Klein hoefblad ( Tussilago farfara)

Vergelijkbare documenten
maksutov telescoop Maksutov telescoop

Het is eind februari en de paddentrek staat weer op beginnen. Wat beweegt al die duizenden padden om massaal de weg op te gaan?

sterrenbeeld orion Het Sterrenbeeld orion

De Lapsnuitkever. Lapsnuitkevers op de muur

putter Putter of distelvink

Het is eind februari en de paddentrek staat weer op beginnen. Wat beweegt al die duizenden padden om massaal de weg op te gaan?

Teek Ixodus ricinus. (Foto onder Creative Commons Licence)

putter Putter of distelvink

De Vuursalamander. Wat is een vuursalamander?

Klein hoefblad ( Tussilago farfara)

Het is eind februari en de paddentrek staat weer op beginnen. Wat beweegt al die duizenden padden om massaal de weg op te gaan?

Naam:_ KIKKERS. pagina 1 van 6

Werkstuk Nederlands De Ruimte werkstuk

Lichtvervuiling: Welk filter gebruik ik op mijn telescoop?

Met de Kijker op Jacht, Universum 1, 2006 Door: Jeffrey Bout

4 Het heelal 6. De zon. De aarde. Jupiter. De maan. Ons zonnestelsel. Mars. Mercurius Venus

Met de Kijker op Jacht, Universum 4, 2004 Door Wouter Verheul

Planeten. Zweven in vaste banen om een ster heen. In ons zonnestelsel zweven acht planeten rond de zon. Maar wat maakt een planeet nou een planeet?

Waarom is de lucht blauw?

Praktische opdracht ANW De zon en ons klimaat

inhoud 1. Kom jij uit een ei? 2. Dieren uit een ei. 3. Vogels 4. Vissen 5. Insecten 6. Spinnen 7. Reptielen 8. Kikkers en padden 9.

l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n SPREEKBEURT AXOLOTL AMFIBIEËN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN

De ruimte. Thema. Inhoud

Lente. groep 3, 4 en 5

Schoolkamp en Teken Beatrixschool Haarlem

1. Het Heelal. De aarde lijkt groot, maar onze planeet is niet meer dan een stip in een onmetelijke ruimte.

inhoud 1. De mier 2. De teek 3. De regenworm 4. De pissebed 5. De hoofdluis 6. De vlieg 7. De mug 8. De vlo 9. Filmpje Pluskaarten Colofon

De lente! Werkboekje leeftijd: 10+

Hoofdstuk 8. Samenvatting. 8.1 Sterren en sterrenhopen

Ik doe mijn spreekbeurt over de ruimte omdat ik het een interessant onderwerp vind en ik er graag meer over wilde weten.

Waarom zijn er seizoenen?

ONTDEK HET PLANETARIUM! DE ANTWOORDEN GROEP 5-6

Kijk nooit met een telescoop zomaar naar de zon!!!

8 5 Aarde en heelal. Lees de vragen over de planeten in de tabel hieronder. Vragen over de planeten. Aarde Maan Mars

VAN STEELPAN NAAR LEEUW

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

Het eetbare zonnestelsel groep 5-7

Presentatie bij de cursusbrochure Sterrenkunde voor Jongeren

uitga uitg v a e v 2013

Inleiding. Ik heb hiervoor gekozen omdat ik het heel interessant vind en ik had een onderwerp nodig.

verrekijker verrekijker Inleiding

Kopieer dit e-boek en stuur het door naar anderen.

SPREEKBEURT BIDSPRINKHAAN

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken


De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Verwerkingsles biodiversiteit onderbouw

De teelt van zonnebloemen

inhoud De oude eik 1. In het park 2. De delen van de eik 3. Herfst 4. Dieren helpen de eik. 5. Winter 6. Lente 7. Rupsen 8.

Naam: Janette de Graaf. Groep: 7. Datum:Februari Het heelal.

dag en nacht Vragen behorende bij de clip dag en nacht op

inhoud 1. Ontdek 2. Insecten 3. Een hart klopt 4. Het spoor 5. De magneet 6. Zie ik dat wel goed 7. Filmpje Pluskaarten Bronnen en foto s

inhoud 1. Overal sterren 2. Wat is een ster? 3. Het leven van een ster 4. Een ster dichtbij 5. De zon 6. Sterren en kleuren 7.

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 17 februari Beste natuurliefhebber/- ster,

Werkstuk Natuurkunde Negen planeten

Een. hoort erbij! Over dieren uit een ei. groepen 3-5

inhoud Herfst 1. Het weer 2. Overal blad 3. Zaden 4. Paddenstoelen 5. De eekhoorn 6. De egel 7. Insecten 8. Vogels op reis 9. Filmpje Pluskaarten

Raar, maar waar! deel 1. groep 3 en 4

1. Seizoenen Lente Zomer Herfst Winter Filmpje Pluskaarten 17 Bronnen 19 Colofon en voorwaarden 20

Kikkers. Inleiding. Kikkers bij ons in de buurt

Mercurius Op bijna 58 miljoen kilometer afstand van de Zon staat Mercurius. Met de Zon vergeleken is het maar een kruimeltje. Hij staat op 57 miljoen

Periodiek systeem voor amateurastronomen. Guido Gubbels

Samenvatting ANW Hoofdstuk 6

Ze gaat op zoek naar een holletje onder de grond op een droge plaats om er een nest te starten.

Ze gaat op zoek naar een holletje onder de grond op een droge plaats om er een nest te starten.

Inleiding In het najaar worden de dagen steeds korter en de nachten steeds langer. Kun je je voorstellen dat je in de maand november naar bed gaat?

HOE VIND JE EXOPLANETEN?

Amfibieën. Les 1 Kenmerken amfibieën en de kikker. 1. De leerkracht vertelt dat de les gaat over hoe je amfibieën kunt herkennen.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Het draait allemaal om de Zon!

De Wiershoeck, woensdag 18 april Beste natuurliefhebber/-ster,

6.1. Boekverslag door K woorden 22 mei keer beoordeeld

Rode bosmier SOORTEN MIEREN

1 In het begin. In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde.

Doe- pad Watertorenweg. Achtergrond informatie voor de begeleider. Groep 5-6

De mooiste 10 objecten aan de sterrenhemel met elke sterrenkijker op elke avond Door Jeffrey Bout

Hoofdstuk 1: Veldkenmerken en voorkomen 3. Hoofdstuk 2: Voedsel en vijanden 4. Hoofdstuk 3: Voortplanting en verwanten 6

Werkstuk Biologie De Sneeuwuil

Bijenhoudersvereniging St Ambrosius Boxtel

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 april Beste natuurliefhebber/-ster,

Zon, aarde en maan. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Beginnen met sterren kijken

Spreekbeurt de grote Toppereend

KleinKracht Karin Heesakkers

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

Suchmann. Natuur, hoofdstuk Lente en natuurverschijnselen

Informatie: zoetwaterdiertjes

inhoud blz. 1. Soorten 3 2. Zo herken je een insect 4 3. Insecten en hun jong 6 4. Vijanden Meer insecten Filmpjes 15 Pluskaarten 16

De Heikikker De Heikikker

Ik heb een tekenbeet In het kort

inhoud 1. Dieren op reis 2. Waarom dieren reizen 3. Op zoek naar eten 4. Op zoek naar een broedplek 5. Weg uit de kou 6. Filmpje Pluskaarten Bronnen

Het begin van de winter

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 3 en donderdag 5 maart 2015

Raar, maar waar! Natuur Na

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 18 februari Beste natuurliefhebber/- ster,

Hoe meten we STERAFSTANDEN?

Een jonge sequoia opgegroeid tussen de as van een bosbrand en een jonge sequoia in een pot.

