Professionaliseringsplan 2014-2016. Hanzehogeschool Groningen



Vergelijkbare documenten
Professionaliseringsplan

Toelichtin ng op de Professionaliserings-afspraken in de cao-hbo

Maak je eigen professionaliseringsplan!

Professionaliseringsplan

Regeling opleiding en ontwikkeling

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo professionaliseren doe je samen Stimuleringsregeling Teamontwikkeling

Principeakkoord cao-hbo

REGELING Avans Docentprofessionalisering BDB+

handreiking professionaliseringsplan

SCHOLINGSBELEID PANTA RHEI

Kadernotitie professionalisering

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Gespreksleidraad CAO-regelingen 2015

stimuleringsregeling leiderschapsontwikkeling arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo

CAO PO

Datum Betreft Bestuursakkoord PO-Raad-OCW Geacht schoolbestuur,

Hoofdstuk 17 wordt inclusief koptekst gewijzigd en komt als volgt te luiden

Regeling Studiefaciliteiten. (Ter uitvoering van hoofdstuk 17 van de Uitwerkingsovereenkomst (UWO)

Decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen 2007 (13 november 2006)

Rembrandt College TAAKBELEIDSPLAN Inleiding. 12 april 2012

Werken en professionaliseren bij de Hogeschool van Amsterdam

Medewerkers ontwikkeling Studiefaciliteitenregeling Versie 1 maart 2015: definitief 1.0

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Acties korte termijn (2014) Acties korte termijn (eerste helft 2015) Acties voor de langere termijn ( )

1. De opbrengsten van de aanbevelingen van de commissie Bruijn

Strategisch Opleidingsbeleid

Van HAS Strategisch plan naar HAS Professionalisering en HAS Duurzame Inzetbaarheid

11 september Onderhandelingsakkoord CAO-PO tot en met

de Algemene Onderwijsbond, gevestigd te Utrecht, te dezen statutair of krachtens volmacht vertegenwoordigd door de heer G.J.W.M.

scholings - mogelijkheden van onderwijsondersteunend personeel in de CAO VO

NERF HRM-implementatie augustus 2005

Vastgesteld november Visie op Leren

Regeling Studiefaciliteiten gemeente Oldambt

BUITENHOUT COLLEGE Scholingsplan schooljaar

Overtuigend in topkwaliteit. Professionaliseringsplan

Taakbelastingbeleid in het kader van hoofdstuk F Inzet personeel CAO BVE

Nieuwsbrief CAO-PO September 2014 Opgesteld door Geeke Wolters en Frans Thomassen

Samenvatting eindvoorstel CAO PO

REGELING WERVING EN SELECTIE VAN PERSONEEL IN HET PRIMAIR EN SPECIAAL ONDERWIJS

Regeling Opleiding & Ontwikkeling

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

N. (Nienke) Daniels Senior adviseur, VBS Helpdesk. VBS, september VBS Verbindend voor diversiteit in onderwijs 1

Kaderregeling Vierslagleren in het voortgezet onderwijs

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [de school], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de PMR.

Scholingsbeleid. Studiefaciliteitenregeling. Stichting Vrije Scholen Noord en Oost Nederland

Uitkomsten CFO-bijeenkomst Prestatieafspraken in het HBO

Deze bijeenkomst is geen uitleg over de achtergronden van de CAO. Deze bijeenkomst geeft geen mening over de inhoud van de CAO

Van overschotvak naar tekortvak. Nieuwe doelgroepen. voor het leraarschap in het voortgezet onderwijs

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

CAO PO , 16 en 23 januari Conferentie Kleine Besturen.

Regeling Levensfasebewust Personeelsbeleid

Uitvoeringsregeling Levensfasebewust Personeelsbeleid ONDERWIJSGROEP GALILEI Vanaf augustus 2015

EmployabilityDriver. Waarom een strategische discussie over employability beleid?

Inleiding. Begrippenkader

Aanstellingsbeleid Onderwijsgevenden Staf

Taakbeleid op Salland.

Akkoord bereikt over CAO PO 2013 met technische aanpassingen

Directiestatuut van de stichting Voortgezet Montessori Onderwijs Nijmegen en Groesbeek e.o. Herziene versie, 1 februari 2018

ontwikkeling van medewerkers

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Competenties directeur Nije Gaast

1. Investeren in permanent leren & ontwikkelen

WMS. Ede, 11 november

OOP ers in het vo. Arbeidsmarktpositie, scholingsmogelijkheden en werktevredenheid van

projectplan professionaliseringstraject Technisch College Velsen Samenwerkingsverband VO Zuid-Kennemerland

DIRECTEUR BELEID EN STRATEGIE

Aan de slag met duurzame inzetbaarheid 3 november 2015

Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs

ZUYD HOGESCHOOL

NIEUWE RONDE, NIEUWE KANSEN. Middelen (en mensen) echt verbinden aan de strategie & de routekaart naar goed financieel management

FAQ Schoolbesturen en schoolleiders

Medezeggenschapsstatuut van Stichting "Het Rijnlands Lyceum" te Wassenaar, primair onderwijs

Dit statuut is gebaseerd op het voorbeeldstatuut van de Stichting Onderwijsgeschillen (infowms.nl)

Advies onderzoeksfase Lef L up! Samenvatting

scholings - mogelijkheden van onderwijsondersteunend personeel in de CAO VO

Duurzame inzetbaarheid, opvolger van de BAPO

Uiterst voorstel CAO PARENCO juni 2017

Onderhandelaarsakkoord verlenging van de CAO-PO

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB

Kaderregeling VierSlagLeren

4. PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK

Toelichting bij de begroting 2015 Stopoz Hierbij biedt het bestuur van Stopoz u de toelichtingsbrief en de begroting 2015 aan.

regeling gesprekscyclus Het Sticht

Begeleiding Startende Leraren

Uw kenmerk Ons kenmerk Dossier Behandeld door H. Hogendoorn telefoon (030) Onderwerp

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers ,

Hoe kan het dat de loonsverhoging maar 1,2% is. Er is toch geen nullijn meer?

De begeleidings- en beoordelingstrajecten zijn schriftelijk vastgelegd en te raadplegen door anderen. ILS en Radboud Docenten Academie.

ACTIVITEITENPLAN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD JENAPLANSCHOOL ELCKERLYC ELSLOO JENAPLANSCHOOL ELCKERLYC

PROFESSIONEEL STATUUT

Peer-Review als onderdeel van Professionalisering. 22 november 2016 Petra Biemans

Onderhandelingsresultaat CAO VGZ. 19 december 2013

95e Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

Wat is er afgesproken? LOON Waarom komt er pas op 1 januari nog wat extra s bij en niet al per 1 september? WERKDRUK

Protocol Werktijdvermindering Senioren

HU GERICHT IN BEWEGING

CVDR. Nr. CVDR359207_1. Studiefaciliteiten. Studiefaciliteiten. Regeling studiefaciliteiten. 17 mei Officiële uitgave van Leeuwarden.

