Onderwijs Ondersteunend Gedrag. Kunst. Kunst in de natuur. Muziek maken. Schilderen. Beelden

Vergelijkbare documenten
Onderwijs Ondersteunend Gedrag. Lente. Lente buiten. De kinderboerderij. Jonge dieren. Pasen. Het weer. Voorjaarsbloemen

Informatie van de school

Educatief Partnerschap. Ouders op school. Helpen in de groep. De ouderraad en de medezeggenschapsraad. Hulpouders

Educatief Partnerschap. Ken de school. Het schoolgebouw. Bouwen en groepen. Wie werken er op school?

Educatief Partnerschap. Ken de school. Het schoolgebouw. Bouwen en groepen. Wie werken er op school?

Educatief Partnerschap. Samen opvoeden. Opvoeden thuis. Huisbezoek. Regels op school en thuis

zelfstandig naamwoord

maken de kinderen een waterorgel en laten elke lettergreep uit een lied horen op dit orgel. Groep 1 Groep 2 samengestelde woorden in

Onderwijs Ondersteunend Gedrag. Herfst. Het bos. Regen en wind. Kriebelspinnen. Herfstpret

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Informatie. Maak kennis, maak muziek! Onderwijsprogramma. voor GROEP 5 van het basisonderwijs Gemeente. Woudrichem BROCHURE.

Algemene doelstellingen voor lessenreeks De Tijdmachine

Thema Wat zie ik? Wat hoor ik? Wat voel ik? (Zintuigen) Week 1 : Het gezicht

instapkaarten taal verkennen

Natuurtentoonstelling

AAN DE SLAG DIT BEN IK

Welkom op de St. Willibrordschool!

LEESTIP. Speel- & Leerbrief MEI Marja Baeten. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar ZE KOMEN VOOR DE VRIENDJES! MEI 2015.

Opdracht 1 Hoe werden mensen vroeger begraven? Je krijgt een fotoblad met oude grafmonumenten, zoals een piramide en een hunebed.

Weer n liedje. Muzido ANNIE LANGELAAR FONDS

De wakkere wekker. Benodigdheden: - Een luid tikkende wekker

1 Actief in de natuur. Bodemgespuis en kriebeldiertjes

Onderwijs Ondersteunend Gedrag. Ziek en gezond. Van top tot teen. Bij de dokter. Het ziekenhuis. Gezond zijn

ZINGEN BRAINSTORM MET DE KLAS BELANGRIJK BIJ DE KEUZE VAN EEN LIED

Spillebeen. Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Regen. ( 20 oktober 14 november)

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

juni 2015 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Naar de camping

Lespakket. Het monsterbonsterbulderboek. Door: Maike Douglas.

Vier Aapjes op een stokje

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

DieDrie. Lesbrief bij de voorstelling Zeg het met muziek

beeld-je ver-ven plak-ken por-tret stil-le-ven schil-de-rij pa-let mu-se-um ten-toon-stel-ling te-ke-naar fo-to lijst-je et-sen e-zel kun-ste-naar

PRAATPRET DOE EN PRAAT BOEKJE VOOR THUIS

LESMATERIAAL ONDERBOUW. Lespakket CliniClowns Geen kinderachtig effect. Vo or Groep 1-

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Welkom op de St. Willibrordschool

Kijk naar de prenten van de bekende kunstenaar Andy Warhol. Kan je bij elke afbeelding het juiste product en de keersom geven?

LEESTIP. Speel- & Leerbrief JUNI Marja Baeten. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar BABY S ZIJN OVERAL JUNI 2015.

In de rij. Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

ALLES HEEFT EEN KLEUR

Lespakket. Ssst de tijger slaapt. Door: Maike Douglas jufmaike.nl. De lessen met een * ervoor zijn alleen geschikt voor kleuters. ã jufmaike.

GROEP 55 EN 66. Vriendschap. Kom erbij!

Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Op pad met. kabouter Wouter en kabouter Lilly. Ik heb ook een dochter. Zij heet Lilly en woont in hetzelfde bos.

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Lente. Lente. Zomer. Herfst. Winter

Welkom op de St. Willibrordschool

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Melkweg. Een dagje ouder. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Ouder worden

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Lesbrief DieDrie: Dagje DieDrie

Dini s poppenrijk Lesbrief

Wat ga je doen? Wat zet je klaar? Wie doet er mee en waar? Hoe zit het in elkaar?

Leerdoelen kinderen De kinderen leren hoe de rups verandert in een vlinder. De kinderen leren belangrijke begrippen: eitje, rups, vlinder, cocon.

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

Nog meer Hotel Hallo - Thema 1 De beestenboel NAAR HET ASIEL

1. Samen maken we muziek vandaag

Inleiding van het project: Benodigdheden: - handpop - kist - versje

Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

- Een voorwerp waarmee een tempo aangegeven kan worden. B.v. een stokje en een woodblock of blikje.

Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

De paashaas schildert eieren

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

1 DISK, Boom Amsterdam

Zing Een beestenboel op school - beweeg als een beest (lesformat) Een les in aansluiting op het dag project Een beestenboel op school.

Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Start: Welk dier hoort bij...?

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

werkbladen thema 7 DE BASISSCHOOL

Workshop Handleiding. Tafeldrummen 3. wat is jouw talent?

1 In het begin. In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde.

Dit is het lenteboekje van:

Materiaal Groen. Deel 3: Groen groeit

Nieuw seizoen, nieuwe cursussen!

Spelenderwijs rijmen. Linda Willemsen.

KUNSTCENTRALE INSPIRERENDE ONTDEKKINGEN

Welkom op de eigen pagina van speelzaal Kleine Columbus. Seizoen 2013 / Thema "water" In dit thema staat water centraal.

Geachte ouders/verzorgers,

Onderwijs Ondersteunend Gedrag. Lente. Lente buiten. De kinderboerderij. Jonge dieren. Pasen. Het weer. Voorjaarsbloemen

Brieven van Ama welpen

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

Het nieuwe jaar is begonnen! We zijn blij dat juf Marieke gestart is in het lokaal naast groep. Thema Winter

Polka. Muzido ANNIE LANGELAAR FONDS

Een muziekles in aansluiting op het dagproject Een beestenboel op school.

Doe Je Mee. LeSBRieF LieD. Martijje. TeR GeLeGeNHeiD VaN De ondertekening VaN MuZieKaKKooRD DRenTHe. 20 JuNi Lesbrief Doe je mee Martijje

DADA EN POMPIDOM GROEP 1-2

Waarom dit boek? 7. 1 De ik-fabriek, wat is dat? Lichaamsseintjes Je lichaam is net een fabriek 17

Themabrief. Wij gaan op vakantie PSZ Het Talent, De Wildestraat 38-40, Schiedam t:

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

Klankgroep en lettergreep

Augustus 2018 Welkom Een foto voor de fotodeur. Logeerkoffer mee

Tring wakker worden!