Nederlandse samenvatting

SPREEKBEURT ROODKEELANOLIS

Transcriptie:

Klein Hoefblad

Klein hoefblad farfara) (Tussilago Klein hoefblad is een echte pionier. Als één van de eersten in bloei in maart of april (in een zachte winter al in februari). Klein hoefblad is ook een van de eerste planten op nieuw land of pas bewerkte bermen en hellingen. Als de grond ook nog een beetje leemhoudend is, is het helemaal top. Klein hoefblad heeft een lichte voorkeur voor enigszins vochtiger biotopen, bijvoorbeeld oevers en taluds. Groeit graag in tussen het gras en andere lage beplanting. Door de vroege bloei met een grote kans op nog (flinke) nachtvorst is het een verstandige strategie van de plant om eerst te bloeien en dan pas de kwetsbare bladeren te ontwikkelen. Planten die eerst bloeien en dan pas blad vormen,

noemen we naaktbloeiers. Samen met speenkruid, krokussen, sneeuwklokjes, wilgenkatjes en nog wat anderen vervult Klein hoefblad een belangrijke rol om de eerste insecten van voedsel te voorzien. Vooral verschillende solitaire bijtjes en de vroege hommel koninginnen hebben baat bij deze eerste bloeiers. In ruil voor de nectar die deze insecten nodig hebben om te vliegen en de voortplanting te regelen, brengen de insecten het stuifmeel van de ene naar de andere bloem. Beschrijving Klein hoefblad is een vaste plant uit de Composietenfamilie of Asteracea. Het is een van de (twee) omvangrijkste plantenfamilies (wedijvert met de orchideeën familie). Wereldwijd zo n 25.000 soorten. In de tropen zijn dat ook bomen en lianen. In veel delen van de wereld behoort circa 10% van de autochtone planten tot de asterachtigen. Enkele bekende soorten zijn magrieten, zonnebloemen, dahlia s en de vele variaties asters. Asteracea is afgeleid van een grieks woord dat ster betekent.

De bladeren lijken qua vorm wel wat op hoeven van koeien of paarden. Ze verschijnen na de bloei. In het najaar vormen zich in de oksel van de bladeren de knoppen voor de bloeistengels van het volgend jaar. Klein hoefblad vormt lange wortelstokken en vermeerdert zich door het zaad dat door de wind wordt verspreid, net als dat van paardebloemen.

Als je naar de foto van de bloem kijkt dan zie je in het hart van de bloem de mannelijke buisbloemen, deze bevatten nectar om insecten te lokken. Vlak daarom heen staan de fragiel vrouwelijke lintbloemen. De lintbloemen bevatten een vruchtbeginsel en hebben twee stempels. Ze bevatten geen nectar. De stempels moeten met mannelijk stuifmeel bevrucht worden. Als er een mannelijke en vrouwelijk bloeiwijze in een bloem optreedt heet dat eenhuizig. Om beide bloeiwijzen staan de omwindselblaadjes mooi in één rij. Klein hoefblad heeft verschillende strategieën om zich voort te planten. In de eerste plaats is er de bestuiving door insecten. Ze brengen het stuifmeel van plant naar plant in hun zoektocht naar nectar. Maar het klimaat in Nederland is erg wisselend. Als het een nat en koud voorjaar is, dat ook nog langer duurt dan normaal, is de kans groot dat de bloem is uitgebloeid voordat de bestuiving heeft plaatsgevonden. Daarom

is er ook een andere strategie, namelijk de wind. De wind verspreidt het stuifmeel en waait op andere bloemen. En als dat ook niet wat wordt dan is er altijd nog de optie van zelfbestuiving. Het zit allemaal dicht genoeg bij elkaar. Verder vermeerdert Klein hoefblad zich door de wortelstokken, die tot meters lang kunnen groeien. De wortelstok kan tot een meter diep in de grond gevonden worden. Dit maakt Klein hoefblad uiterst geschikt om in ruigtes te overleven en uit te breiden. Klein hoefblad komt in het grootste deel van Europa voor (niet in de Arctische gebieden) en grote delen van West- en MiddenAzië. Ook te vinden op sommige plekken in Noord-Afrika. In Zuid- en Noord-Amerika is Klein hoefblad in sommige gebieden aangeplant.

Medicinale hoefblad werking van Klein De Romeinen kenden al de hoestwerende werking van Klein hoefblad. Het heeft er zijn wetenschappelijk naam aan te danken. Tussilago betekent in het Latijn iets in de trant van de hoest verdrijven. In Klein hoefblad zijn werkzame bestanddelen aangetroffen die dit bevestigen. Er zijn toepassingen bekend die helpen bij bronchitis, kriebelhoest, long- en keelproblemen. Klein hoefblad is als medicinale plant echter niet onomstreden. Alle delen van de plant bevatten stoffen die in te hoge doses en/of langdurig gebruik tot leverbeschadiging en kanker kunnen leiden. Voorstanders wijzen er op dat deze bestanddelen ook in reguliere medicijnen voorkomen. Als zelfmedicatie zou ik er maar liever niet aan beginnen. Sowieso moeten we kritisch blijven kijken naar het al te gemakkelijk gebruiken van geneeskrachtige planten. De discussie is in volle gang. Klik hier voor een kritische blik. Tips Meer weten over de bijzonder wereld van planten en bloemen? Niet op pad zonder de Compact Gids Bloemen in je zak Alle veelvoorkomende soorten (1150) in deze prachtige gids Bijzondere planten ontdekken met de Planten wandelgids. Wandelingen en fietstochten en groeiplaatsen van bijzondere planten. kijklangs en de

putter Putter of distelvink Het was een briljant idee en een echte uitdaging voor de afgelopen winter. Mooi plaatje schieten van een putter, klein beetje oppimpen met Photoshop en er dan een blogje over schrijven. Zo komen veel van mijn blogs tot stand. Er was een goede kans van slagen. De brede groenstrook met singel en

elzen achter ons huis lokt ze wel. De elzenproppen zitten in de winter vol zaden; sijs en putter weten hier wel raad mee. Eind oktober werden de eerste groepjes al waargenomen en de jacht op het begeerde plaatje kon beginnen. De putters bleven de hele winter terugkomen, maar het gedroomde plaatje kwam er niet. Geregeld op zondagmiddag op sjouw met de 500mm telelens. Dan weer zaten ze hoog in de boom of anders gewoon nergens te bekennen. Een keer zaten er drie in een boompje, twee straten verder. Ik stond er nog geen drie meter van af. Het had het gedroomde plaatje kunnen worden, ware het niet dat ik in mijn hardloop pakje liep en dan heb ik in de regel ik de telelens niet bij mij. De natuur laat zich niet dwingen. De foto is er uiteindelijk wel gekomen, wel iets anders dan voorgesteld. De eerste putter die fatsoenlijk voor de lens kwam was er eentje die op een kabinet was geschilderd in het Rijkmuseum. En die prijkt nu boven deze blog. Linksom of rechtsom, het eigen geschoten plaatje van het puttertje zal eens boven deze blogpost prijken. De jacht op de putter gaat door! Lyrisch over de putter De mooiste beschrijving ooit gehoord over het puttertje, zoals hij hem consequent noemt, komt van Hans Dorrestijn in een aflevering van de baardmannetjes. Niemand anders kan dit zoals hij dat kan. Het begint met een geniaal hart onder de riem van de amateurvogelaar: Je hoeft geen verstand van vogels te hebben om ze leuk te vinden Als je een beetje van vogels houdt ben je eigenlijk al een vogelaar en eindigt met een lofzang op het puttertje: Als het over komt vliegen bezorgt zijn roep je alleen al een

geluksgevoel. Het geluid klinkt als frisse dauwdroppels en dan hebben we het nog niet eens over zijn zang en zijn uiterlijk. Het is een feest om hem te zien. Het is een tropisch flonkerend juweel, een kleuruitbarsting. Geel rood, wit, zwart, beige. Wit, Rood geel, je hoeft hem maar één keer te zien en je bent verkocht. Je zult de rest van je leven terugverlangen naar dit vogeltje als naar een jeugdliefde Soms hou je het niet meer uit en ga je er vroeg je bed voor uit en trekt de velden in om hem te zien en te horen Want ook zijn zang is verrukkelijk. Kristalhelder en zoet. Dat is het puttertje, ook wel distelvink. Het mooiste is natuurlijk om het Hans Dorrestijn zelf te horen voordragen. Kijk hier de aflevering terug over het puttertje (en meer).

