LEERLINGEN WERKBOEK BOEKHOUDEN 2 E LEERJAAR DOORSTROOM NAAM KLAS 1
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK TITEL PAGINA 1 DE INVENTARISLIJST 3 2 DE BALANS 10 3 VERANDERINGEN IN DE BALANS (1) 17 4 VERANDERINGEN IN DE BALANS (2) 26 5 HET GROOTBOEK 38 6 HULPREKENINGEN VAN HET EIGENVERMOGEN -58 7 JOURNALISEREN 74-2
1 DE Samenvatting INVENTARISLIJST Een inventarislijst is een overzicht waarbij, de bezittingen en schulden onder elkaar worden genoteerd. De bezittingen bestaan uit: - Inventaris - Transportmiddelen - Goederenvoorraad - Gebouwen ( Winkelpand) - Debiteuren - Kas - Bank De schulden bestaan uit: - 7% hypotheek lening - Crediteuren - Banklening Goederenvoorraad Inventaris Kas Transportmiddelen Zijn de producten die de heer Marlon heeft gekocht om te verkopen in zijn sportzaak. Zijn de hulpmiddelen die zijn gekocht om de in sportzaak zelf te gebruiken. Bv Kassa s, toonbanken, rekken, etalage poppen etc. Is wisselgeld van de sportzaak( bijv. geld dat aanwezig is in het kasregister van de zaak.) Bestelauto, auto, pick up die men voor de zaak koopt 3
Winkelpand Bank Debiteuren Crediteuren Het gebouw dat dhr. Maduro heeft gekocht om de sportzaak onder te brengen Is een gewone betaalrekening (current account ) bij de bank. Hierop wordt er geld gestort voor de zaak en vinden er betalingen plaats. Zijn alle klanten van wie nog geld moeten ontvangen, omdat er goederen op rekening aan hen is verkocht Zijn alle leveranciers aan wie men geld schuldig is omdat er goederen op rekening is gekocht. 7% Hypotheeklening Is geld dat dhr. Maduro heeft geleend bij de bank met het gebouw als onderpand Banklening Is geld dat dhr. Maduro heeft geleend bij de bank zonder onderpand. Opgave 1 Verbindt de woorden met het vakje met de juiste betekenis. Inventaris Klanten van wie men nog geld moet ontvangen. Goederenvoorraa d Debiteuren Hulpmiddelen die men koopt om in de zaak te gebruiken Leveranciers aan wie men geld schuldig is Crediteuren Opgave 2 Producten die men koopt om in de zaak te verkopen 4
Opgave 2 Mw. Willie gaat een banketbakkerij beginnen: A B Noem minimaal 5 hulpmiddelen die zij voor haar banket bakkerij nodig zal hebben. Noem minimaal 8 producten die zij zou kunnen verkopen. Zet bij het opschrijven van de hulpmiddelen en producten deze in de juiste tabel. Inventaris Goederenvoorraad Opgave 3 woordzoekers B A L I N S V V J T V E N M O E B B T A S V E X R R A R W Q E N J K M N A U D N P K O G K N U E T O S O O L S V B A O D P E E P W I R K D Q D N O C T I N R M E I R B E S I K C R N T N U S A K L E G V E R M O G E N Q In de bovenstaande puzzel staan er woorden die temaken hebben met de omschrijvingen in de volgende opdracht. 5
Probeer alle woorden te vinden en streep ze door. Vul het juiste woord in. Woord opschrijven 1 Wisselgeld... 2 Artikelen die verkocht worden.. genoemd 3 Een faxmachine valt onder de rekening... 4 Het is geld dat men bij de bank leent... 5 Als men goederen koopt bij de leverancier spreekt van een.van goederen 6 Als men goederen aan de klant verkoopt spreekt men van een van goederen 7 Het is eigen geld dat men in de zaak investeert. Het wordt Eigen genoemd.. Opgave 4 Inventarislijst per 1 februari ( zie Voorbeeld blz. 5 in het leerboek). 6
7
Opgave 5 8
9