Melkweg. Kijk goed uit! Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: Veilig verkeer

Transcriptie:

Onderwijs Ondersteunend Gedrag Kunst Kunst in de natuur Muziek maken Schilderen Beelden 1

Instructie Het programma Goed, Beter, Best! is bedoeld voor ouders met kinderen in de onderbouw van de basisschool: groep nul, één en twee. Goed, Beter, Best! heeft als doel de ouders intensief te betrekken bij het onderwijs aan hun kind zodat de kinderen zich optimaal ontwikkelen, thuis en op school. Bij het uitvoeren van het programma Goed, Beter, Best! in de praktijk is de situatie op de specifieke school (de planning van VVE-thema s, de contactmomenten tussen school en ouders et cetera) leidend voor het plannen van de Goed, Beter, Best! lessen. Het programma Goed, Beter, Best! bestaat uit drie programmaonderdelen: 1. OnderwijsOndersteunend Gedrag (OOG) 2. Educatief Partnerschap (EP) 3. Taal OnderwijsOndersteunend Gedrag (OOG) De VVE-thema s (thema s behorend bij het programma voor voor- en vroegschoolse educatie dat in de onderbouw gebruikt wordt) zijn gekoppeld aan het OOG-programma. De taallessen zijn op drie niveaus (*, **, ***) op hun beurt weer gekoppeld aan de VVE-thema s. Samen met de leerkrachten van de VVE-groepen worden de thema s gepland. Op het moment dat in de onderbouw gewerkt wordt aan bijvoorbeeld het VVE-thema Lente dan wordt dit thema ook leidend in de OOG-lessen en vervolgens in de taallessen. Zo geldt dit ook voor alle overige VVE-thema s. Educatief Partnerschap (EP) De lessen uit het EP-programma kunnen op elk moment gegeven worden. Het is logisch om te starten met het thema Ken de school. Vervolgens kunnen in overleg met de school de andere EP-lessen gepland en aangeboden worden. Taallessen De taallessen op de taalbladen worden binnen de context van het desbetreffende thema uit het OOG-programma aangeboden. Biedt de taallessen nooit aan als op zichzelf staande eenheden. De taallessen zijn op drie niveaus: 1. * Alfa B 2. ** NT2-niveau A1 3. *** NT2-niveau A2/B1 Welk niveau aangeboden wordt is afhankelijk van de uitkomsten uit de intaketoetsen. Een trainer die deze lessen geeft moet gewend zijn om aan zeer heterogene groepen les te geven. Er zullen zowel grote verschillen zijn in het taalniveau van de deelnemers als in opleidingsniveau. Het is daarom van groot belang dat deelnemers aan Goed, Beter, Best! serieus genomen worden in het inbrengen van hun eigen ervaringen en hun eigen cultuur. 2

Inhoud Kunst Lessen pagina Kunst in de natuur 4-14 Muziek maken 15-24 Schilderijen 25-34 Beelden 35-45 Taalbladen Kunst 46-84 Colofon 85 3

Kunst in de natuur 4

Over groep nul De directe beleving van de natuur is belangrijk voor peuters. Wat vind je allemaal in de natuur? Wat zie je allemaal, hoe voelt het? De spullen die in de natuur te vinden zijn, worden meegenomen om er in de groep nog eens naar te kijken, erover te praten en er een mooi kunstwerk van te maken. Er is veel aandacht voor het kijken naar en voelen aan materialen. Er wordt gepraat over de materialen en de kleuren. Is het hard, zacht, groot of klein, wat kun je ermee doen? Ook is de natuur een inspiratiebron voor liedjes en verhalen. Er worden liedjes gezongen en boeken gelezen over dieren, de verschijnselen in de natuur zoals de maan, enzovoorts. In het lokaal vind je de kunstwerken van de peuters. Het werk wordt tentoongesteld en later meegenomen naar huis. Ouders zien de materialen in de groepsruimte. Om over te praten Vraag de cursisten naar hun ervaringen met de natuur. Gaan zij er veel op uit met hun kind? Waar gaan ze naartoe? Vertel dat het voor het leren en ontwikkelen van peuters belangrijk is om dingen direct te beleven; om het te voelen, te ruiken en ermee te gooien. Alleen naar plaatjes in boeken kijken, is voor een peuter lastiger. Hij moet een verhaal kunnen koppelen aan zijn eigen ervaring. Daarom is het goed om met je kind naar het strand en het bos te gaan. Zorg dat je geen haast hebt, maar dat je kind alles wat hij ziet mag ontdekken en ermee mag spelen. Het meenemen van spullen uit de natuur is voor peuters fijn. Natuurlijk leer je de peuter dat hij of zij geen levende natuur mag kapotmaken. Dus je kind mag geen takken afbreken. Maak thuis een tafeltje vrij voor de spullen en praat er samen over. Je kunt er samen over praten, en je kunt er samen dingen mee doen of maken. Praat over wat jullie doen. Benoem de kleuren en de handelingen. Opdrachten en scores Praten over wat de kinderen in groep nul voor kunstwerken hebben gemaakt van de spullen uit de natuur of over het uitstapje dat zij in een bos hebben gemaakt: score CI, 2. Vragen aan de juf hoe je kind zich buiten gedroeg, of je kind heeft genoten: score AI, 1a. Samen spullen in de natuur verzamelen en er iets van maken en erover praten: score CI, 9. Een plank of tafeltje inrichten met de spullen: CI, 9. Een boek uitzoeken over dieren of dingen die je buiten ziet, het boek samen lezen en de Nederlandse woordjes oefenen: score CV, 8, 7a en 7b. Een rijmpje opzeggen of een liedje met bewegingen zingen: score CIII, 6. Een filmpje samen bekijken over de natuur, of een liedje meezingen: score CIII, 14b. 5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

