood, die hij bestempelt als de professionele leidinggevende klasse, dan een doel voor de regisseurs uit de jaren 70. Nystrom kiest hiermee een compleet ander pad dan een aantal van zijn collega s door dit te beweren. Waar Biskind en Lewis de auteurtheorie juist als motor achter deze periode beschouwen, gaat Nystrom meer de kant van David Cook op, die stelde dat het nog altijd de studio s waren die de vooruitgang stimuleerden met winst als doel. 34 Thomas Elsaesser, Thomas Horwath en Noel King. p. 37 35 Nystrom, Derek. Hard Hats and Movie Brats: Auteurism and the Class Politics of the New Hollywood. In Cinema Journal 43, no. 3 (2004): 18-41. p. 1 12

In het in 2005 uitgebrachte boek The New Hollywood: From Bonnie and Clyde to Star Wars schrijft Peter Krämer dat met de komst van BONNIE AND CLYDE een nieuwe stroming ontstond, waarbij hij zich onder andere baseert op uitspraken van Peter Biskind. 36 Verder is Krämer in zijn werk ook geïnspireerd door het onderzoek Joseph Garncarz naar de Duitse cinema. Dit heeft voor hem als voorbeeld gediend dat hem bij zijn analyses de goede kant opstuurde. De auteur stelt, net als Geoff King, dat er veel discussie is over de term New Hollywood. Sommige mensen gebruiken het om een groep makers en films te bestempelen, terwijl anderen het juist beschouwen als een naam voor periode 67-75. Krämer doet dit laatste, waarbij hij zich aansluit bij de meeste van zijn collega s. Geoff King beschouwt deze periode wat ruimer en Wyatt, Elsaesser en Noel King verkiezen een andere benaming voor deze periode boven New Hollywood. Uiteindelijk beschrijft Krämer de New Hollywood- films als producten van hun tijd. Hij kijkt dus vooral naar de context waarin films zijn geproduceerd. Zelf zegt hij zich te onderscheiden van zijn voorgangers door alleen naar de grote hits te kijken, omdat ze belangrijk waren voor zowel het publiek als de industrie. In de praktijk kan deze afscheiding wel wat genuanceerd worden. Geen enkele auteur heeft een compleet overzicht van de periode gegeven. Daarvoor is het onderwerp te omvangrijk. Krämer onderscheidt zich echter wel door voor andere onderzoeksobjecten te kiezen, maar niet door slechts specifieker minder films te analyseren. De stand van zaken Welke verschillende visies zijn er op de New Hollywood- periode, lopend van 1967 tot en met 1980, en op welke wijze is er door historici binnen de Cultuur- en Mediageschiedschrijving over dit onderwerp geschreven? Dat is de vraag die ik in de inleiding stelde. In deze conclusie zal ik proberen een kort en bondig antwoord te geven op deze vraag. Het belangrijkste thema is toch wel de auteurtheorie. Hoe je het ook wendt of keert, elke besproken auteur noemt deze theorie, ontstaan onder de critici van het Franse Cahiers du Cinema. Hoewel elke auteur deze theorie dus noemt verschillen de meningen er wel over. Deze discussie is grofweg in twee kampen te verdelen. Het eerste kamp meent dat de auteurtheorie de reden is dat New Hollywood is geworden zoals het is. Biskind, Wyatt, Noel King en Elsaesser vormen dit kamp. Daar tegenover staat dus het tweede kamp, die wel de 36 Krämer, Peter. The new Hollywood: from Bonnie and Clyde to Star Wars. Londen: Wallflower Press, 2005. p. 1 13

auteurtheorie erkennen, maar het niet als de belangrijkste factor voor het ontstaan van New Hollywood beschouwen. Zij beschouwen het eerder als een middel en kijken liever naar de ruimere, sociaal- economische context waarin de New Hollywood- films zijn gemaakt. Dit kamp bestaat onder andere uit Bernardoni, Nystrom en Krämer. Geoff King spreekt zich niet zo sterk uit over dit thema, waardoor hij moeilijk in een kamp is te plaatsen. Ook Cook schommelt tussen de twee kampen in. Enerzijds stelde hij dat de auteurtheorie ervoor zorgde dat regisseurs hun films maakten, maar anderzijds zei dat het uiteindelijk toch de studio s waren die de drijfveer achter de productie vormden. De twee kampen binnen de geschiedschrijving over New Hollywood zijn goed in te delen binnen twee stromingen van de algehele filmgeschiedschrijving. Het eerste kamp, de auteurs die de auteurtheorie veel belang toedichten, kunnen gerekend worden tot de stroming binnen de filmgeschiedschrijving die films als kunstwerken benaderen. Daarbij proberend aan de hand van de auteurtheorie op basis van esthetische aspecten films te verklaren. 37 Het tweede kamp kan tot de stroming van de New Film History worden gerekend. 38 Zoals gezegd keek dit kamp meer naar de context waarin een film werd geproduceerd en hechtte het minder waarde aan de auteurtheorie. De New Film History ontstond uit protest tegen de esthetische filmgeschiedschrijving, omdat deze te kort zou schieten. Ook de behandelde auteurs, behorende tot deze stroming, waren van mening dat een esthetische analyse niet genoeg was. Binnen deze stroming kwam er net zoals bij de vroege filmgeschiedschrijving opnieuw belangstelling voor de historische context, waartoe de sociale, economische en politieke aspecten gerekend kunnen worden. Deze stroming sluit uiteindelijk ook beter aan op de algemene geschiedschrijving, waardoor dit als het ware een completere vorm van filmgeschiedschrijving is. Voor de toekomst Wanneer er in de toekomst meer historiografisch onderzoek met betrekking tot New Hollywood plaatsvindt is het vooral interessant om de verschillen tussen de twee kampen verder te analyseren. Waarom kiezen sommige auteurs ervoor om de auteurtheorie te gebruiken? En waarom kiezen hun tegenhangers er juist voor om vooral naar de historische 37 Ansje van Beusekom. Hoorcollege filmgeschiedschrijving. p. 13 en 14 38 Ibidem. p. 22 14

