DERDE GRAAD OPTIE: SOCIALE EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN VAK OPVOEDKUNDE 2 UUR / WEEK CW-P



Vergelijkbare documenten
Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader).

Taalvaardigheid Preventie en remediëring. -betrokkenheid verhogende werkvormen creëren -een maximale -herformuleren de lln het probleem

-Onze school behoort tot het officieel gesubsidieerd onderwijsnet. Het schoolbestuur is de gemeente Olen.

Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek mei 2013

PROCESDOEL 1 VRIJ EN ZELFSTANDIG LEREN DENKEN EN HANDELEN

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

STUDIERICHTINGEN DERDE GRAAD

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

Onderwijskundige doelen

Rijksuniversiteit Groningen

Eerste graad A-stroom

EINDTERMEN Bosbiotoopstudie

De (vak)docent als Pedagoog en Sociaal Agent

SOCIALE EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

Gemeentelijke basisschool De Knipoog Cardijnlaan Vorselaar 014/ / /

Profilering derde graad

Profilering derde graad

DOELSTELLINGEN LESPAKKET OVERAL DNA

Pedagogische opleiding theorie. Doelstellingen. Doelstellingen. Hoofdstuk 1 Communicatie en feedback. De kennis over de begrippen:

Pedagogische Begeleidingsdienst Basisonderwijs GO! wereldoriëntatie

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x

WICO Campus Sint-Hubertus Stationsstraat NEERPELT. Tel Fax

IMK Dilsen-Stokkem. Imk Lanklaar Rotem. Verzorging-voeding, 2 de graad Verzorging, 3 de graad

Een voorlopige balans (Periode 1)

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Hoe kan de school in het algemeen werk maken van het nieuwe concept (stam + contexten)?

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER (LVF)

Syllabus Communicatie en Intergenerationele Samenwerking voor werknemers binnen de publieke sector met een leeftijd van 30-

PSYCHOLOGIE. Stichting Kwaliteitscentrum Schoonheidsverzorging Utrecht

IMK Verzorging-voeding, 2 de graad

ALGEMENE FUNCTIEGEGEVENS. Kinderbegeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang. Functiebeschrijving

INHOUDSTAFEL I ONTWIKKELEN: EEN LEVENSLANG PROCES 19. Voorwoord 13. Pictogrammen 14. Doelstellingen 15

Profilering derde graad

DOELSTELLINGEN EN VOET VAN COUDENBERG TOT KUNSTBERG

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

WIE? WAT? WAAROM? HUMANE. wetenschappen. Infodocument voor ouders en leerlingen, door het GO! Atheneum Vilvoorde.

Kies Actief Rapportage van Femke Peeters

Hoofdstuk I: Eindtermen de basics

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Inhoud van de presentatie

Profilering derde graad

Opvoedingsproject. Nieuwen Bosch Humaniora Gent

2.3 Literatuur Schriftelijke vaardigheden Lezen LES GODVERDOMSE DAGEN OP EEN GODVERDOMSE BOL LEERPLAN ALGEMEEN:

Lesvoorbereiding: Kapper en schoonheidsspecialist (beroepen: kapper en schoonheidsspecialist)

Programma workshop seksuele opvoeding: Daar praat je toch niet over met je kinderen?

EINDTERMEN en ONTWIKKELINGSDOELEN Zoektocht in het Maascentrum. A. Eindtermen voor het basisonderwijs vanaf 01/09/2010

Profilering derde graad

De DOELSTELLING van de kunstbv-opdrachten & De BEOORDELING:

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling.

Eindtermen. Opleiding Grensbewaking

Lesvoorbereiding: Social profit (begeleider in de kinderopvang, optieker, radioloog, verpleegkundige, sociocultureel werker)

Seksuele vorming en seksuele ontwikkeling van kinderen. Marianne Cense (Rutgers WPF) & Jos Poelman (Soa Aids Nederland)

Ons vignet laat zien wat we graag willen bereiken, namelijk mensen tot groei en bloei brengen als persoon en in hun relaties met andere mensen.

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Visie (Pedagogisch werkplan)

Opleiding evaluatie- en functioneringsgesprekken incl. feedbackgesprekken CC SELECT & VZW VORM

HUMANE WETENSCHAPPEN S I N T - J A N S C O L L E G E. w w w. s j c - g e n t. b e

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 23 november 2006 STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING. Modulaire opleiding Wetenschappen - Wiskunde AO AV 011

DOELSTELLINGEN EN VOET BUURTAMBASSADEURS

Profilering derde graad

Welk beeld heeft Vlaanderen over de leraar? J.C. Verhoeven (KuLeuven), A. Aelterman (UGent), I. Buvens (KuLeuven), I. Rots (UGent)

Systeem- & relatietherapie. Katrien Aelvoet

RONDE 1: INBREKEN IN DE KLAS Didactische praktijken ter ondersteuning van gelijke onderwijskansen in het KLEUTERONDERWIJS

Mediaopvoeding. workshop Mediaopvoeding

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen

Kinderen Ontwikkelen en Leren Bijeenkomst 11: ontwikkeling

REPERTOIRESTUDIE WOORDKUNST Hogere Graad

Is een klas een veilige omgeving?