Muziek maken 15

Over groep nul Muziek maken en zingen doen de kinderen in groep nul elke dag. Muziek kan als thema in de groep aan de orde zijn, maar ook het bezoek aan een (kinder-) concert kan de aanleiding vormen voor allerlei activiteiten rond muziek en zingen. Er wordt gesproken over muziek en wat je bij muziek voelt. Er wordt geluisterd naar rustige en drukke, vrolijke en droevige muziek, instrumentale muziek en vocale muziek. Er wordt zelf muziek gemaakt met allerlei instrumentjes. De namen van de bekendste instrumenten worden geleerd. Kinderen knutselen ook zelf een ritme-instrument, met wc-rolletjes en rijst bijvoorbeeld. Of een aantal flessen wordt met water gevuld. De kinderen ontdekken dat de klank verandert, als de hoeveelheid water anders is. In de huishoek kan een orkestbak worden nagebouwd, waar de muzikanten en instrumenten een concert geven. Soms is het mogelijk dat de groep een concert bezoekt in een echte concertzaal. Ook gebeurt het wel dat muzikanten in de groep of school komen optreden. In de groep worden er allerlei liedjes gezongen. Er zijn liedjes die een aantal vaste rituelen begeleiden, zoals het opruimlied en smakelijk eten. Ook maken liedjes altijd deel uit van het thema dat aan de orde is,zoals lente of Sinterklaas. Liedjes zingen is goed voor de taal; door de gebruikte woorden, maar ook door het ritme en de intonatie. Zingen vergemakkelijkt de overgangen van de ene naar de andere activiteit, zonder dat de juf kinderen verbaal hoeft aan te sporen. Kinderen worden vrolijk en ontvankelijk van zingen. Om over te praten Praat met de cursisten over muziek en over liedjes zingen. Van welke muziek houden zij zelf? Luisteren ze muziek met hun kind? Zingen zij met hun kind? welke liedjes? Kennen de cursisten ook een liedje dat hun peuter in de groep leert? Zing in de groep een paar liedjes die in de groep worden gezongen.vraag hiernaar bij de leerkracht van groep nul. Op welke manier kunnen ouders deze liedjes leren? Wordt hier aandacht aan besteed bij de introductie van het thema of bij speciale ouderbijeenkomsten rondom het thema? Vraag de cursisten of zij weleens naar een muziek-uitvoering gaan met hun kind. Opdrachten en scores Instrumentjes of een Instrumentjes of een leuke cd meenemen naar de groep: score BII, 2a. Een boekje lezen over muziek en muziek maken: score C V, 7a. Praten over muziek, wat je erbij voelt, welk instrument je mooi vindt klinken: score CI, 9. Samen muziek maken met instrumenten en zingen: score CI, 9. Samen naar een concert gaan en erover praten: score CIV, 11. Woordjes oefenen, bijvoorbeeld de namen van de instrumenten, ook in het Nederlands: score CIII, 7b. Samen een filmpje kijken over een concert en een instrument spelen: score CIII, 14b. 16

17

18

19

20

21

22

23

24

25 Schilderijen

Over groep nul Tekenen en schilderen gebeurt bijna elke dag in groep nul. Het werken met verf geeft de peuters een heel directe beleving van kleur op papier. Het kind máákt iets, het creëert iets. Een thema rondom kunst (of: kunst in de klas ) biedt allerlei mogelijkheden. De insteek kan zijn: het kunstenaar zijn, maar ook het museum, de materialen, wat vind je mooi en wat niet?, enzovoorts. Vaak is het leren van de kleuren onderdeel van het kunstthema en schilderen. Kinderen leren welke verschillende kleuren er zijn; het verschil tussen lichte en donkere kleuren wordt duidelijk. De kinderen ervaren dat mooi of niet mooi een kwestie van smaak is. Iedereen mag een eigen mening hebben. Vaak wordt er een bezoekje gebracht aan een (schilderijen-) museum. Daar krijgen de kinderen veelal een (schilder-)opdracht. Er worden boekjes gelezen over schilderen en kunst, bijvoorbeeld Nijntje wordt kunstenaar. Er hangen schilderijen in de groepsruimte. De kinderen maken uiteraard zelf kunst en schilderijen. Soms gebeurt dat aan de hand van een beroemd voorbeeld, bijvoorbeeld de zonnebloemen van Vincent van Gogh of de vlakken van Mondriaan. Om over te praten Vraag de cursisten naar hun ervaringen met de natuur. Gaan zij er veel op uit met hun kind? Waar gaan ze naartoe? Vertel dat het voor het leren en ontwikkelen van peuters belangrijk is om dingen direct te beleven; om het te voelen, te ruiken en ermee te gooien. Alleen naar plaatjes in boeken kijken, is voor een peuter lastiger. Hij moet een verhaal kunnen koppelen aan zijn eigen ervaring. Daarom is het goed om met je kind naar het strand en het bos te gaan. Zorg dat je geen haast hebt, maar dat je kind alles wat hij ziet mag ontdekken en ermee mag spelen. Het meenemen van spullen uit de natuur is voor peuters fijn. Natuurlijk leer je de peuter dat hij of zij geen levende natuur mag kapotmaken. Dus je kind mag geen takken afbreken. Maak thuis een tafeltje vrij voor de spullen en praat er samen over. Je kunt er samen over praten, en je kunt er samen dingen mee doen of maken. Praat over wat jullie doen. Benoem de kleuren en de handelingen. Opdrachten en scores Praten over wat de kinderen in groep nul voor kunstwerken hebben gemaakt van de spullen uit de natuur of over het uitstapje dat zij in een bos hebben gemaakt: score CI, 2. Vragen aan de juf hoe je kind zich buiten gedroeg, of je kind heeft genoten: score AI, 1a. Samen spullen in de natuur verzamelen en er iets van maken en erover praten: score CI, 9. Een plank of tafeltje inrichten met de spullen: CI, 9. Een boek uitzoeken over dieren of dingen die je buiten ziet, het boek samen lezen en de Nederlandse woordjes oefenen: score CV, 8, 7a en 7b. Een rijmpje opzeggen of een liedje met bewegingen zingen: score CIII, 6. Een filmpje samen bekijken over de natuur, of een liedje meezingen: score CIII, 14b 26

