UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

Vergelijkbare documenten
IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG

4 - In een oogopslag

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

COCKPIT

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1

F I A T NL S N E L G I D S

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG



IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85

2 UW IN EEN OOGOPSLAG

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

4 - IN EEN OOGOPSLAG

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

UW 306 IN EEN OOGOPSLAG

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

Uw auto komt tot leven op internet!

UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje

1. AM/FM-radio gebruiken

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

Bedieningen Dutch - 1

G A PSL O G O O EEN IN

Verkorte gebruiksaanwijzing

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online

Verwarming en ventilatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde

LCD scherm va LCD scherm

NL ESP-Systeem

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Automatische transmissie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Ontgrendelen van de achterdeuren

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

DT-F1/DT-F1V. NL Revision 1

INSTRUCTIEBOEK NL ALFA

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing

Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan. De Handleiding

LCD scherm ve LCD scherm

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis.

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C)

Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Het online-instructieboekje

gefeliciteerd MeT de AAnkOOP VAn Uw VOLVO XC90 quick guide

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen.

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

FIAT PANDA NL INSTRUCTIEBOEK

Waarschuwingen INTRODUCTIE

F I A T P U N T O NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K

Starten, schakelen & wegrijden:

Het online-instructieboekje

De online-gebruiksaanwijzing

FIAT PUNTO NL INSTRUCTIEBOEK

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Het online-instructieboekje

INSTRUCTIEBOEK NL ALFA

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

OPEL INSIGNIA Gebruikershandleiding

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

De online-gebruiksaanwijzing

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

************************* **************** ******** ***

FIAT PUNTO NL INSTRUCTIEBOEK

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN C5 SEDAN

Uw gebruiksaanwijzing. BLAUPUNKT RIO RCR 87

C8_03-2_fr_Gcv.qxd 12/09/03 10:26 Page 1 CITROËN C8 INSTRUCTIEBOEKJE. 0 C:\Documentum\Checkout\V3_03_2_Tcv-NEL.win 15/3/ :35 -page 1

FIAT DUCATO NL INSTRUCTIEBOEK

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Transcriptie:

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakelen airbag aan passagierszijde* 4 Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter 5 Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) 6 Dimmer dashboardverlichting 7 Schakelaar ruitenwissers/- sproeiers/boordcomputer 8 Stuurkolomschakelaar autoradio 9 Schakelaar alarmknipperlichten 10 Multifunctioneel display 11 Voorruitontwaseming 12 Zijruitontwaseming 13 Verstelbaar zijventilatierooster 14 Airbag aan passagierszijde 15 Middelste verstelbare ventilatieroosters 16 Dashboardkastje 17 Autoradio 18 Schakelaars en bedieningsorganen verwarming, ventilatie, airconditioning, achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels 19 Asbak vóór 20 Versnellingshendel 21 Aansteker 22 Schakelaar elektrisch bedienbare spiegels 23 Schakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter 24 Bediening stoelverwarming 25 Schakelaars elektrisch bedienbare ruiten vóór 26 Handrem 27 Motorkapontgrendeling 28 Stuur-/contactslot 29 Zekeringenkast 30 Opbergvak 31 Stuurwielverstelling 32 Hoogteverstelling koplampen * Volgens land van bestemming.

4 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG SLEUTELS Met behulp van de sleutels kunnen de voorportieren, de achterklep (3-/5-deurs) en de tankdop onafhankelijk van elkaar vergrendeld of ontgrendeld worden, kan de airbag aan passagierszijde worden uitgeschakeld en wordt het contact-/stuurslot bediend. Centrale vergrendeling en ontgrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnen de portieren en de achterklep gelijktijdig vergrendeld of ontgrendeld worden. Als een van de portieren, de achterklep of de achterruit (206 SW) is geopend, werkt de centrale vergrendeling niet. Afstandsbediening Druk op de knop A om de auto op afstand te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. Druk op de knop B om de auto op afstand te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. 206 SW: Druk lang op de knop B om de auto te ontgrendelen en de achterruit te openen. Waarschuwingssignaal sleutel in contact Als het contact is afgezet klinkt er een geluidssignaal als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact steekt. Lokaliseren van de auto Als de auto is vergrendeld kan de auto op een parkeerplaats worden gelokaliseerd: F Druk op de knop A, de plafonniers en de richtingaanwijzers gaan gedurende enkele seconden branden. STARTEN De vier standen van de sleutel in het contact-/stuurslot zijn: 1 - STOP: Het contact is afgezet. 2-1 e stand, accessoires: Het contact is afgezet, maar de accessoires kunnen wel functioneren. 3-2 e stand, contact aan: Het contact staat aan. 4 - Starten: De startmotor wordt in werking gezet. Stuurslot Ontgrendel indien nodig het stuurslot alvorens te starten door het stuur tegelijkertijd met de sleutel enigszins te verdraaien. Trap bij het starten het koppelingspedaal in om het aanslaan te vergemakkelijken. 96