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

VISIE. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon.

Actualisatie Studierichting STW. Integrale Opdrachten. December 2010

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno Het Kind Eerst (juni 2013)

ECTS- FICHE. L.Fret, H. Hicketick, S. Van Schoubroeck

SOCIALE VAARDIGHEDEN: contactsleutels

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. NEDERLANDS Derde graad BSO Derde leerjaar. Alle studierichtingen

INTERACTIE, SOCIALE PERCEPTIE EN ZELFBEELD

Inhoud Uitgebreid. Foreword 15 Voorwoord 17. deel 1 WAT IS HET? 19

Pedagogische Visie en Beleid

BIJLAGE 3 DE LEERPLANNEN EN RELATIONELE EN

Nederlands. Mondeling onderwijs

Leerlijnen per drug : ALCOHOL Onderwijsvorm: KLEUTER EN LAGER

VAK / TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE

A. MISSIE MEDIATRAINING B. VISIE MEDIATRAINING. GO! middenschool MIRA Loystraat Hamme

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden:

GEMOTIVEERD VERSLAG M-DECREET

Lesvoorbereiding: Kapper en schoonheidsspecialist (beroepen: kapper en schoonheidsspecialist)

Communicatie en overleg

Begaafde leerlingen komen er vanzelf... Implementatie van een verandering van de pedagogische beroepspraktijk op basis van praktijkgericht onderzoek.

Transcriptie:

TSO DERDE GRAAD OPTIE: SOCIALE EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN VAK OPVOEDKUNDE 2 UUR / WEEK CW-P (96058)

1. OVERZICHT VAN HET AANTAL UREN / WEEK PER LEERJAAR. 1 1ste leerjaar van de 3de graad: 2 uur / week. 2de leerjaar van de 3de graad: 2 uur / week. 2. PROFIEL VAN DE OPLEIDING. De leerlingen uit het Technisch Onderwijs, studierichting "Sociale en technische wetenschappen" krijgen een vorming met het oog op voortgezette studies in de domeinen van het sociaalagogische, de gezondheidszorg en het onderwijs. Deze stellingname werd uitdrukkelijk aangetoond in een bevraging bij de afgestudeerden uit deze TSO-richting. Tevens bleek hieruit dat slechts een gering aantal zich, onmiddellijk na het beëindigen van hun secundaire studies, presenteerden voor allerlei functies op de arbeidsmarkt. Om de leerlingen voor te bereiden op een gefundeerde studiekeuze steunende op een goede zelfkennis, is het noodzakelijk dat zij een behoorlijk inzicht verwerven in zichzelf als een jongvolwassen persoonlijkheid met zijn vormingsachtergronden. Het bezitten van omgangsdeskundigheid en sociale vaardigheden zal hun belangstelling naar en het concreet omgaan met kinderen, leeftijdsgenoten en volwassenen verhogen en intenser doen verlopen. Bij dit laatste zal inzicht in het communicatieproces en het verwerven van communicatieve vaardigheden ondersteuning verlenen. 3. BEGINSITUATIE. Een aantal leerlingen hebben reeds vanaf de tweede graad deze studierichting gekozen. Anderen komen uit andere studierichtingen van het TSO of ASO. In de meeste gevallen betreft het leerlingen die, met het oog op verdere studies, belangstelling hebben voor het professioneel omgaan met kinderen of volwassenen. 4. ALGEMENE DOELSTELLINGEN. Het vak opvoedkunde streeft naar het bereiken van partiële, doch systematisch opgebouwde inzichten aangaande bepaalde domeinen, met name: - Omgaan met mensen, waarvoor naast communicatie, een behoorlijke zelfkennis het uitgangspunt vormt ; - Omgaan met kinderen uitgaande van de opgedane kennis van enkele hoofdkenmerken per grote ontwikkelingsfase; - Omgaan met leeftijdsgenoten; - Omgaan met volwassenen.