Transcriptie:

Professionaliseringsplan 2014-2016 Hanzehogeschool Groningen 1

Professionaliseringsplan 2014-2016 Hanzehogeschool Groningen 2 Auteur/contactpersoon: Claudia van Orden, stafbureau P&O November 2013

Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding 1. Visie op professionalisering van de Hanzehogeschool Groningen 1.1 Inleiding 1.2 Het strategisch beleid van de Hanzehogeschool Groningen 1.3 Toelichting op de thema s 2 Regelingen van de Hanzehogeschool Groningen, tot 1/1/2014 2.1 Inleiding 2.2 Regelingen 2.3 Middelen 3. Samenwerking drie noordelijke hogescholen 4. Kaders voor professionalisering op basis van de cao-hbo 2012-2013, hoofdstuk O 4.1 Hoofdstuk O cao-hbo: oud en nieuw 4.2 Basisrecht 4.3 Aanvullende scholing 75% 4.4 Aanvullende scholing 25% 4.5 100% vergoeding van tijd en out of pocketkosten 4.6 Overgangsmaatregelen 4.7 Deskundigheidsbevorderingsuren 3 5. Invoering 5.1 Rol medezeggenschap en vakorganisaties 5.2 Het invoeringsproces 6. Financiële uitgangspunten en verantwoording 6.1 Getotaliseerd jaarinkomen 6.2 Out of pocketkosten 6.3 Uitputting van het basisrecht 6.4 Aanvullende scholing 6.5 Scholing in opdracht van de werkgever 6.6 Monitoring besteding professionaliseringsbudget Bijlage: Placemat facilitering Professionalisering 7 Consequenties voor de Hanzehogeschool Groningen 7.1 Impact van professionaliseringsplan op HG-regelingen. 7.2 Financiële gevolgen 7.3 Implementatie

Samenvatting Dit professionaliseringsplan is gebaseerd op de professionaliseringsparagraaf van de cao-hbo 2012-2013 en treedt op 1 september 2014 in werking. De Hanzehogeschool Groningen werkte bij de uitwerking van de cao samen met Stenden hogeschool en NHL Hogeschool. De hoofdstukken 3 tot en met 6 vormen de gezamenlijke kern van dit plan. De inleiding en de hoofdstukken 1, 2 en 7 zijn specifiek voor de Hanzehogeschool Groningen. Het professionaliseringsplan geeft de kaders aan waarbinnen medewerkers en leidinggevenden afspraken over professionalisering kunnen maken. Het uitgangspunt is een volwaardige arbeidsrelatie waarin medewerker en leidinggevende in dialoog de optimale balans zoeken tussen individuele wensen en belangen en de belangen van het team, de opleiding, de school en de Hanzehogeschool Groningen als geheel. De kaderregeling houdt kort gezegd in: Een jaarlijks budget op hogeschoolniveau van minstens 6 procent van het getotaliseerd jaarinkomen voor professionalisering; Vrijstelling in uren voor het bijhouden van de vakbekwaamheid; Facilitering in tijd en geld voor het volgen van opleidingen; Ruimte voor lokaal beleid over professionalisering; Ruimte voor maatwerkafspraken waarbij de medewerker verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen professionele ontwikkeling. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste veranderingen op het gebied van professionalisering kort weergegeven. 4 Nieuw Taakbelasting Basisrecht OP en OBP: 40 uren p/j vanaf 0.4 fte; 30 uren p/j vanaf 0.3 fte; 20 uren vanaf 0.2 fte; 10 uren vanaf 0.1 fte. (vanaf 1/1/2014) Vrijstelling voor 75 procent van het aantal uren van de formele studielast van een cursus of opleiding voor zover die valt binnen de in dit professionaliseringsplan aangegeven prioriteiten van de Hanzehogeschool Groningen. (vanaf 1/9/2014) Per school en/of opleiding blijft in totaal (dat wil zeggen inclusief het individueel basisrecht) 10 procent van het totaal aantal docenturen beschikbaar voor professionalisering. De professionaliseringsuren die het aantal uren van het individueel basisrecht overstijgen, worden flexibel ingevuld op niveau van de school, de opleiding of een andere eenheid binnen een school of dienst. (vanaf 1/9/2014) Oud Taakbelasting Basisrecht OP 59 uren, OBP 20 uren p/j De omvang van de vrijstelling voor uren ten behoeve van een cursus of opleiding (bijvoorbeeld masterscholing) is gekoppeld aan de aanstellingsomvang. Docenten besteden ieder voor zich 10 procent van hun uren aan deskundigheidsbevordering. POB Persoonlijk Ontwikkel Budget vervalt. (vanaf 1/1/2014) HG-Opleidingsfonds In 2013, 2014 en 2015 tijdelijke verhoging van het HG-Opleidingsfonds met centraal masterbudget om meer mastertrajecten voor docenten te financieren (in het kader van de Prestatieafspraken). HRM-cyclus POB Persoonlijk Ontwikkel Budget bedraagt 0,8 procent van het bruto jaarinkomen met een minimum van 300 bij een fulltime aanstelling. HG-Opleidingsfonds Er is 1,4 procent van de loonsom beschikbaar voor uitvoering van het Ontwikkelplan waaronder de mastertrajecten voor docenten vallen. HRM-cyclus

POB Persoonlijk Ontwikkel Budget vervalt. (vanaf 1/1/2014) HG-Opleidingsfonds In 2013, 2014 en 2015 tijdelijke verhoging van het HG-Opleidingsfonds met centraal masterbudget om meer mastertrajecten voor docenten te financieren (in het kader van de Prestatieafspraken). HRM-cyclus Medewerker en leidinggevende maken in samenspraak afspraken over professionalisering voor een periode van vier jaar, waarbij het overigens de leidinggevende is die beslist over professionalisering die het basisrecht overstijgt. Jaarlijks dient minstens het persoonlijk basisrecht aan uren van de medewerker te worden ingevuld. POB Persoonlijk Ontwikkel Budget bedraagt 0,8 procent van het bruto jaarinkomen met een minimum van 300 bij een fulltime aanstelling. HG-Opleidingsfonds Er is 1,4 procent van de loonsom beschikbaar voor uitvoering van het Ontwikkelplan waaronder de mastertrajecten voor docenten vallen. HRM-cyclus Medewerker maakt een Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP). De Hanzehogeschool Groningen kent een aantal opleidingsprioriteiten die voortvloeien uit het Prestatiecontract met het ministerie van OC&W, alsmede uit wettelijke eisen die aan docenten gesteld (gaan) worden. Dit betreft: De Hanzehogeschool 1. Scholing die Groningen vereist is voor kent de een Basiskwalificatie aantal opleidingsprioriteiten Onderwijsgevende. die voortvloeien De BKO uit behelst: het Prestatiecontract met het ministerie a) van Pedagogisch OC&W, alsmede Didactische uit wettelijke Bekwaamheid eisen die aan docenten gesteld (gaan) worden. Dit betreft: 1. Scholing die b) vereist Onderzoeksvaardigheden is voor Basiskwalificatie Onderwijsgevende. De BKO behelst: a) Pedagogisch c) Toetsen Didactische en Beoordelen Bekwaamheid b) Onderzoeksvaardigheden d) Werkveldervaring c) 2. Toetsen Masterscholing en Beoordelen d) Werkveldervaring 2. Masterscholing 3. Onderhoud van pedagogisch-didactische bekwaamheid, ook ná het behalen van de BKO 3 De Basiskwalificatie Onderwijsgevende (BKO) is onder andere noodzakelijk voor het op handen zijnde docentregister. Over de thema s 1b) en 2) zijn prestatieafspraken met de minister gemaakt. De Hanzehogeschool Groningen kiest er voor om deze thema s uitdrukkelijk op te nemen in dit HGprofessionaliseringsplan. Op deze thema s wil de hogeschool in elk geval haar inspanningen richten en zij vormen daarmee het eerste inhoudelijke kader voor het gesprek over professionalisering tussen medewerker en leidinggevende. Scholing op deze thema s komt in ieder geval in aanmerking voor vrijstelling van 75% van de studielast. 5 Ook andere professionalisering kan in aanmerking komen voor vrijstelling van 75% van de studielast, als in het professionaliseringsplan van een school, staf of bedrijf dit thema als zodanig is aangemerkt. Daarbij kan gedacht worden aan professionalisering op andere thema s zoals - internationalisering, - management development, - ict-gebruik, - ondernemerschap - of excellentie Maar óók professionalisering op andere terreinen, zoals inhoudelijke vakkennis, of op hierboven genoemde HGthema s (onderzoeksvaardigheden, werkveldervaring e.d.), voorbereidend op een senior kwalificatie. In het implementatietraject wordt in communicatie en instructie aandacht besteed aan de rollen van de medewerker, de leidinggevende en de medezeggenschap bij het tot stand komen van professionaliseringsplannen. Bovendien worden bestaande regelingen, zoals het HG-opleidingsfonds, het taakbelastingsbeleid en de HRM-cyclus, in lijn gebracht met dit HG-professionaliseringsplan.