4 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG SLEUTELS Met behulp van de sleutels kunnen de voorportieren, de achterklep (3-/5-deurs) en de tankdop onafhankelijk van elkaar vergrendeld of ontgrendeld worden, kan de airbag aan passagierszijde worden uitgeschakeld en wordt het contact-/stuurslot bediend. Centrale vergrendeling en ontgrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnen de portieren en de achterklep gelijktijdig vergrendeld of ontgrendeld worden. Als een van de portieren, de achterklep of de achterruit (206 SW) is geopend, werkt de centrale vergrendeling niet. Afstandsbediening Druk op de knop A om de auto op afstand te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. Druk op de knop B om de auto op afstand te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. 206 SW: Druk lang op de knop B om de auto te ontgrendelen en de achterruit te openen. Waarschuwingssignaal sleutel in contact Als het contact is afgezet klinkt er een geluidssignaal als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact steekt. Lokaliseren van de auto Als de auto is vergrendeld kan de auto op een parkeerplaats worden gelokaliseerd: F Druk op de knop A, de plafonniers en de richtingaanwijzers gaan gedurende enkele seconden branden. STARTEN De vier standen van de sleutel in het contact-/stuurslot zijn: 1 - STOP: Het contact is afgezet. 2-1 e stand, accessoires: Het contact is afgezet, maar de accessoires kunnen wel functioneren. 3-2 e stand, contact aan: Het contact staat aan. 4 - Starten: De startmotor wordt in werking gezet. Stuurslot Ontgrendel indien nodig het stuurslot alvorens te starten door het stuur tegelijkertijd met de sleutel enigszins te verdraaien. Trap bij het starten het koppelingspedaal in om het aanslaan te vergemakkelijken. 96

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 5 Starten van een benzinemotor Trap het gaspedaal niet in. Stel de startmotor in werking en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Starten van een dieselmotor Trap het gaspedaal niet in. Draai de sleutel in de stand "Contact aan". Als de temperatuur al hoog genoeg is, gaat het lampje niet branden en kunt u de motor direct starten. Als het lampje brandt, wacht dan met het starten van de motor tot het lampje uitgaat. Als de motor is afgeslagen, moet de sleutel eerst weer in stand "STOP" gezet worden, voordat opnieuw gestart kan worden. Belast nooit een motor die koud is. Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte draaien. Breng nooit wijzigingen aan het stuurslot aan. AIRBAGS VÓÓR Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Steek de contactsleutel in de schakelaar 1 en draai deze: - op "ON": airbag aan passagierszijde geactiveerd. - op "OFF": airbag aan passagierszijde uitgeschakeld. Controle werking Als bij aangezet contact (2 e stand) dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF" van de schakelaar). Als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, blijft het verklikkerlampje branden. Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot een airbag aan passagierszijde Auto's met een airbagschakelaar: - Schakel de airbag aan passagierszijde uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. - Schakel de airbag in als er een passagier op de voorstoel zit. Auto's zonder een airbagschakelaar: - Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel. Leg in elk geval nooit uw voeten, noch enig voorwerp op het dashboard. * Volgens land van bestemming. 124

8 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG SCHAKELAARS OP STUURKOLOM Verlichting Verlichting voor en achter (ring A) Lichten uit Parkeerlichten aan Dim-/grootlicht aan Automatisch inschakelen van de verlichting Automatisch inschakelen van de verlichting Zet om deze functie in of uit te schakelen het contact in de stand accessoires, de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 en druk minimaal 4 seconden op het uiteinde van de lichtschakelaar. Mistachterlicht (ring B) Mistachterlicht (ring naar voren draaien) Mistlampen en mistachterlicht (ring C) Mistlampen vóór (ring 1 stand naar voren draaien) Mistlampen en mistachterlicht (ring 2 standen naar voren draaien) Ruitenwissers Voor 2 Hoge snelheid 1 Normale snelheid I Interval of AUTO Automatisch wissen 0 Uit ê Eén keer wissen Ruitensproeier: trek de hendel naar u toe. Achter Uit Interval Ruitensproeier Automatische ruitenwissers In de stand AUTO werken de ruitenwissers automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast. 102 104

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 9 VOORSTOELEN (3-/5-deurs en 206 SW) 1 - Verstelling in lengterichting. 2 - Hoogteverstelling en verstelling van de hoek van de hoofdsteun. 3 - Toegang tot de achterbank (3-deurs). 4 - Hoogteverstelling. 5 - Verstelling van de hoek van de rugleuning. 6 - Schakelaar stoelverwarming. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. 84

10 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG In delen neerklapbare achterbank Neerklappen van de achterbank: - Til de zitting 1 aan de voorzijde op. - Klap de zitting 1 tegen de rugleuning van de voorstoelen. - Plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2. - Trek aan de knop 3 om de rugleuning 4 los te maken. - Verwijder de hoofdsteun of duw deze omlaag. - Klap de rugleuning 4 neer. Als de bank weer in de normale stand wordt geklapt, let dan op dat de gordels 87 niet worden vastgeklemd. Bagageafdekking Plaatsen: - Plaats (1) één uiteinde van het oprolmechanisme van de bagageafdekking in een van de twee steunen. - Plaats (2) het uiteinde aan de andere zijde door dit in te drukken. - Laat het los (3) om het te bevestigen. - Rol (4) de bagageafdekking uit tot aan de achterklepsponning. - Steek de geleiders (5) van de bagageafdekking in de rails op de zijpanelen. Verwijderen: - Verwijder de geleiders van de bagageafdekking uit de rails op de zijpanelen. - Rol de bagageafdekking op, druk het uiteinde in en verwijder het uit de steun. 117