context te kijken? Dit zijn vragen die beantwoord kunnen worden door middel van een nog specifieker historiografisch onderzoek. Met dit historiografisch onderzoek heb ik gepoogd een alomvattend overzicht van de geschiedschrijving over New Hollywood te geven, maar wanneer iemand meer verdieping verlangt met betrekking tot een van deze twee stromingen doet deze persoon er verstandig aan om de twee los van elkaar te onderzoeken. Enerzijds zal er specifiek onderzoek gedaan moeten worden naar de toepassing van de auteurtheorie en anderzijds zal de New Film History binnen deze geschiedschrijving individueel onderzocht moeten worden. Alleen op deze wijze zal de onderzoeker tot een specifiekere en beter uitgediepte verklaring kunnen komen. Met betrekking tot de filmgeschiedschrijving over New Hollywood zelf wil ik ook nog een ding meegeven. Er is veel geschreven over dit onderwerp, maar het onderzoek is nog zeer gefragmenteerd. Een echt canon ontbreekt nog. Door een compleet overzicht specifiek voor New Hollywood te schrijven à la Bordwell en Thompson kan dit gat opgevuld worden, al blijft het natuurlijk wel altijd ter discussie staan wat nu precies New Hollywood is. 15

Literatuur Bernardoni, James. The New Hollywood: What the Movies Did with the New Freedoms of the Seventies. Jefferson N.C.: McFarland & Company, 2001. Beusekom, Ansje van. Hoorcollege 3 Cultuur- en mediageschiedschrijving: Van filmkunstgeschiedenis naar geschiedenis van film- en bioscoopcultuur. Biskind, Peter. Easy Riders, Raging Bulls: How the Sex- Drugs- and Rock n Roll Generation Saved Hollywood. New York: Simon and Schuster, 1998. Bolton, Chris. Easy Riders, Raging Bulls: How the Sex- Drugs- And- Rock- N- Roll Generation Saved Hollywood [2003] Review- a- Day 20-12- 11 http://www.powells.com/review/2003_05_03.html Civil Rights Act of 1964. In Wikipedia: The Free Encyclopedia. 17-01- 2013. http://en.wikipedia.org/wiki/civil_rights_act_of_1964 Cook, David A. Auteur Cinema and the Film Generation in 1970s Hollywood. In The New American Cinema, geredigeerd door Jon Lewis, 11-37. (Durham N.C.: Duke University Press, 1998). Elsaesser, Thomas, Alexander Horwath en Noel King. The Last Great American Picture Show: New Hollywood Cinema In The 1970s. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2004. Foran, Chris. 1999. "Easy riders, raging bulls: how the sex- drugs- and- rock'n'roll generation saved Hollywood. Peter Biskind [Book Review]." In Journal Of American Culture 22, 92-93. King, Geoff. New Hollywood cinema: an introduction. Londen: I.B. Tauris & Co Ltd, 2002. King, Noel. The Last Good Time We Ever Had: Remembering the New Hollywood Cinema. In The Last Great American Picture Show: New Hollywood Cinema in the 1970s, geridigeerd 16

door Thomas Elsaesser, Alexander Horwath en Noel King, 19-36. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2004). Krämer, Peter. The new Hollywood: from Bonnie and Clyde to Star Wars. Londen: Wallflower Press, 2005. Lewis, Jon., red. The New American Cinema. 6 e ed. z.p.: Duke University Press, 1998. Nystrom, Derek. Hard Hats and Movie Brats: Auteurism and the Class Politics of the New Hollywood. In Cinema Journal 43, no. 3 (2004): 18-41. Peter Biskind. In Wikipedia: The Free Encyclopedia. 17-01- 2013. Thompson, Kristin, en David Bordwell, Film History: An Introduction. 3 e ed. New York: McGraw- Hill Higher Education, 2009. Wyatt, Justin. From Roadshowing to Saturation Release: Majors, Independents, and Marketing/Distribution Innovations. In The New American Cinema, geredigeerd door Jon Lewis, 64-86. (Durham N.C.: Duke University Press, 1998). 17

Films American Graffiti. Film. Geregisseerd door George Lucas. Universal Studios, 1973. Bonnie and Clyde. Film. Geregisseerd door Arthur Penn. Warner Bros., 1967. Cleopatra. Film. Geregisseerd door Joseph L. Mankiewicz. 20th Century Fox, 1963. Easy Rider. Film. Geregisseerd door Dennis Hopper. Colombia Pictures, 1969. Raging Bull. Film. Geregisseerd door Martin Scorsese. United Artists, 1980. The Godfather. Film. Geregisseerd door Francis Ford Coppola. Paramount Pictures, 1972. 18