2p 2 Leg uit dat consumentenbestedingen ook kunnen worden afgeremd als de gevoelsinflatie hoog is. Gebruik in het antwoord het begrip koopkracht.



Vergelijkbare documenten
Bijlage HAVO. economie. tijdvak 1. Bronnenboekje. HA-1022-a-14-1-b

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 donderdag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Vraag Antwoord Scores

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 donderdag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Ruilen over de tijd (havo)

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Examen HAVO. Economie 1


Correctievoorschrift HAVO 2014

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Eindexamen economie vwo I

Vraag Antwoord Scores

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

Eindexamen havo economie oud programma I

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Vraag Antwoord Scores

Examen HAVO - Compex. economie 1 Compex

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Eindexamen economie havo II

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Eindexamen havo economie oud programma I

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Examen HAVO - Compex. economie 1

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie VERS

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 woensdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen

economie 1 Compex Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Examen VWO. Economische wetenschappen I en recht

Eindexamen economie 1-2 havo 2005-I

Examen HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen economie vwo II

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie 1 vwo 2004-I

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen economie pilot havo II

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Vraag Antwoord Scores. indien drie juist 2 indien twee juist 1 indien één of geen juist 0

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd

Samenvatting Economie Internationale handel

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Examen HAVO. economie 1

Eindexamen economie pilot havo I

Samenvatting Economie Internationale Handel

Antwoorden stencils OPGAVE pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Eindexamen economie 1 vwo 2005-I

Eindexamen economie havo II

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Valutamarkt. fransetman.nl

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

Examen HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl)

De prijs van een cd is gestegen met 25% ten opzichte van het basisjaar.

Eindexamen economie 1 havo 2008-I

Eindexamen economie 1 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-II

Eindexamen economie 1 vwo I

Examen VWO. economie 1. tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur

Examen VWO. economie 1

Hoofdstuk 24 Valutamarkt

Vraag Antwoord Scores

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Lever het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Eindexamen vwo economie 2014-I

Hieronder de vergelijking tussen de annuïteitenhypotheek en de lineaire hypotheek.

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

Eindexamen vwo economie 2013-I

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen vwo economie II

Transcriptie:

Opgave 1 Inflatie: wat zeggen de cijfers? In de westerse landen zijn de officiële inflatiecijfers (gemeten inflatie) doorgaans laag. Strak monetair beleid en globalisering van de wereldeconomie hebben daaraan bijgedragen. Maar de gevoelsinflatie kan afwijken van de gemeten inflatie. De gevoelsinflatie geeft weer hoe de consument denkt dat het gemiddelde prijspeil zich ontwikkelt. Het niveau waarop de consumenten de inflatie voelen kan bepalend zijn voor hun bestedingen. 2p 1 Leg uit dat consumentenbestedingen kunnen worden versneld als de gevoelsinflatie hoog is. 2p 2 Leg uit dat consumentenbestedingen ook kunnen worden afgeremd als de gevoelsinflatie hoog is. Gebruik in het antwoord het begrip koopkracht. In de Verenigde Staten van Amerika (VS) gebruiken statistische bureaus twee officiële inflatiecijfers: Consumentenprijsindex (CPI): dit meest bekende inflatiecijfer wordt in de VS op dezelfde manier berekend als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het inflatiecijfer in Nederland berekent. De prijsontwikkeling van de in de VS geconsumeerde goederen en diensten is de basis. Producentenprijsindex (PPI), ook wel bekend als bbp-deflator: de prijsontwikkeling van de in de VS geproduceerde goederen en diensten is de basis. De optelsom van alle toegevoegde waardes in een jaar vormt het bruto binnenlands product (bbp). De index voor deze inflatie wordt gemeten met de formule: index waardestijging bbp 100 index volumestijging bbp (beide stijgingen worden gemeten van jaar tot jaar) 2p 3 Maak van onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De CPI is een (1) en gewogen prijsindexcijfer. Een verandering van het consumptiepatroon kan aanleiding zijn om in de berekening van de CPI de (2) aan te passen. De PPI is in het geval van inflatie (3) dan 100 omdat de stijging van het bbp uitgedrukt in (4) groter is dan de stijging van het bbp uitgedrukt in (5). Kies uit: bij (1) enkelvoudig / partieel / samengesteld bij (2) partiële prijsindexcijfers / wegingsfactoren bij (3) groter / kleiner bij (4) geld / hoeveelheid goederen en diensten bij (5) geld / hoeveelheid goederen en diensten - 1 -

