Uri (Flip) Speelman Kerk Holwerd. Op school na de oorlog. Beelden uit mijn kinderjaren, Rivierenbuurt - Tweede Wereldoorlog: De genealogie van mijn familie in Amsterdam, zover ik dat kan nagaan (De Duitsers hebben een groot deel van de documentatie van de Joodse Gemeente vernietigd) gaat terug naar de 18e eeuw. Ik ben geboren in 1936, in het CIZ (Centraal Israëlitisch Ziekenhuis) in de Jacob Obrechtstraat. Mijn ouders woonden in de Kinderdijkstraat 17hs. Mijn grootouders Speelman in de Roerstraat. Moeder haar broer woonde na de oorlog in de Rooseveltlaan. Mijn tante voor de oorlog in de Slingerbeekstraat, maar zij heeft de deportatie niet overleefd. Haar niet-joodse man heeft haar samen met hun dochter naar het kamp gestuurd. Hij zat na de oorlog in de gevangenis en nadat hij vrijgelaten werd, veranderde hij zijn familienaam. Ik zat op de Montessori kleuterschool in de Niersstraat (nu de Anne Frankschool). Herinnering: Ieder kind kreeg een flesje melk uitgedeeld, behalve ik, dus ik kreeg een flesje mee van thuis, waarom weet ik niet meer. Wel was ik daar een goede leerling, leerde lezen en schrijven, wat later te pas kwam. Tot 1940, kan ik me het volgende herinneren. Mijn vader huurde een fietsje in de fietsenstalling in de Lekstraat en rende achter mij aan om mij te leren fietsen. Ik kreeg ook een tweedehands opgeverfde autoped op mijn verjaardag cadeau.
Begin van de sancties. Ineens mochten Joodse kinderen daar niet meer op school blijven, dus verhuisde ik naar een school in op het Daniel Willinkplein. Maar lang kon ik daarvan niet genieten, aangezien wij moesten onderduiken. We moesten al een ster dragen. Ik niet, want ik was nog te klein, maar was jaloers, dus kreeg ik er ook een.... Ongeveer eind 1940 begin 1941 dook ik onder in Apeldoorn bij een lerares, die mij ook hielp met mijn studie. Heimwee. Mijn ouders hadden al hun papieren vervalst en hun haren rood geverfd. Ze waren ondergedoken in Amsterdam in de Uiterwaardenstraat bij Wim en Toos Brandon, maar moesten verder; naar Amsterdam West in de Jan Evertsenstraat. Herinnering. Die familie had een klein zoontje, die de hele dag in plat Amsterdams eiste : Geef me GVD een tomaatje. Maar die waren schaars. Als gevolg van het heimwee van mijn ouders, dook ik onder bij de familie Kooij in de Hofwijckstraat, wat niet zover van mijn ouders was. Zo konden zij mij af en toe zien. Nieuw onderduikadres. Daar mocht ik na een poos niet meer blijven en ik werd doorgestuurd naar Deventer en dat was de laatste keer, dat ik mijn ouders zag. (1942) Ik kwam bij een notaris via de ondergrondse beweging, maar het bleek, dat de buurman een NSB-er was, dus werd ik na een week doorgestuurd naar Holwerd (Fr). Ineens was ik enig kind af en had ik 9 broers en zusters. Ik ging elke zondag naar de kerk met familie Van Der Hoop. Heit (vader in het Fries) was loodgieter en verdiende goed zijn brood, dus we hebben nooit honger geleden. Mijn ouders hadden mij gezegd, dat ik niet mocht zeggen wat mijn echte naam was en ook niet dat ik uit Amsterdam kwam. Dus ik was Flip Kooij uit Rotterdam, (dat gebombardeerd werd), naast het postkantoor op de Coolsingel wat ik uit het Monopolyspel haalde. School. Ik mocht met mijn zesde jaar wel op de kleuterschool, maar niet op de grote school, omdat bleek dat de bovenmeester, zo heette die in Friesland, bang was een Joods kind op school te nemen. Ik was de beste leerling op de kleuterschool en kampioen vlechten en plakplaatjes op mijn achtste jaar. Uiteindelijk mocht ik toch naar de eerste klas, dus ik liep 2 jaar achter. Maar tot mijn geluk zei de lerares na 6 weken, dat ik gepromoveerd was naar de tweede klas, omdat ik lezen en schrijven kon, dus 1 jaar ingehaald. Bevrijding. In april 1945 rolden Canadese tanks Holwerd binnen. Van louter emotie kon niemand eten, behalve ik. Dus at ik ook voor de rest van de familie. Terugkeer van mijn moeder uit het kamp. Mijn moeder, die voor de oorlog 80 kilo woog, kwam terug uit Auschwitz en woog nog maar 38 kilo. Holwerd, na de bevrijding.