Inleiding Dit is het professionaliseringsplan van de Hanzehogeschool Groningen, gebaseerd op de professionaliseringsparagraaf van de cao-hbo 2012-2013. De cao vraagt dat elke hogeschool een eigen hogeschoolbreed professionaliseringsplan maakt waarin voor de lokale situatie een uitwerking gegeven wordt aan de professionaliseringsparagraaf. Dit professionaliseringsplan treedt 1 september 2014 in werking en vervangt op dat moment bestaande regelingen op het gebied van professionalisering. Het geeft de kaders aan waarbinnen medewerkers en leidinggevenden afspraken over professionalisering kunnen maken. Het uitgangspunt is een volwaardige arbeidsrelatie waarin medewerker en leidinggevende in dialoog de optimale balans zoeken tussen individuele wensen en belangen en de belangen van het team, de opleiding, de school en de Hanzehogeschool Groningen als geheel. De kaderregeling houdt kort gezegd in: Een jaarlijks budget op hogeschoolniveau van minstens 6 procent van het getotaliseerd jaarinkomen voor professionalisering; Vrijstelling in uren voor het bijhouden van de vakbekwaamheid; Facilitering in tijd en geld voor het volgen van opleidingen; Ruimte voor lokaal beleid over professionalisering; Ruimte voor maatwerkafspraken waarbij de medewerker verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen professionele ontwikkeling. 6 Een dergelijke kaderregeling sluit goed aan bij ontwikkeling van de Hanzehogeschool Groningen tot een leergemeenschap van onderzoekende professionals. De personeels- en organisatieontwikkeling kreeg de afgelopen jaren vorm in onder meer: De gevoerde dialoog over professionele ruimte; De noodzaak en wens om de docentkwaliteit te versterken; Een HRM-cyclus waarin de nadruk ligt op gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het realiseren van organisatiedoelen; de ontwikkeling van het Management Development-programma. De cao nodigt nadrukkelijker uit tot een gesprek over professionalisering tussen medewerker en leidinggevende. De medewerker wordt geacht als eerste regie te nemen op zijn eigen ontwikkeling; medewerker en leidinggevende hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor diens ontwikkeling en vakbekwaamheid; de organisatie faciliteert en de leidinggevende heeft de eindverantwoordelijkheid in deze. De professionaliseringsafspraken zullen voor vier jaar worden gemaakt zodat een langetermijnperspectief tot stand komt. Leidinggevenden zullen een integrale afweging moeten maken over professionalisering op teamniveau, vanuit het belang van de organisatie en de medewerkers. Totstandkoming Dit plan is tot stand gekomen in samenwerking met Stenden hogeschool en NHL Hogeschool. Ook de medezeggenschap en de bonden zijn tijdens het proces betrokken geweest bij de totstandkoming ervan. Een interne projectgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van FEZ, P&O en de lijn (zie bijlage 3), heeft belangrijke input geleverd. Ook suggesties zoals die naar voren kwamen tijdens HGO s en andere formele en informele bijeenkomsten zijn gewogen. In de cao staat vermeld welke rol medezeggenschap en bonden hebben in de totstandkoming van het professionaliseringsplan: Het professionaliseringsplan wordt ter instemming aan de personeelsgeleding van HMR voorgelegd. Het plan wordt voor advies aan de studentengeleding voorgelegd. De arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het plan en de cao-afspraken die hierop betrekking hebben bespreekt de hogeschool in het lokaal overleg met de vakorganisaties. Hiermee is in de vaststellingsprocedure uiteraard rekening gehouden. De hogeschool rapporteert in het jaarverslag over de wijze waarop de middelen zijn aangewend en de mate waarin deze middelen zijn uitgeput.

Leeswijzer Dit plan begint met een uiteenzetting van visie van de Hanzehogeschool Groningen op professionalisering, zoals die tot uiting komt in strategische beleidsstukken, met name Koers op Kwaliteit en het Prestatiecontract. Hieruit komt naar voren op welke inhoudelijke thema s de Hanzehogeschool Groningen zich de komende jaren wil richten. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven welke regelingen op het gebied van deskundigheidsbevordering en professionalisering er tot nog toe bestonden binnen de Hanzehogeschool Groningen. De hoofdstukken 3 tot en met 6 vormen het gezamenlijke deel van de professionaliseringsplannen van de drie noordelijke hogescholen. In de drie plannen is dit centrale deel identiek. Hoofdstuk 3 staat stil bij de samenwerking van de drie noordelijk hogescholen bij de totstandkoming van dit plan. Hoewel de hogescholen verschillen in strategische thema s en daarmee in inhoudelijke prioriteiten op het gebied van professionalisering voor de komende jaren, is zoveel mogelijk getracht overeenstemming te zoeken in de technische uitwerking van hetgeen in de professionaliseringsparagraaf staat ten aanzien van uren en middelen. Noord- Nederland vormt één arbeidsmarkt en het is onwenselijk om grote verschillen in arbeidsvoorwaardelijke aspecten te creëren. De technische uitwerking staat beschreven in hoofdstuk 4, dat daarmee feitelijk de kern vormt van het plan. Deze kern geeft aan hoe om te gaan met vergoeding in uren en middelen voor verschillende typen professionalisering. Hoofdstuk 5 behandelt de implementatie van dit professionaliseringsplan. Hoofdstuk 6 maakt de financiële impact van het professionaliseringsplan inzichtelijk. In hoofdstuk 7 worden de consequenties van het professionaliseringsplan voor bestaande regelingen en processen van de Hanzehogeschool Groningen uitgewerkt. 7

1 Visie op professionalisering van de Hanzehogeschool Groningen 1.1 Inleiding De Hanzehogeschool Groningen hecht groot belang aan professionalisering van haar medewerkers. Dit komt uitdrukkelijk tot uiting in alle strategische beleidsstukken en hangt rechtstreeks samen met de kerntaken van de hogeschool. De Hanzehogeschool Groningen is een leergemeenschap van onderzoekende professionals en biedt hoger beroepsonderwijs aan jonge mensen die met passende kennis, competenties en attitude worden voorbereid op een baan in de diverse werkvelden. Daar hoort onlosmakelijk bij dat alle medewerkers hun deskundigheid in een continu leerproces op peil houden. De Hanzehogeschool Groningen gaat er daarbij vanuit dat haar medewerkers zelf regie voeren op hun ontwikkeling, hun loopbaan en hun duurzame inzetbaarheid ofwel employability. Medewerkers en leidinggevenden hebben hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De hogeschool faciliteert hun inspanningen waar mogelijk. De Hanzehogeschool Groningen is een lerende organisatie. Zij streeft naar een professionele cultuur waarin het normaal is dat medewerkers en leidinggevenden elkaar feedback geven op hun functioneren en prestaties, waarin medewerkers blijvend met hun eigen ontwikkeling bezig zijn, waarin duurzame inzetbaarheid onderwerp van gesprek is in de HRM-cyclus en waarin men inziet dat bij leren hoort dat er soms fouten gemaakt worden. Medewerkers worden ingezet op hun kracht. Zij worden gestimuleerd hun kwaliteiten uit te bouwen voor zover dat noodzakelijk dan wel gewenst is in het belang van de organisatie. 1.2 Het strategisch beleid van de Hanzehogeschool Groningen 8 De prioriteiten op het gebied van professionalisering voor de komende jaren vloeien voort uit de ambities en strategische doelstellingen van de Hanzehogeschool Groningen. De huidige ambities zijn neergelegd in het strategisch beleidsplan Koers op Kwaliteit. Dit is in 2012 geconcretiseerd en aangevuld in de prestatieafspraken die de Hanzehogeschool Groningen is overeengekomen met de minister van OCW. Koers op Kwaliteit Koers op Kwaliteit is het strategisch beleidsplan 2010-2015 van de Hanzehogeschool Groningen. Personeel is een cruciale randvoorwaarde voor het gekozen strategische doel van de Hanzehogeschool Groningen: het zich verder ontwikkelen tot een gerespecteerde Europese University of Applied Sciences. Over professionalisering staat in het strategisch beleidsplan het volgende: Als we als Hanzehogeschool Groningen het perspectief van kennisinstelling als University of Applied Sciences voor ogen hebben dan vragen we aanvullende kennis en vaardigheden van onze medewerkers, zoals onderzoeksmethodieken, Engelse taalvaardigheid, interculturele competenties en vaardigheden ter ondersteuning van ondernemerschap en innovatie. In gesprek met de medewerkers zal de professionalisering vorm gegeven worden. Hiertoe zullen we nadrukkelijk met de medewerkers de dialoog aangaan hoe we een investering in professionaliteit en de daarvoor benodigde condities vorm geven. Vanuit deze dialoog zal herkenning, erkenning en waardering van de professional de benodigde aandacht krijgen. De Hanzehogeschool Groningen zet in op het creëren van carrièremogelijkheden voor onderwijzend en ondersteunend personeel. Dit biedt perspectief op voortdurende persoonlijke ontwikkeling waardoor de hogeschool een blijvende aantrekkingskracht heeft als werkgever. Een leven lang leren is een belangrijk element in het personeelsbeleid. Medewerkers worden uitgenodigd regie te nemen op hun eigen loopbaan en leidinggevenden ondersteunen dit door waar mogelijk aan te sluiten bij de wensen en ambities van de medewerkers. Voor sommige groepen (onder andere startende docenten, dertigers, vijfenvijftigplussers) is er speciale aandacht in de vorm van specifieke personeelsinstrumenten. Prestatieafspraken De Hanzehogeschool Groningen maakte in 2012 concrete prestatieafspraken met de minister van OCW. In het kader van deze prestatieafspraken is vijf procent van het onderwijsbudget voorwaardelijk beschikbaar gesteld. Hieronder zijn de prestatie-indicatoren die voortvloeien uit deze prestatieafspraken weergegeven. Met name docentkwaliteit (5), werkveldervaring (14) en onderzoeksvaardigheden (15) zijn relevant in het kader van professionalisering.