De feitjes De putter (Carduelis carduelis) is een zangvogeltje van ca 12 cm. Er is nauwelijks onderscheid te zien tussen het mannetje en het vrouwtje (pop). In de loop der jaren is de putter steeds meer een cultuurvolger geworden die zich aangepast heeft aan onze aangelegde tuinen en parken. In mijn jonge jaren kwamen ze alleen bij heel strenge winters het bos uit op zoek naar voedsel. In mijn dorp verdween er nog wel eens eentje achter de tralies bij een volièrehouder. Bij ons in de achtertuin stond ook een volière, die van mijn vader. Daar zaten ook putters in. Mijn vader was een liefhebber van wildzang vogels zoals hij ze noemde. Daar vielen ook sijzen en goudvinken onder. Volgens de wetgeving was het niet toegestaan putters te houden. Verhandelen of tentoonstellen is alleen toegestaan als ze geringd (in gevangenschap gekweekt) zijn. De putter leeft vooral van zaden. Met zijn voor een vinkachtige, lange snavel kan hij goed bij de zaden in de elzenproppen en de zaden in distels (vandaar de naam distelvink). In de broedtijd voeren ze ook insecten aan de jongen. De putter komt in bijna heel Europa voor. In het noorden de hoogte van zuidelijk Noorwegen in het zuiden de noordelijk Afrika. Naar het oosten toe bijna tot de Himalaya. Het is een jaarvogel, dat betekent dat ze het hele jaar door in Nederland te vinden zijn. Een deel van de populatie trekt rond door andere landen. Meer weten over de putter en vogels in het algemeen? Lees de Verborgen wereld van vogels o.m. over de putter en nog

veel andere weetjes over vogels. Herken vogels met een veldgids. Kies voor de compacte variant of de wat uitgebreidere Zakgids Vogels van Nederland. Voor de junior vogelaar hebben we de Vogelgids voor Kids zonsverduistering

Zonsverduistering Op vrijdag 20 maart 2014 is er in de Benelux een heel mooie (gedeeltelijke) zonsverduistering te zien. Een zonsverduistering wordt ook een eclips genoemd. Wat is een zonsverduistering? In deze blogpost het antwoord. De aarde is een planeet die in een bijna cirkelvormige baan rond de zon draait. Hier doet hij precies 365,25 dagen over. Om de aarde draait een maan, voor ons is dat dé maan. Een zonsverduistering is een toestand waarin de maan precies in een lijn met de zon staat. Dus precies tussen de aarde en de zon. De schaduw van de maan valt dan op de aarde en de zonsverduistering is een feit. Omdat de maan een relatief klein hemellichaam is een zonsverduistering maar op een

gedeelte van de aarde een totale eclips. Nu zou je zeggen dat we iedere maand een zonsverduistering zouden moeten hebben, want de maan gaat eenmaal per maand voor de zon langs (nieuwe maan). De laatste gedeeltelijke eclips in Nederland was in 2011 en daarvoor in 1999. Deze was overigens een flinke waarbij 87% van de zon werd verduisterd. Dat we niet iedere maand een zonsverduistering hebben kom doordat de baan van de maan om de aarde een kleine hoek maakt met die van de aarde. Meestal gaat bij nieuwe maan de maan onder of de zon door. Maar heel af en toe kruisen ze elkaar en dan hebben we een zonsverduistering. Andersom kan het ook. Dat heet een maansverduistering. Dat is eigenlijk een zonsverduistering op de maan. De schaduw van de aarde valt dan op de maan. In tegenstelling tot de zonsverduistering is een maansverduistering op iedere plek te zien, als de maan maar te zien is. In 2014 waren er twee volledige maansverduisteringen, maar die waren overdag en dan is er dus niets te zien. Op 28 september 2015 is er een totale maansverduistering, die we wel kunnen zien. Wordt wel nachtwerk, want hij is van 02.11 tot 7.24 uur. In onderstaand filmpje van circa één minuut worden de principes van zons- en maansverduisteringen weergegeven: De zonsverduistering van 20 maart 2015 In Utrecht begint de zonsverduistering om 9.29.58 uur, om precies te zijn. In België is dat een paar minuten eerder (Gent 9.27.08 uur). Het maximum, waarbij ca 84% van de diameter van de zon achter de schaduw van de maan schuilgaat is op 10.37.15 uur (gent 10.34.11 uur). Dan schuift de schaduw van de maan weer weg en is het om 11.48.01 uur weer afgelopen (Gent 11.44.59 uur).

Een bedekking van 84% zal niet voldoende zijn om ons land in volledige duisternis te zetten, maar dat het spectaculair wordt is wel een feit. Bij ons is het dus een gedeeltelijk verduistering. Je moet naar Spitsbergen om een volledige verduistering te ervaren. Voor de volgende zonsverduistering in de Benelux moeten we wachten tot 10 juni 2021 en dan is slechts 33% van de zon bedekt. In onderstaande afbeelding kun je zien hoe het verloop zal gaan op 20 maart 2015 Zonsverduistering 20 maart 2015. Bron: De Sterrengids 2015 Kijken naar een zonsverduistering is niet zonder risico! Kijk nooit zonder bescherming van de ogen naar de zon! Ook

niet naar een verduisterde zon. Het licht van de zon is zo fel dat het je ogen onherstelbaar beschadigt. Voor zonsverduisteringen zijn er speciale eclipsbrilletjes in de handel. Ze gaan hard, maar met een beetje googelen moet het lukken om er nog eentje te pakken te krijgen: Urania (België) Rob Walrecht Productions Cosmos Sterrenwacht Gebruik nooit een zonnebril, CD of zwartgemaakt glas o.i.d.onbeschermd met een verrekijker of een telescoop kijken is helemaal uit den boze. Hiervoor is overigens wel een speciale folie verkrijgbaar. Zie de link naar Urania, hierboven. Veel plezier bij het genieten van de zonsverduistering en we wensen onszelf een heldere dag toe! Olight Baton S10 mini zaklamp

De Olight zaklamp Baton S10 mini Wie op zoek is naar een mini zaklamp met een maxi output komt uit bij de Olight Baton S10. De Olight Baton S10 is onderdeel van de innovatieve Baton serie van Olight. Een aantal zaklampen die nauwelijks groter zijn dan de batterijen die er in gaan. Wij hebben voor ieder beoogd gebruik wel een type in voorraad. De Olight Baton S10 is een wat de Amerikanen een everyday carry noemen. Je steekt hem in je zak (eventueel vastgezet met de clip), met de verwisselbare magneet zet je hem vast op een metalen ondergrond (bijvoorbeeld de motorkap) en met zijn

superkracht van 400 Lumen schijn je ruim 100 meter ver als het moet. Hij kan op vier standen gezet worden (400, 85, 5 en 0,5 lumen) en een knipverstand. Zonder batterij weeg hij 41 gram. Met een CR123A: 57 gram. De Olight Baton S10 wordt geleverd met een gebruiksaanwijzing, een koord en een niet-magnetische dop (ter vervanging van de voor geinstalleerde magneet als je deze niet wilt gebruiken). De zaklamp is gemaakt van geanodiseerd aluminium. Anodiseren is een oppervlaktebehandeling om aluminium te voorzien van een oxidelaag. Hierdoor wordt het metaal harder, slijtvast en beter beschermd tegen corrosie en aantasting door zuren.