Ze wist niet waar ik was, maar in Amsterdam werd een bureau geopend.... OPK (oorlogspleegkinderen), waar ze naar toe ging om mij te zoeken. Ze wist alleen dat ik in Friesland moest zijn, maar waar, nee, dat wist ze niet. Er was daar een dominee Colijn, die geloofde dat ik in Blija was (5 km van Holwerd). Dus mijn moeder nam de Lemmerboot naar Friesland, want bussen en treinen reden nog niet. Op de boot ontmoette zij ene mijnheer De Hond en ze vertelde haar verhaal, en dat zij nu haar zoontje zocht. Hij zei: Vanavond kunt U Blija niet meer bereiken. Ik woon in Leeuwarden en mijn dochter woont in Holwerd, waar ze ondergedoken was. Misschien kent zij uw zoon in Blija. Blijft U vanavond bij ons overnachten dan ik bel haar wel. Ja, zei zijn dochter, ze kende wel een jongetje die Flip heet, maar in Holwerd. Daarna belden zij v/d Hoop. Wederontmoeting met mijn moeder. Ik zat s ochtends buiten aardappelen te schillen toen ik door het raam van de werkplaats een BS er (Binnenlandse Strijdkrachten) zag binnenkomen. Hij kreeg een jerrycan met benzine van mijn pleegvader en reed met zijn motorfiets weg. s Middags na het eten wou ik terug naar school, maar dat mocht niet. Ik moest in het etalageraam gaan zitten en de straat op kijken. Langzamerhand stond de hele familie om mij heen. Ik begreep er niets van. Plotseling kwam dezelfde soldaat op zijn motorfiets voorrijden met achter op een donkere magere dame (In Friesland was iedereen lichtblond). Mijn pleegmoeder vroeg: Wie is dat dan?? Ik zei in het Fries : Ik weet het niet. Toen zei ze: Kijk maar goed en toen schreeuwde ik in het Fries: Dat is mijn moeder!! Iedereen was ontroerd. Ze bleef nog 14 dagen in Holwerd en toen gingen we boven op een melkauto terug naar Amsterdam. We woonden tijdelijk bij een ex-buurvrouw van de Kinderdijkstraat, die op de O.Z. Achterburgwal woonde. Ik ging dagelijks naar de gaarkeuken op de Recht Boomsloot een portie extra voeding halen voor mijn moeder, om bij te komen. Op brood aten we reuzel i.p.v boter of margarine, want dat was er gewoon niet en alles was op de bon. Fietsbanden werden uit Engeland gesmokkeld, want ook die waren er niet. Terugkeer naar de Rivierenbuurt. Tante Jo Monnickendam (de ex-buurvrouw) kreeg een woning toegewezen in de Kinderdijkstraat, vlak bij de synagoge in de Lekstraat. Na een korte periode kreeg mijn moeder hooglopende ruzie met haar en nadat wij tijdelijk bij een goede vriendin van mijn moeder aan het Sarphatipark verbleven, belandden wij in de Winterdijkstraat 32hs. School. Derde klas naar de Vondelschool in de Jekerstraat. Een lijstje van verblijfplaatsen tijdens de deportatie van mijn wijlen moeder in haar handschrift en een deel door haar getypt.