De Hanzehogeschool Groningen maakte in 2012 concrete prestatieafspraken met de minister van OCW. In het kader van deze prestatieafspraken is vijf procent van het onderwijsbudget voorwaardelijk beschikbaar gesteld. Hieronder zijn de prestatie-indicatoren die voortvloeien uit deze prestatieafspraken weergegeven. Met name docentkwaliteit (5), werkveldervaring (14) en onderzoeksvaardigheden (15) zijn relevant in het kader van professionalisering. vante stakeholders op output, outcome en PRESTATIE-INDICATOREN tweede meting juni 2013 waarde streefwaarde waarde waarde 2010/2011 eind 2015 31-12- 2012 30-04- 2013 1. Studiesucces: uitval 23% 25% 23,4% 23,4% 2. Studiesucces: switch 11,7% 12% 12,1% 12,1% 3. Studiesucces: bachelorrendement 62,1% 62% 64,3% 64,3% 4. Kwaliteit/excellentie: deelname aan excellentie 4,2% 6,0% 6,1% 5,8% trajecten 5. Maatregelen: Docentkwaliteit docenten/lectoren met master/phd 59% 70% 62,4% 65% exclusief de kunstopleidingen 64% 75% 69,5% 71,9% 6. Maatregelen: Onderwijsintensiteit: aandeel opleidingen met minder dan 12 geprogrammeerde 0% 0% 0% 0% contacturen per week 9 7. a. Maatregelen: Indirecte kosten: fte OP/fte OOP 1,44 1,70 1,6 1,64 7. b. Indirecte kosten: zuivere overhead volgens 22,8% 20,0% 22,3% 21,8 HBO-raadsystematiek 8. Inbedding onderzoek in onderwijs alle opl. ± 78% 9. Beeldbepalende bekostigde masters per 9/2016 Energie 1 0 0 Healthy Ageing 2 0 0 Sensor Applications 1 0 0 10. Verhouding eigen onderzoeksmiddelen extern 60/40 66/34 58,9/41,1 verworven onderzoeksmiddelen 11. Omvang onderzoek lectoren 37 50/25 fte 44 46/24,8 11 docent/onderzoekers 202 300/60 fte 190/59,4 promotietrajecten 69 90 84 84 12. Onderzoekskwaliteit en valorisatie Positief oordeel rele-

11. Omvang onderzoek lectoren 37 50/25 fte 44 46/24,8 docent/onderzoekers 202 300/60 fte 190/59,4 promotietrajecten 69 90 84 84 12. Onderzoekskwaliteit en valorisatie Positief oordeel rele- 13. Valorisatie en ondernemerschap vante stakeholders op output, outcome en impact Studenten starten onderneming (geen ZZP) Kwalitatieve start-ups ca 50 ca 150 25 78 200 15 14. Werkveldervaring docenten 100% 76% 15. Onderzoeksvaardigheden docenten 100% 71% 16. Onderzoeksoutput aantal onderzoekspresentaties beroepspraktijk 179 290 28 393 aantal publicaties voor de beroepspraktijk 98 163 196 224 10 17. a internationalisering: uitgaande mobiliteit ( 20%) 24,3% 17. b internationalisering: inkomende ( 8%) 7,4% mobiliteit 18. aantal culturele projecten 21 7 25 aantal festivals 2 0 0 Prioriteiten op het gebied van professionalisering De Hanzehogeschool Groningen kent een aantal opleidingsprioriteiten die voortvloeien uit het Prestatiecontract met het ministerie van OC&W, alsmede uit wettelijke eisen die aan docenten gesteld (gaan) worden. Dit betreft: 1. Scholing die vereist is voor de Basiskwalificatie Onderwijsgevende. De BKO behelst: a. Pedagogisch Didactische Bekwaamheid b. Onderzoeksvaardigheden c. Toetsen en Beoordelen d. Werkveldervaring 2. Masterscholing 3. Onderhoud van pedagogisch-didactische bekwaamheid, ook ná het behalen van de BKO De Basiskwalificatie Onderwijsgevende (BKO) is onder andere noodzakelijk voor het op handen zijnde docentregister. Over de thema s 1b) en 2) zijn prestatieafspraken met de minister gemaakt. De Hanzehogeschool Groningen kiest er voor om deze thema s uitdrukkelijk op te nemen in dit HGprofessionaliseringsplan. Op deze thema s wil de hogeschool in elk geval haar inspanningen richten en zij vormen daarmee het eerste inhoudelijke kader voor het gesprek over professionalisering tussen medewerker en leidinggevende. Scholing op deze thema s komt in ieder geval in aanmerking voor vrijstelling van 75% van de studielast. 12