De clip van de Olight Baton S10 is op twee verschillende manieren te bevestigen. Gebruik hem als hoofdlamp en maal hem vast op de rand van je pet. Of klem hem vast in een broekzak, tas o.i.d. Batterijen en performance

De Olight Baton S10 doet het op een CR123A batterijtje. Met een standaard Duracell Ultra brandt hij één uur en een kwartier op de hoogste stand. Op stand 2 (85 lumen) is dat 7,5 uur. De zwakkere standen respectievelijk 108 en 360 uur. Voor langdurig en intensief gebruik is dat wat minder geschikt. De kleine omvang heeft hier zijn prijs. Als een lange brandduur belangrijk is, maar ook een geringe omvang, overweeg dan de Olight Baton S15 of S20 CR123A batterijtjes zijn niet goedkoop. Het is verstandig om een eenmalige investering te doen in oplaadbare RCA123A batterijtjes en een goede oplader. Of als je de batterijen niet ergens anders voor nodig hebt, kies dan voor de oplaadbare variant, de Olight Baton S10R. Hou er wel rekening mee dat oplaadbare batterijen eerder leeg zijn. Trek een derde van de hierboven genoemde getallen op voor de prestaties met een oplaadbare 650 mah RCR123A 3,7V batterij. Overigens staan CR123A batterijen er om bekend dat ze langzaam ontladen en dus lang goed blijven.

Waterdichtheid De waterdichtheid van producten wordt met een IP code weergegeven. IP staat in dit verband voor International Protection marking. Deze internationale aanduiding werd noodzakelijk geacht om claims van fabrikanten met betrekking tot waterdicht op juiste waarde te schatten. Het bestaat twee cijfers. Het eerste cijfer is de mate waarin de behuizing dicht is en eventueel gevaar oplevert door toegang tot gevaarlijke delen (bijvoorbeeld een stopcontact). Het tweede cijfer is de mate van waterdichtheid. Dat loopt van druipend water (1) tot onderdompeling op een diepte van > 1 meter (8) of bescherming tegen een combi van hoge druk en vocht (9). Als er geen bescherming is of nodig is voor het eerste getal wordt daar een X voor ingevuld. Als de Olight Baton S10 een IPX8 score heeft dan betekent dat een waterdichtheid op een diepte van meer dan een meter water. Lampje In de Olight Baton S10 zit een Cree XM-L2 Led lampje met een maximale output van 400 lumen. Lumen is de maat voor de totale hoeveelheid zichtbaar licht dat een bepaalde bron uitzendt. Dit is voor een zaklamp van dit formaat een heel hoog vermogen. De Cree XM-L2 is momenteel de krachtigste enkelvoudige LED die er op de commerciële markt is. Het zijn lampjes die per gebruikte watt de hoogste lichtopbrengst leveren. Daarnaast blijft een LED koel en heeft hierdoor vele duizenden branduren. Conclusie De Olight S10 is een simpele zaklamp die een laag gewicht combineert met de kracht die niet onder doet voor veel grotere en zwaardere zaklampen. Het is een zaklampje om altijd bij je te hebben in je broek of jaszak. Of voor noodgevallen, in het

dashboardkastje van de auto. Een CR123A batterij ontlaadt heel langzaam, dus hij blijft lang inzetbaar, ook zonder intensief gebruik. Door zijn lichte gewicht is de Olight baton S10 zeer geschikt voor reizigers. Zeker als iedere gram telt en de nachten in de gebieden waarnaar gereisd wordt veel donkerder zijn dan die in ons lichtvervuilde land. Olight Baton S10 Olight Baton S10R oplaadbaar paddentrek

Paddentrek Het is eind februari en de paddentrek staat weer op beginnen. Wat beweegt al die duizenden padden om massaal de weg op te gaan? Wat ze beweegt? De voortplanting, en dat is een heel sterke drijfveer Zodra de temperatuur in het vroege voorjaar een aantal dagen boven de 7o C uitkomt komen de padden (Bufo bufo) in beweging. Massaal trekken ze naar de poelen en plassen om zich voort te planten. Meestal zijn dat de poelen waarin ze zelf geboren zijn. De mannetjes gaan het eerst op pad. Ze doen het een beetje kalm aan en treuzelen soms wat om de vrouwtjes op te wachten. Zodra het mannetje er eentje in de smiezen heeft, wordt zij stevig omarmd. Het mannetje is niet van plan om nog

los te laten en samen vervolgen ze hun weg. Bij gebrek aan vrouwtjes voegt er zich soms een derde Casanova bij die ook zijn liefdesgeluk wil beproeven. Mocht het onderweg niet lukken om met een vrouwtje mee te liften, dan heb je altijd nog een kans door straks bij de poel een vrouwtje bij de lurven te pakken. Je kunt de mannetjes makkelijk herkennen. Ze zijn een stuk kleiner en slanker dan de vrouwtjes. Die zijn een slag forser en omdat ze vol eitjes zitten, ook lekker gevuld. Deze blog gaat over de paddentrek. Eigenlijk is het een amfibieëntrek. Naast de gewone pad trekken de bruine kikker (Rana temporaria) en de heikikker ((Rana arvalis) ook rond deze tijd naar de voortplantingspoelen. De salamanders gaan iets later en nog later (april/mei) de rugstreeppad en de boomkikker. De bekende groene kikker trekt niet, die blijft zijn hele leven in en rond het water en overwintert in de modderige bodem. Niet allemaal tegelijk normaalverdeling Op de een of andere manier zorgt de natuur er voor dat de padden niet allemaal tegelijk op pad gaan. Er zit een soort normaalverdeling in de trek, beginnend met een aantal vroege vogels, vervolgens komt de grote massa en dan weer afnemend naar de laatkomers. Zo verdeelt de natuur het risico een beetje. Stel dat er toch nog een flinke vorstperiode komt of een ander onheil. Er is dan nog altijd een deel over die zich wel kan voortplanten om de soort in stand te houden. Ook de intensiteit van de trek varieert, dit is afhankelijk

van temperatuur en vochtigheid. Bij een temperatuur onder de 5oC hebben ze er weinig zin in, bij een lage luchtvochtigheid (< 75%) ook niet. Ideale omstandigheden zijn 8oC en een hoge luchtvochtigheid, een miezerig regentje is ideaal. De trek is dan massaal. De paddentrek duurt tot maximaal het einde van maart. Overigens is er een tendens, waarschijnlijk door het warmer worden van het klimaat, dat de paddentrek steeds vroeger begint. Verkeer Padden trekken in een rechte lijn naar de voortplantingswater. Dit maakt de paddentrek een risicovolle onderneming voor de individuele pad. Padden houden namelijk geen rekening met het verkeer, met als resultaat dat er jaarlijks duizenden padden worden doodgereden. Op sommige plaatsen zo erg dat er populaties gevaar lopen. Gelukkig zijn er op veel plekken in Nederland paddenwerkgroepen actief die met behulp van vrijwilligers de padden helpen met oversteken. Klik hier en kijk of er ook een groep bij jou in de buurt is. De dieren worden via schermen naar emmers geleid die vrijwilligers dagelijks aan de andere kant van de weg legen. Op sommige plekken zijn tunnels onder de weg aangelegd of wordt een weg tijdelijk afgesloten. Voortplanting Eenmaal aangekomen zal het vrouwtje de eitjes leggen. Het mannetje bevrucht de eitjes zodra ze het lichaam verlaten. Door de inwerking van het water ontstaat er een geleilaagje om het eitje heen. Dit laagje beschermt het eitje en kan ook als een soort lens dienen om de zonnewarmte te versterken. Je kunt de eitjes van een pad goed herkennen omdat padden lange snoeren met eitjes maken. Die snoeren zijn tussen de twee en

de vier meter lang. Een vrouwtje maakt meestal drie tot vier strengen. In totaal legt ze tussen de 3000 en 6000 eitjes. Een enkele keer 8000. Kikkers leggen hun eitjes in klompen, het bekende kikkerdril. Als je een paddenpoel weet en gaat kijken zie je vaak beide, snoeren en kikkerdril. Dat komt omdat de bruine kikker zich in dezelfde periode als de pad voortplant en vaak ook in dezelfde poelen. Niet alle kikkervisjes die na een dag of tien geboren worden worden volwassen pad of kikker. Er worden heel veel larven opgegeten door andere dieren. Vissen schijnen er niet zo dol op te zijn, veel waterinsecten daarentegen wel, zoals de geelgerande waterkever en zijn larven. Na de trek Na twee tot drie maanden, afhankelijk van het voedselaanbod en de temperatuur veranderen de kikkervisjes in een padje. De zwemstaart wordt steeds kleiner, eerst verschijnen de achterpootjes en als de voorpootjes er zijn kruipt het padje op het land, soms nog met een piepklein staartje dat hij als voedsel kan opgebruiken. Dit proces heet met een mooi woord metamorfose, gedaantewisseling. Dit gaat soms ook met honderden tegelijk, dit wordt wel paddenregen genoemd. Het duurt dan nog drie/vier jaar voordat ze zelf weer naar de poel trekken om zich voort te planten. Padden kunnen wel 17 tot 20 jaar oud worden. Na het leggen van de eitjes gaan de volwassen vrouwtjes ook het land weer op en gaan naar hun zomergebied. De mannetjes verlaten het laatst de poel, je weet maar nooit of er nog een vrouwtje komt..