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 11 INDELING VAN DE BAGAGERUIMTE (206 SW) 1 - Handgrepen en kledinghaak 2 - Kledinghaken 3 - Bevestigingspunten bagagenet voor hoge belading 4 - Haken 5-12 V-aansluiting 6 - Opbergnetten 7 - Riemen 8 - Bagage-afdekking 9 - Sjorogen 117

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 5 Starten van een benzinemotor Trap het gaspedaal niet in. Stel de startmotor in werking en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Starten van een dieselmotor Trap het gaspedaal niet in. Draai de sleutel in de stand "Contact aan". Als de temperatuur al hoog genoeg is, gaat het lampje niet branden en kunt u de motor direct starten. Als het lampje brandt, wacht dan met het starten van de motor tot het lampje uitgaat. Als de motor is afgeslagen, moet de sleutel eerst weer in stand "STOP" gezet worden, voordat opnieuw gestart kan worden. Belast nooit een motor die koud is. Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte draaien. Breng nooit wijzigingen aan het stuurslot aan. AIRBAGS VÓÓR Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Steek de contactsleutel in de schakelaar 1 en draai deze: - op "ON": airbag aan passagierszijde geactiveerd. - op "OFF": airbag aan passagierszijde uitgeschakeld. Controle werking Als bij aangezet contact (2 e stand) dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF" van de schakelaar). Als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, blijft het verklikkerlampje branden. Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot een airbag aan passagierszijde Auto's met een airbagschakelaar: - Schakel de airbag aan passagierszijde uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. - Schakel de airbag in als er een passagier op de voorstoel zit. Auto's zonder een airbagschakelaar: - Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel. Leg in elk geval nooit uw voeten, noch enig voorwerp op het dashboard. * Volgens land van bestemming. 124

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 7 ELEKTRISCH BEDIENDE RUITEN 1. Schakelaar ruitbediening aan bestuurderszijde Handbediening: Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de toets wordt losgelaten. Automatische bediening: Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. De ruit opent of sluit volledig. De automatische bediening werkt alleen als de motor draait. 2. Schakelaar ruitbediening aan passagierszijde 3. Schakelaar ruitbediening links achter 4. Schakelaar ruitbediening rechts achter ELEKTRISCH BEDIENDE SPIEGELS Draai de knop 5 naar rechts of links om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop 5 in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Elektrisch inklapbare spiegels Draai, als het contact aan is, de knop 5 in stand A. 109 110

6 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG PORTIEREN VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN DE ACHTERKLEP EN DE ACHTERRUIT (206 SW) Voorportieren De achterklep en de achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend. Trek om de achterklep te openen als de achterruit is gesloten aan de handgreep A en zet de klep open. Druk om de achterruit te openen als de achterklep is gesloten lang op de ontgrendelknop van de afstandsbediening of trek aan de handgreep B en zet de ruit open door de ruitenwisserarm als handgreep te gebruiken (bij C). Als de achterklep of de achterruit wordt geopend, gaat de bagageruimteverlichting branden. Achterportieren (206 SW) 98 Opmerking: Sluit de achterruit door de ruitenwisserarm als handgreep te gebruiken of door op het midden van de ruit te drukken. 99

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 15 STUURWIEL IN HOOGTE VERSTELLEN Druk bij stilstaande auto de hendel naar beneden om het stuurwiel te ontgrendelen. Zet het stuurwiel in de gewenste stand en trek aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen. MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: trek aan de handgreep. Buitenzijde: druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. Plaats de stang in de houder om de motorkap te ondersteunen. 111 101

14 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG AUTOMATISCHE TRANSMISSIE "TIPTRONIC-SYSTEM PORSCHE" Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit volautomatische bediening, aangevuld met de programma's sport en sneeuw, of handmatig schakelen. Schakelpatroon F Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpatroon te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven. Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten en te starten, met of zonder gebruik van de handrem. Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait). Neutral (neutraalstand): om de motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem. Opmerking: Laat, als onder het rijden per ongeluk de selectiehendel in de stand N wordt gezet, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven. Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden. Manual (sequentiële stand): om zelf de versnellingen te selecteren. S: programma sport. T: programma sneeuw. Handmatig schakelen in de vier versnellingen: F Duw de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen en trek de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen. Opmerking: De programma's S (sport) en T (sneeuw) kunnen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand. Starten van de motor F Controleer of de handrem is aangetrokken en zet de selectiehendel in stand P of N. F Draai het contact in de stand Starten. Wegrijden Om, na het starten, weg te rijden vanuit de stand P: F Trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen schakelen. F Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden. Om weg te rijden vanuit de stand N: F Trap het rempedaal in en zet de handrem los. F Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden. Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingetrapt. Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait. 119

12 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG VERWARMING EN AIRCONDITIONING Nr. Symbool Functie 1 Regeling luchtverdeling. 2 Toevoer van buitenlucht. 78 3 Temperatuurregeling. 4 Schakelaar achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 5 Regeling luchtopbrengst. 6 Bediening airconditioning. 80

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 13 AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Nr. Symbool Functie 1 2 3 4 5 Regeling luchtopbrengst. Regeling luchtverdeling. Toevoer van buitenlucht. Bediening airconditioning. Schakelaar achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 6 Uit. 7 Temperatuurregeling. 82 8 9 Automatisch programma "comfort". Automatisch programma "zicht".