In bron 1 is de gemeten inflatie in de VS weergegeven. In vrijwel elk jaar is er een verschil tussen de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de CPI en de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de PPI. Er zijn periodes waarin dit verschil erg groot is, zoals tussen 1978 en 1982. Toen beperkten de Arabische landen de export van olie naar de VS en Europa. De VS en Europa waren in die tijd sterk afhankelijk van olie uit de Arabische landen. Gebruik bron 1 bij de vragen 4 en 5. 2p 4 Bereken de CPI in de VS van 1980 met 1978 als basisjaar. De wegingsfactor van olie en brandstoffen is in de VS bij de CPI hoger dan bij de PPI. 2p 5 Voor het verklaren van het verschil tussen de CPI en de PPI in de VS in de periode 1978-1980 kunnen vier van de volgende zeven denkstappen worden gebruikt. Kies de juiste vier denkstappen en zet deze in de juiste volgorde. Start met denkstap 1. (1) Arabische landen beperken de export van olie naar de VS. (2) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS dalen. (3) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS stijgen. (4) In de VS ontstaat een aanbodtekort van olie. (5) In de VS ontstaat een vraagtekort naar olie. (6) Inflatie op basis van de CPI stijgt sterker dan op basis van de PPI. (7) Inflatie op basis van de PPI stijgt sterker dan op basis van de CPI. - 2 -

Opgave 1 bron 1 inflatieontwikkelingen in de VS: 1965-2008 14 % 12 10 Legenda: PPI verandering ten opzichte van het voorgaande jaar CPI verandering ten opzichte van het voorgaande jaar 8 6 4 2 0 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2008 jaar in de grafiek gebruikte percentages voor de jaren 1975 tot en met 1980 jaar op basis van PPI op basis van CPI 1975 5,5 6,0 1976 6,2 6,8 1977 6,5 7,2 1978 7,2 7,5 1979 7,5 11,8 1980 8,0 13,0-3 -

Opgave 2 Vlucht uit Nederland De Nederlandse regering besloot om per 1 juli 2008 een ticketbelasting in te voeren: een vast percentage belasting op tickets van vluchten die vanaf Nederlandse vliegvelden vertrekken. De doelstelling was het belastingsysteem te vergroenen door een verschuiving van belasting op arbeid en winst naar belasting op milieuvervuiling. De invoering van deze belasting leidde tot duurdere vliegtickets en tot felle discussies tussen voor- en tegenstanders. Gebruik bovenstaande tekst en bron 1. 2p 6 Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst. De ticketbelasting is een voorbeeld van een (1) belasting. Met deze ticketbelasting wordt het belastingstelsel vergroend, doordat (2)... externe effecten van vliegreizen tot uitdrukking komen in de prijs van een vliegticket. Door de hogere ticketprijs zal de vraag van zakelijke reizigers relatief...(3)... afnemen dan de vraag van niet-zakelijke reizigers. Kies uit: bij (1) degressieve / proportionele / progressieve bij (2) negatieve / positieve bij (3) minder sterk / sterker Gebruik bron 1. 2p 7 Geef een verklaring voor het verschil in prijselasticiteit van de vraag tussen zakelijke en niet-zakelijke reizigers. Gebruik bron 2. 2p 8 Leg uit dat de regering in haar schatting uitging van een prijsinelastische vraag naar vliegtickets. Gebruik bron 1 en 2. 2p 9 Laat met een berekening zien dat de getallen uit bron 1 de schatting van de regering, genoemd in bron 2, niet ondersteunen. - 4 -