27

28

29

30

31

32

33

34

35 Beelden

Over groep nul In groep nul wordt veel beeldend gewerkt, door te knutselen en te werken mat materialen. Er is veel aandacht voor het kijken naar en voelen aan materialen. De kinderen leren zo de kleuren, hard en zacht, groot en klein, enzovoorts. Ze leren te werken met 3D ; tekenen en schilderen is werken op het platte vlak. Beelden en knutsels maken leert kinderen meer over hoe iets kan blijven staan, over zwaar en licht, hoog en laag. Het geeft hen spelenderwijs ruimtelijk inzicht. Er worden ook bezoekjes gebracht aan kunstwerken buiten en in musea. Eigen gemaakt werk wordt uiteraard in het lokaal tentoon gesteld. Tussendoor en/of bij de afsluiting van het thema mogen ouders de werken bewonderen. Om over te praten Vraag de cursisten naar hun ervaringen met beelden in de stad. Hebben ze weleens een beeld gezien? Wat vinden zij ervan? Waarom zou je met je kind gaan kijken naar beelden? Wat leren zij daarvan? Door erover te praten en eraan te voelen kun je te weten komen wat je kind in een beeld ziet. Wat het kind mooi vindt. Het leert begrippen kennen zoals glad, bobbelig, groot en klein, de kleuren, hetzelfde en anders, enz. Er zijn in een stad als Rotterdam veel beelden te vinden (buiten). Ook zijn er beeldentuinen in Nederland te bezoeken. Zie ook de foto s in de plusopdracht (Kröller-Mu ller museum). Hebben de cursisten klei in huis? Speelt hun kind weleens met klei? Vertel dat klei die speciaal voor kinderen te koop is niet giftig is. Wel wordt het na een tijdje droog, waardoor het moeilijker te kneden is. Er zijn uitgebreide pakketten te koop met allerlei vormpjes, maar die zijn voor de meeste peuters moeilijk te hanteren (veel te klein). Peuters vinden het al leuk om de klei te snijden en er balletjes mee te draaien. Vertel de cursisten dat het niet zo belangrijk is, dat het klei-werkje iets wordt. Gewoon voelen, kneden, snijden, ruiken (niet eten!) en rollen: dat is ook genoeg. Je kunt er samen over praten, over de kleuren, de vormen. Als je zelf meedoet, kun je benoemen wat je doet: kijk ik maak een poppetje met een punthoofd, etc. Opdrachten en scores Praten over wat de kinderen in groep nul voor beelden/kunstwerken hebben gemaakt of welke beelden zij bekeken hebben: score CI, 2. Vragen aan de juf hoe het knutselen is gegaan: AI, 1a. Samen een beeld of kunstwerk maken van klei of karton en erover praten: CI, 9. Een plank of tafeltje inrichten met kunstwerken, bijvoorbeeld mooie stenen of poppetjes: CI, 9. Buiten één of meer beelden/kunstwerken bekijken of naar een beeldentuin gaan: score CIV, 11. Een boek uitzoeken over het bezoeken van een museum of over kunst, het boek samen lezen en de Nederlandse woordjes oefenen: score CV, 8, 7a en 7b. Een wie is dat? filmpje samen bekijken op www.schooltv.nl/beeldbank. De kleimannetjes zijn leuk om te zien voor je peuter: score CIII, 6. 36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

Taalbladen Kunst 46

T Kunst in de natuur Mensen maken kunst. Kunst is ook buiten. Kunst in de natuur. Aya kijkt rond. Wat ziet Aya? Een bloem in de wei. Het riet is hoog. Het riet staat op een rij. Een pluis in de lucht. Een blad valt van de boom. Aya voelt met haar hand. Het gras voelt zacht. De grond voelt hard. De tak voelt ruw. De steen voelt glad en koud. De tak zit aan de boom. Van een boom maakt opa hout. Het blad valt van de tak. Aya droogt het blad. Aya droogt de bloem. Aya maakt kunst. Ze pakt het blad en de tak. Aya pakt de bloem en het riet. Ze plakt het op papier. Dat is mooi! Dat is kunst uit de natuur!

T1 Wijs het goede plaatje aan en schrijf woord het juiste hand bloem blad zaad boom pluis

T2 lezen Milo pakt met zijn hand klei klei is fijn zand klei met water wordt dik Milo maakt een slak Milo pakt met zijn hand klei klei is fijn zand klei met water wordt dik Milo maakt een slak

T2 lees en schrijf maakt Milo met zijn fijn water Klei is hand dik Klei met wordt zand slak Milo een pakt klei schrijven maakt water kneed zand pakt fijn dik slak klei met

T3 lees en schrijf wei tak bos rij w _ i t _ k b _ s r _ j we _ ta _ bo _ ri ei _ ak _ os _ ij lees ik loop in de wei en schrijf ik pak een tak ik loop in het bos ik sta in de rij ik ben..

T4 Schrijven Zet een streep tussen het woord en het juiste plaatje: zacht hard ruw glad

T5 Schrijven Schrijf de juiste kleur bij het plaatje:

T Muziek maken Silva blaast op de fluit. Paula speelt op de drum. Sanne speelt viool. Ivar speelt gitaar. Eva speelt de bas. Ilan zingt een lied. Finn speelt piano. Simon zingt in het koor. De kinderen maken muziek. Omar danst met Vera. Ze dansen op de muziek. De kinderen geven een optreden. In de grote zaal op school. Alle ouders komen kijken. Ze kopen een kaartje. De zaal ziet er mooi uit. De kinderen hebben goed geoefend. Het geluid in de zaal is hard. Dat hoort zo! Elke klank is anders. De kinderen vinden het leuk. De ouders ook. Na het optreden gaan alle ouders staan. Ze klappen heel hard. Wat hebben de kinderen dat goed gedaan!

T6 Wijs het goede plaatje aan en schrijf woord het juiste oor koor mond noot fluit

fles T7 lezen Vera maakt muziek Ze zingt een lied Bart blaast op de fluit Eric slaat op de drum Vera maakt muziek Ze zingt een lied Bart blaast op de fluit Eric slaat op de drum

T7 lees en schrijf Vera muziek Ze een Bart op de Eric de zingt drum op maakt slaat lied fluit blaast schrijven maakt lied blaast zingt fluit muziek slaat de op met

T8 lees en schrijf dop dik dun dag d _ p d _ k d _ n d _ g do _ di _ du _ da op _ ik _ un _ ag lees ik pak een dop en schrijf ik ben dik ik ben dun ik zeg dag! ik ben..

T9 lezen ik klap in mijn hand ik tik met de stok op de drum ik huil om het lied ik dans met jou Lees ik kl p en vul in: met m n h nd ik t _ k met de st _ k op de dr _ m ik h l om het l d ik d _ ns met j Vul in: klap dans huil stok drum lied

T Kunst in de natuur Mensen maken kunst, met bijvoorbeeld verf. Kunst kan heel veel zijn. Kunst is ook buiten, in de natuur. Met spullen uit de natuur maken mensen kunst. Aya kijkt buiten goed rond. Wat ziet Aya allemaal? Ze ziet een wei vol met bloemen. Het riet bij de vijver is hoog. Het lijkt net of het riet op een rij staat. Aya ziet pluisjes in de lucht. De pluisjes zijn van de paardenbloemen. Aya voelt het gras met haar hand. Het gras voelt zacht en kriebelt. De grond voelt hard en koud. De takken van de boom voelen ruw. De stenen in het water voelen glad en koud. De takken zitten aan de boom. Van een boom maakt opa hout. De bladeren vallen van de takken. Aya droogt een aantal bladeren. Aya droogt de bloemen uit de wei. Aya maakt ook kunst op school. Ze mag van alles uit de natuur meenemen. Ze pakt bladeren en kleine takjes. Aya pakt ook bloemen uit de wei en riet. Ze plakt alle materialen op een wit papier. Dat is mooi! Dat is kunst uit de natuur!