18 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE - DIESEL (HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK) (3-/5-deurs en 206 SW) 1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels* 2. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier* 3. Verklikkerlampje airbags 4. Verklikkerlampje mistlampen vóór 5. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) 6. Verklikkerlampje mistachterlicht 7. Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor 8. Richtingaanwijzer links 9. Kilometerteller, onderhoudsintervalindicator en motorolieniveaumeter 10. Richtingaanwijzer rechts 11. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor 12. Verklikkerlampje grootlicht 13. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar 14. Verklikkerlampje dimlicht 15. Verklikkerlampje laden van de accu 16. Verklikkerlampje motoroliedruk en motorolietemperatuur 17. Verklikkerlampje water in brandstofilter 18. Verklikkerlampje te laag koelvloeistofniveau (diesel) 19. Temperatuurmeter motorolie 20. Schakelaar dagteller/ kilometerteller 21. Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) 22. Snelheidsmeter 23. Koelvloeistoftemperatuurmeter 24. Toerenteller 25. Dimmer dashboardverlichting 26. Brandstofmeter 27. Verklikkerlampje brandstofreserve 28. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) * Volgens land van bestemming.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 19 INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE (HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK) (206 RC) 1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels* 2. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier* 3. Verklikkerlampje airbags 4. Verklikkerlampje mistlampen vóór 5. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) 6. Verklikkerlampje mistachterlicht 7. Richtingaanwijzer links 8. Kilometerteller, onderhoudsintervalindicator en motorolieniveaumeter 9. Richtingaanwijzer rechts 10. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor 11. Verklikkerlampje grootlicht 12. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar 13. Verklikkerlampje dimlicht 14. Verklikkerlampje laden van de accu 15. Verklikkerlampje motoroliedruk en motorolietemperatuur 16. Temperatuurmeter motorolie 17. Schakelaar dagteller/ kilometerteller 18. Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) 19. Snelheidsmeter 20. Koelvloeistoftemperatuurmeter 21. Toerenteller 22. Dimmer dashboardverlichting 23. Brandstofmeter 24. Verklikkerlampje brandstofreserve 25. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) * Volgens land van bestemming.

20 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE (AUTOMATISCHE TRANSMISSIE) (3-/5-deurs en 206 SW) 1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels* 2. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier* 3. Verklikkerlampje airbags 4. Verklikkerlampje mistlampen vóór 5. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) 6. Verklikkerlampje mistachterlicht 7. Richtingaanwijzer links 8. Kilometerteller, onderhoudsintervalindicator en motorolieniveaumeter 9. Richtingaanwijzer rechts 10. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor 11. Verklikkerlampje grootlicht 12. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar 13. Verklikkerlampje dimlicht 14. Verklikkerlampje laden van de accu 15. Verklikkerlampje motoroliedruk en motorolietemperatuur 16. Schakelprogramma's 17. Schakelstandindicatie 18. Schakelaar dagteller/ kilometerteller 19. Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) 20. Snelheidsmeter 21. Koelvloeistoftemperatuurmeter 22. Toerenteller 23. Dimmer dashboardverlichting 24. Brandstofmeter 25. Verklikkerlampje brandstofreserve 26. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) * Volgens land van bestemming.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 21 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Een verklikkerlampje dat constant blijft branden of bij draaiende motor knippert, is een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Sommige verklikkerlampjes kunnen branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Negeer een dergelijke waarschuwing niet, maar raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Stop onmiddellijk indien tijdens het rijden het verklikkerlampje STOP gaat branden, maar zorg ervoor dat u uw auto op een zo veilig mogelijke plaats tot stilstand brengt. Verklikkerlampje STOP Gekoppeld aan de verklikkerlampjes: - motoroliedruk en -temperatuur, - koelvloeistofniveau, - handrem, - remvloeistofniveau, - storing elektronische remdrukregelaar. Gekoppeld aan de koelvloeistoftemperatuurmeter. Stop als het lampje bij draaiende motor knippert onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje motoroliedruk en -temperatuur Gekoppeld aan het verklikkerlampje STOP. Stop onmiddellijk. Wijst op hetzij: - te lage oliedruk. - te weinig olie in het smeersysteem. Vul indien nodig olie bij. - een te hoge temperatuur van de motorolie. Het verklikkerlampje brandt in combinatie met een geluidssignaal. Matig uw snelheid om de motorolietemperatuur te laten dalen. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje te laag koelvloeistofniveau dieselmotor Gekoppeld aan het verklikkerlampje STOP. Stop onmiddellijk. Wacht tot de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk. Draai de dop eerst 2 slagen los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul het systeem bij. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar (REF) Gekoppeld aan het verklikkerlampje STOP. Wijst op: - een (iets) aangetrokken handrem. - een te laag remvloeistofniveau (als het lampje ook bij losse handrem blijft branden). - een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF), als het verklikkerlampje brandt in combinatie met het verklikkerlampje ABS. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet gedurende enkele seconden branden. Als het lampje bij een snelheid van meer dan 12 km/h blijft branden of gaat branden, wijst dit op een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking met rembekrachtiging blijft echter behouden. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

