Inhoud Voorwoord 5 Mag ik u een paar vragen stellen? 6 9 Steeds meer planten! 13 9.1 Geslachtelijke variaties 13 9.2 Van eicel tot zaad 16 9.3 Allemaal gelijk 20 9.4 De juiste behandeling 27 9.5 Verschillende bollen en knollen 32 9.6 Afsluiting 38 11 10 Hulp van de techniek 45 10.1 Over koetjes en kalfjes 45 10.2 Zo moeder, zo dochter 52 10.3 Over knippen en plakken 58 10.4 Waar is dat goed voor? 63 10.5 Afsluiting 67 11 Werken in het groot groen 73 11.1 Een planken boom! 73 11.2 Boomrubrieken 84 11.3 Zoeken in een plantenboek 88 11.4 Beplantingsvormen en hun functies 94 11.5 Eindbeeld en beheer 103 11.6 Afsluiting 109 12 Waar groeit de flora? 111 12.1 Monumentale bomen 111 12.2 Standplaatsfactoren van flora 114 12.3 Flora kiest een eigen plek 120 12.4 Kansen en bedreigingen 124 12.5 Ecosystemen 127 12.6 Afsluiting 131 13 Planten voor consumptie 135 13.1 Waar komen de groente- en fruitsoorten vandaan? 135 13.2 Groeivoorwaarden 138 13.3 Juiste voeding 143 13.4 Afsluiting 150 14 Is de grond geschikt? 153 14.1 Vervuilde of schone grond? 153 14.2 Grondonderzoek 159 14.3 Groeivoorwaarden verbeteren 165 14.4 Groeiverschillen 169 14.5 Afsluiting 173 Inhoud
15 Bemesten, optimaal oogsten en de gevolgen 177 15.1 Mestsoorten 177 15.2 Teelt en meststoffen 182 15.3 Voor- en nadelen van mest 187 15.4 Bemesten en milieu 191 15.5 Afsluiting 196 Interview met een vakman of vakvrouw 200 12 Groen 2
9 Steeds meer planten! 9.1 Geslachtelijke variaties Doel Je kunt vertellen hoe zaden en vruchten gevormd worden. Benodigdheden Voor deze opdracht heb je nodig: een bloeiende plant (fuchsia of begonia); twee A4 tjes; een kwastje; een scherp mesje; een glasplaatje van ongeveer 10x10 cm; een potlood met een scherpe punt; een loep. 13 Oriëntatie Veel planten vermeerderen zich door zaden. Daar zijn mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen voor nodig. In de natuur gaat een bevruchting vanzelf, maar in de plantenteelt moet je de planten daar een handje bij helpen. Plantentelers kunnen op heel veel manieren nieuwe planten maken. Ze moeten natuurlijk wel weten hoe bloemen precies in elkaar zitten. Ook moeten ze weten hoe de bevruchting tot stand moet komen. Fig. 9.1 Een dwarsdoorsnede van een bloem Steeds meer planten!
Beantwoord de volgende vragen. a Op welke manier vermeerderen planten zichzelf? b Ook planten hebben geslachtsorganen. Hoe heten de mannelijke geslachtsorganen bij planten? 14 c Hoe heten de vrouwelijke geslachtsorganen bij planten? d Maak een lijstje met spullen die je nodig hebt om bloemen te onderzoeken. Uitvoering Je gaat een bloem onderzoeken. Verzamel de spullen die bij de benodigdheden staan. 1 Snijd een bloem af van een fuchsia of een begonia. Snijd de bloem bij het bloemsteeltje af. 2 Leg de bloem op een blanco A4 tje. Snijd de gekleurde kroonblaadjes er heel voorzichtig af. Gooi deze weg. 3 Snijd de meeldraden er voorzichtig af. Je hebt nu alleen nog het vruchtbeginsel met de stamper over. Aan het vruchtbeginsel zit nog een stukje stengel. 4 Controleer of er stuifmeel uit de helmhokjes komt. Veeg er met je vinger of een kwastje voorzichtig langs. 5 Bekijk met de loep een meeldraad. Teken hem met potlood vergroot na op een A4 tje. Gebruik de helft van je papier. 6 Leg het vruchtbeginsel met de stamper op het glasplaatje. Snijd deze in de lengte door. Je hebt nu twee halve vruchtbeginsels met een halve stamper er op. Groen 2
Fig. 9.2 Snijd het vruchtbeginsel en de stamper op de juiste manier door. 15 7 Leg het halve vruchtbeginsel met de halve stamper op het A4 tje. Bekijk het met de loep. Teken het met potlood vergroot na op het A4 tje. Teken het naast de meeldraad. Gebruik de andere helft van het papier. Kijk goed waar de eicellen zitten in het vruchtbeginsel. 8 Schrijf de volgende namen bij de onderdelen: helmhokje, meeldraad, stempel, stijl, stamper, vruchtbeginsel, vruchtvlees, eicel. Geef met een pijl aan waar de zaden ontstaan. Afsluiting Beantwoord de volgende vragen. a Je hebt gemerkt dat zaden niet zomaar ontstaan. Kunnen er in één bloem zowel mannelijke als vrouwelijke organen voorkomen? b Geef een voorbeeld van een plant waarbij dat voorkomt. Steeds meer planten!