T1 Vragen bij Kunst in de natuur Omcirkel waar of niet waar. 1. Mensen maken kunst met verf. Waar / niet waar 2. In de natuur is er ook kunst. Waar / niet waar 3. Kunst kan ook gemaakt worden met spullen uit de natuur. Waar / nietwaar 4. Aya kijkt niet goed rond buiten. Waar / niet waar 5. De pluisjes in de lucht zijn van paardenbloemen. Waar / niet waar 6. Aya voelt met haar hand materialen uit de natuur. Waar / niet waar 7. Het gras kriebelt en is zacht. Waar / niet waar 8. Aya droogt bladeren en bloemen. Waar / niet waar 9. Aya maakt op school kunst uit de natuur. Waar / niet waar 10. Aya plakt alle materialen op wit papier. Waar / niet waar Schrijf hele zinnen. Schrijf een hoofdletter en een punt. 1. Wat kunnen mensen maken met spullen uit de natuur? 2. Wat ziet Aya allemaal buiten? 3. Wat voelt Aya met haar hand? 4. Wat voelt ruw en wat voelt glad en koud?

T2 Schrijven vinden, zijn Schrijf met elk van bovenstaande werkwoord 2 zinnen. Probeer de zinnen goed te schrijven. Gebruik ook de woorden uit de kolom: Bijvoorbeeld: Ik vind de wei mooi. Schrijven bos aarde takken berg kunst boom slak bloem doek fontein bladeren figuur natuur klei zand ruw hard zacht stekelig schelp vijver Vul in: zoekt, is zoeken, neem, maak, gaan, vinden, drogen, worden, kunnen, zoek, loop, droog, plukt Kunst in de natuur Ik vaak met mijn ouders door het bos. We.. takjes en mooie bloemen en bladeren. Ik.. een grote tas mee naar het bos. De mooiste bladeren. ik in een boek. Mijn zusje.. de mooiste bloemen voor ons kunstwerk. We.. de bloemen ook in een boek. De bladeren en bloemen.. na een tijdje plat en dan we ze goed opplakken op ons schilderij. Van elk seizoen ik samen met mijn zusje een kunstwerk. We ook vaak naar het strand. We.. daar altijd hele mooie materialen uit de natuur! Ik met mijn vader naar de mooiste schelpen. Mijn zusje. met mijn moeder naar stukjes drijfhout en droog zeewier. Het. erg leuk om samen kunst te maken uit de natuur!

T3 Schrijven Omcirkel de woorden die NIET bij kunst in de natuur horen: bos aarde takken pluisjes licht fiets kunst neus stro gordijn slak bloem doek kast buiten fontein bladeren tand stokjes zakdoek Schrijven Zet de woorden in de goede volgorde 1 bomen de de vallen bladeren van 2 voor bladeren we de mooiste ons drogen kunstwerk 3 blaadjes verschillende we de vijf met zoeken kleuren 4 zien in de bloeien wei kleurrijke we hele bloemen 5 voor drogen plakboek de de kinderen het bladeren mooiste in 6 op haar materialen het strand Sandra naar voor zoekt kunstwerk 7 drijfhout van Devi een schelpen beeld en maakt mooi 8 leggen de klas kinderen het neer stilleven in de 9 op plakken het en uit doek de steentjes de vijver schelpen kinderen 10 de het veer stekelig voelt voelt en kastanjeomhulsel zacht

T4 ik-mij hij-hem het-het wij-ons zij-hen/ze Schrijven jij-jou zij-haar u-u jullie-jullie Schrijf 3 zinnen met woorden uit de eerste rij. Schrijf 3 zinnen met woorden uit de tweede rij. Maak ook gebruik van deze woorden bos aarde takken pluisjes licht berg kunst boom stro binnen slak bloem doek vijzel buiten fontein bladeren figuur stokjes koud natuur klei zand zaad warm ruw hard zacht zonnestraal grond stekelig schelp vijver zwaar gras Schrijven Maak 2 zinnen met mijn. Maak 2 zinnen met jouw. Maak 2 zinnen met zijn. Maak 2 zinnen met haar. Maak 2 zinnen met ons. Maak 2 zinnen met jullie. Maak 2 zinnen met hun Gebruik ook deze woorden kleuren wandeling groen bruin geel rood paars zien kijken bos aarde takken pluisjes licht berg kunst boom stro binnen bloem doek vijzel buiten glad ruw hard zacht kriebelen fijnmaken oprapen kiezen maken halen plakken scheuren pakken

T5 Schrijven Vul in: hem, haar, mij, het, jou, ons, ze, je, hem, jullie, ze 1. Ga je naar de vijver met Jet? Ja, ik ga met... naar de vijver. 2. Jet zegt tegen... dat zij het grasveld naast de vijver ook wil zien. 3. Heb je gezegd dat zij een tas voor de bloemen moet meenemen? Ja, ik heb...gezegd. 4. Mogen wij met..... mee naar strand? Kom je naar... toe? 5. Wil je de schelpen met verschillende kleuren nog zoeken of heb je.... al gezocht? 6. Willen jullie een schaal meenemen? Ik kan... niet vinden. 7. We hebben al een wit schilderij gekocht. Heb je... al gezien? 8. Zal ik wat verf en plaksel meenemen? Zal ik... in de tas stoppen? Vul in, maar vervoeg zelf eerst het werkwoord:, zijn, zijn, gaan, werken, willen, willen, gaan, zoeken, hebben, vinden, zijn, Kunst in de natuur Het.. zeven uur, het nog vroeg. Sara met haar vriendinnen de natuur in. Ze aan een project voor school. Ze een heel groot kunstwerk maken. Daarvoor Sara niet alleen verf, krijt en stiften gebruiken. Sara samen met haar vriendinnen.. naar materialen uit de natuur. Materialen die verschillende vormen en kleuren, Simone de mooiste schelpjes, met een gladde structuur. Fatima.. op zoek naar veren. Zo iedereen een taak. Het kunstwerk.. vast heel bijzonder en schitterend!