2 DE BALANS Samenvatting Een balans is: - een overzicht met aan de debetzijde de bezittingen en aan de creditzijde de schulden en het Eigen vermogen. - Het moet altijd in evenwicht zijn. - Het is een moment opname Het Eigen vermogen = Bezitting - Vreemd vermogen (schulden) Totaal vermogen = Bezitting= Vreemd vermogen+ Eigen vermogen Opgave 1 Debet Balans per 1 maart Credit Winkelpand f 180.000,-- Eigen vermogen f Inventaris - 110.000,-- Banklening f 200.000,-- Goederenvoorraad - 95.000,-- Crediteuren - 50.000,-- Kas - 6.000,-- Bank - 27.000,-- Debiteuren - 30.000,-- f f 10
Opgave 2 Debet Balans per 2 maart credit Opgave 3 Vul de ontbrekende bedragen in: Bezittingen f Eigen vermogen f 170.000,-- Banklening 30.000,-- Crediteuren 15.000,-- f f.. Bezittingen f 378.000,-- Eigen vermogen f. Banklening 56.000,-- Crediteuren 17.000,-- f f.. Bezittingen f 218.000,-- Eigen vermogen f 130.000,-- Banklening f Crediteuren 20.000,-- f f.. 11
Opgave 4 Geef aan of de beweringen juist of onjuist zijn. 1 De bezittingen zijn gelijk aan het totaal vermogen 2 Banklening Crediteuren = Vreemd vermogen 3 Debiteuren; Transportmiddelen; Crediteuren behoren alle drie tot de bezittingen 4 De bezittingen komen voor op de balans aan de debetzijde 5 Eigen vermogen + Vreemd vermogen = totaal vermogen 6 Bezittingen Vreemd vermogen = Eigen vermogen 7 Debiteuren zijn klanten van wie wij geld moeten ontvangen 8 Een wandstelling valt onder de rekening Inventaris 9 Een balans moet altijd in evenwicht zijn 10 Als een balans in evenwicht is, is de debetzijde altijd groter dan de creditzijde Juist Onjuist. 12
Opgave 5 Debet Balans per 1 maart credit Opgave 6 Debet Balans per 23 april credit 13
Opgave 7 Debet Balans per 27 november credit 14
Opgave 8 2 Vitrinekasten voor f 750, per stuk 3 wandstellingen voor f 1000, totaal 1 kasregister voor f 2.500,-- 2 toonbanken voor f 1200, per stuk 1 computer en printer voor f 3000,-- Totaal Debet Balans per 22 juni credit Opgave 9 Maak de invuloefening Kies uit de volgende woorden: bezittingen, schulden, in evenwicht, Eigen vermogen, Inventarislijst, Inventaris, credit, Vreemd vermogen, Totaal vermogen, scontrovorm, Balans, Voorraadgoederen. 1 In een komen de.. aan de debetzijde, en de. aan de..zijde. 2 De rekening Transportmiddelen behoort tot de 3 Een balans wordt opgemaakt aan de hand van een. 4 Een 1 )kenmerk van een balans is dat het altijd moet zijn. 1 ) caracteristica 15
5 Het geld dat door de eigenaar in de zaak wordt geïnvesteerd wordt..genoemd. 6 Banklening en Crediteuren vormen samen het.. 7 Het totaal der bezittingen wordt ook het genoemd 8 Een kasregister hoort thuis onder de rekening.. 9 Indien de heer Maduro van Sportworld BV, in Miami een aantal voetballen koopt, valt dat onder de rekening.. 10 Een balans bestaat uit een debet en een creditzijde, dat wordt de.vorm genoemd Opgave 10 Debet Balans per 2 maart credit Winkelpand f 280.000,-- Eigen vermogen f Inventaris - 45.000,-- 5% Banklening f Goederenvoorraad - 35.000,-- Crediteuren - 15.000,-- Kas - 2.000,-- Bank - Debiteuren - 35.000,-- f f 1 2 3 4 16