22 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) Dit lampje blijft elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Tijdens het rijden gaat dit lampje branden als het systeem in werking treedt. Als het systeem wordt uitgeschakeld, blijft het lampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt als het verklikkerlampje bij draaiende motor en tijdens het rijden blijft branden. Verklikkerlampje laden van de accu Wijst op: - een storing in het laadcircuit. - loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor. - een gebroken of te slappe dynamoriem. - een defecte dynamo. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor (volgens uitvoering) Gaat bij het aanzetten van het contact enkele seconden branden. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden, wijst dit op een storing in het injectie-/ontstekingssysteem of in de emissieregeling. Als het verklikkerlampje knippert, kan bij een benzinemotor de katalysator beschadigd raken. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Waarschuwing vervuild roetilter (dieselmotor) Een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display duiden erop dat het roetilter vervuild is en dreigt te verstoppen, bijv. als overwegend stadsritten worden gemaakt: lage snelheden, veel verkeersopstoppingen,... Ga om het roetilter te regenereren, als de omstandigheden het toelaten, minstens 5 minuten lang met een snelheid van meer dan 60 km/h rijden, tot de melding verdwijnt. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt als de melding nog steeds wordt weergegeven. Waarschuwing niveau brandstofadditief (dieselmotor) Een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display duiden erop dat het niveau van het brandstofadditief te laag is. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt om brandstofadditief te laten bijvullen. Voorgloeien (diesel) Wacht met het starten van de motor tot dit lampje uit is. Als de temperatuur al hoog genoeg is gaat het lampje gedurende minder dan 1 seconde branden en kunt u de motor direct starten. Verklikkerlampje brandstofreserve Op het moment dat dit lampje gaat branden bedraagt de actieradius nog minimaal 50 km (tankinhoud: ca. 50 liter). Verklikkerlampje water in brandstofilter (diesel)* Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit erop dat er kans bestaat op schade aan het inspuitsysteem. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 23 Verklikkerlampje veiligheidsgordels* Dit lampje gaat branden als, bij ingeschakeld contact, de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Bij een snelheid hoger dan 20 km/h knippert het lampje gedurende ongeveer 2 minuten in combinatie met een steeds luider wordend geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Het verklikkerlampje blijft branden zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier* Als dit lampje gaat branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display, wijst dit erop dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Zolang de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, blijft het verklikkerlampje branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert uw PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje airbags Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden en gaat na enkele seconden uit. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in het airbagsysteem. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Koelvloeistoftemperatuurmeter - Wijzer in zone (A): temperatuur is in orde. - Wijzer in zone (B): temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje STOP knippert. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. * Volgens land van bestemming. Temperatuurmeter motorolie Bij draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolie aan: - Wijzer in zone (C): olietemperatuur is in orde. - Wijzer in zone (D): olietemperatuur is te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 23 Verklikkerlampje veiligheidsgordels* Dit lampje gaat branden als, bij ingeschakeld contact, de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Bij een snelheid hoger dan 20 km/h knippert het lampje gedurende ongeveer 2 minuten in combinatie met een steeds luider wordend geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Het verklikkerlampje blijft branden zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier* Als dit lampje gaat branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display, wijst dit erop dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Zolang de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, blijft het verklikkerlampje branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert uw PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje airbags Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden en gaat na enkele seconden uit. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in het airbagsysteem. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Koelvloeistoftemperatuurmeter - Wijzer in zone (A): temperatuur is in orde. - Wijzer in zone (B): temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje STOP knippert. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. * Volgens land van bestemming. Temperatuurmeter motorolie Bij draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolie aan: - Wijzer in zone (C): olietemperatuur is in orde. - Wijzer in zone (D): olietemperatuur is te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen.

24 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Display stand selectiehendel automatische transmissie Park (Parkeerstand) Verklikkerlampjes automatische transmissie Verklikkerlampje "SPORT" Dit lampje gaat branden als het schakelprogramma "SPORT" wordt ingeschakeld. Reverse (Achteruit) Neutral (Neutraalstand) Verklikkerlampje "SNEEUW" Dit lampje gaat branden als het schakelprogramma "SNEEUW" wordt ingeschakeld. Drive (Rijstand) Handbediening: 1 e versnelling ingeschakeld Storing Een storing wordt aangegeven door het knipperen van de verklikkerlampjes Sport en Sneeuw in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Raadpleeg een PEUGEOTservicepunt. 2 e versnelling ingeschakeld 3 e versnelling ingeschakeld 4 e versnelling ingeschakeld

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 25 DISPLAY OP HET INSTRUMENTENPANEEL Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies: - onderhoudsintervalindicator, - motorolieniveaumeter, - kilometerteller, deze wordt na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto gedurende 30 seconden weergegeven. Onderhoudsintervalindicator Deze geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema. Werking Zodra het contact wordt aangezet, gaat het lampje (een sleutel die onderhoudswerkzaamheden symboliseert) gedurende 5 seconden branden. De teller geeft (afgerond) het resterende aantal kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: Er is nog 4.800 km af te leggen tot de eerstvolgende onderhoudscontrole. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand of de stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan 1.000 km. Voorbeeld: Er is nog 900 km af te leggen tot de eerstvolgende onderhoudscontrole. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand aan, maar het lampje blijft branden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. De kilometertotaalstand of de stand van de dagteller wordt aangegeven. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden. Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat het lampje gedurende 5 seconden knipperen en geeft de teller het aantal kilometers aan dat er te veel gereden is. Voorbeeld: Er had 300 km eerder een onderhoudscontrole uitgevoerd moeten worden. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand aan, maar het lampje blijft branden. De kilometertotaalstand of de stand van de dagteller wordt aangegeven. Opmerking: De onderhoudssleutel gaat ook branden als het onderhoudsinterval van 2 jaar is overschreden*. * Volgens land van bestemming.