Tegenstanders van de ticketbelasting beweerden dat deze belasting niet zou leiden tot minder milieuvervuiling, omdat veel Nederlanders zouden uitwijken naar luchthavens in de buurlanden België en Duitsland. Voor een effectieve belastingmaatregel zou een Europese aanpak nodig zijn. Voordat Nederland de ticketbelasting invoerde, werd er ook in Duitsland gesproken over een vorm van ticketbelasting. Stel dat beide landen de ticketbelasting nog niet hebben ingevoerd en voor de eenmalige en gelijktijdige beslissing staan: wel of niet een ticketbelasting invoeren. Een dergelijke situatie is weergegeven in bron 3. Gebruik bron 3 bij de vragen 10 en 11. 2p 10 Vul deze pay-offmatrix zo in dat voor Nederland en Duitsland het nietinvoeren van een ticketbelasting de dominante strategie is en beide landen hiermee in een gevangenendilemma belanden. Noteer het zo: A (...;...) B ( ; ) C (...;...) D ( ; ) In meerdere lidstaten van de Europese Unie hebben regeringen geprobeerd het sterk groeiende vliegverkeer af te remmen met een ticketbelasting. 2p 11 Leg uit welke maatregel de Europese Unie kan nemen om te voorkomen dat de lidstaten in een gevangenendilemma terechtkomen. - 5 -

Opgave 2 bron 1 kenmerken van de markt voor vliegreizen vanuit Nederland voor de periode 2008-2010 vragersgroep aandeel in totale vraag Ev zakelijke reizigers 25% 0,5 niet-zakelijke reizigers 75% 1,2 Ev prijselasticiteit van de vraag naar vliegtickets bron 2 verwachtingen van de regering voor de jaren 2008 tot en met 2010 De regering verwachtte in 2008 dat door de invoering van de ticketbelasting de prijs van een vliegticket gemiddeld 10% hoger zou worden. Hierdoor zou naar verwachting het aantal gevraagde vliegtickets voor vluchten vanaf Nederlandse luchthavens in de periode 2008 tot en met 2010 dalen met 8%. Bij deze schatting werd géén rekening gehouden met andere factoren die van invloed zijn op de vraag naar vliegtickets. Het ministerie van financiën ging in het eerste jaar (2008) uit van een opbrengst uit ticketbelasting van 350 miljoen. bron 3 pay-offmatrix voor wel of niet invoeren van een ticketbelasting (TB) Duitsland Nederland TB niet invoeren TB wel invoeren TB niet invoeren A C TB wel invoeren B D In te vullen combinaties van pay-offs: (12 ; 12) / (0 ; 0) / ( 5 ; 15) / (15 ; 5) Toelichting: De gevolgen van elke keuze zijn uitgedrukt in een saldo van de welvaartstoename per land. Dit saldo bestaat uit twee effecten: 1 welvaartsverandering door de verkoop van vliegtickets 2 welvaartsverandering door CO 2 -uitstoot van vliegverkeer Elk land streeft voor zichzelf naar een zo groot mogelijke welvaartstoename. De cursieve getallen zijn voor Duitsland, de vetgedrukte getallen zijn voor Nederland. - 6 -

Opgave 3 Onrust in Egypte uit een krant, januari 2013: Na het aftreden van president Mubarak in 2011 hopen de Egyptenaren op een verbetering van de economische situatie. Maar door risico-avers gedrag van buitenlandse toeristen en buitenlandse beleggers daalt de wisselkoers van het Egyptische pond ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Aangezien Egypte erg afhankelijk is van goederenimport verslechtert de economische situatie in het land. De Egyptische minister van Financiën onderhandelt nu met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over een noodlening van 4,8 miljard Amerikaanse dollars. Het IMF is bereid deze lening te verstrekken tegen een zeer lage rente. Wel eist het IMF dat de Egyptische overheid stopt met de miljardensubsidiëring van primaire goederen zoals brood, vlees, melk, benzine, enzovoorts. 2p 12 In het krantenbericht staan vijf internationale transacties die worden geregistreerd op de betalingsbalans van Egypte. Neem onderstaand schema over en geef bij elke transactie met een kruisje aan op welke deelrekening deze wordt geregistreerd. internationale transactie lopende rekening kapitaalrekening 1 toerisme 2 beleggingen 3 goederenimport 4 IMF-noodlening 5 rentebetaling aan IMF Gebruik bron 1. 2p 13 Bereken op twee decimalen nauwkeurig met hoeveel procent de koers van het Egyptische pond (EGP) van 2010 tot en met 2013 is gedaald. Gebruik het krantenbericht en bron 2. 2p 14 Welk van de in bron 2 genoemde economische hervormingen streeft het IMF in Egypte volgens het krantenbericht na? Licht het antwoord toe. - 7 -