3 VERANDERINGEN IN DE BALANS (1) Samenvatting. Doordat in een handelszaak per dag vele malen inkopen, verkopen, betalingen en ontvangsten plaats vinden veranderen de rekeningen op de balans steeds. Men kan inkopen per kas of op rekening. De rekeningen op de balans die gekocht of verkocht kunnen worden zijn op de eerste plaats Goederenvoorraad, Inventaris, Transportmiddelen en of gebouwen. Goederen/ Inventaris/ transportmiddelen + Bij het kopen per kas/ bank of op rekening Kas of Crediteuren + De rekeningen die te maken hebben met het betalen of ontvangen van gelden zijn de rekening Kas en Bank. Crediteuren - Kas/ Bank - Debiteuren Kas/Bank + Betaling aan een leverancier ( Crediteuren) Ontvangen van een klant ( Debiteuren) 17
Opgave 1 Geef aan om welke financieel feit het gaat. A Inkoop op rekening van goederen B Inkoop van Transportmiddelen C Betaling aan een crediteur D Ontvangst van een debiteur E Een aankoop per kas van goederen 1 Per bank betaald aan Leverancier Hebo Hebo 2 Op rekening gekocht wielrenners-kleding 3 Ontvangen per kas van klant Mw. Werleman 4 Op rekening gekocht een scooter voor de bode 5 Per kas gekocht een 5 ab swing apparaten Ab swing apparaat Wielrenners kleding Gewichten 18
Opgave 2 Per kas gekocht gewichten voor f 3.000,-- Vul het onderstaand schema in: 1 Om welk financieel feit gaat het? ( inkoop, verkoop, betaling, of ontvangst van geld?) 2 Hoe heb je gekocht ( per kas of op rekening) 3 Wat heb je gekocht ( Goederenvoorraad, Inventaris, gebouwen, Transportmiddelen.) 4 Welke rekeningen op de balans zullen dus veranderen 5 Geef aan welke rekening toeneemt en welke afneemt Opgave 3 Op rekening gekocht van Office Depot een bureau stoel voor de receptioniste voor f 950,-- Vul het onderstaand schema in: 1 Om welk financieel feit gaat het? ( inkoop, verkoop, betaling, of ontvangst van geld?) 2 Hoe heb je gekocht ( per kas of op rekening) 3 Wat heb je gekocht ( Goederenvoorraad, Inventaris, gebouwen, Transportmiddelen.) 4 Welke rekeningen op de balans zullen dus veranderen 5 Geef aan welke rekening toeneemt en welke afneemt 19
Opgave 4 Van onze bankrekening afgeboekt en betaald voor een bestelbus voor de zaak f 35.000,--. Vul onderstaand schema in: 1 Om welk financieel feit gaat het? ( inkoop, verkoop, betaling, of ontvangst van geld?) 2 Hoe heb je gekocht ( per kas of op rekening) 3 Wat heb je gekocht ( Goederenvoorraad, Inventaris, gebouwen, Transportmiddelen.) 4 Welke rekeningen op de balans zullen dus veranderen 5 Geef aan welke rekening toeneemt en welke afneemt Opgave 5 Per kas ontvangen van klant E.Oduber voor onze factuur f 700,-- Vul onderstaand schema in: 1 Om welk financieel feit gaat het? ( inkoop, verkoop, betaling, of ontvangst van geld?) 2 Hoe heb je gekocht ( per kas of op rekening) 3 Wat heb je gekocht ( Goederenvoorraad, Inventaris, gebouwen, Transportmiddelen.) 4 Welke rekeningen op de balans zullen dus veranderen 5 Geef aan welke rekening toeneemt en welke afneemt 20
Opgave 6 Van onze bankrekening is afgeboekt ter betaling van leverancier Import Sports voor hun factuur f 2.000,-- Vul onderstaand schema in: 1 Om welk financieel feit gaat het? ( inkoop, verkoop, betaling, of ontvangst van geld?) 2 Hoe heb je gekocht ( per kas of op rekening) 3 Wat heb je gekocht ( Goederenvoorraad, Inventaris, gebouwen, Transportmiddelen.) 4 Welke rekeningen op de balans zullen dus veranderen 5 Geef aan welke rekening toeneemt en welke afneemt Opgave 7 A 1 Rekeningen Neem toe (+) Neem af (-) 2 3 4 5 21