26 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Op 0 zetten van de onderhoudsint ervalindicator Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. De onderhoudsintervalindicator kan op de volgende wijze op 0 worden gezet: - zet het contact af, - druk op de knop 1 en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. De kilometerteller begint 10 seconden terug te tellen, - houd de knop 1 gedurende 10 seconden ingedrukt. De teller geeft [= 0] aan en het lampje gaat uit. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende 10 seconden het motorolieniveau. Te veel olie Als de zes segmenten knipperen en "max" wordt weergegeven, is het motorolieniveau te hoog, waardoor ernstige motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te hoog is, raadpleeg dan zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Te weinig olie Als de zes segmenten knipperen en "min" wordt weergegeven, is het motorolieniveau te laag, waardoor ernstige motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld. Storing motorolieniveaumeter Het knipperen van de zes segmenten duidt op een storing in de motorolieniveaumeter. Er bestaat kans op ernstige motorschade. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Controle van het olieniveau met de peilstok is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 27 Kilometerteller DIMMER DASHBOARDVERLICHTING ALARMKNIPPERLICHTEN Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Druk op de knop 1 om over te schakelen van kilometerteller naar dagteller en terug. Druk, als de dagteller is ingeschakeld, op de knop 1 tot de nullen verschijnen om de dagteller op nul te zetten. Druk, tijdens het branden van de verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te veranderen. Als de verlichting de zwakste (of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop los en druk deze vervolgens opnieuw in om de verlichting weer feller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt. Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten* Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten, afhankelijk van de remvertraging die optreedt, automatisch in. De alarmknipperlichten blijven knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken. * Volgens land van bestemming.

28 UW 206 IN DETAIL KLOKJE Knop 1: instellen van de uren. Knop 2: instellen van de minuten. Houd de knop ingedrukt om de tijd in een hoger tempo in te stellen. DISPLAY A Dit display kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur* (knippert bij kans op gladheid), - de informatie van de radio, - de controle op geopende portieren (bijv.: "portier links voor geopend",...), - de waarschuwingsmeldingen (bijv.: "batterij afstandsbediening leeg") en de status van de functies van de auto (bijv.: "spaarstand actief"), kort weergegeven. Instellen van de parameters Houd de knop 1 gedurende twee seconden ingedrukt om de gegevens in te stellen. Zodra een gegeven knippert, kan het worden gewijzigd. Vervolgens kunnen door het indrukken van de knop 1 in onderstaande volgorde de verschillende gegevens geselecteerd worden: - taal, - uren (12 of 24 uur), - minuten, - jaar, - maand, - dag, - temperatuureenheden (graden Celcius of Fahrenheit). Door de knop 2 in te drukken kan het geselecteerde gegeven gewijzigd worden. Houd de knop ingedrukt om de instelling in een hoger tempo te wijzigen (terug naar het begin na de laatste waarde). Als de knop gedurende 7 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het display het basisscherm weer en zijn de gewijzigde gegevens opgeslagen. Opmerking: Druk kort op de knop 2 om gedurende enkele seconden de buitentemperatuur weer te geven. * Volgens uitvoering.

UW 206 IN DETAIL 29 DISPLAY B Dit kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid), - informatie van de autoradio, - controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan of een portier geopend is, - waarschuwingen (bijv.: "storing laden accu") of berichten (bijv.: "brandstofniveau laag") die tijdelijk worden weergegeven, kunnen worden gewist door op knop 1 of 2 te drukken, - de boordcomputer. Instellen van de gegevens Druk knop 1 in en houd deze gedurende 2 seconden ingedrukt. Het eerste gegeven knippert en kan worden veranderd. Hierna kunnen door het indrukken van knop 1 achereenvolgens de verschillende gegevens geselecteerd worden: - de taal, - de snelheidseenheden (km of mijl), - de temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit), - de tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur), - de uren, - de minuten, - het jaar, - de maand, - de dag. Door het indrukken van knop 2 kan het geselecteerde gegeven worden gewijzigd. Houd de knop ingedrukt om de gegevens in een hoger tempo in te stellen. Als de knop gedurende 7 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het display het basisscherm weer en zijn de wijzigingen opgeslagen.