2 Dit wordt verwezenlijkt door het nastreven van volgende doelstellingen: - Inzicht verwerven in de factoren die de interactie bepalen. - Inzicht verwerven in het communicatieproces en daardoor streven naar beter communiceren met individuen en doelgroepen. - Kennis verwerven van de essentiële kenmerken van de psychische ontwikkeling waardoor de leerlingen inzicht verwerven aangaande pedagogisch verantwoorde omgangsvormen met kinderen en jongeren. - Kennis verwerven van opvoedingsproblemen eigen aan bepaalde ontwikkelingsperiodes en er initieel op inspelen. - Inzicht verwerven in de leeftijdsgebonden psycho-sociale kenmerken en er op een verantwoorde wijze mee kunnen omgaan. - De problemen aangaande partnerkeuze, samenlevingsvormen,studie- en beroepskeuze onderkennen en er mee rekening houden in persoonsgebonden situaties.door het hanteren van de "Sociale Kaart" van de regio weten welke ondersteunings- en adviesbureaus kunnen geraadpleegd worden bij specifieke opvoedings- en ontwikkelingsproblemen. Nagestreefde attitudes: - belangstelling voor de opvoeding van kinderen, jongeren en leeftijdsgenoten. - belangstelling voor individueel gedrag in relatie tot de context; - openstaan voor concrete opvoedingssituaties en maatschappelijke problemen in relatie tot opvoeding en relatiebekwaamheid. - bereidheid tot reflectie; - luisterbereidheid en uitkomen voor eigen mening; interactief participeren; - inlevingsvermogen in situaties; - kritische ingesteldheid; - assertiviteit en doorzettingsvermogen; - bereidheid om informatie op te nemen en correct te verwerken; - zin voor analyse en synthese. 5. VAKTYPISCHE DOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN. Dit gedeelte wordt per hoofdstuk of leerstofitem opgesplitst in twee delen, namelijk leerinhouden en doelstellingen. Deze beide delen moeten echter samen gelezen worden en krijgen nog een duidelijker beeld via de methodologische wenken, zoals opgegeven in een volgend deel.

1. Inleiding. 3 1.1. Leerinhouden. 1.1.1. Het begrip: Opvoedkunde. De begrippen: opvoedkunde, psychologie en mensenkennis onderscheiden. 1.1.2. Het vak opvoedkunde in relatie tot de initiële belangstelling van de leerlingen voor verdere studies. 1.2. Doelstellingen. 1.2.1. Uit de initiële interesse voor het sociale beroepenveld bij de leerlingen de noodzaak aan het vak opvoedkunde afleiden. In relatie tot het voorgaande de inhouden van het vak toelichten. 1.2.2. De begrippen opvoedkunde, psychologie en mensenkennis onderscheiden en hun antwoorden door voorbeelden illustreren. 2. Omgaan met mensen. 2.1. Leerinhouden. 2.1.1. Menselijke interactie. Wederzijdse beïnvloeding. 2.1.2. Factoren die de interactie beïnvloeden. A. Zelfbeeld. Factoren die het zelfbeeld bepalen: - zelfconcept: - lichamelijk; - psychisch. - sociale zelf; - ideaal zelf. B. Sociale perceptie. Hoe kijk ik naar anderen? Hoe denk ik dat anderen over mij denken? Rollenpatronen en rollenconflicten. C. Context. - fysische omgeving - sociale omgeving; - psychisch. 2.1.3. Communicatie. A. Communicatieproces. Schematische voorstelling van het communicatieproces.

B. Aspecten van communicatie. Inhoudsniveau. Betrekkingsniveau. 4 C. Verbale en non-verbale communicatie. D. Moeilijkheden bij de communicatie. - zender: o.m. incongruentie verbaal - niet verbaal; moeilijkheden bij het verwoorden; vooroordelen en verwachtingspatroon. - ontvanger: o.m. interpretatie; feedback: verbaal, niet verbaal. - kanaal: o.m. taalgebruik; externe ruis. E. Communicatiebevorderende vaardigheden. - passief en actief luisteren; - ik-boodschappen; - non verbale ondersteuning. 2.1.4.. Assertiviteit. 1. Assertiviteit, subassertiviteit, agressiviteit. 2. Relatie assertiviteit - situationele factoren (o.a. opvoeding, cultuur, rolgedrag, individuele verschillen,... 3. Toepassingen: o.a. eigen mening geven; neen-zeggen; omgaan met kritiek; 2.2. Doelstellingen. 2.2.1. Het begrip "menselijke interactie" omschrijven en illustreren door voorbeelden. 2.2.2. De algemene beïnvloedende factoren op het menselijk gedrag onderscheiden en in voorbeelden aantonen. De factoren waaruit het zelfbeeld is opgebouwd, onderscheiden. Reflecteren over eigen capaciteiten en zwakheden, over het eigen functioneren om een beter zelfbeeld te ontwikkelen. Verklaren waarom sociale perceptie en de contextuele gegevens het zelfbeeld en de interactie beïnvloeden. 2.2.3. Het communicatieproces schematisch weergeven en de passende begrippen met eigen woorden omschrijven.