B Debet Balans per.. credit Opgave 8 A Mei 4 Rekeningen Neem toe (+) Neem af (-) Mei 5 Mei 6 Mei 7 Mei 8 22
B Debet Balans per.. credit Opgave 9 Debet Balans per.. credit B Mei 9 Rekeningen Neem toe (+) Neem af (-) Mei 10 Mei 11 23
Mei 12 Mei 13 Mei 14 C Debet Balans per.. credit Opgave 10 A Rekeningen die zijn veranderd bedrag + - B 24
Veranderingen zijn ontstaan door: 1 2 3 C D Opgave 11 1 Goederenvoorraad Crediteuren Meer Meer f - 300,-- 300,-- 2 Debiteuren Kas Minder Meer f - 500,-- 500,-- 3 Banklening Bank Minder Minder f - 1.000,-- 1.000,-- 4 Crediteuren Kas Minder Minder f - 750,-- 750,-- 5 Inventaris Crediteuren Meer Meer f - 1.500,-- 1.500,-- 25
4 VERANDERINGEN OP DE BALANS (2) Samenvatting De rekening Eigen vermogen neemt toe door: - Verkopen van Goederen met winst Kas / Debiteuren + Eigen vermogen + Goederen - - door andere inkomsten in de zaak te ontvangen - door privé stortingen Eigen vermogen + Kas/ bank + De rekening Eigen vermogen neemt af door: - Verkopen van Goederen met verlies. - door voor kosten van de zaak te betalen - door privé opnamen. Kas / Debiteuren + Eigen vermogen - Goederen - Eigen vermogen - Kas/ bank - 26
Opgave 1 Om welke financieel feit gaat het? Inkoop op rekening Inkoop per kas Verkoop op rekening Verkoop per kas Ontvangst per Kas/Bank Betaling per Kas/ Bank Bij Inkoop/Verkoop goederen/ Inventaris/ Transportmiddelen) Betaling is aan een Crediteur of voor kosten voor de zaak/ Privé opname Ontvangst is van een Debiteur of andere opbrengsten voor de zaak/ Privé stortingen Welke rekeningen veranderen? Nemen de rekeningen toe (+) of af (-) 2/1 Betaling per bank Aan een Crediteur Bank - 4.200,-- Crediteuren - 4.200,-- 3/1 Bedrag 4/1 5/1 6/1 7/1 27
Opgave B Debet Balans per credit f f - - - - - - - f f C a b c d e 28
Opgave 2 Geef van onderstaande beweringen aan of ze juist of niet juist zijn. 1 Debiteuren zijn klanten aan wie wij geld moeten betalen 2 Geld gewonnen van een loterij en in de kas van de zaak gestort. Hier door gaan de rekening Eigen vermogen toenemen. 3 Het betalen voor een abonnement op een vakblad valt onder bedrijfskosten. 4 Eigen vermogen neemt af door het opnemen van goederen uit magazijn voor eigen gebruik. 5 De rekening Eigen vermogen behoort tot een balansrekening. 6 Als op de balans van de zaak een banklening staat genoteerd, zal men hiervoor rente moeten ontvangen van de bank. 7 Het laten verven van het winkelpand heeft tot gevolg dat het Eigen vermogen zal afnemen. 8 Door te betalen aan een leverancier zal het Eigen vermogen afnemen. 9 Aan crediteuren moet men geld betalen. 10 Bij het verkopen van goederen, waarbij de verkoopprijs hoger is dan de inkoopprijs is er sprake van een winst en zal het eigen vermogen toenemen. Juist Niet juist 29
Opgave 3 1/11 Om welke financieel feit gaat het? Inkoop op rekening Inkoop per kas Verkoop op rekening Verkoop per kas Ontvangst oer Kas/Bank Betaling per Kas/ Bank Bij Inkoop/Verkoop goederen/ Inventaris/ Transportmiddelen) Betaling is aan een Crediteur of voor kosten voor de zaak/ Privé opname Ontvangst is van een Debiteur of andere opbrengsten voor de zaak/ Privé stortingen Welke rekeningen veranderen? Nemen de rekeningen toe (+) of af (-) Bedrag 2/11 3/11 4/11 5/11 6/11 7/11 30
Opgave 4 A Datum Rekeningen die veranderen Bedrag Neemt toe(+)/ Neemt af (-) 1/10 Bank 30.000 - Transportmiddelen 30.000 + B Debet Balans per credit f f f f 31