Padden van het Enka terrein in Ede Wij wonen in Ede, vlak bij een van de grootste paddenpopulaties van Nederland. Jaarlijks trekken er meer dan 10.000 dieren van de gebied rond Hoekelum naar de poelen op het Enka terrein. Hiervoor moet een weg overgestoken worden die veel paddenlevens heeft geëist. In het verleden werden de padden geholpen door vrijwilligers van de Dierenbescherming. Tegenwoordig zijn er twee tunnels onder de weg aangelegd in combinatie met een honderden meters lang waddenscherm. Op het voormalige Enka terrein worden momenteel veel woningen gebouwd. Hierdoor zijn veel van de natuurlijke poelen voor de padden verloren gegaan. De projectontwikkelaar heeft dit verlies gecompenseerd door het aanleggen van een drietal kunstmatige poelen, die jaarlijks door de padden en bruine kikkers worden gebruikt. Hieronder een foto impressie hoe dit er uit ziet en wat plaatjes rond de poelen in het voorjaar van 2015.

Alle in Nederland voorkomende amfibieën en reptielen staan in dit deze handige boekje + verkenningskaart van het KNNV.

sterrenbeeld orion Het Sterrenbeeld orion

In de winter staat het sterrenbeeld Orion prominent aan de zuidelijke hemel. Met het blote oog valt er al heel wat te zien aan Orion. In deze blog lopen we de belangrijkste bezienswaardigheden van dit prachtige sterrenbeeld langs. Orion de jager Het sterrenbeeld Orion is vanaf november t/m maart goed zichtbaar, dat wil zeggen na 22.00 uur boven de horizon. Kijk naar het Zuiden en je kunt hem niet missen. De maanden januari en februari zijn het best. Orion is de jager die met zijn knots op het punt staat Taurus de stier, die vlak voor hem staat, te lijf te gaan. Achter hem zit zijn grote hond Canis Major. Zijn riem wordt gevormd door drie sterren op een rijtje. In zijn zwaard zit de Orionnevel, waarin jong heldere, blauwwitte sterren doorprikken. Betelgeuze

We beginnen onze tour door het sterrenbeeld Orion bij Betelgeuze. Betelgeuze vind je makkelijk linksboven in het sterrenbeeld. Het is die heldere oranje ster. Betelgeuze is een superreus die als hij in ons zonnestelsel zou staan tot Jupiter kan reiken. De naam Betelgeuze komt uit het Arabisch en betekent waarschijnlijk hand van de reus, dit is later abusievelijk vertaalt in oksel van de reus. Overigens hebben we de meeste namen van sterren te danken aan Arabieren. de Betelgeuze is de alfa ster (α Orionis) van het sterrenbeeld, dat wil zeggen de helderste. Betelgeuze is aan het eind van zijn leven, daarom heeft hij een oranje kleur. Hij zwelt enorm op en zal binnenkort exploderen en een supernova worden. Als dit gebeurt zal er een ster aan de hemel staan die vele malen helderder zal zijn dan Venus en het licht van de volle maan zal benaderen. Overigens is binnenkort in astronomische termen een relatief begrip, het kan nog wel tienduizenden jaren duren. Heel misschien maken we het nog mee in ons leven. Het licht van Betelgeuze doet er 600 jaar over om de aarde bereiken, dat is 5.6764.000.000.000.000.000 km. En dan te

bedenken dat astronomen Betelgeuze relatief dichtbij vinden staan. Zo dichtbij staat Betelgeuze dat het de enige ster is waarvan astronomen het oppervlakte kunnen bestuderen, dat dan weer wel. Laatste weetje: Betelgeuze is een veranderlijke ster. Dat wil zeggen dat hij in helderheid wisselt. Dus de ene keer helderder dan de andere. De schommelingen van Betelgeuze duren 200 tot 400 dagen. Rigel Rechts onderin naar het westen vind je de ster Rigel. Rigel is een stralende blauwwitte superreus, die naar schatting 900 lichtjaar ver weg staat (dus 1,5x de afstand van Betelgeuze, pak de rekenmachine er maar even bij ). Zijn lichtkracht is 57.000x sterker dan onze zon. Sterren die blauwwit zijn, zijn jonge sterren. Ook dit is weer relatief; Rigel is 10 miljoen jaar oud (ter vergelijking; onze Zon is 4,5 miljard jaar). Rigel is de tweede ster van Orion (Orionis β) en is een dubbelster. Hij heeft twee begeleiders, die je met het blote oog niet kunt zien. Rigel betekent in het Arabisch iets van voet van de reus. De riem van Orion De riem van Orion is het karakteristieke rijtje van drie sterren. Mintaka, Alnilam en Alnitak. De twee buitenste zijn dubbelsterren, je kunt dit met een telescoop van 100 mm of groter zien. Bij Alnitak staat de bekende Paardekop nevel. Voor de amateur astronoom een uitdaging, want het is een dichte, zwarte wolk van stof en gas die geen licht uitstraalt.

We laten het hierbij, want dit is een tour met het blote oog. Orionnevel Je pakt de middelste ster van de riem van Orion en gaat loodrecht naar beneden. Je komt dan bij de sterren die het zwaard van Orion vormen. Als het buiten voldoende donker is, zoek anders een zo donker mogelijke plek op, zie je een diffuus pluizig vlekje, midden in het zwaard. Dit is de Orionnevel. Een van de weinige nevels die je met het blote oog kunt zien. Kijk er eens naar met een verrekijker en je zit tientallen keren meer details, met een telescoop is het een van makkelijkste en grootste attracties voor de sterrenkijker. Met iedere vergroting laat hij nieuwe spannende details zien. Hij staat tussen de 1600 en 1900 lichtjaren van ons af. De Orionnevel is een enorme gloeiende gaswolk van 30 lichtjaar

doorsnee. In de wolk vliegt het gas alle kanten uit door gebieden waarin nieuwe sterren ontstaan. Nieuwe sterren ontstaan door het langdurig samenklonteren van (gas) deeltjes, maar dit is een heel ander onderwerp. De Orionnevel wordt ook wel de sterrenkraamkamer van Orion genoemd, omdat er zoveel nieuw sterren in ontstaan. Even buiten Orion Als je nog niet zo bekend bent met de sterrenhemel en je wilt je publiek na bovenstaande uitleg nog even laten zien dat je kennis echt wel wat verder reikt dan Orion alleen, maak dan de volgende twee korte uitstapjes. We gaan uit van de riem van Orion. Trek een denkbeeldige lijn naar boven (westen) en je komt bij een heldere oranje ster, dat is de Aldebaran, de helderste ster van het sterrenbeeld Stier (α Taurus). Aldebaran betekent oog van de stier. Trek de lijn nog wat verder door en je komt bij de Pleiaden, een sterrenhoop, ook wel zevengesternte genoemd. Zevengesternte, omdat je met het blote oog zeven sterren kunt onderscheiden (met een verrekijker of telescoop vele malen meer). Vervolgens trek je de lijn vanuit de riem naar beneden door en je komt bij een heel heldere ster, die Sirius heet (we kennen Sirius Zwart natuurlijk nog van de boeken van Harry Potter).