Aangezien mijn moeder moest werken (Mijn vader kwam niet terug uit het kamp, volgens de Rode Kruis papieren kwam hij om in 1943.) kreeg zij een baan in het Joodse weeshuis aan de Amstel en ik moest naar de Joodse school in de Van Ostadestraat, dus dat was de vierde klas. De 5e en 6e zat ik op de Dongeschool in de Dintelstraat. Daarna weer terug naar de van Ostadestraat naar het VHS (Handelsschool met 4-jarige cursus, tegenwoordig op het Roelof Hartplein), die ik maar afliep t/m de derde klas, aangezien mijn moeder een nieuw leven wou beginnen in een nieuw land, omdat zij te veel nare herinneringen had in Amsterdam. Emigratie. In 1952 zijn we naar Israël vertrokken, wat een verhaal op zich zelf is en wat niets met de Rivierenbuurt heeft te maken. Maar als ik in Amsterdam ben, ga ik altijd even langs de mij zo bekende buurt. Vroeger was daar de boekenwinkel van Blankevoort op de hoek van de Rooseveltlaan, Chocolaterie De Munk, het postkantoor in de Waalstraat, de Vana en melkboer Jonker. Op de hoek van de Rijnstraat en de Lekstraat kocht mijn moeder vis, die ingepakt werd in kranten. Ik bracht hun oude kranten en kreeg geld voor elke kilo. Het aller bangst was ik voor de schillenboer, een lelijke man, die bij ons aanbelde en schreeuwde: Schillen voor de koetjes. Ik deed nooit open. Op de hoek van de Kinderdijkstraat en de Uiterwaardenstraat was onze groentemanen op de hoek van de Waalstraat en de Uiterwaardenstraat de broodbakker. Ik heb natuurlijk veel treurige herinneringen, maar ook heel veel prettige. Het feit ligt er, dat er buiten de slechte Nederlanders ook veel brave, goede Nederlanders waren, die hun eigen leven op het spel gezet hebben, want ze hebben toch veel onderduikers gered. Ik ben de familie van der Hoop in Friesland erg dankbaar. De ouders leven niet meer, maar de grootste (oudste) zoon is nu 83 en ik heb nog steeds contact met hem. Stoere Friezen. Anti-semitisch liedje Liedje wat mijn pleegvader op de dag van de bevrijding (april 1945) zong, toen wij aan tafel zaten en ik de hele familie mocht vertellen, wie ik werkelijk ben en dat ik joods was. Hij had een paar onaangename opmerkingen, zoals:" Je vader staat op het Waterlooplein en verkoopt alles voor een dubbeltje" en zong dat liedje, "1-2-3 de jood in de pot". Ik heb me er ook nooit kwaad over gemaakt, maar in 1952 voordat wij naar Israel emigreerden, kocht mijn moeder hun een mooi fotoboek over Israel, Toen zei hij: Als de joden geen geld kunnen maken in Israel, komen ze weer terug. Mijn moeder was erg beledigd en sindsdien hadden wij geen contact met hun tot 1963. Ik was 27 jaar en bewust, dat zij mijn leven hadden gered, hun eigen leven in gevaar was...dus besliste ik met hun te gaan corresponderen. Zoals bekend heb ik ze vaak vanuit Israel bezocht en elk jaar sinaasappelen als symbool gestuurd, d.w.z. de opmerkingen geëxcuseerd. Zelfs mijn moeder was een paar keer vanuit Israel in Holwerd. Een boom voor Akke, Cornelis en Willem van der Hoop
In 1976 heb ik in Jad Veshem in de naam van het gezin van der Hoop een boom geplant. In januari 2010 was de laatste overlevende dochter Sjoukje in Israel en we hebben na dertig jaar in Jad Veshem foto's genomen. Digitale gedenksteen is ter nagedachtenis aan mijn grootouders van beide kanten, vader, tante en nicht Philip Speelman Amsterdam, 6 juni 1882 Roerstraat 119 II, Amsterdam Sobibor, 20 maart 1943 Duifje Speelman-van Praag Amsterdam, 20 december 1883 Roerstraat 119 II, Amsterdam Sobibor, 20 maart 1943 Henricus Philippus Speelman Borgerhout, 27 november 1908 Kinderdijkstraat 17 huis Birkenau, 15 januari 1944 Catharina Abram-Speelman Amsterdam, 11 juli 1906 Slingerbeekstr. 8/2 Auschwitz, 28 januari 1944 Zacharias Brandeis Amsterdam, 19 december 1885 Nieuwe Kerkstraat 23 huis Auschwitz, 14 september 1942 Helena Abram Amsterdam, 31 maart 1933 Slingerbeekstr. 8/2 Auschwitz, 28 januari 1944 Dochter Saartje Brandeis-Tierlier Amsterdam, 11 maart 1889 Nieuwe Kerkstraat 23 huis Auschwitz, 14 september 1942 Dit is het verhaal van Uri Speelman, onderduiken bij de Fam. Van der Hoop in Holwerd. S.Dirven.