Opgave 5 A Debet Balans per credit f - f - - - - - - f f f B Datum Rekeningen die veranderen Bedrag Neemt toe(+)/ Neemt af (-) 32
C Debet Balans per credit f f - f - - - - - - f f Opgave 6 Rekeningen die zijn veranderd bedrag + - Veranderingen zijn ontstaan door: 33
Opgave 7 Rekeningen die zijn veranderd bedrag + - Veranderingen zijn ontstaan door: Opgave 8 Geef aan of de veranderingen welke verandering juist of niet juist zijn Verandering Financieel feit Juist Niet juist 1 Kas minder Eigen vermogen minder Per kas betaald aan leverancier Lanon Nv voor hun factuur 2 Debiteuren minder Bank meer Per bank ontvangen van klant Mw. Wernet 3 Eigen vermogen meer Goederen voorraad minder Kas meer Contant gekocht goederen van leverancier Mijnaard LTD 4 Eigen vermogen meer Goederenvoorraad minder Debiteuren meer 5 Crediteuren meer Goederenvoorraad meer Op rekening verkocht goederen aan klant Kedashusi Per kas goederen gekocht 34
Opgave 9 Verbindt de transactie met de juiste verandering. 35
Opgave 10 Datum Rekeningen die veranderen Bedrag Neemt toe(+)/ Neemt af (-) 36
Datum Rekeningen die veranderen Bedrag Neemt toe(+)/ Neemt af (-) 37
4 HET GROOTBOEK Samenvatting Om niet steeds een nieuwe balans te maken, gebruikt men voor het bijhouden van de veranderingen voor een bepaalde periode het grootboek. Alle grootboekrekeningen samen noemen wij het grootboek. De grootboekrekeningen worden verdeeld in: - Rekeningen van bezit ( komen aan de debetzijde van de balans voor.) - Rekeningen van schuld ( komen voor aan de creditzijnde van de balans voor ) - Rekening Eigen Vermogen. De veranderingen worden aan de hand van de boekingsregels verwerkt. Rekening van bezit: Open debiteren Meer debiteren Minder crediteren Rekening van schuld: Open crediteren Meer crediteren Minder debiteren Rekening Eigen vermogen: Open crediteren Meer crediteren Minder debiteren 38
Opgave 1 Debet Balans per Credit f f - - - - - f f Winkelpand Inventaris Goederenvoorraad Kas Bank 39
Debiteuren Eigen vermogen 6% banklening Crediteuren Opgave 2 Winkelpand Inventaris Goederenvoorraad Kas 40
Bank Debiteuren Eigen vermogen 9% Banklening 7% Hypotheeklening Crediteuren 41
Opgave 3 Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 1/9 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/E 4 Debet/Credit Bedrag 2/9 3/9 5/9 6/9 7/9 42
Opgave 4 A Schrijf de boekingsregels op Schrijf de rekeningen van bezit op B Schrijf de boekingsregels op Schrijf de rekeningen van schuld op C Schrijf de boekingsregels op Waardoor verandert het Eigen vermogen? 43
Opgave 5 Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 2/1 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/E 4 Debet/Credit Bedrag 3/1 4/1 5/1 6/1 7/1 44
Opgave 6 Maak de zin af. 1 Klanten aan wie goederen op rekening wordt verkocht vallen onder de rekening. 2 Deze rekening behoort tot de rekeningen van 3 Als de vordering op een klant toeneemt, moet deze rekening worden 4 Als de klant onze factuur betaalt, zal deze rekening moeten worden. 5 De rekening eigen vermogen wordt geopend aan de.. 6 De rekening eigen vermogen zal toenemen bij: 7 De rekening eigen vermogen zal afnemen bij: 8 Alle grootboekrekeningen samen vormen het 9 De grootboekrekeningen bestaan uit: a) b).. c).. 10 De rekening Crediteuren komt op de balans aan de creditzijde voor en zal dus worden geopend aan de 45
