12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

Vergelijkbare documenten
15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 december 2009 (21.12) (OR. en) 17691/09 COPEN 249 JAI 935

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

15730/14 ver/ons/hw 1 DG D 2C

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

6182/1/17 REV 1 ADD 1 eer/gra/cg 1 DRI

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2004 (29.11) (OR. en) 14504/1/04 REV 1 LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

Het Europees Parlement is verzocht advies over het voorstel uit te brengen.

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 september 2005 (07.09) (OR. en) 11522/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0020 (COD) LIMITE

Nationaal Benelux Prüm Europese Unie

Benelux Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

2. Voor de voorgestelde insolventierichtlijn geldt de gewone wetgevingsprocedure.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 februari 2010 (OR. en) 5306/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0189 (NLE) JAI 35 COPEN 7

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

PUBLIC 11642/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0109 (CNS)

5307/10 VP/mm DG H 2 B

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A

PUBLIC LIMITENL RAADVAN DEEUROPESEUNIE. Brusel,3juni2014 (OR.en) 10284/14. Interinstitutioneeldosier: 2012/0360(COD)

MOTIVERING VAN DE RAAD

2. Het Europees Parlement heeft op 12 juni 2001 advies over het voorstel uitgebracht. 2

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 oktober 2004 (28.10) (OR. en) 13824/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0198 (COD)

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

16542/2/09 REV 2 eek/mak/mv 1 DG H 2B

Brussel, 27 februari 2014 (28.02) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 6490/1/14 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 mei 2014 (27.05) (OR. en) 10139/14 Interinstitutioneel dossier: 2012/0011 (COD)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC 9703/1/10 REV 1

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

9011/1/15 REV 1 jwe/van/sl 1 DG B 3A

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en)

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

PUBLIC LIMITE NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 september 2006 (12.09) (OR. en) 8082/1/06 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2005/0104 (COD)

9114/19 JVB/jvc/srl JAI.2

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015

14469/16 nuf/gra/mt 1 DG E 2A

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart);

1. Het Coreper heeft het ontwerp-besluit van de Raad op 1 december 2004 besproken aan de hand van document 15281/04 + COR 1.

12513/17 ADD 1 1 DPG

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een KADERBESLUIT VAN DE RAAD

1. De Horizontale Groep drugs heeft het bovengenoemde voorstel op 5 september 2007 besproken.

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

PUBLIC 14277/10 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 oktober 2010 (11.10) (OR. en) LIMITE GENVAL 12 ENFOPOL 270 NOTA

11119/09 ADD 1 mak/lep/hd DG H 2B

10728/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/ev 1 DRI

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

10729/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/fb 1 DRI

Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de ontwerp-conclusies van de Raad, waarover een akkoord is bereikt in de Groep sociale vraagstukken.

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 24 april 2009 (30.04) (OR. fr) 6094/1/09 REV 1 LIMITE JUSTCIV 32 CO SOM 21

10765/11 ADD 1 oms/rts/dp 1 DG C I

De tekst zoals die er nu uitziet, staat in document 12932/99 CONSOM 70 ECOFIN 238 CODEC 684.

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

7079/17 gys/van/sv 1 DG D 1C

nr. vorig doc.: 14354/04 FIN 502 RESPR 10 CADREFIN 118 Betreft: Discussienota over de eigen middelen van de Europese Gemeenschappen

17217/2/10 REV 2 bar/lep/mv 1 DG I 1A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 april 2010 (20.04) (OR. en) 8570/10 ENFOPOL 99

14969/1/03 REV 1 huy/yen/rl 1 DG H I

6603/15 dep/van/hw 1 DG D 2B

9664/19 pro/dau/ev 1 JAI.2

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2008 (10.09) (OR. en) 12600/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0030 (COD) LIMITE

15414/14 van/mak/sv 1 DG D 2A

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A

PUBLIC. Brussel, 19 november 2007 (22.11) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE /07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0098 (COD) LIMITE