In een actualiteitenprogramma discussiëren drie economen over de economische gevolgen van het verstrekken van de IMF-noodlening aan Egypte: Osahar: Als gevolg van de verstrekte noodlening zullen beleggers met risico-aversie meer in Egypte gaan beleggen. Husani: Nee hoor, als gevolg van die noodlening zullen beleggers met risico-aversie juist minder in Egypte gaan beleggen. Baniti: Maar als voorwaarde voor die noodlening stelt het IMF dat de subsidies op primaire goederen moeten worden afgeschaft. Dat zal leiden tot toenemende onrust in het land, zoals voedselrellen en stakingen. Dat heeft effect op de economische situatie van Egypte. Ik zal uitleggen waarom 2p 15 Geef een verklaring voor de uitspraak van Osahar. 2p 16 Geef een verklaring voor de uitspraak van Husani. Gebruik het krantenbericht en bron 2. 4p 17 Schrijf in ongeveer 50 woorden de uitleg van de bewering van Baniti. In de uitleg moeten de volgende aspecten aan de orde komen: De invloed van de toenemende onrust, zoals voedselrellen en stakingen, in het land op de wisselkoers van het Egyptische pond. De invloed van de wisselkoersverandering van het Egyptische pond op de inflatie, de koopkracht en de bestedingen van de Egyptenaren. - 8 -

Opgave 3 bron 1 enkele statistieken Egypte 14,0 inkomsten uit toerisme 12,0 12,2 6,45 6,60 6,40 koers dollar in pond Legenda: inkomsten uit toerisme koers dollar in pond 10,0 8,0 6,0 4,0 5,56 9,0 5,88 8,1 6,09 7,4 6,20 6,00 5,80 5,60 5,40 2,0 5,20 0,0 2010 2011 2012 2013 0 bron 2 het Internationaal Monetair Fonds (IMF) Het IMF leent geld uit aan lidstaten die met betalingsbalansproblemen te kampen hebben. Als een land er niet in slaagt om met de uitvoer van goederen en diensten voldoende buitenlands geld te verdienen om de invoer te kunnen betalen, dan kan het IMF buitenlands geld aan het land uitlenen. In ruil daarvoor moet een land dat leent, instemmen met economische hervormingen die op termijn leiden tot een evenwichtige betalingsbalans. Voorbeelden van economische hervormingen zijn: verhogen van de belastingen; verlagen van de overheidsuitgaven; privatiseren van staatsbedrijven; verminderen van overheidsregels. - 9 -

Opgave 4 Lift de schatkist mee? In 2012 betaalt de Nederlandse automobilist een ongekend hoge prijs voor benzine. Deze hoge benzineprijs wordt onder andere veroorzaakt door: veranderingen in vraag en aanbod van olie (olie is de grondstof voor benzine); stijgende tarieven van prijsverhogende belastingen, zoals accijns. Gebruik bron 1. 2p 18 Maak van het eerste krantenbericht uit bron 1 een economisch juiste tekst. Kies uit: bij (1) afnemende / sterke bij (2) aanbodzijde / vraagzijde bij (3) het aanbod van / de vraag naar bij (4) meer / minder Gebruik bron 1. 2p 19 Leg met een voorbeeld uit hoe een hogere belastingdruk op de benzineprijs kan leiden tot ontwijking van belasting op benzine door Nederlandse automobilisten. Gebruik bron 1, 2 en 3 bij de vragen 20 en 21. 2p 20 Toon met behulp van een berekening aan dat het totale belastingbedrag per liter loodvrije benzine in België 0,867 is. 2p 21 Bereken hoeveel eurocent de accijns op een liter loodvrije benzine in België lager is dan in Nederland. De hogere olieprijzen leiden ook tot hogere prijzen voor diesel. Deze brandstof dreigt in 2012 extra duur te worden doordat de Europese Unie van plan is de lagere dieselaccijns op te trekken naar het niveau van de benzineaccijns van dat land. De schatkist lift met u mee!, roept een zelfstandige Nederlandse vrachtwagenchauffeur die tegenstander is van deze maatregel. Een vervoerseconoom reageert: De hogere dieselaccijns kan ook leiden tot een afname van overheidsinkomsten uit de transportsector. 4p 22 Schrijf de argumentatie bij het standpunt van de vervoerseconoom. Maak in deze argumentatie een onderscheid tussen de gevolgen van de belastingmaatregel indien de transportsector de hogere dieselaccijns: wel doorberekent in de prijzen van de vervoerscontracten en niet doorberekent in de prijzen van de vervoerscontracten. Gebruik ongeveer 80 woorden - 10 -