Ook andere professionalisering kan in aanmerking komen voor vrijstelling van 75% van de studielast, als in het professionaliseringsplan van een school, staf of bedrijf dit thema als zodanig is aangemerkt. Daarbij kan gedacht worden aan professionalisering op andere thema s zoals - internationalisering, - management development, - ict-gebruik, - ondernemerschap - of excellentie Maar óók professionalisering op andere terreinen, zoals inhoudelijke vakkennis, of op hierboven genoemde HGthema s (onderzoeksvaardigheden, werkveldervaring e.d.), voorbereidend op een senior kwalificatie. Gelet op de grote diversiteit binnen de hogeschool, mag elk organisatieonderdeel hier eigen keuzes in maken. 1.3 Toelichting op de thema s De focusgebieden in dit HG-professionaliseringsplan zijn: Pedagogisch didactische bekwaamheid van docenten De Hanzehogeschool Groningen heeft bepaald dat docenten die in aanmerking willen komen voor een vaste aanstelling moeten kunnen aantonen over voldoende pedagogisch-didactische competenties te beschikken. Zonodig moeten zij deze alsnog verwerven via de cursus Pedagogisch Didactische Bekwaamheid. De hogeschool blijft hieraan onverkort vasthouden. Dit wordt bovendien een vereiste in het kader van het toekomstige landelijke docentenregister. Ook het onderhoud van de pedagogisch-didactische bekwaamheden, na het behalen van de basiskwalificatie onderwijsgevende, ziet de Hanzehogeschool Groningen als een centrale opleidingsprioriteit. Onderzoeksvaardigheden van docenten De Hanzehogeschool Groningen zet in op het versterken van de onderzoeksvaardigheden van het onderwijzend personeel. Elke docent zal zich minimaal op basisniveau moeten kwalificeren, een fors deel zal zich ook op voortgezet niveau moeten kwalificeren. Eind 2015 moet 100 procent van de docenten op basisniveau geschoold zijn in onderzoeksvaardigheden 11 Toetsen en beoordelen (BKE) Nieuw is dat docenten die een rol hebben in het ontwikkelen, afnemen en/of beoordelen van toetsen, hiervoor gekwalificeerd moeten zijn. Vanaf studiejaar 2013-2014 biedt O&O hier een korte cursus voor aan, die middels een assessmentprocedure docenten kwalificeert voor de Basis Kwalificatie Examineren. Werkveldervaring van docenten De Hanzehogeschool Groningen stimuleert daarnaast de werkveldervaring van docenten. Zij doet dat door bij de werving van docenten werkveldervaring als voorwaarde op te nemen, door docentstages en werkveldoriëntatie te stimuleren, door het palet aan mogelijke arbeidsrelaties (combi-banen, kerndocenten versus uurdocenten et cetera) te verbreden, en door de samenwerking met andere organisaties in de regio te bevorderen. Eind 2015 moeten alle schools in hun professionaliseringsplannen een passage hebben opgenomen over werkveldervaring van docenten. Masterscholing voor docenten Bachelorstudenten dienen vooral onderwijs te krijgen van docenten met een mastergraad en masterstudenten dienen vooral onderwijs te krijgen van gepromoveerde docenten. De Hanzehogeschool Groningen zet daarom in op het verhogen van het kwalificatieniveau van docenten. De prestatieafspraken concretiseren deze ambitie: eind 2015 moet 70% van de docenten minstens een mastergraad hebben.

2 Regelingen van de Hanzehogeschool Groningen, tot 1/1/2014 2.1 Inleiding De Hanzehogeschool Groningen kent diverse regelingen op het gebied van professionalisering en personeelsontwikkeling. Hieronder wordt beschreven welke regelingen tot 1 januari 2014 gelden. Deze vloeien voort uit de (oude) cao en het Ontwikkelplan 2008. Ook wordt weergegeven welke middelen voor professionalisering en personeelsontwikkeling beschikbaar zijn. 2.2 Regelingen De cao hbo 2010-2013 De oude cao kent drie relevante onderdelen: Artikel O-5 lid 1: 1,4% van de loonsom moet worden besteed aan het ontwikkelplan op hogeschoolniveau. Dit omvat zowel scholings- als vrijstellingskosten van de werknemer. De Hanzehogeschool Groningen heeft in het ontwikkelplan op hogeschoolniveau exclusief ingezet op het verhogen van het kwalificatieniveau van docenten (zie hier onder). Artikel O-5 lid 3: er bestaat een minimumrecht aan deskundigheidsbevorderingsuren, namelijk 59 uren voor OP en 20 uren voor OBP (naar rato van de aanstellingsomvang). Dit komt voor de Hanzehogeschool Groningen neer op 2,72% van de loonsom. Artikel O-5 lid 4: Persoonlijk Ontwikkel Budget is voor iedere medewerker 0,8 van diens jaarsalaris (12x maandsalaris), met een minimum van 300 euro. Dit komt voor de Hanzehogeschool Groningen neer op 0,72% van de loonsom. 12 Overig Daarnaast kent de Hanzehogeschool Groningen ook nog andersoortige faciliteiten voor studie en ontwikkeling: 1. werktijd die beschikbaar wordt gesteld ten bate van de deskundigheidsbevordering van OP; 2. de Corporate Academy, die als makelaar diverse cursussen en opleidingen onder de aandacht van medewerkers brengt; 3. het project Focus op Ambities met loopbaantraining, coaching en persoonlijke ontwikkeling, gefinancierd vanuit decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen. Ad 1. Conform de HG-taakbelastingsregeling is 10 procent van de werktijd van een docent bestemd voor deskundigheidsbevordering. Een docent met een full time aanstelling heeft dus 166 uren voor professionalisering tot zijn beschikking. Per jaar is daar een bedrag van circa k 8.500 voor beschikbaar (berekend op basis van het aantal fte s OP op 31 december 2012). 2.3 Middelen Materieel opleidingsbudget De Hanzehogeschool Groningen stelt verder een materieel opleidingsbudget voor professionalisering en personeelsontwikkeling beschikbaar. In de begrotingen van alle onderdelen van de HG wordt een bedrag van 2% van de inzetlasten begroot voor de materiële professionaliseringslasten. Dit budget is inclusief het POB-budget. De omvang van dit budget op jaarbasis was tot nu toe ongeveer k 1.300. De realisatie is te bepalen, voor zover de materiële lasten van professionalisering ook worden geboekt op de daarvoor bestemde activiteitencodes. De uitputting in het laatste schooljaar heeft ruim k 800 bedragen HG-opleidingsfonds De Hanzehogeschool Groningen stelde in 2008 een ontwikkelplan vast waarin is aangegeven hoe zij investeert in personeelsontwikkeling en op welke manier zij invulling geeft aan levensfasebewust personeelsbeleid. In het ontwikkelplan is ook aangegeven op welke manier de Hanzehogeschool Groningen financiële middelen inzet voor professionalisering en personeelsontwikkeling.

Een belangrijk aspect hiervan is geweest het instellen van een HG-Opleidingsfonds, dat docenten in staat stelt een masteropleiding te volgen. De omvang van het HG-opleidingsfonds is vastgesteld op 1,4 procent van de loonsom. Voor elk schooljaar was een bedrag van k 2.014 beschikbaar. De regeling (tot 1 januari 2014) houdt in dat een docent die nog niet beschikt over een mastertitel en die een masteropleiding gaat volgen, in aanmerking kan komen voor een maximale vergoeding van 30.000,- voor een bekostigde en 40.000,- voor een niet- bekostigde masteropleiding inclusief de vrijstellingskosten. Een medewerker met een full time-aanstelling wordt voor 0,2 fte vrijgesteld. Overigens geeft de HG ook geld uit aan promotietrajecten. De HG beschouwt promoveren als werk, niet als deskundigheidsbevordering. Voor promotietrajecten was in 2013/14 m 1,9 begroot. 13

DEEL II: GEZAMENLIJK DEEL PROFESSIONALISERINGSPLAN Het gezamenlijk deel van het professionaliseringsplan vormt een integraal onderdeel van de professionaliseringsplannen van de drie hogescholen. Wijzigingen zullen alleen na onderlinge afstemming worden doorgevoerd. 14 Auteurs: Claudia van Orden, Hanzehogeschool Groningen Caroline Cosijn, NHL Hogeschool Cees Rusticus en Sanne Martens, Stenden Hogeschool 31 oktober 2013 Gezamenlijk deel Professionaliseringsplan Hanzehogeschool Groningen - NHL Hogeschool - Stenden Hogeschool okt. 2013