T Muziek maken Kinderen op school maken muziek. Silva blaast op de fluit en Paul is drummer. Paul heeft speciale stokjes voor het drumstel. Sanne speelt viool en Ivar speelt gitaar. Eva speelt de bas, dat is een groot instrument. Ze spelen alle drie een snaarinstrument. Finn kan heel mooi piano spelen. Sanke speelt tamboerijn. Ilan zingt in de schoolband. Simon zingt in het koor. De kinderen maken muziek en dat is fijn. Op de muziek dansen de kinderen. Omar danst met Vera. Ze oefenen vaak op school. Omar draait Vera rond. Ze rollen en bewegen over de vloer. Omar laat Vera los en hij grijpt haar na een draai. Het ziet er schitterend uit. De juf is danseres en helpt Omar en Vera. De kinderen geven een optreden op school. Alle ouders komen kijken in de grote zaal. Ze hebben een uitnodiging gekregen. Ze kopen wel eerst een toegangskaartje. De zaal ziet er prachtig uit. De kinderen hebben goed geoefend. Het geluid in de zaal is hard. Dat hoort zo! De klanken van de muziekinstrumenten zijn goed te horen. Na het optreden gaan alle ouders staan om te klappen. Wat hebben de kinderen dit applaus verdiend!

T6 Vragen bij Muziek maken Omcirkel waar of niet waar. 11. Kinderen maken samen muziek. Waar / niet waar 12. Silva blaast op de fluit en Ivar speelt gitaar. Waar / niet waar 13. Silva en Ivar spelen allebei een snaarinstrument. Waar / nietwaar 14. Ilan zingt in de schoolband en Simon in het koor. Waar / niet waar 15. Het is fijn dat kinderen muziek maken. Waar / niet waar 16. Omar danst niet met Vera op school. Waar / niet waar 17. De kinderen geven woensdag een optreden. Waar / niet waar 18. De ouders zijn uitgenodigd voor het optreden. Waar / niet waar 19. De ouders hoeven geen toegangskaartje te kopen. Waar / niet waar 20. De ouders klappen na het optreden. Waar / niet waar Schrijf hele zinnen. Schrijf een hoofdletter en een punt. 5. Welke instrumenten kom je tegen in de tekst? 6. Zijn er instrumenten die je niet kent, schrijf ze op en praat erover? 7. Wat is een schoolband en wat is een koor? 8. Wat geven de kinderen op school?

T7 Schrijven gaan, worden Schrijf met elk van bovenstaande werkwoord 2 zinnen. Probeer de zinnen goed te schrijven. Gebruik ook de woorden uit de kolom: Bijvoorbeeld: Ik ga muziek maken. Schrijven oor fles dop stil kunst hard stokje muziek muzikant decor lawaai instrument klank sambabal tamboerijn zonnestraal zacht dans kort lang draai Vul in: is, stampen vindt, kunnen, rollen, helpt, kunnen, is, spelen, leert, komen, zingen, gaat, mag, gebruikt, zingen, Muziek maken Axel met zijn oma naar muziekles. Axel.. nog wel klein, maar oma....het belangrijk dat hij al in aanraking komt met muziek. Kinderen.. hun emoties in muziek kwijt. Als ze hun gevoelens nog niet zo goed kunnen aangeven,.. ze erg verdrietig zijn of boos. Muziek. om gevoelens een plek te geven. Herhaling maar vooral ontdekken voor het kind erg belangrijk. Axel.. elke week liedjes en versjes. Daarnaast. allerlei elementen aan de orde; bijvoorbeeld. en.. De juf allerlei instrumenten, zoals ritmestokjes en geluidsbuizen. Axel.. ook lekker hard- en zacht maar ook lekker gek doen,,. en springen.

T8 Schrijven Omcirkel de woorden die NIET bij muziek maken horen: bos aarde takken muziek licht zaal kunst draai stro tamboerijn slak bloem doek decor buiten applaus sambabal tand stokjes kring Schrijven Zet de woorden in de goede volgorde 1 fles Diego water maken vult een muziek met te om 2 de kan verschillende muzikant spelen instrumenten 3 op gebouwd toneel decor het muzikaal is een 4 de wordt is er tijdens een voorstelling pauze 5 Zohra een speelt Silvian lied piano en zingt 6 de dat buurman maken kinderen vindt de lawaai 7 draaien de tijdens dansen het rond dansers 8 de kinderen danseres oefenen de dans laat de beurt om de 9 de klinken sambaballen tamboerijn en de hard zaal door de 10 de kinderen muziek de lopen in maat de van

T9 Dictee 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

T Kunst in de natuur Mensen maken allerelei soorten kunst, met bijvoorbeeld verf en een kwast. Er zijn veel bekende en beroemde kunstenaars. Kunst hoeft niet alleen een geschilderd doek te zijn. Kunst zien we ook buiten, in de natuur. Met materialen uit de natuur maken mensen ook bijzondere kunst. Aya is met haar klas op pad in de natuur, ze kijkt buiten goed rond. Aya ziet heel veel in de natuur, zoals een wei vol met bloemen. Daarnaast merkt ze een vijver op, het riet bij de vijver is hoog. Het lijkt net of het riet op een rij staat langs het water. Aya ziet pluisjes door de lucht vliegen, pluisjes van de paardenbloemen. De materialen uit de natuur hebben verschillende structuren en verschillende vormen, hierdoor voelen ze vaak verschillend. Aya voelt het gras met haar hand, het voel zacht en kriebelt een beetje. De grond voelt hard en koud, terwijl de takken van de boom ruw voelen. De stenen in het water voelen glad en koud, terwijl een kastanjeomhulsel stekelig voelt. Sommige materialen zijn licht van gewicht, andere materialen zijn juist zwaar. Aya maakt ook samen met haar klasgenoten kunst op school. Hiervoor gaan ze met elkaar lekker de natuur in. Ze mogen van alles uit de natuur meenemen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de kinderen de natuur kapot maken. De juffrouw heeft goed uitgelegd wat ze wel en niet mee mogen nemen. Aya pakt bladeren van de grond, wat schors en kleine takjes. Aya plukt ook bloemen uit de wei.. Alle materialen moeten eerst gedroogd worden in een boek. Zo worden de materialen plat en blijven ze mooi. Zodra de materialen gedroogd zijn plakt Aya ze op een wit papier. Schelpen en zand hoeft Aya niet te drogen, deze materialen plakt ze direct op het papier. Dat is schitterend! Dat is kunst uit de natuur!