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 april 2004 (06.04) (OR. en) 8083/04. Interinstitutioneel dossier: 2003/0193 (CNS) 2003/0194 (CNS) LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

de aanbevelingen in het verslag van de Deskundigengroep mensenhandel van de Europese Commissie aan de EU-lidstaten van 22 december 2004,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11

PUBLIC 8480/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0183 (NLE)

O TWERP-MOTIVERI G VA DE RAAD Betreft: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake luchthavengelden

PUBLIC. Brussel, 11 november 1999 (15.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11662/99 LIMITE OJ/CONS 52 JAI 84

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A

Transcriptie:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, september 2007 (2.09) (OR. en) 2494//07 REV COPEN 23 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36/het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 257/07 COPEN 7 Betreft: Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces - Oriënterend debat I. Inleiding. De Commissie heeft op 4 september 2006 een voorstel ingediend voor een kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces. 2. Het Europees Parlement is om advies verzocht. 2 3. Met de invoering van het Europees surveillancebevel (ESB) kan de verdachte in de lidstaat van verblijf zijn proces afwachten terwijl hij valt onder niet tot vrijheidsbeneming strekkende controlemaatregelen, waardoor het recht op vrijheid en het vermoeden van onschuld in de gehele Europese Unie worden versterkt, en de gelijke behandeling van alle burgers in de gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid wordt bevorderd. 2 2367/06 COPEN 9 + ADD + ADD 2. Het Europees Parlement zal naar verwachting in oktober/november 2007 verslag uitbrengen. 2494//07 REV yen/il/lv

Dankzij het ESB kunnen personen aan wie, in afwachting van een proces, (in een lidstaat waar zij niet hun normale verblijfplaats hebben) een niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel is opgelegd, voorwerp van controle en toezicht zijn in de lidstaat waar zij hun normale verblijfplaats hebben. Die lidstaat is dan verantwoordelijk voor het toezicht op de aan de verdachte opgelegde maatregel en moet de uitvaardigende lidstaat waar de strafrechtelijke procedure aanhangig is gemaakt, op de hoogte brengen van elke inbreuk daarop. Laatstbedoelde lidstaat zal dan beslissen over de gevolgen van die inbreuk en kan in het bijzonder de betrokkene laten arresteren en overbrengen om berecht te worden. In het Commissievoorstel staat dat het ESB niet alleen is opgezet als een alternatief voor voorlopige hechtenis, maar dat het ook kan worden uitgevaardigd in verband met een strafbaar feit waarvoor alleen minder ingrijpende dwangmaatregelen dan voorlopige hechtenis zijn toegestaan. 4. Door het beginsel van de wederzijdse erkenning van niet tot vrijheidsbeneming strekkende controlemaatregelen in afwachting van het proces toe te passen, geeft dit voorstel volledige uitvoering aan de prioriteiten van het Haags programma (2004) 2 en aan het Actieplan van de Raad en de Commissie ter uitvoering van het Haags programma voor de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (2005). 3 II. Besprekingen van de Groep 5. De Groep samenwerking in strafzaken heeft het voorstel op 9 en 0 januari 2007 in eerste lezing op algemeen niveau besproken. De delegaties steunden over het algemeen de doelstellingen van het Commissievoorstel en de belangrijkste achterliggende gedachte om een eventuele voorlopige hechtenis wegens het hebben van een normale verblijfplaats in een andere lidstaat af te schaffen. 2 3 Toelichting, blz. 8. PB C 53 van 3.3.2005, blz.. PB C 98 van 2.8.2005, blz. (blz. 8, punt 4.2, onder g). 2494//07 REV yen/il/lv 2