Sirius is de α ster van het sterrenbeeld Hond en de helderste ster van de nachtelijke sterrenhemel. Er valt nog veel meer te vertellen over Orion, maar dan moet de tour met een verrekijker of telescoop. Wellicht volgende winter deel 2. Ontdek meer van de sterrenhemel met een sterrenkaart of planisfeer Een tekenbeet Teek Ixodus ricinus. (Foto onder Creative Commons Licence)

Tekenbeet Ziekte van Lyme Mensen die zich veel in de natuur bevinden hebben er vast al eens last van gehad: een teek. Een klein beestje dat zich vast bijt in de huid en na enige uren of zelfs dagen zich weer laat vallen. Je voelt niets van de beet, maar het kan wel grote gevolgen hebben. Zo veroorzaakt de teek de ziekte van Lyme. Tijdens de infectie van de ziekte van Lyme kunnen er klachten zoals koorts, hoofdpijn of last van de ogen voor komen. Later breidt zich dit uit tot klachten in de gewrichten, het hart of zenuwstelsel. Daarnaast kan de huid heel dun worden en kunnen hersens ontstoken raken. Teken-encefalitis virus Niet elke teek brengt deze ziekte voort, zo is uit onderzoek in Nederland gebleken dat gemiddeld 24% van de teken met Borrelia burgdorferi geïnfecteerd is. Naast het risico op de ziekte van Lyme heeft een nieuwe bedreiging ons land in 2016 bereikt. Hiermee wordt de teek nog gevaarlijk dan hij al was. Voor het eerst is een wandelaar (Utrechtse heuvelrug) ziek geworden door het teken-encefalitis virus. Bron: De Volkskrant Besmetting met dit virus leidt in de meeste gevallen tot griepachtige klachten. Maar in 10% van de gevallen tot een hersenvliesontsteking die kan verergeren en het hersenweefsel kan beschadigen. Bij besmetting met de ziekte van Lyme, waarbij besmetting soms pas na een dag optreedt, dringt het teken-encefalitis virus al na enkele minuten het lichaam van het slachtoffer binnen.

Verspreiding teken-encefalitisvirus in 2010 (bron: Eurosurveillance.com) In bovenstaande afbeelding is de verspreiding van het tekenencefalitisvirus af te lezen. De gevaren (en niet de Wijzen) komen in dit geval uit het Oosten. Wat aantekeningen: Noorwegen is nog zo goed als vrij van besmetting. Zweden valt ook nog mee: klein gebied aan de oostkust. Duitsland vooral in het zuiden. De tendens is echter wel duidelijk. Het tekenencefalitisvirus rukt op.

Krim-Congo virus In september 2016 dient zich een nieuw teek-gerelateerd gevaar aan in Europa. In Spanje overlijdt een een man aan de gevolgen van het Krim-Congovirus. Dit levensgevaarlijke virus wordt voornamelijk door teken overgedragen. Wie de pech heeft de ziekte op te lopen, heeft een kans van 30% om te overlijden. De 62-jarig man liep het virus op nadat hij door een teek is gebeten op een natuurwandeling in het zuiden van Spanje. Het virus kan zich ook verspreiden van mens op mens door contact met bloed of andere lichaamssappen. Het virus heeft zijn naam te danken omdat het ontdekt werd op De Krim en later werd de ziekte in Congo herkend. Laat duidelijk zijn dat er niet lichtvoetig om moet worden gegaan met beten van teken. Neem als je de natuur in gaat de juiste voorzorgsmaatregelen (kleding) en controleer je lichaam altijd na een wandeling. Denk er aan dat teken zich ongemerkt op je lichaam verplaatsen en een voorkeur hebben voor je warme plekjes. Verwijderen van een teek Rond het verwijderen van een teek bestaan veel misverstanden. De ene bron raadt af de teek te draaien, terwijl een andere bron weer aanraadt de teek te draaien. De meest effectieve manier om een teek te verwijderen is om dit te doen met een pincet met dunne uiteinden of met een speciale tekenverwijderaar. Hierbij moet er voor gezorgd worden dat de teek niet wordt vastgegrepen in het lichaam, aangezien de kans bestaat dat de teek wordt platgedrukt en zijn maaginhoud weer uitspuugt. Voorkomen is beter dan genezen Een tekenbeet kan het beste worden voorkomen door beschermende kleding te dragen. Eén van deze preventiemaatregelen is de

kleding van Rovince. Door het impregneren van de jassen en broeken en dergelijke zal een teek geen grip hebben. Zo kan het beestje zich niet voortbewegen van bijvoorbeeld de broekspijp naar het been. Het wordt altijd nog wel aangeraden om een hoofddeksel te dragen en de broekspijpen in de sokken te stoppen. Teken komen immers niet uit een boom, maar uit struiken of een laaghangende tak. Zo kan het gebeuren dat bij het bukken een beestje terecht kan komen op het hoofd. Meer informatie over teken en de gevolgen en beschermende kleding is te vinden op de website van Rovince. lapsnuitkever

De Lapsnuitkever De lapsnuitkever wordt ook wel snuitkever of taxuskever genoemd. Het is een kleine kever die schade aan tuin- en kamerplanten kan aanrichten. Opeens liepen er tientallen in ons huis. Lapsnuitkevers op de muur Opeens liepen ze rond de kerst op de muur. Zwarte kevertjes van ongeveer een centimeter. Ik zag direct dat het snuitkevertjes waren. De eerste kever netjes buiten gezet, de tweede ook nog. Leven en laten laten leven, toch? Bij de derde kever toch maar even uitzoeken waar we nou precies mee van doen hadden. Via internet en De Nieuwe Insectengids was de kleine kever snel gedetermineerd als de lapsnuitkever,

Otiorhynchus sulcatus. Volgens mijn insectengids komt de O. sulcatus, de gegroefde lapsnuitkever, voor op tal van planten in tuinen en kassen en is met name een plaag op potplanten. Met de kevers die zich toen nog durfden te vertonen in onze huiskamer is het slecht afgelopen. Kerstboom of Ficus Er zijn twee mogelijk bronnen voor onze lapsnuitkevers in da house. Meegekomen met de kerstboom? Of is het onze Ficus irregularis. Schade van de lapsnuitkever Ondanks dat we veel van de natuur houden, wil het met kamerplanten niet zo lukken. Uitzondering hierop is onze Ficus irregularis die al vanaf de tijd dat we in ons flatje woonden bij ons is. In 1980 gekocht Zwolle. Deze plant koesteren we dus. Onze Ficus staat s winters in de huiskamer en in het voorjaar gaat hij naar buiten op een niet al te zonnige plek op het terras. Kan dus zijn dat de lapsnuitkevers met het naar binnen halen zijn meegekomen. Een ding is zeker,

ze knagen aan zijn bladeren. UPDATE januari 2016: dit jaar hadden we in verband met werkzaamheden in de woonkamer geen kerstboom, maar wel lapsnuitkevers in huis. Het mysterie is hierbij dus opgelost: onze lapsnuitkevers zitten in de ficus. Het waren er een stuk minder in aantal, de ficus doet het prima, veel last hebben we er niet van. We laten het maar zo en gaan niet bestrijden. Lapsnuitkevers In Nederland komen 18 verschillende lapsnuitkevers voor. Hiervan zijn 11 soorten uitheems. Deze uitheemse soorten komen vooral uit Zuid-Europa en door de de klimaatverandering kunnen ze zich ook in noordelijker streken handhaven. Dat zien we bij steeds meer diersoorten uit het zuiden. De meeste soorten zijn pathogenetisch, dat wil zeggen dat er alleen vrouwtjes zijn die zich zonder te paren met een mannetje kunnen voortplanten. Vroeger trof men onze lapsnuitkever hoofdzakelijk op taxus struiken en bomen aan, vandaar de naam taxuskever. Door de jaren heen heeft de soort zich flink uitgebreid en eet zowat alle planten, maar houdt wel zijn voorliefde voor de wat hardere bladeren, zoals de rododendron, coniferen en klimop. Daar tref je dan ook het eerst de sporen van de kever aan. Lapsnuitkevers hebben een redelijk goed herkenbare vraat, het lijkt of er vanaf de rand happen uit het blad zijn genomen. Zie je die in je tuin en je ziet geen insect, dan is de kans groot dat je ze in de tuin hebt. Daar de kevers s vooral nachts actief zijn, zie je ze niet vaak. De kevers richten niet de grootste schade aan, dat zijn de larven. Het vrouwtje legt in voorjaar en zomer (200 dagen lang) gemiddeld 5 eitjes in de grond en de larven doen zich ondergronds te goed aan de wortels van jouw tuin- of kamerplanten. De larven worden ongeveer een centimeter lang. In een seizoen kunnen de larven van pop tot volwassen kever worden (metamorfoseren). De larven die aan het einde van het seizoen worden geboren