T1 Enkel- en meervoud van zelfstandige naamwoorden Woorden waar je de of het voor kunt zetten, kunnen in het enkelvoud en in het meervoud staan. Bijvoorbeeld: de man de mannen de vrouw de vrouwen het schrift de schriften Als je er één van hebt, noem je dat enkelvoud, als je er meer dan één van hebt noem je dat meervoud. Bijvoorbeeld: één stoel drie stoelen één tafel tien tafels één bloem twee bloemen Meestal maak je het meervoud door en achter het enkelvoud te zetten. Bijvoorbeeld: het woord de woorden het oog de ogen (let op: één o op het einde van de lettergreep.) de fles de flessen(let op: twee medeklinkers.) de prijs de prijzen (let op: de s wordt een z.) de brief de brieven (let op: de f wordt een v.) Bij woorden die eindigen op el, -en, -er, -em, -erd, -e, -ie, -aar, of ier maak je het meervoud door een -s achter het enkelvoud te zetten. Bijvoorbeeld: de vogel de vogels het laken de lakens de puber de pubers de nozem de nozems de dommerd de dommerds het kindje de kindjes de vakantie de vakanties

T1 Als het enkelvoud eindigt op één a, o, u, i, of y dan schrijf je in het meervoud s. Bijvoorbeeld: de oma - de oma s de auto de auto s het menu - de menu s de taxi de taxi s de pony de pony s Dit zijn de belangrijkste regels voor het meervoud. Er zijn wel een paar uitzonderingen, maar die leer je later. Maak nu de volgende oefening. Kijk goed naar de regels! Zet de volgende woorden in het meervoud. 1 de tak 2 de schaal 3 het gras 4 de wei 5 de vijver 6 de vijzel 7 het zaad 8 de zonnestraal 9 de veer 10 het vriendje

T2 Maak nu de rest. 1. het blaadje 2. de struik 3. het bos 4. de vorm 5. de verf 6. de vinger 7. de tunnel 8. het stro 9. het stokje 10. de stok 11. de slak 12. het slakkenhuis 13. de steen 14. de schors 15. de korrel 16. het landschap 17. de kleur 18. de klei 19. de grond 20. de boom 21. de vloer 22. de schelp 23. de rij 24. het plaksel 25. de vrouw

T3 Zet de woorden in het meervoud. Ik moet de (fiets) fietsen goed op slot zetten. 1. Ik wil (schilderij) maken. 2. Hoeveel (bloem) heb je gedroogd? 3. Ik heb drie (tas) gevuld met bladeren. 4. De (slak) wonen in een slakkenhuisje. 5. Welke (idee) heb je voor het kunstwerk? 6. Mijn (vriend) wonen naast het strand. 7. De (beeldentuin) zijn schitterend. 8. Je moet de (lijst) niet aanraken. 9. De (bezoeker) vinden de kunst uit de natuur het mooist. 10. In welke (bos) zijn jullie geweest?. Schrijven 1 Maak nu een lijstje met 10 dingen in het meervoud, die je buiten in de natuur kunt vinden. Zet het enkelvoud erachter. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.

T4 Verkleinwoorden Woorden waar je de of het voor kunt zetten, kun je kleiner maken,verkleinen, bijvoorbeeld: de kat het katje het kind de stoel het kindje het stoeltje De meeste verkleinwoorden kun je maken door achter het woord -je te zetten, bijvoorbeeld kat-je, boek-je, brief-je. Na de letters l-n-w-r komt tje, bijvoorbeeld stoel-tje, maan-tje, vrouw-tje, buur-tje. Woorden die eindigen op een klinker krijgen ook tje, bijvoorbeeld ei-tje. Woorden die eindigen op een m krijgen pje. Bijvoorbeeld boom-boompje, raamraampje. (uitzonderingen: pannetje, sterretje etc. Woorden die eindigen op ing krijgen vaak bij het verkleinwoord kje. De g wordt dus een k, bijvoorbeeld koning koninkje, ketting-kettinkje. Schrijf het verkleinwoord op. 1 de rij 2 het schilderij 3 de bezoeker 4 de naaktslak 5 de bol 6 het slakkenhuis 7 de vijver 8 de boom 9 de fontein 10 de houtsnipper

T5 Vul de ontbrekende vorm in. Voorbeeld: enkelvoud meervoud verkleinwoord de tuin de tuinen het tuintje 1 de vijzel 2 de uitnodiging 3 de ingang 4 de takken 5 het parkje 6 het doek 7 het stokje 8 de verf 9 het stilleven 10 de lijsten Verzin nu zelf nog 5 woorden die met kunst te maken hebben in het enkelvoud, zet ze in het meervoud en maak het verkleinwoord. 11 12 13 14 15

T Muziek maken Kinderen maken graag muziek op school. Elk kind heeft zo zijn eigen interesses en talenten. Het is aan de ouders en aan de school om kinderen te stimuleren. Silva speelt een bijzonder blaasinstrument, namelijk de dwarsfluit. Paul is drummer en thuis heeft hij in de kelder een eigen drumstel. Paul heeft speciale stokjes voor het drumstel, we noemen ze drumsticks. Sanne speelt al van kleins af aan viool en Ivar speelt sinds kort gitaar. Eva speelt de bas, dat is een groot en indrukwekkend instrument. Sanne, Ivar en Eva spelen alle drie een snaarinstrument. Finn kan heel mooi piano spelen, hij heeft echt talent. Sanke speelt tamboerijn, maar ze kan ook goed overweg met sambaballen en de triangel. Ilan zingt in de schoolband samen met vier andere klasgenoten. Simon zingt in het koor, een kleiner koor wordt vaak een ensemble genoemd. De kinderen maken muziek en dat is goed voor hun ontwikkeling en emoties. Op de muziek dansen de kinderen verschillende stijlen. Omar danst met Vera de samba en de quickstep. Ze oefenen vaak op school met andere klasgenoten. Omar draait Vera rond, gooit haar in de lucht en vangt haar op tijd. Ze rollen, vallen en bewegen over de vloer. Omar laat Vera los en hij grijpt haar na een ingewikkelde draai. Het ziet er schitterend uit. De juf is danseres en helpt Omar en Vera. De kinderen geven een keer in de twee maanden een optreden op school. De kinderen zorgen voor alles, de zaal, de muziek en de uitnodigingen. Alle ouders komen kijken in de grote zaal van school. Ze hebben een uitnodiging gekregen, maar ze kopen wel eerst een toegangskaartje. De zaal ziet er prachtig uit. De kinderen hebben elke dag goed geoefend met elkaar. Het geluid in de zaal klinkt hard. Dat hoort zo! De klanken van de muziekinstrumenten zijn goed te horen. Na het optreden gaan alle ouders staan om te applaudisseren. Wat hebben de kinderen dit applaus verdiend!