6. De delegaties brachten echter wel verscheidene kwesties en technische problemen ter sprake in verband met enkele aspecten van het Commissievoorstel. Tijdens het Duitse voorzitterschap hadden de lidstaten een vragenlijst 2 gekregen aan de hand waarvan zij hun standpunten duidelijker konden omschrijven. Gebleken is dat de doelstellingen van het voorstel brede steun krijgen, en in algemene zin 3 was er waardering voor de idee dat het ESB gebaseerd moet worden op het beginsel van de wederzijdse erkenning, zonder harmonisatie van het strafrecht of het procesrecht van de lidstaten. Een ruime meerderheid van de delegaties vond dat de voorwaarden voor het uitvaardigen van een ESB bepaald moeten worden door het recht van de uitvaardigende lidstaat, terwijl daarnaast moet worden voorzien in regelingen voor een soepele samenwerking bij de grensoverschrijdende erkenning en uitvoering van de surveillancebevelen. Tevens werd benadrukt dat dit voorstel coherent moet zijn met de aanpak welke gevolgd is bij andere op wederzijdse erkenning gebaseerde instrumenten die reeds aangenomen of nog in discussie zijn, en werd gewezen op de bijdrage die aan dit voorstel geleverd zou kunnen worden door enkele oplossingen die gevonden zijn voor het voorstel voor een kaderbesluit inzake de erkenning van en het toezicht op voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen (proeftijd). 4 III. De noodzaak van vooruitgang 7. De Europese Unie is één ruimte met vrij verkeer van personen, met als doel een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen (artikel 29 VEU). Het streven naar een efficiënt, doelmatig beleid inzake strafrecht en een rationele rechtsbedeling vereist met name dat er bij het opstellen van nieuwe maatregelen die gebaseerd zijn op het beginsel van de wederzijdse erkenning, een evenwicht gevonden wordt tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. 2 3 4 5442/07 COPEN 3. 9464/07 COPEN 6. 0662/07 COPEN 9 + ADD + ADD 2 + ADD 3 (antwoorden van de delegaties op de vragenlijst) en 257/07 COPEN 7 (samenvatting van de antwoorden). 5325/07 COPEN 7 + ADD + ADD 2 en daarmee samenhangende documentatie. 2494//07 REV yen/il/lv 3

8. Gezien de toename van het personenverkeer in de Europese zone, die een gemeenschappelijke ruimte is geworden dankzij het recht van de Europese burger om vrij te reizen, moet, met het oog op een efficiënt strafrecht, de strijd worden aangebonden met de vermindering van de sociale integratie, misdaad en recidive, onder meer met behulp van nieuwe, op het beginsel van de wederzijdse erkenning gebaseerde maatregelen, hetgeen betekent dat het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, hun systemen en autoriteiten versterkt moet worden. 9. De Raad heeft ook maatregelen genomen ter bevordering van de sociale integratie in de fase na het proces, zoals het kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafrechtelijke beslissingen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (reeds goedgekeurd door de Raad), en het kaderbesluit inzake de erkenning van en het toezicht op voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen (proeftijd) (nog in discussie). 0. In het kader van het programma van maatregelen ter toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken houdt dat beginsel echter in dat die beslissingen worden geïntegreerd " in alle fasen van de strafprocedure of beslissingen die anderszins relevant zijn voor dergelijke procedures " (zie punt 3.3.. van het Haags programma).. Gelet op het werk dat de Raad in dezen reeds heeft verricht, acht het voorzitterschap het van belang de wederzijdse erkenning te bevorderen en daarbij een evenwicht te zoeken tussen de maatregelen voor de fase vóór en voor de fase na het proces, met het oog op de aanneming van instrumenten om recidive te voorkomen en/of om de verdachte in een gunstige sociale en legale omgeving te houden. 2. In de meeste - zo niet alle - lidstaten is voorlopige hechtenis een dwangmaatregel die vooral wordt opgelegd om te voorkomen dat de verdachte zich aan rechtsvervolging onttrekt. Overeenkomstig criteria als noodzaak, opportuniteit en evenredigheid, wordt de voorlopige hechtenis gebruikt als laatste middel, wanneer het niet mogelijk is andere maatregelen te nemen, die geen vrijheidsbeneming behelzen. PB C 53 van 3.3.2005, blz.. 2494//07 REV yen/il/lv 4