Opgave 7 A + C Gebouwen Terreinen Inventaris Goederenvoorraad Kas Bank 46
Debiteuren Eigen vermogen 7% Hypotheeklening Lening oom Harfoloco Crediteuren Banklening 47
B Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 4/1 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/E 4 Debet/Credit Bedrag 5/1 6/1 7/1 8/1 48
Opgave 8 A 1/4 Contant verkocht 6 zig zag naaimachines voor f 695,-- per stuk. ( de inkoopwaarde van de verkochte naaimachines bedroeg f ) f 2/4 Gekocht op rekening 5 Overlock naaimachines bij Panalala f. 3/4 Ontvangen van klant Shimisbonita voor onze factuur Het bedrag is op onze bankrekening bijgeschreven f 450,-- 5/4 Per kas betaald voor het decoreren van de etalagekasten in verband met het paasfeest f 600,-- 6/4 Contante verkopen van 4 Overlock naaimachines. ( vergeet de inkoopwaarde niet te berekenen) 7/4 Per kas gekocht 3 zig zag naaimachines. De inkoopprijs is met 10% gestegen B f f Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 1/4 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/E 4 Debet/Credit Bedrag 2/4 3/4 49
5/4 6/4 7/4 B+ C Inventaris Goederenvoorraad 50
Kas Bank Debiteuren Eigen vermogen 51
Crediteuren Opgave 9 Vul de componenten van de boekhoudkundige cyclus in de juiste volgorde in. Opgave 10 Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 2/5 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/E 4 Debet/Credit Bedrag 3/5 4/5 52
5/5 7/5 11/5 12/5 14/3 15/5 20/5 53
B+C Gebouwen Transportmiddelen Inventaris Goederenvoorraad Kas 54
Bank Debiteuren Eigen vermogen Banklening 55
Crediteuren D Opgave 11 Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 1/5 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/E 4 Debet/Credit Bedrag 2/5 3/5 56
4/5 6/5 7/5 8/5 9/5 10/3 11/5 20/5 57
6 HULPREKENINGEN VAN HET EIGEN VERMOGEN Samenvatting Bij het betalen van kosten en voor de zaak: - Kostenrekening Eigen vermoge minder debiteren - Kas/ bank Bezit minder crediteren - Of Crediteuren Schuld meer crediteren Bij privé opname ( kosten voor privé): - Privé Eigen vermoge minder debiteren - Kas/ bank Bezit minder crediteren - Of Crediteuren Schuld meer crediteren Bij het ontvangen van opbrengsten: - Opbrengsten rekening Eigen vermogen meer crediteren - Kas/ bank Bezit meer debiteren - Of Debiteuren Bezit meer debiteren Bij privé stortingen: - Privé Eigen vermoge meer crediteren - Kas/ bank Bezit meer debiteren Verkopen van goederen - Debiteuren of kas bezit meer debiteren - Opbrengst verkopen Eigen vermogen meer crediteren verkoopprijs - Inkoopwaarde verkopen Eigen vermogen minder debiteren - Goederenvoorraad Bezit minder crediteren inkoopprijs 58
Lijst I Conclusie: Het Grootboek bestaat uit grootboekrekeningen en die rekeningen worden verder verdeeld in: Rekeningen van bezit - Gebouwen - Inventaris - Transportmiddelen - Kas - Bank - Debiteuren - Goederenvoorraad Balansrekeningen Rekeningen van Schuld - % Hypotheeklening - % Banklening - Crediteuren Rekening Eigen vermogen + De hulprekeningen van het Eigen vermogen kostenrekeningen opbrengstenrekeningen - Loonkosten - Interestkosten - Autokosten - Reclamekosten - Huisvestingskosten - Overige kosten - Inkoopwaarde verk. - Privé ( opname) - Opbrengst verkopen - Interst opbrengsten - Huuropbrengsten - Overige opbrengsten - Privé ( stortingen) 59