T6 Bijvoeglijke naamwoorden Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets meer van de zelfstandige naamwoorden. Ze zeggen hoe iets is. De trui is dik. Het vest is wit. De man is groot. De bloemen zijn geel Het papier is vies Het kind is lief de dikke trui het witte vest de grote man de gele bloemen het vieze papier het lieve kind Let er goed op hoe je het bijvoeglijk naamwoord schrijft. Bij een korte klinker gevolgd door een medeklinker, verdubbelt de medeklinker. dik-dikke wit-witte Bij een lange klinker gevolgd door een medeklinker gaat er een klinker weg. groot-grote geel-gele Bij een woord dat eindigt op een s wordt de s een z, en bij een f wordt het een v. vies-vieze lief- lieve Als het bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord staat, komt er een e achter, behalve als het zelfstandig naamwoord een het-woord is waar nu een voor staat. het boek is dik het dikke boek een dik boek de tafel is laag de lage tafel een lage tafel het kind is klein het kleine kind een klein kind de jongen is groot de grote jongen een grote jongen Als het bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof het zelfstandig naamwoord is gemaakt, eindigt het op en. Een wollen trui, een kantoenen rok, een glazen bol.

T6 Schrijf nu zoals het voorbeeld. De pan is leeg. de lege pan 1 De muziek klinkt hard. 2 Het meisje is klein. 3 Het publiek is stil. 4 De muzikant is nerveus. 5 De kinderen zingen mooi. 6 De jongen is groot. 7 De kostuums zijn geel. 8 De drumstokjes zijn groen. 9 De kunst is uniek. 10 De school is klein. Vul zelf het ontbrekende woord in. Bijvoorbeeld: een oude dweil 1. een oor 2. een dans. 3. een piano. 4. een saxofoon. 5. een dwarsfluit. 6. een muzikant. 7. een geluid. 8. een sambabal. 9. een ritme. 10. een voorstelling.

T7 Vul de goede vorm in van het bijvoeglijk naamwoord. 1 hard Er wordt muziek gespeeld. 2 klein Dat meisje kan heel mooi zingen. 3 heel Het is vandaag mooi weer om buiten te dansen. 4 kort De artiest heeft een broek aan vandaag. 5 groot In New York wonen muzikanten. 10 hoog Dit kind heeft verwachtingen. 6 nat Je kunt buiten niet optreden met dat weer. 7 wit De gitaar heeft stippen. 8 laag De noten zijn niet geschikt voor haar. 9 dik Wij hebben pret Beschrijf in minimaal 15 zinnen wat je allemaal kunt doen met muziek, liedjes en dans met je kind. Gebruik zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden erbij. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

T8 Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in. 1 groot Ik heb een muzikale familie. 2 rood Vandaag speel ik op mijn viool. 3 hoog Ik kan goed noten zingen. 4 klein Wat een talentje is dat! 5 licht Hij heeft een microfoon meegenomen.. 6 zwaar Gelukkig! Zo n microfoon vind ik niet prettig. 7 rond Dit zijn uitnodigingen! 8 mooi Wat een voorstelling! 9 moeilijk Ik zing graag refreinen. 10 warm Wat heeft jouw muziekdocent een stem. Dictee 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

T9 Woordzoeker D L D N S G R E K G N Z G L Q B L Z I L A O Y M M O P R E A X F E A Q L W O T L C D H T C U E P R O G L L W R C K N A M P L S E S W Z A C H T E U A S N E N M M D V D H T R Z I P C E S I A E M H E B P A E A S O Z W I E P E N D I U U O S O P E A N W K W E O I K L H A R S Z R T E T R U S U J A N L H O D A T E A I E R R S K S S T E A A I F L R S U M M K N A I C G I M X I I S M E D N E V S B A D A J I B E N P J E T E D I E T N T A N W L N R E E O D T N B N K L A N K N B T A D R K M D W S E T O E G A N G S K A A R T J E E N P E S R I C M S T I L G L A R G G L M E A N G Z E N T F G I I U H O E S H E H O U R U I T N O D I G I N G P L A S N H K Z M G A N X N T T M B E Z O E K E R L V E S A O S G E C A H O E F E N I N G U I S A A R O V E R A L S E H I G V R O E Q P E E E E O L H R R C N S E M T O S Zoek de volgende woorden: muziek, muzikant, oren, horen, stokje, fles, sst, geluid, zacht, hard, lawaai, stil, dop, hetzelfde, muziekinstrument, piano, gitaar, klank, sambabal, tamboerijn, dans, beweging, oefening, ronddraaien, zwaaien, zwiepen, cirkelen, dwarrelen, toneel, toegangskaartje, uitnodiging, bezoeker, kunstwerk, kunstbeeld, decor, pauze, applaus, geluid, pauze, maat, zonnestraal, overal, kinderen Extra: Schrijf een verhaaltje (voor je kind) en gebruik bovenstaande woorden.

Onderwijs Ondersteunend Gedrag Colofon Goed, Beter, Best! is een cursusprogramma voor ouders met kinderen in groep nul en is tevens geschikt voor ouders van kinderen in groep 1 en 2. In deze cursus wordt ouderbetrokkenheid en onderwijsondersteunend gedrag gecombineerd met Nederlandse taallessen. De cursus bestaat uit de volgende onderdelen: OnderwijsOndersteunend Gedrag (63 lessen in 13 thema s) en per thema Taalbladen Educatief Partnerschap (18 lessen in 6 thema s) Trainershandleiding Goed, Beter, Best! is ontwikkeld door Stichting de Meeuw en Alsare ontwikkeling en advies in opdracht van de gemeente Rotterdam. Planontwikkeling en coördinatie: Laura van der Baan (Alsare ontwikkeling en advies) Tekst en ontwikkeling OnderwijsOndersteunend Gedrag en Educatief Partnerschap: Marian Veldhuis (Stichting de Meeuw) Tekst en ontwikkeling Taalbladen in onderdeel OnderwijsOndersteunend Gedrag: Alsare ontwikkeling en advies Tekst en ontwikkeling Trainershandleiding: Stichting de Meeuw en Alsare ontwikkeling en advies Vormgeving lessen: Marian Veldhuis (Stichting de Meeuw) Projectleiding: Caty Bulte en Francis Wesseling (Stichting de Meeuw) Research: Marian Veldhuis, Anja van der Zanden, Greetje Heeren en Annette Diender (Stichting de Meeuw) Projectassistentie: Ida Zornic (Stichting de Meeuw) ISBN/EAN: 978-90-76166-36-0 Dit project kon worden gerealiseerd dankzij een bijdrage van het Europees Integratiefonds.