3. Samenwerking drie grote noordelijke hogescholen In de voorbereiding van het professionaliseringsplan hebben de drie grote hogescholen in Noord- Nederland: Stenden Hogeschool, NHL Hogeschool en Hanzehogeschool Groningen expliciet de samenwerking gezocht. De hogescholen willen kennis delen, opereren op één arbeidsmarkt, hebben dezelfde vakbondsvertegenwoordigers als gesprekspartner en vinden het belangrijk om met een gezamenlijk professionaliseringsarrangement naar buiten te komen. Het samen optrekken in dit professionaliseringplan betekent mogelijk een opmaat naar een verdergaande samenwerking op HRM gebied tussen de noordelijke hogescholen, waarin het gemakkelijker wordt om kennis te delen en middelen slim in te zetten. Vooraf zijn ook risico s van samenwerking gesignaleerd. Zo zou de goede relatie met de bonden mogelijk onder druk kunnen komen te staan. Er bestaan immers verschillen tussen hogescholen, zowel in tempo, als in strategische ontwikkelingen. Gedwongen worden tot consensus te komen zou vertragend kunnen werken, met als loerend risico dat de samenwerking alsnog zou mislukken. Gezamenlijke visie In de eerste plaats is gesproken over de kansen die de professionaliseringsparagraaf van de cao biedt. De hogescholen zijn het er over eens dat deze nieuwe paragraaf het HRM beleid in de hogescholen ondersteunt en in lijn is met waar ze al jaren mee bezig zijn. De HRM-cyclus, leiderschapsontwikkeling en professionalisering van medewerkers komen op een mooie manier bij elkaar: de focus op een volwassen arbeidsrelatie met als accent de dialoog tussen medewerker en leidinggevende, een goede gesprekscyclus en meerjarige personeelsplanning. Passend bij het uitgangspunt dat de medewerker regie neemt op de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Het is echter ook zichtbaar dat de vrijheid van onderhandelen over professionalisering, in elk geval de komende jaren, nog niet zo ruim is als de hogescholen wel zouden willen. Op basis van de prestatiecontracten met OCW is er, gegeven de afspraken, veel investering nodig voor de masteropleidingen, het versterken van onderzoeksvaardigheden en de Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (verder BDB). Bovendien is het wat teleurstellend dat de kaderregeling toch nog in veel details voorschrijvend is (bijvoorbeeld ten aanzien van vrijstellingspercentages en de strakke scheiding tussen de 3% basisrecht in uren en de 3% out of pocket kosten). Bij voorkeur was er meer overgelaten aan de hogescholen zelf. 15 Gezamenlijk zijn uitgangspunten geformuleerd voor het opstellen van het professionaliseringsplan. De drie noordelijke hogescholen: beschouwen de 6% afspraak m.b.t. het professionaliseringsbudget als een uitgangspunt; gebruiken een eenduidige financiële doorrekening van de cao als basis voor de uitwerking van de professionaliseringsparagraaf; gaan uit van dezelfde interpretatie van cao- afspraken waar deze ruimte laten voor een verschillende uitleg; kiezen waar mogelijk een overeenkomstige uitwerking van professionaliseringsafspraken; dit betreft de regelingen voor masters, promotietrajecten en de BDB; leggen een verbinding met de bestaande regelingen ten aanzien van deskundigheidsbevorderingsuren en actualiseren deze in relatie tot de nieuwe cao-afspraken over professionaliseren op een vergelijkbare wijze; bespreken elk dezelfde onderwerpen met hetzij de bonden hetzij de mr-geleding; stemmen goed af waar het gaat om het herzien van oude regelingen in de overgangssituatie naar de nieuwe regelingen; gebruiken naar de bonden dezelfde principes voor de verantwoording van de besteding van de professionaliseringsmiddelen (slim en op hetzelfde niveau). Gezamenlijk deel Professionaliseringsplan Hanzehogeschool Groningen - NHL Hogeschool - Stenden Hogeschool okt. 2013

Op basis van de gezamenlijke visie en de gedeelde uitgangspunten hebben de drie hogescholen gezamenlijk invulling gegeven aan de uitwerking van hoofdstuk O van de cao-hbo. Werkwijze Er is een aantal bijeenkomsten geweest met de HRM directeuren van de drie hogescholen, beleidsadviseurs en controllers. Twee maal vond een bijeenkomst plaats met vertegenwoordigers van de drie HMR en en de bonden. De directeuren trokken gezamenlijk op in de informatievoorziening richting de respectievelijke colleges van bestuur. De beleidsadviseurs hebben samen het professionaliseringsplan geschreven, waarbij de uitwerking van de cao-kaders voor alle drie de hogescholen vrijwel 2 gelijk is. In de professionaliseringsplannen van de NHL en Stenden is het gezamenlijk deel van het professionaliseringsplan opgenomen in deel II. In het plan van de Hanzehogeschool in hoofdstuk 3 tot en met 6. 16 2 M.b.t de afspraken rond de promotietrajecten is gekozen voor een verschillende invulling van de professionaliseringsafspraken.

4. Kaders voor professionalisering op basis van de cao-hbo 2012-2013, hoofdstuk O De nieuwe cao-hbo biedt meer dan voorheen aanknopingspunten om op het gebied van HRM de strategie van de hogeschool te ondersteunen. Docentprofessionalisering, ondernemerschap, leiderschap- en teamontwikkeling en employability zijn onderwerpen met een focus op een volwassen arbeidsrelatie, waarin de dialoog tussen medewerker en leidinggevende centraal staat. De gezamenlijke visie en de gedeelde uitgangspunten komen tot uitdrukking in het, door de drie hogescholen, gezamenlijk beschrijven van de uitwerking van hoofdstuk O van de cao-hbo. Dit gebeurt in de paragrafen 4.2 tot en met 4.5. Paragraaf 4.1 beschrijft eerst de verschillen tussen de oude en de nieuwe cao-hbo. Paragraaf 4.6 gaat in op de overgangsmaatregelen. Tenslotte wordt in paragraaf 4.7 de verbinding gelegd tussen de nieuwe professionaliseringsparagraaf en de bestaande afspraken met betrekking tot deskundigheidsbevordering. 4.1 Hoofdstuk O cao-hbo: oud en nieuw Cao-hbo 2010-2012 Regelingen: Artikel O-5 lid 4: het Persoonlijk Ontwikkel Budget is voor iedere medewerker 0,8% van het jaarsalaris, met een minimum van 300 euro. Dit komt neer op 0,72% van de loonsom. Artikel O-5 lid 3: er bestaat een minimumrecht aan deskundigheidsbevorderingsuren, namelijk 59 uren voor OP en 20 uren voor OBP (naar rato van de aanstellingsomvang). Artikel O-5 lid 1: 1,4% van de loonsom moet worden besteed aan het ontwikkelplan op hogeschoolniveau. Dit omvat zowel scholings- als vervangingskosten van de werknemer. Daarvoor zijn er regelingen opgesteld waarin de vergoedingen worden vastgesteld en sprake is van vervangingskosten en reiskosten. Artikel O-2 lid 1: betaald studieverlof tot maximaal een halve dag per week wanneer studie tevens in het belang van de functie-uitoefening is. Artikel O-2 lid 2: is de studie tijdens werkuren dan is het verlof maximaal een hele dag per week. Artikel O-2 lid 3: voor een examen of tentamen kan een dag studieverlof worden verleend. Artikel O-2 lid 4: ter voorbereiding op een examen of tentamen kunnen maximaal 5 halve dagen studieverlof worden verleend. Artikel O-2 lid 6 : er wordt maximaal 50% tegemoetkoming van de werkelijke kosten van verplicht gesteld studiemateriaal, cursus- of lesgelden en examenof diplomakosten verleend. Artikel O-2 lid 7: voor bijzondere gevallen kan dit 75% zijn. Materieel professionaliseringsbudget: Geen specifieke afspraken. Cao-hbo 2012-2013 Regelingen: In de professionaliseringsparagraaf van de cao-hbo worden de verschillende regelingen samengevoegd in één nieuwe regeling: voortaan moet minimaal 6% van het getotaliseerde jaarinkomen 3 van de medewerkers van de hogeschool besteed worden aan professionalisering. Daarvan is 3% voor de bekostiging van een basisrecht in uren (40 uren voor iedere medewerker (OP en OBP) met een aanstelling van 0,4 fte of hoger; 30 uren vanaf 0,3 fte; 20 uren vanaf 0,2 fte; 10 uren vanaf 0,1 fte) en 3% voor out of pocketkosten (reis- en verblijfkosten, collegegelden, studiemateriaal e.d.). Opleidingen die deel uitmaken van het professionaliseringsplan worden voor 75% van de officiële studielast door de werkgever gefaciliteerd. Als richtlijn geldt dat er voldoende tijd moet overblijven om een substantieel deel van de primaire taak te blijven vervullen en dat niet meer dan 40% van de betrekkingsomvang per jaar wordt gebruikt voor professionalisering. Een vergelijkbare regeling geldt voor opleidingen die geen onderdeel uitmaken van het professionaliseringsplan. Hiervan wordt 25% van de officiële studielast gefaciliteerd. Kortlopende collectieve professionaliseringsactiviteiten in opdracht van de werkgever die worden ingegeven vanuit het bedrijfsproces en die de werknemer in principe niet kan weigeren worden voor 100% in tijd en geld vergoed door de werkgever. Deze activiteiten worden separaat gefinancierd en komen niet ten laste van het professionaliseringsbudget bedoeld in artikel O-1 lid 1 en de uren van de artikelen O-3 en O-4. Materieel professionaliseringsbudget: 3% van het getotaliseerd jaarinkomen. 17 Kader 1: overzicht overeenkomsten en verschillen oude en nieuwe cao 3 Het getotaliseerde jaarinkomen (zie voor definitie de paragraaf 6 Financiële uitgangspunten en verantwoording) is niet hetzelfde als de loonsom, want in de loonsom zijn ook sociale premies ten laste van de werkgever opgenomen.