Opgave 4 bron 1 uit een krant van maart 2012 De (1) groei van de wereldeconomie zorgt via de (2) voor krapte op de oliemarkt. Maar ook de instabiele politieke situatie in olieproducerende Arabische landen heeft een prijsopdrijvend effect. Ondanks het feit dat er door die instabiele situatie nog geen liter olie minder is geproduceerd, heerst er bij de afnemers, zoals benzineproducenten, onzekerheid over (3) olie. De benzineproducenten gaan daardoor (4) olie inkopen, waardoor de belangrijkste grondstof voor benzine duurder wordt. Ook de overheid draagt bij aan een stijging van de benzineprijs. Op Turkije na wordt nergens méér belasting betaald op een liter benzine dan in Nederland. Benzinepomphouders waarschuwen voor vermijdings- oftewel ontwijkingsgedrag van de Nederlandse automobilist: Ze gaan niet minder rijden maar de vraag naar Nederlandse benzine neemt af. De pomphouders pleiten voor een verlaging van de benzineaccijns: In Nederland betaalt een automobilist per liter loodvrije benzine meer dan een euro belasting en in België is dat minder dan een euro, terwijl de prijs exclusief belastingen en het btw-percentage in beide landen gelijk zijn, aldus een Nederlandse pomphouder. bron 2 prijsopbouw loodvrije benzine in Nederland (per liter; 2012) 0,30 loodvrije benzine 0,72 21% btw* accijns 0,12 0,59 toegevoegde waarde pomphouder toegevoegde waarde oliemaatschappij *btw wordt berekend over het totaal van toegevoegde waardes en accijns - 11 -

bron 3 indexcijfers voor het totaalbedrag van accijns en btw per liter loodvrije benzine (2012) 140 index 120 100 80 60 40 20 0 15 30 VS Australië 60 65 Japan Luxemburg 85 90 95 100 België Noorwegen Duitsland Nederland 130 Turkije - 12 -

Opgave 5 Studeren is investeren Studeren in het hoger onderwijs is investeren in jezelf. Door asymmetrische informatie zijn commerciële banken niet altijd bereid een lening voor deze investering te verstrekken aan studenten. Als studenten niet kunnen lenen voor hun studie kan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komen. Vandaar dat de Nederlandse overheid subsidies verschaft via studiebeurzen (zie bron 1). De subsidies worden betaald uit de algemene middelen. Een andere reden voor het verschaffen van subsidies is gelegen in de positieve externe effecten van onderwijs. 2p 23 Leg uit dat door asymmetrische informatie commerciële banken niet altijd bereid zijn een studielening te verstrekken aan studenten. Gebruik bron 1. 2p 24 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De huidige financiering van het hoger onderwijs in Nederland is gebaseerd op (1). De positieve externe effecten van onderwijs (2) de welvaart in Nederland. Een voorbeeld daarvan is een toenemend(e) (3) met als gevolg dat de internationale concurrentiepositie van Nederland (4). Kies uit: bij (1) het kapitaaldekkingsstelsel / verplichte solidariteit bij (2) verhogen / verlagen bij (3) gemiddelde arbeidsproductiviteit / consumentensurplus bij (4) verbetert / verslechtert In 2012 zijn de Nederlandse regeringspartijen het er over eens: het huidige studiebeursstelsel moet per 1 september 2014 worden omgezet in een sociaal leenstelsel (zie bron 2). Een student in het hoger onderwijs kost de overheid ruim 8.000 per jaar, terwijl het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs de student een flink particulier rendement kan opleveren. Volgens de regeringspartijen levert het sociaal leenstelsel naast een overheidsbesparing van 1,6 miljard een kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs op. Tegenstanders wijzen erop dat de overheid op deze manier studieschulden afdwingt bij studenten met leenaversie. De regeringspartijen spreken dat tegen door te verwijzen naar de voorwaarden. - 13 -