overwinteren in de bodem om in het volgende voorjaar verder te groeien en dan te verpoppen. De meeste insecten leven maar kort, de lapsnuitkever echter niet. Die kan wel een paar jaar mee. Bestrijding lapsnuitkever Tot op heden heb ik de bestrijding van de kevers mechanisch gedaan, dat wil zeggen vangen en dooddrukken. Ik weet niet of de kevers elkaar gewaarschuwd hebben, maar nu (eind januari) zie ik geen kevers meer door het huis wandelen. De kerstboom is inmiddels afgetuigd en we wachten met spanning af hoe het verder gaat met onze geliefde Ficus irregularis. We verpotten hem komend voorjaar en zien dan wel of er larven in de pot zitten. Dat we ze in de tuin hebben is zo goed als zeker, gezien de happen die er uit de klimop genomen zijn. Als er larven van snuitkevers in je pot- of kuipplanten zitten dan is bestrijding noodzakelijk. In de kleine ruimte van de pot richten ze veel schade aan de wortels aan. Een paar larven kunnen je plant al om zeep helpen. Als je ze in de tuin hebt geconstateerd is het allereerst de vraag of je tot bestrijding moet overgaan. In een gezonde tuin richten ze over het algemeen niet heel veel schade aan. Als de planten in je border het goed blijven doen en je stoort je niet al te veel aan een hapje uit een blad is het advies om de boel goed in de gaten te houden. Zolang het nog binnen de perken blijft, om het maar eens zo te zeggen, leven en laten leven. Merels en andere vogels en ook egels zijn dol op de larven, die veel eiwitten bevatten. Mocht je toch het besluit moeten nemen om ze uit te roeien, dan is gif natuurlijk geen optie. Gif doodt alle insecten en vormt een gevaar voor de nuttige bijen en hommels en voor de vogels die de vergiftigde insecten opeten.

Een beproefde methode is die met aaltjes. Aaltjes zijn nematoden, rondwormen waartoe ook veel parasieten behoren die zoogdieren (en mensen) lastig vallen. De nematoden die we gebruiken om onze snuitkevers te bestrijden zijn voor mensen en dieren volstrekt ongevaarlijk. Lees hier meer over de bestrijding met aaltjes. Een andere biologische methode is die met compost waarin een schimmel leeft die de larven van de snuitkever infecteert. Lees hier meer over het gebruik van compost tegen de lapsnuitkever. Of bezoek de uitgebreide website. Bij een zware plaag is de combinatie van beide methoden uiterst effectief. maksutov telescoop

Maksutov telescoop Deze blogpost gaat over de techniek van de Maksutov telescoop via een review van de National Geographic 90/1250 goto telescoop.

Lenzen of spiegel? Grofweg onderscheiden we spiegeltelescopen (Newton reflectors) en lenzen telescopen (refractors). Bij een lenzentelescoop wordt het licht gebundeld via (tenminste twee) lenzen. Een spiegeltelescoop reflecteert het licht via een spiegel. Het nadeel van een lenzentelescoop is dat er een grotere kans is op kleurfouten, omdat een lens het witte licht breekt. Dit moet dan via andere lenzen gecorrigeerd worden. Voordeel is de afgesloten buis, waardoor er geen vocht en stof in de buis kan komen. Spiegeltelescopen hebben geen last van kleurfouten, maar hebben een open buis en zijn daardoor gevoeliger voor stof en vocht. Een derde mogelijkheid is de hybride, deze noemen we catadioptrische telescopen, zoals de Schmidt-Cassegrain en de Maksutov telescoop. Deze combineren een spiegel met een grote correctielens en heffen hiermee veel beeldfouten van spiegels op. Maksutov en Schmidt Cassegrain Het Schmidt-Cassegrain model maakt gebruik van optische technieken die in de 17e eeuw door Guillaume Cassegrain werden uitgevonden. In de jaren 30 van de vorige eeuw werd de techniek geperfectioneerd door Bernhard Schmidt. De Maksutov is een variatie op het Cassegrain ontwerp, het principe is hetzelfde. In onderstaande afbeelding worden het verschillen tussen de drie typen telescopen duidelijk.

Ten opzichte van een refractor en een reflector heeft de Maksutov een veel kortere buis bij dezelfde brandpuntafstand. Voor een brandpuntafstand van 1250 mm heeft een refractor een buis nodig van grofweg 1,25 meter. Een Maksutov telescoop kan met een derde van deze afstand toe. Als je de brandpuntafstand deelt door de opening van de telescoop krijg je het brandpunt of focus, dit wordt met de letter f weergegeven. De telescoop van 1250 mm heeft bij een opening van 90 mm, dus een f-waarde van 1250/90= 13,9. Hoe kleiner de f-waarde, hoe sneller de telescoop. Een snelle telescoop heeft een f-waarde van zes of lager. Dit is vooral van belang bij astrofotografie. Snellere telescopen hebben minder tijd nodig om een object vast te leggen. Voor wie niet (astro)fotografeert is de f-ratio niet van belang. Langzamere telescopen geven vaker een scherper beeld. National Geographic Maksutov telescoop 90/1250 Op dit moment is de National Geographic 90/1250 Maksutov telescoop de telescoop in ons aanbod met de meeste mogelijkheden. We kijken eerst naar de opening. Die is 90 mm. Dat wil zeggen dat de opening van de buis, waar het licht in valt, 9 cm is. Lees meer over de opening in onze koopwijzer

over telescopen. Kort gezegd, hoe groter de opening, hoe meer detail er valt te zien. Wat kun je verwachten met een opening van 90 mm? Hieronder een overzicht, waarbij wordt aangetekend dat hoe donkerder de plek is waar je door de telescoop kijkt is, hoe meer je kunt zien. Bepaalde filters kunnen helpen om het kwaliteitsverlies dat door luchtvervuiling ontstaat, tegen te gaan. Wat mag je verwachten om te zien met een 90 mm telescoop? Structuur in zonnefilter); zonnevlekken (met een geschikt De fasen van Mercurius; Maan bergketens en kraters van 5 kilometer; Mars poolkappen en de grote donkere oppervlaktes tijdens oppositie; De banden op Jupiter, met enkele details, plus de schaduwen van de manen van Jupiter op de planeet tijdens de overgangen; Cassini scheiding in ringen van Saturnus, plus vier of vijf van de manen; Uranus en Neptunus zichtbaar als kleine schijven Dubbelsterren die gescheiden van elkaar staan op 1,5 boogseconde. Bij een goede seeing nog iets beter Zwakke sterren tot magnitude 12 Tientallen bolvormige sterrenhopen, Emissie nevels, planetaire nevels en sterrenstelsels; Alle Messier objecten (101) en veel van de heldere NGC objecten bij een donkere hemel (met details zichtbaar in vele nevels, hoewel de meeste sterrenstelsels relatief wazige vlekken zullen blijven) Go-to systeem