4.2 Basisrecht Iedere medewerker, zowel onderwijsgevend als onderwijsondersteunend, met een aanstelling vanaf 0,4 fte heeft jaarlijks een basisrecht van ten minste 40 uren om zijn bekwaamheid bij te houden. Het basisrecht is bestemd voor het bijhouden van de eigen professionele kwaliteit (vakbekwaamheid en competenties) en van de persoonlijke effectiviteit. Bij een aanstelling kleiner dan 0,4 fte heeft de medewerker een basisrecht naar rato van de aanstellingsomvang: vanaf 0,1 fte: 10 uur, vanaf 0,2 fte: 20 uur, vanaf 0,3 fte 30 uur. Dit basisrecht aan uren dient de werkgever in de jaartaak vrij te stellen. De werknemer bepaalt hoe hij deze uren inzet voor het bijhouden van zijn bekwaamheid en legt daar achteraf verantwoording over af aan zijn leidinggevende. Het basisrecht in tijd wordt gebruikt in hetzelfde jaar waarin de uren zijn toegekend. Deze uren kunnen niet naar een volgend jaar overgedragen worden. Dat is hooguit anders als medewerker en leidinggevende daar een meerjarenafspraak over maken. Medewerker en leidinggevende maken ook afspraken over eventueel benodigd geld en de fasering. De medewerker maakt inzichtelijk hoe tijd en middelen hebben bijgedragen aan zijn professionalisering in de gebruikelijke gesprekscyclus. Medewerkers die een dienstverband hebben dat kleiner is dan 0,4 fte en gaandeweg het schooljaar een uitbreiding van uren hebben, overleggen in geval van professionaliseringsafspraken met hun leidinggevende over de omvang van de in te zetten tijd. Interpretatie en voorbeelden gebruik basisrecht Het basisrecht kan bijvoorbeeld gebruikt worden t.b.v.: Bijhouden vakliteratuur Professionalisering t.b.v. bekwaamheden zoals het gebruik van Outlook, Blackboard, Digiboard, e.d. Deelname aan congressen, seminars en workshops Overige afspraken in de reguliere gesprekscyclus die vallen onder onderhoud van de eigen professionaliteit en effectiviteit. (Deze opsomming is niet limitatief.) De inzet van het basisrecht kan onderwerp van gesprek zijn. 4.3 Aanvullende scholing 75% 18 Naast professionalisering met gebruikmaking van het basisrecht kan de medewerker en/of de leidinggevende voorstellen doen voor het volgen van opleidingen. Het professionaliseringsplan van de hogeschool is daarvoor het handvat. De medewerker of de leidinggevende maakt dit voorstel onderwerp van gesprek. In dit gesprek wordt gekeken naar de professionaliseringsbehoeften van de opleiding of afdeling en naar de ambities van de hogeschool in relatie tot de professionaliseringsbehoefte en ambitie van de medewerker. In de overwegingen om al dan niet tot toekenning van professionaliseringsbudget te komen, betrekt de leidinggevende het beschikbare professionaliseringsbudget, de behoeften van andere medewerkers en het team, opleidingstrajecten die reeds zijn gehonoreerd, de variatie in opleidingen etc. Met andere woorden, opleidingen die het individueel basisrecht op 40 uur te boven gaan kunnen niet worden geclaimd maar vragen om een oplossingsgericht gesprek. In het gesprek wordt expliciet aandacht gevraagd voor aanvraag van een lerarenbeurs voor facilitering van een mastertraject. Gemaakte afspraken tussen leidinggevende en medewerker over het professionaliseringstraject worden vastgelegd als resultaat van het plangesprek en de facilitering wordt geborgd middels een studieovereenkomst. Interpretatie en voorbeelden aanvullende scholing 75% Opleidingen die deel uitmaken van het professionaliseringsplan worden voor 75% van de officiële studielast gefaciliteerd door de werkgever. Onder aanvullende scholing vallen bijvoorbeeld: Opleidingen gericht op de didactische bekwaamheid van docenten Mastertrajecten Professionalisering gericht op ondersteunende processen, ondernemerschap, internationalisering Trajecten voor leiderschapsontwikkeling en teamontwikkeling Promotietrajecten 4. 4.4 Aanvullende scholing 25% Als een medewerker een opleiding voorstelt die uitgaat boven zijn basisrecht én geen onderdeel uitmaakt van het professionaliseringsplan dan kan dit voor 25% van de officiële studielast worden gefaciliteerd. In veel gevallen zal dit gaan over aanvragen die de employability van de medewerker vergroten. De leidinggevende zal ook hierbij kijken naar de professionaliseringsbehoeften en rekening houden met het beschikbare budget, de behoeften van andere medewerkers, opleidingstrajecten die reeds zijn gehonoreerd, de variatie in opleidingen etc. Bij het eventueel honoreren van de aanvraag kan worden overeengekomen dat het basisrecht onderdeel is van de 25% facilitering van de officiële studielast. De hoogte van de vergoeding van de out of pocketkosten is ter beoordeling van de leidinggevende. 4 Hogescholen differentiëren inhoudelijk op dit onderdeel. NHL en Stenden nemen dit onderdeel op, de Hanzehogeschool Groningen niet.