2p 25 Leg uit dat er bij het sociaal leenstelsel sprake is van ruilen over de tijd. Gebruik bron 2. 2p 26 Welk kenmerk van het sociaal leenstelsel kan de leenaversie bij studenten verminderen? Verklaar het antwoord. Bij het sociaal leenstelsel is er een risico-opslag verwerkt in de rente. Hiermee worden de tekorten gefinancierd die ontstaan indien studenten hun lening niet (volledig) aflossen. De overheid had ook kunnen besluiten om deze tekorten vanuit de algemene middelen (belastingen) te financieren. 2p 27 Leg uit dat het financieren van de tekorten vanuit de algemene middelen kan leiden tot moral hazard (risico op moreel wangedrag) van studenten. Nu studeren door het sociaal leenstelsel voor studenten duurder dreigt te worden en de kans op een baan na de studie door de economische crisis afneemt, gaan steeds meer studenten op zoek naar een alternatieve financiering voor hun studie. Gebruik bron 3. 3p 28 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering. De 50 waarvoor Paul de Haas een IOU uitgeeft, is een voorbeeld van een (1). Het geld dat hij krijgt wil hij investeren in...(2)... Houders van IOU s krijgen in ruil een half uur van Pauls tijd. Als zij hun keuze laten afhangen van Pauls toenemende...(3) zullen de IOU-houders de tijd van Paul zo...(4)... mogelijk inzetten. Kies uit: bij (1) stroomgrootheid / voorraadgrootheid bij (2) kapitaalgoederen / menselijk kapitaal bij (3) consumptiebehoefte / verdiencapaciteit bij (4) laat / vroeg - 14 -

Opgave 5 bron 1 huidig studiebeursstelsel hoger onderwijs (2012) Basisbeurs, onafhankelijk van het inkomen van de ouders. Aanvullende beurs, afhankelijk van het inkomen van de ouders. Basisbeurs en aanvullende beurs hoeven niet terugbetaald te worden, mits er binnen tien jaar een diploma wordt behaald. bron 2 kenmerken sociaal leenstelsel hoger onderwijs per 1 september 2014 Geen subsidieverstrekking door de overheid in de vorm van een basisof aanvullende beurs. Rentedragende lening bij een overheidsinstantie voor alle studiekosten. De rente bevat een risico-opslag (solidariteitspremie) waarmee de tekorten bij de overheid kunnen worden gedekt die ontstaan als studenten de lening niet (volledig) aflossen. Na afloop van de studie kan de lening naar draagkracht worden afgelost. bron 3 uit een krant Creatief studeren Om zijn studie te kunnen betalen verkoopt student Paul de Haas zichzelf. Althans, hij verkoopt zijn tijd. Nu studeren steeds duurder wordt, moet je immers creatief zijn. De Amsterdamse student geeft daarom sinds het begin van deze maand IOU s (I Owe You) uit. Het concept is simpel. De student geeft in totaal 500 IOU s uit waar je 50 euro per IOU voor betaalt. Iedere IOU is behalve 50 euro ook een half uur van zijn tijd waard. Wie twee IOU s koopt kan dus een uur gebruikmaken van zijn diensten. Paul studeert namelijk rechten. Mensen kunnen op ieder ogenblik besluiten hun IOU s in te wisselen, zelfs als dit in 2040 is en ik een wereldberoemd advocaat ben. Je koopt zijn tijd van straks tegen zijn tarief van nu, want door het volgen van de opleiding wordt een half uur van De Haas tijd ook meer waard. Uiteindelijk geeft De Haas maximaal 500 IOU s uit, want dan heeft hij de noodzakelijke 25.000 euro voor zijn studie en levenskosten. - 15 -