Opgave 1 Juiste hulprekening 1/5 2/5 3/5 4/5 5/5 6/6 7/6 8/8 Opgave 2 Geef van de volgende rekeningen aan of ze moeten worden gedebiteerd of gecrediteerd. ( zie voorbeeld). En schrijf erbij waarom deze verandering heeft plaatsgevonden. Voorbeeld 1 Huisvestingskosten f 400,-- D Per bank kosten voor het gebouw betaald Bank - f 400,-- C Afl.400,-- 1/3 Autokosten f 150,--- Kas - f 150,-- 2/3 Prive f 2000,-- Kas + f 2.000,-- 3/3 Inventaris + f 300,-- Crediteuren + f 300,-- 4/3 Debiteuren + f 2.350,-- Opbrengst verkopen f 2.350,-- Inkoopwaarde verkopen f 1.300,-- Goederenvoorraad - f 1.300,-- 60
5/3 Huuropbrengsten f 1.000,-- Bank + f 1.000,-- Opgave 3 Datum 1/5 2/5 3/5 4/5 5/5 6/6 7/6 8/8 Opgave 4 Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/H 4 Debet/Credit 1/4 f Bedrag 2/4 f 3/4 f 5/4 f 61
6/4 f 7/4 f 8/4 f 9/4 f 10/4 f 11/4 f Opgave 5 Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/H 4 Debet/Credit 1/5 f Bedrag 2/5 f 3/5 f 4/5 f 62
5/5 f 6/5 f 7/5 f B + C Gebouwen Inventaris Kas Bank 63
Debiteuren Goederenvoorraad Eigen vermogen 11 % banklening Crediteuren 64
Huisvestingskosten Overige kosten Inkoopwaarde verkopen Privé Opbrengst verkopen 65
Opgave 6 Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/H 4 Debet/Credit 1/5 f Bedrag 2/5 f 3/5 f 4/5 f 5/5 f 6/5 f B + C Bedrijfsauto Kas 66
Bank Goederenvoorraad Eigen vermogen Crediteuren Autokosten Overige kosten 67
Inkoopwaarde verkopen Opbrengst verkopen D 1 2 3 4 68
Opgave 7 A Debet Balans per 1 juni Credit B Dat 1 Welke rekeningen veranderen? 2 worden de rekeningen minder(-) of meer (+) 3 B/S/H 4 Debet/Credit 1/6 f Bedrag 2/6 f 3/6 f 4/6 f 5/6 f 69
6/6 f 7/6 f 8/6 f 9/6 f 10/6 f C + D Gebouwen Inventaris 70
Kas Bank Debiteuren Goederenvoorraad 71
Eigen vermogen 7 % Geldlening Crediteuren Intrestkosten Huisvestingskosten Autokosten 72
Overige kosten Inkoopwaarde verkopen Privé Opbrengst verkopen Intrestopbrengsten 73
7 JOURNALISEREN Samenvatting Bij de volgende opdrachten gebruik maken de rekeningen op lijst II 74
Opgave 1 1 Rek. die veranderen 2 +/- 3 B/S/H 4 D/ C JOURNAALPOSTEN 6 7 Grootboekrekening Debet Credit 1 2 3 4 5 Opgave 2 1/6 1 Rek. die veranderen 2 +/- 3 B/S/ H 4 D /C JOURNAALPOSTEN 6 7 Grootboekrekening Debet credit 2/6 3/6 75
4/6 5/6 6/6 Opgave 3 1 Rek. die veranderen 2 +/- 3 B/S/ H 4 D/ C JOURNAALPOSTEN 6 7 Grootboekrekening Debet Credit 7/6 8/6 9/6 10/6 11/6 76
12/6 Opgave 4 Woordzoekers A Er zijn in de puzzel 15 woorden die met boekhouden te maken hebben verborgen. Zoek ze op en schrijf ze op. Je kunt hulp zoeken bij opdracht B. N S S L E V E R A N C I E R S E Q E S T H O L B E W O N E A R V I D P D A L O O N K O S T E N U H G K O O E R B E L L E N H I H S U E O K A S B E D V A H H I E R T L N S R Q U E I Z B A K L B V I E P V T E H H Z G T V E R D R I E I R E E V U U I R H E E F T G E D N E R N T Y I T I D L U H C S F F V K M S S T R B Z G G C R E D I E E E O Z G R T B Z Q U U Z E G H R N N G O N U Y B A N K K G I N V E T I E O E I O F L G N I K E O B R A N N N R O P G Y I U E A R H O O R G T F B I N K O O P W A A R D E I G E O P P M S B B R D O E R T A S T E V O G O E D E R E N V O O R R A A D 77