30 UW 206 IN DETAIL MONOCHROOM DISPLAY CT Dit systeem wordt bediend met behulp van het toetsenbord van de autoradio/telefoon GPS RT3. Het kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (bij kans op gladheid verschijnt een waarschuwingsmelding), - weergave van de radiofunctie (radio, CD,...), - de telefoonfuncties (telefoon, diensten,...), - controle op geopende portieren, motorkap, enz., - waarschuwingen (bijv.: "Brandstofniveau laag") of meldingen met betrekking tot de functies van de auto (bijv.: "Airbag passagier uitgeschakeld") die tijdelijk worden weergegeven, - de boordcomputer (zie desbetreffende hoofdstuk), - het navigatiesysteem (zie desbetreffende hoofdstuk). Opmerking: Om gebruik te kunnen maken van alle functies van het systeem, heeft u de beschikking over twee CD-Roms: de CD-Rom "Coniguratie" met de software en de verschillende talen voor de weergave en de gesproken berichten en de CD-Rom "Navigatie" met alle cartograische gegevens van het navigatiesysteem. Algemeen menu Druk op de toets "MENU" van de autoradio/telefoon RT3 om het algemene menu weer te geven, van waaruit de volgende functies kunnen worden geselecteerd: - navigatie (zie hoofdstuk "Navigatiesysteem"), - audiofuncties (zie hoofdstuk "Autoradio/telefoon RT3"), - de boordcomputer (zie desbetreffende hoofdstuk), - de index (zie hoofdstuk "Autoradio/ -telefoon RT3"), - de telefoonfunctie (zie hoofdstuk "Autoradio/-telefoon RT3"), - coniguratie. Menu coniguratie Dit menu biedt toegang tot de volgende parameters: - "Instellen lichtsterkte": instellen van de lichtsterkte van het display. - "Geluid": instellen van de spraaksynthese (voor de parameter vrouwelijke/ mannelijke stem: plaats de coniguratie-cd-rom); gesproken opdrachten aan/uit. - "Internationale parameters": instellen datum en tijd (weergave in 12 of 24 uur, instellen minuten via GPS); instellen van eenheden (l/100 - C of mpg - F). - "Keuze van de taal": keuze van de taal van de weergave en de gesproken informatie (Nederlands, Duits, Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Portugees: plaats de coniguratie- CD-Rom).

32 UW 206 IN DETAIL DE AUTORADIO RB3 Hendel 1 - Indrukken (achterzijde) Volume verhogen 2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen Functie 1 + 2 - Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets 3 - Indrukken 4 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) - Volgende nummer selecteren (CD) Automatisch zoeken naar zenders in alopende frequentie (radio) - Vorige nummer selecteren (CD) 5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/cassette/cd-wisselaar) 6 - Draaien (rechtsom) 7 - Rotation (sens anti-horaire) Selecteren van volgende opgeslagen zender (radio) - Selecteren van volgende CD Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) - Selecteren van vorige CD

UW 206 IN DETAIL 33 Toets Functie A UIT-schakelaar radio. B - Verlagen van volume. C + Verhogen van volume. D RDS RDS-functie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de regionale functie. E TA Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT. F G F + G H 34 78 Lang indrukken: snel terugspoelen van cassette. Lang indrukken: snel vooruitspoelen van cassette. Kort indrukken: omkeren afspeelrichting van de cassette. Lang indrukken: uitwerpen van de cassette. Instelling van bassen, hoge tonen, loudness, balans en automatische volumeregeling. I 5 Hoger instellen van de aan de toets H gekoppelde functies. J 6 Lager instellen van de aan de toets H gekoppelde functies. K SRC L 8 Selecteren van geluidsbron: radio, cassette of CD-wisselaar. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen CD. Handmatig en automatisch zoeken van zenders in oplopende frequentie. Volgende nummer van CD selecteren en selecteren volgende PTY (radio). M MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen L en N voor de radio. N 7 O BND AST 1 t/m 6 1 2 3 4 5 6 Handmatig en automatisch zoeken van zenders in alopende frequentie. Vorige nummer van CD selecteren en selecteren vorige PTY (radio). Selectie van het golfbereik FM1, FM2, FMast, AM. Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore). Selectie van een opgeslagen zender. Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender. 1 t/m 5 1 2 3 4 5 Selecteren van CD in CD-wisselaar.

36 UW 206 IN DETAIL ALGEMENE FUNCTIES Aan/uit Druk, als het contact AAN is of in de stand ACCESSOIRES staat, op de knop A om de radio aan of uit te zetten. De radio kan gedurende 30 minuten werken zonder dat het contact aanstaat. Diefstalbeveiliging De radio is zodanig gecodeerd dat deze alleen in uw auto functioneert. Het heeft geen enkele zin de radio in een andere auto te monteren. De diefstalbeveiliging is volledig automatisch en behoeft daarom niet te worden ingeschakeld of ingesteld. AUDIO-INSTELLINGEN Druk herhaaldelijk op de toets H om achtereenvolgens de bassen (BASS), de hoge tonen (TREB), de loudness-functie (LOUD), de fader (FAD), de balans (BAL) en de automatische aanpassing van het volume te kiezen. Deze functie wordt na enkele seconden automatisch weer uitgeschakeld als er geen instellingen gewijzigd worden of door de toets H na het bereiken van de functie voor de automatische aanpassing van het volume nogmaals in te drukken. Opmerking: De instellingen voor de bassen, de hoge tonen en de loudness zijn gekoppeld aan de op dat moment ingeschakelde geluidsbron. Zo kan de toonhoogte voor de radio, cassette (RB3), CD (RD3) of CD-wisselaar verschillend worden ingesteld. Bassen Druk, als er "BASS" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J om de bassen in te stellen. - "BASS -9" minimum instelling bassen. - "BASS 0" normale stand. - "BASS +9" maximum instelling bassen. Toonregeling Druk, als er "TREB" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J om de hoge tonen in te stellen. - "TREB -9" minimum instelling hoge tonen. - "TREB 0" normale stand. - "TREB +9" maximum instelling hoge tonen. REGELING VAN HET VOLUME Druk herhaaldelijk op de toets C om het volume te verhogen en op de toets B om het te verlagen. Door langer op de toetsen C en B te drukken wordt het volume sneller geregeld. Loudness-functie Met deze functie kunnen de bassen en hoge tonen bij een gering volume versterkt worden. Druk op de toetsen I of J om de functie in of uit te schakelen.