3. De justitiële autoriteiten die bevoegd zijn om dwangmaatregelen op te leggen, gaan voor elk specifiek geval na of de betrokkene zich mogelijkerwijs aan rechtsvervolging zal onttrekken, met name door in een andere lidstaat te gaan wonen. Hoewel het geen wettelijk criterium is, kan het verblijf in een andere lidstaat door de rechter beschouwd worden als een factor bij de beoordeling van het risico van onderduiken, en ertoe leiden dat er een strengere dwangmaatregel wordt opgelegd dan wanneer de betrokkene in de lidstaat in kwestie verblijft. Een minder strenge dwangmaatregel is niet alleen gunstiger voor de betrokkene, maar draagt ook bij tot een betere rechtsbedeling. 4. Dwangmiddelen zonder vrijheidsbeneming spelen een hoofdrol in het beleid inzake strafrecht van de lidstaten, en een grotere flexibiliteit bij de toepassing ervan zal het aantal gevallen van voorlopige hechtenis aanzienlijk doen dalen, een doel dat door alle lidstaten moet worden nagestreefd. Om redenen in verband met de betrokkene en de rechtsbedeling, en met name het feit dat (a) voorlopige hechtenis beperkt moet blijven tot uitzonderlijke, ernstigere gevallen, overeenkomstig het "vermoeden van onschuld"; (b) verdachten zoveel mogelijk in hun natuurlijke omgeving moeten kunnen wonen, zij het met de nodige controle en het vereiste toezicht; (c) voorlopige hechtenis alleen in laatste instantie moet worden toegepast, omdat de gevangenis, zoals sommige criminologen opmerken, een "leerschool voor misdaad" is; (d) een efficiënte, rationele rechtsbedeling ook budgettair gezien alles te winnen heeft bij dwangmaatregelen zonder vrijheidsbeneming, is het noodzakelijk die doelen na te streven, onder meer door het bevorderen van de erkenning en toepassing van niet tot vrijheidsbeneming strekkende controlemaatregelen in afwachting van het proces. 5. Gelet op het bovenstaande en op de over het algemeen gunstige reacties van de lidstaten op de uitgangspunten van het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees surveillancebevel tussen EU-lidstaten in procedures in afwachting van het proces, is het voorzitterschap van mening dat er nu stappen vooruit gezet moeten worden. 2494//07 REV yen/il/lv 5

IV. Voorstel aan de Raad In het licht van de antwoorden op de vragenlijst stelt het voorzitterschap voor dat de Raad tot een algemene oriëntatie komt voor de verdere werkzaamheden, gebaseerd op een nieuwe versie van het voorstel, welke met name de volgende elementen dient te bevatten: invoering van het ESB op basis van het beginsel van de wederzijdse erkenning en met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de strafrechtstelsels en -procedures van de lidstaten met betrekking tot de criteria en voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees surveillancebevel. Er moeten echter grenzen worden gesteld aan de discretionaire bevoegdheid van de uitvaardigende lidstaat teneinde een eenvoudige, vlotte en efficiënte samenwerking tussen de lidstaten mogelijk te maken. zorgen voor samenhang met de aanpak die gevolgd is voor andere op wederzijdse erkenning gebaseerde instrumenten, met behulp van flexibele regels voor een grensoverschrijdende erkenning en uitvoering van een ESB. Daarvoor moet er rekening gehouden worden met enkele oplossingen die toegepast worden in het voorstel voor een kaderbesluit inzake de erkenning van en het toezicht op voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen (proeftijd). De besprekingen van beide voorstellen moeten echter wel gescheiden worden gevoerd, omdat er specifieke technische aspecten (in verband met de fase vóór en na het proces) bij komen kijken, en omdat ze zich niet in dezelfde onderhandelingsfase bevinden. Het voorzitterschap vraagt de lidstaten of er andere punten zijn waarmee naar hun mening bij de nieuwe formulering van het voorstel rekening gehouden moet worden, met name teneinde tot een effectief, bruikbaar mechanisme te komen voor het weer overbrengen van de betrokken persoon naar de uitvaardigende lidstaat. De Raad wordt verzocht zijn instanties opdracht te geven het werk voort te zetten door het voorstel volgens die lijnen bij te stellen, op basis van een nieuwe tekst die het voorzitterschap in overleg met de Commissie voor verdere bespreking zal voorleggen. 2494//07 REV yen/il/lv 6