De National Geographic 90/1250 Maksutov telescoop is voorzien van een handcontroller die de telescoop kan sturen. Dit heet een go-to systeem. De software in de controller stuurt de beide gemotoriseerde assen van de telescoop aan. In de controller zijn meer dan 270.000 objecten opgeslagen. Om te starten moet de telescoop in de juiste positie gezet worden (naar het noorden met het kompas dat op de telescoop is gemonteerd). Vervolgens is het afstellen erg makkelijk. Je kunt de telescoop snel afstellen op één ster aan de hemel, of voor meer precisie op twee of zelfs drie. Eenmaal afgesteld is het vinden van objecten een fluitje van een cent. In de database zitten onder meer objecten van het zonnestelsel, de sterrenbeelden, de Messier catalogus, de NGC catalogus en nog veel meer catalogi met lichtzwakke objecten (de IC en Sh2). Een go-to systeem bespaart veel tijd. Objecten aan de hemel vinden met een gewone zoeker valt, vooral voor de beginner, niet mee en kan behoorlijk frustrerend zijn. Beeld Het beeld dat je ziet in een Maksutov telescoop is gespiegeld. Dat wordt duidelijk aan de hand van de volgende opnames van de maan. In tegenstelling tot Newton staat het beeld niet ondersteboven, links en rechts worden gewisseld.

Maan zoals avond ziet je hem s Maan door een Maksutov De National Geographic 90/1250 Maksutov telescoop wordt geleverd met twee oculairen van 12.5 mm en 25 mm. De vergroting die ieder oculair geeft bereken je door de brandpuntafstand te delen door het aantal mm van het oculair. Met deze oculairs kun je dus vergrotingen van 1250/25 en 1250/12.5 bereiken, respectievelijk 50 en 100x. Hoge vergrotingen zeggen over het algemeen niet zoveel over het aantal details dat je kunt zien. Daarvoor is de opening (breedte van de frontlens c.q. spiegel) veel belangrijker. Maar ook of je ogen voldoende aan het donker zijn gewend. Wat

betreft bruikbare vergrotingen waarmee je nog wat kunt zien houden astronomen tweemaal de opening aan. Dit heet de zinvolle vergroting van een telescoop. Voor goede telescopen is dat wat meer, voor minder goede wat minder. De zinvolle vergroting van deze Maksutov is dus 180. Daarom raden wij aan om bij een aanschaf een extra 6,5 mm oculair te overwegen. Hiermee wordt een vergroting van 192x bereikt, dat is het maximaal haalbare. Orion nevel Nog een ding over het beeld. Wie de prachtige, kleurige beelden van internet in zijn telescoop verwacht komt misschien bedrogen uit. Omdat het zulke lichtzwakke objecten zijn waarnaar we kijken, zijn onze ogen niet in staat kleur te onderscheiden. Alles wat we zien is dus in zwart/wit. Alleen de maan is misschien een beetje geel. De beelden die we op internet of op de dozen van telescopen zien zijn bewerkte beelden die via astrofotografie verkregen zijn. Vaak een samenstelling van tientallen opnames en met gebruik van digitale kleurtechnieken. De National Geographic 90/1250 is geschikt voor eenvoudige astrofotografie. De motor kan de objecten volgen, waardoor langere tijdopnames zijn. Zoals eerder gesteld is de telescoop met f 13,9 geen snelle telescoop, dus de mogelijkheden zijn beperkt. Wil je je echt gaan toeleggen op astrofotografie dan is een alternatieve

snelle telescoop beter op zijn plaats. Maar een mooie opname van de planeten en lichtsterke objecten liggen zeker binnen bereik. Slot Dit is een telescoop waar wij heel enthousiast van worden. Hij kost wel een paar centen, maar dan heb je ook wat. Gezien de mogelijkheden en de kwaliteit een heel goede prijs/kwaliteit verhouding. Jarenlang plezier met sterrenkijken, voor de beginner maar ook de al wat verder gevorderde amateur astronoom. Waarom is de lucht blauw?

Waarom is de lucht blauw? De lucht kan op een heldere, zonnige dag zo prachtig mooi blauw zijn. Waarom is dat eigenlijk? Waarom altijd blauw en niet eens een keer groen of paars? In deze blogpost gaan we een antwoord zoeken op deze vraag. Licht Om de vraag waarom is de lucht blauw te beantwoorden kijken we eerst wat licht is. Licht is een elektromagnetische straling dat bestaat uit deeltjes die geen gewicht hebben. Deze deeltjes heten fotonen. Onze grote lichtbron is de zon. Het licht dat door de zon wordt gemaakt en op de aarde komt, bevat een mengsel van heel veel kleuren (alle kleuren van de

regenboog). Iedere kleur in dit mengsel heeft een eigen golflengte. Licht dat op de aarde komt heeft dus verschillende golflengtes. Kleuren ontstaan door weerkaatsing van het oppervlak: een wit oppervlak kaatst alle kleuren terug, aan de andere kant kaatst een zwart oppervlak geen kleuren terug. Een rood oppervlak bijvoorbeeld kaatst alleen het rode licht terug, een groen oppervlakte alleen het groene licht en zo verder voor alle kleuren. Verstrooiing Nu we weten dat het zonlicht een mengsel is van heel veel kleuren, weten we nog niet waarom de lucht blauw is. Hiervoor gaan we kijken naar het begrip verstrooiing. Omdat het zonlicht uit licht bestaat met verschillende golflengtes worden die als ze tegen deeltjes (moleculen) botsen afgebogen. Het zonlicht (het mengsel van kleuren) valt dan uit elkaar. Je kunt dit zelf uitproberen door een glas water in het zonlicht te zetten. Het witte zonlicht (het mengsel) valt uit elkaar, wordt verstrooid. Hieronder zie je hoe je met een wijnglas op de sneeuw of een waterkan en een vel wit papier het zonlicht kunt verstrooien en een aantal kleuren uit het witte licht zichtbaar maakt. Het mooiste voorbeeld van verstrooiing van het licht is de regenboog. Doordat er na een fikse bui heel veel waterdeeltjes in de lucht zijn, kun je als de zon gaat schijnen prachtig de

kleuren in het zonlicht zien. Zelf een regenboog maken is niet zo heel moeilijk. Kijk hier hoe je dit doet. Blauw licht We weten nu dat zonlicht uit alle kleuren van de regenboog bestaat en dat deeltjes, bijvoorbeeld water, dit mengsel verstrooien. De aarde heeft een dampkring, deze bestaat ook uit deeltjes, zoals zuurstof, vochtdeeltjes, ozon en stofdeeltjes. Net als in een glas water botst het licht tegen deze deeltjes aan en wordt verstrooid. Nu is het zo dat het blauwe licht in het zonlicht in de atmosfeer veel meer verstrooit dan de andere kleuren (tot 16x meer). Dit heeft te maken met de golflengte van het blauwe licht in combinatie met de grootte van de moleculen waar het tegenaan botst. Blauw licht wordt vooral door kleine deeltjes verstrooit. Als er veel moleculen in de lucht zijn die wat groter zijn, bijvoorbeeld in vervuilde industriegebieden of als er veel stof in de lucht is, dan is de hemel niet zo mooi blauw, maar een stuk grauwer. Ook andere kleuren worden dan meer verstrooid. Net na een regenbui of boven op een hoge berg is de lucht het mooist diepblauw omdat dan de atmosfeer het schoonst is en alleen het blauwe licht verstrooit; hoe schoner en droger de atmosfeer hoe blauwer de hemel. Omdat het de atmosfeer is die de blauwe hemel veroorzaakt, betekent dit dat in de ruimte de hemel zwart is. Daar is geen dampkring. Als André Kuipers in het ISS naar de zon keek zag hij niet een gele zon tegen een blauwe hemel, maar de zon tegen een inktzwarte achtergrond. De ruimte kaatst geen enkele kleur terug. Ook s nachts is de hemel blauw, maar wij kunnen dat niet zien omdat onze ogen niet zo goed kleuren kunnen onderscheiden als er heel weinig licht is.