B Vul het juist woord in. ( zie opdracht A) 1 De rekeningen die op de balans aan de debetzijde voorkomen horen tot de rekeningen van 2 aan wie wij betalen vallen onder de rekening Crediteuren 3 Klanten aan wie wij goederen op rekening verkopen vallen onder de rekening 4 Open credit Meer credit Minder debet zijn de sregels van de rekeningen van 5 Gekochte voorraden die weer worden verkocht horen op de balans onder de rekening. 6 Uit de rekeningen en..kan men het verkoopresultaat berekeningen 7 De..rekeningen behoren tot de.van het 8 Als een handelszaak in kleding een etalagepop koopt voor de zaak valt het onder de rekening 9 Per kas salaris betaald aan de winkelhulpen f 1.600,--. Bij deze verandering hoort de journaalpost: aan 10 Geld op een rekening bij de Aruba bank komt op de balans onder de rekening.. te staan. 78
Opgave 5 1 Rek. die veranderen 2 +/- 3 B/S/ H 4 D/ C JOURNAALPOSTEN 6 7 Grootboekrekening Debet Credit 1 2 3 4 5 6 7 8 9 79
10 Opgave 6 Vul de ontbrekende gegevens in: 1 Rekeningen die veranderen 2 +/- 3 B/S/ H 4. D/C Journaalposten 6 7 Rekening debet Credit 1 Kas Debiteuren. B B D... Aan.. f 1.000 f 1.000,-- Er is per kas ontvangen van een debiteur f 1.000,-- 1 Rekeningen die veranderen 2 Goederen Opbrengst verkopen Debiteuren Inkoopwaarde verkopen 2 +/- - +.. 3 B/S/ H.. H. 4. D/ C. C D.. Journaalposten 6 7 Rekening debet Credit. Aan.. Inkoopwaarde Aan f f 3.000,-- 1.800,-- f f 1 Rekeningen die veranderen 2... 2 +/- --- --- 3 B/S/ H B ---- 4. D/ C.. C Journaalposten 6 7 Rekening debet Credit Bank Aan Interestopbr. f 400,-- f. 400,-- 80
Opgave 7 1/6 1 Rek. die veranderen 2 +/- 3 B/S/ H 4 D/ C JOURNAALPOSTEN 6 7 Grootboekrekening Debet Credit 2/6 3/6 4/6 5/6 6/6 7/6 8/6 9/6 81
Opgave 8 Maak de opdrachten zoals in het voorbeeld is aangegeven. Dat Journaalpost Financieel feit 1/6 Kas Aan Debiteuren Debet 400,-- Credit 400,-- Per kas ontvangen van een debiteur f 400,-- 2/6 Debiteuren Aan opbrengst verk. Inkoopwaarde verk. Aan goederenvoorraad 1.700,-- 900,-- 1.700,-- 900,-- 3/6 Goederenvoorraad Aan Crediteuren 600,-- 600,-- 5/6 Huisvestingskosten Aan kas 6/6 Banklening Aan bank 125,-- 1.500,-- 125,-- 1.500,-- 7/6 Intrestopbrengsten Aan bank 136,-- 136,-- 8/6 Autokosten Aan kas 9/6 Overige kosten Aan bank 420,-- 175,-- 420,-- 175,-- 10/6 Crediteuren Aan bank 500,-- 500,-- 82
Opgave 9 11/6 1 Rek. die veranderen 2 +/- 3 B/S /H 4 D/ C JOURNAALPOSTEN 6 7 Grootboekrekening Debet Credit 12/6 13/6 14/6 15/6 16/6 17/6 18/6 19/6 83
20/6 21/6 22/6 23/6 Opgave 10 1 Leg uit wanneer de rekening Debiteuren ontstaat? 2 Leg uit wanneer de rekening Crediteuren ontstaat? 3 Leg het verschil tussen de rekening Inventaris en Goederenvoorraad uit. 4 De grootboekrekeningen worden verdeeld in verschillende soorten. A Schrijf de namen van de Balans rekeningen op? 84
B Leg in eigen woorden uit waarom ze balansrekeningen worden genoemd? 5 Schrijf 2 redenen op waarom men de hulprekeningen van het eigen vermogen heeft bijgevoegd. 6 Leg in eigen woorden uit, waarom de boekingsregels belangrijk zijn. 7 Schrijf de verdeling van de hulprekeningen van het Eigen vermogen op 8 Leg uit waarom de kostenrekeningen moeten worden gedebiteerd 85
9 Schrijf in het kort op hoe een journaalpost wordt gevormd? 10 Schrijf een reden op voor het maken van journaalposten? 86