UW 206 IN DETAIL 37 Faderregeling Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume vóór versterkt. Met de toets J wordt het volume achter versterkt. Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume rechts versterkt. Met de toets J wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets I of J om de functie in- of uit te schakelen. RADIOFUNCTIE Opmerkingen over de radio-ontvangst De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de relectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst. Selecteren van de radiofunctie Autoradio RB3: Druk herhaaldelijk op de toets "SRC". Autoradio RD3: Druk op de toets R. Selecteren van het golfbereik Autoradio RB3: Druk kort op de toets "BND/AST" om de gollengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen. Autoradio RD3: Druk kort op de toets R om de gollengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen.

UW 206 IN DETAIL 37 Faderregeling Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume vóór versterkt. Met de toets J wordt het volume achter versterkt. Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume rechts versterkt. Met de toets J wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets I of J om de functie in- of uit te schakelen. RADIOFUNCTIE Opmerkingen over de radio-ontvangst De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de relectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst. Selecteren van de radiofunctie Autoradio RB3: Druk herhaaldelijk op de toets "SRC". Autoradio RD3: Druk op de toets R. Selecteren van het golfbereik Autoradio RB3: Druk kort op de toets "BND/AST" om de gollengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen. Autoradio RD3: Druk kort op de toets R om de gollengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen.

38 UW 206 IN DETAIL Automatisch afstemmen Druk kort op één van de toetsen L of N om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. De radio stopt bij de eerste zender die na het loslaten van de toets wordt gevonden. Als de functie TA is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op zenders die verkeersinformatie uitzenden. Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand "LO". Daarna wordt in de stand "DX" ook naar zwakkere zenders gezocht. Druk twee keer kort op de toets L of N om direct in de stand "DX" op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen. Handmatig afstemmen Druk op de toets "MAN". Druk kort op de toets L of N om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten. Als de toets "MAN" opnieuw wordt ingedrukt, wordt teruggekeerd naar het automatisch afstemmen op een zender. Handmatig opslaan van zenders Kies het gewenste station. Houd één van de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Het geluid valt weg en keert weer terug: de desbetreffende zender is nu opgeslagen. Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore) Autoradio RB3: Houd de toets "BND/ AST" langer dan twee seconden ingedrukt. Autoradio RD3: Houd de toets R langer dan twee seconden ingedrukt. De autoradio slaat automatisch de 6 beste FM-zenders op. Deze zenders worden op de FMast-band opgeslagen. Als er minder dan 6 zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd. Oproepen van opgeslagen zenders Telkens als een van de toetsen "1" t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de desbetreffende zender weergegeven.

UW 206 IN DETAIL 39 RDS Gebruik van de RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS-functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze zender gebruikt worden in de diverse regio's. Druk kort op de toets "RDS" om de functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - "RDS" als deze functie is ingeschakeld. - "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Volgen van RDS-zenders Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDSfunctie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt. Verkeersinformatie Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen. Op het display verschijnt: - "TA" als deze functie is ingeschakeld. - "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, cassette, CD of CD-wisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie. Druk op de toets "TA" om de verkeersinformatie te onderbreken, de functie is dan uitgeschakeld. Opmerking: het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten. Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.

40 UW 206 IN DETAIL PTY-functie: autoradio RD3 Met behulp van deze functie kunnen zenders met een speciieke programmering (info, cultuur, sport, pop...) beluisterd worden. Houd, als FM is geselecteerd, de toets "TA" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen. Zoeken van een PTY-programmering: - schakel de PTY-functie in, - druk kort op één van de toetsen L of N om een overzicht met de verschillende programmatypes weer te geven, - als er een programma naar wens wordt weergegeven, houd dan één van de toetsen L of N langer dan twee seconden ingedrukt om automatisch af te stemmen (na het afstemmen wordt de PTY-functie weer uitgeschakeld). In de stand PTY kunnen de verschillende programmatypes worden opgeslagen. Houd daarvoor de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Een bepaalde programmering kan nu worden opgeroepen door de desbetreffende toets kort in te drukken. EON: autoradio RD3 Dit systeem maakt koppelingen tussen zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch naar andere zenders binnen het gebied over te schakelen die verkeersinformatie of een PTY-programmering uitzenden. De EON-functie werkt alleen als de functie TA of PTY is ingeschakeld.