4.5 100% vergoeding van tijd en out of pocketkosten Professionaliseringsactiviteiten in opdracht van de werkgever die worden ingegeven vanuit het bedrijfsproces en die de werknemer in principe niet kan weigeren worden voor 100% in tijd en geld vergoed door de werkgever. Het accent ligt hier op de zinsnede ingegeven vanuit het bedrijfsproces. Het gaat hier om scholing die noodzakelijk is voor het werken aan de eigen hogeschool, zoals in het geval van een software shift of nieuwe vormen van tijdschrijven. 4.6 Overgangsmaatregelen Bijlage XIV van de cao-hbo 2012-2013 meldt dat de oude afspraken (uit de voorgaande cao-hbo) rondom scholing en ontwikkeling van toepassing zijn zolang de nieuwe afspraken nog niet zijn uitgevoerd. Artikel O-7 Overgangsregeling van de cao-hbo 2012-2013 kent twee artikelen n.l. : 1. Wanneer werknemer en werkgever professionaliseringsafspraken hebben gemaakt die gunstiger zijn voor de werknemer dan volgens de nieuwe regeling, blijven de gunstiger afspraken ongewijzigd van kracht voor de duur van de afspraken. 2. Wanneer de aanspraken volgens de nieuwe regeling gunstiger zijn voor de werknemer, heeft de werknemer, vanaf inwerkingtreding van de nieuwe regeling, recht op aanvulling van de afspraken tot het niveau van de nieuwe regeling. De hogescholen zullen de regeling volgens het nieuwe hoofdstuk O van de cao-hbo 2012-2013 uiterlijk op 1 januari 2014 hebben ingevoerd. Op het moment van invoering wordt met een schone lei gestart, dat wil zeggen dat alle rechten volgens het oude hoofdstuk O van de cao-hbo 2010-2012 komen te vervallen. Deze hoofdregel kent één uitzondering: een lopende afspraak met een medewerker over professionalisering wordt gerespecteerd. Als die afspraak gunstiger is dan de nieuwe regeling blijft deze voor de duur van die afspraak ongewijzigd. Als de nieuwe regeling voor de medewerker gunstiger is, heeft de werknemer vanaf inwerkingtreding van de nieuwe regeling en dus uiterlijk vanaf 1 januari 2014 recht op aanvulling van de afspraken tot het niveau van de nieuwe regeling. 4.7 Deskundigheidsbevorderingsuren De uitvoering van de nieuwe professionaliseringsparagraaf heeft gevolgen voor de uren voor deskundigheidsbevordering, zoals deze zijn gedefinieerd in het huidig taakbeleid voor onderwijsgevenden (10 % van de jaartaak). De drie noordelijke hogescholen zullen deze uren, met uitzondering van het basisrecht, niet langer als individuele uren opvatten, maar als flexibele uren, die toegekend kunnen worden aan medewerkers die deze uren nodig hebben. 19 Voor een docent met een full time dienstverband betekent dit dat er een individueel basisrecht van 40 uur is voor professionalisering. De overige 126 uren komen in een team-, afdelings- of hogeschoolbudget voor aanvullende professionaliseringstrajecten. Evenzo geldt voor een docent met een aanstelling van 0,1 fte: 10% van zijn uren kan worden besteed aan professionalisering, waarvan 10 uren, als individueel recht, door hem zelf; de resterende 6 uren gaan in het team-, afdelings- of hogeschoolbudget voor aanvullende professionaliseringstrajecten. Door bij het toekennen van professionaliseringsmiddelen uit te gaan van zowel individuele als flexibele uren kan meer nadrukkelijk de verbinding worden gemaakt tussen individuele ontwikkeling, teamontwikkeling en organisatieontwikkeling. Niet alleen het individuele belang, maar ook het team- en afdelingsbelang weegt mee in de manier waarop de middelen worden toebedeeld. De toekenning van middelen zal hierdoor niet alleen onderdeel uitmaken van het gesprek tussen medewerker en leidinggevende, maar in toenemende mate ook tussen teamleden onderling. De beoogde inzet van deze uren wordt vervolgens transparant gemaakt door ze op te nemen in de professionaliseringsplannen op een door de hogeschool nader te bepalen niveau (per team/opleiding/expertisegroep/school of nog anders). Deze plannen worden op hun beurt weer gevolgd in de planning & control cyclus. Gezamenlijk deel Professionaliseringsplan Hanzehogeschool Groningen - NHL Hogeschool - Stenden Hogeschool okt. 2013

Een rekenvoorbeeld: Het urenbudget voor professionalisering is per jaar: n fte x 166 uur (als de volledige 10% van de aanstellingsomvang wordt toegekend). Dit uren budget wordt jaarlijks verdeeld over alle medewerkers. Stel, een opleiding X heeft 25 fte docenten. Beschikbaar voor professionaliseren: 25 x 166 = 4150 uur. Hiervan is 25 x 40 = 1000 uur geoormerkt als basisrecht. Er is dus 3150 uur te verdelen over het team. Deze verdeling kan er als volgt uitzien (dit is een vereenvoudigd voorbeeld): Vier docenten volgen een cursus die onder de 75%-vrijstellingsregeling valt met een studielast van 300 uur. Ze krijgen in totaal 0,75x300=225 uur. Indien zij een deel van hun basisrecht hiervoor inzetten, bijvoorbeeld 20 uren, gaat er t.l.v. budget 205 x 4= 820 uur Er worden twee centrale studiedagen georganiseerd, dit is 25x16 = 400 uur Het restant van 3150-820-400= 1930 uur wordt op basis van de planningsgesprekken verdeeld over 21 docenten. Kader 2: rekenvoorbeeld 20 Gezamenlijk deel Professionaliseringsplan Hanzehogeschool Groningen - NHL Hogeschool - Stenden Hogeschool okt. 2013

5. Invoering 5.1 Rol medezeggenschapsraad en vakorganisaties De medezeggenschapsorganen en vakbonden zijn in de nieuwe cao helder omschreven rollen toegedicht in de vaststelling en verantwoording van het professionaliseringsplan: Het plan wordt ter instemming aan de personeelsgeleding van de MR voorgelegd (artikel O-1, lid 3). Het plan wordt voor advies aan de studentengeleding van de MR voorgelegd (artikel O-1, lid 4). De arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het plan en de cao-afspraken die hierop betrekking hebben bespreekt de hogeschool in het lokaal overleg met de vakorganisaties (artikel O-1, lid 5). Gelet op de geest van de nieuwe cao en de nadruk die hierin gelegd wordt op volwassen arbeidsrelaties (ofwel: een gezamenlijke verantwoordelijkheid, voor organisatiedoelen en professionalisering), hebben de drie hogescholen al in een vroeg stadium de medezeggenschapsraden en bonden betrokken bij de plannen om gezamenlijk invulling te geven aan het professionaliseringsplan. De nieuwe cao benadrukt niet alleen de relatie tussen medewerker en leidinggevende, maar ook die tussen de werkgever en medezeggenschapsraden en bonden. Lokaal, op iedere hogeschool apart, zijn er in een vroeg stadium technische besprekingen geweest tussen de schrijvers van het plan en (vertegenwoordigers van) de medezeggenschapsraad. Op 19 juni en 9 september 2013 vonden daarnaast bijeenkomsten plaats waarbij van alle drie de hogescholen vertegenwoordigers van de medezeggenschapsraden, het lokaal overleg en de afdelingen HRM aanwezig waren. Vastgesteld is dat het professionaliseringsplan een product van gezamenlijke inspanning moet zijn om tot een daadwerkelijk succesvolle invoering te komen. Afgesproken is dat aan het gezamenlijk overleg vervolg wordt gegeven. 21 5.2 Het invoeringsproces Het besef dat het professionaliseringsplan op zich nog niets is en dat het vooral gaat over het proces van invoering is aanwezig bij alle betrokken partijen. In de afzonderlijke professionaliseringsplannen van Hanzehogeschool Groningen, NHL en Stenden wordt het invoeringsproces uitgewerkt. Hierin is aandacht voor het communicatietraject en de ondersteuning van medewerkers en leidinggevenden bij de implementatie. Aan medezeggenschapsraden en bonden is voorgelegd dat de drie hogescholen gedurende het eerste jaar vooral ervaring willen opdoen met de nieuwe professionaliseringsafspraken en van successen en fouten willen leren. Dit betekent dat er gaandeweg het jaar op een aantal punten de vinger aan de pols wordt gehouden. Dit tussentijds volgen heeft betrekking op onderstaande punten. De ontwikkeling van het individueel recht op professionalisering (en de focus op persoonlijke ontwikkelplannen) naar een meer collectieve aanpak op teamniveau waarbij team ontwikkelplannen de individuele plannen omvatten. De ondersteuning van onderwijsgevend- en onderwijsondersteunend personeel bij het voeren van het goede gesprek over professionele ontwikkeling. De ondersteuning van leidinggevenden bij het voeren van het goede gesprek over professionele ontwikkeling. Het verloop van het invoeringsproces. Deze onderwerpen worden per hogeschool afzonderlijk verder geconcretiseerd Gezamenlijk deel Professionaliseringsplan Hanzehogeschool Groningen - NHL Hogeschool - Stenden Hogeschool okt. 2013