Het belang van het betrekkingsniveau in de communicatie onderkennen. Verbale en non-verbale communicatie onderscheiden en de belangrijkheid van non-verbale communicatie aangeven gesprekken. Binnen het communicatieschema communicatiestoornissen onderkennen en ze illustreren met voorbeelden. De bruikbaarheid van ik-boodschappen, passief en actief luisteren, aantonen. Zicht hebben op eigen non-verbaal communicatief gedrag. 2.2.4. Factoren die assertief gedrag beïnvloeden, aanduiden en illustreren. Assertiviteit onderscheiden van subassertiviteit en het verschil met agressiviteit aanduiden in concrete situaties. Assertiviteit illustreren: - in het verwoorden van eigen mening; - in het "neen" durven zeggen op bepaalde vragen. - in het geven van en het reageren op kritiek. 3. Omgaan met leeftijdsgebonden doelgroepen. 3.1. Leerinhouden. 3.1.1. Inleiding: ontwikkelingspsychologische principes. - Interactie aanleg - milieu - gevoelige periode. - De ontwikkeling kan ingedeeld worden in een aantal fasen met eigen specifieke kenmerken. 3.1.2. Omgaan met kinderen van 0 tot 3 jaar. A. Typische ontwikkelingskenmerken: - Afhankelijkheid - basisvertrouwen; - Scheidingsangst - angst voor vreemden; - Streven naar autonomie: koppigheidsfase. B. Opvoedingsondersteuning: - Aandacht en geborgenheid; - Stimuleren van de ontwikkeling o.m. via spel. C. Problematische opvoedingssituaties: - Gebrek aan stimulering; D. Externe begeleidingsmogelijkheden: - Kind en Gezin; - Huisarts, kinderarts; - Kinderdagverblijf. 5

3.1.3. Omgaan met kinderen van 3 tot 6 jaar. 6 A. Typische ontwikkelingskenmerken. - Identificatie - Groeien naar schoolrijpheid. B. Opvoedingsondersteuning. - Belonen en straffen. - De ouders als model. Nabootsen van ouders. - Stimuleren van initiatief. o.m spel,taal,ruimtebeleving. spel als stimuli voor de cognitieve, motorische en sociale ontwikkeling, emotionele uitlaatklep. C. Problematische situaties. - Verwaarlozing - overbescherming. - Straffen versus mishandeling. Beloning versus verwennen. - Ontwikkelingsachterstand. D. Externe begeleidingsmogelijkheden. - Kind in nood. - Centra voor Vroegtijdige Opsporing. - Revalidatiecentrum: logopedist, ergotherapeut, kinesist. - Kleutertuin. - P.M.S-centrum. - Vertrouwenartsencentrum. 3.1.4. Omgaan met kinderen van 6 tot 12 jaar. A. Typische ontwikkelingskenmerken - Groeiende vaardigheden op het vlak van het: - fysieke; - gebruik van verstandelijke mogelijkheden om problemen op te lossen; - Opbouwen van sociale vaardigheden bij een eerste groepsvorming; - Vertrouwen in eigen kunnen, zelfrespect. Doch ook kans op onzekerheid, faalangst. B. Opvoedingsondersteuning. - Stimuleren van de ontwikkeling door: Vertrouwen te hebben in de mogelijkheden van het kind; - Bevorderen van een positief zelfbeeld door: - te geloven in het kind, - duidelijke regels, consequent optreden, - te luisteren naar het kind en het naar waarde te schatten, - Omgang met leeftijdsgenoten stimuleren om: - zich te meten met anderen, - sociale vaardigheden op te doen.

7 C. Problematische situaties. - Kinderen met concentratieproblemen, lees-, schrijf- en rekenmoeilijkheden: - Moeilijkheden in de opvoedingssituatie: - tekort aan ouderlijke vaardigheden; - opvoedingsarme milieus; - kind-bedreigende milieus; - sexueel geweld op kinderen. - Problemen in de sociale relaties: Pesten op school. D. Externe begeleidingsmogelijkheden. - P.M.S.-centrum; - Vertrouwenartsencentrum; - Kind in nood. 3.1.5. Omgaan met jong-adolescenten ( 12 tot 15 jaar). A. Typische ontwikkelingskenmerken. - Stereotiepe opvattingen over adolescentie. - Op zoek naar een nieuwe identiteit. - psychische implicaties van een veranderend lichaam. - het grote belang van het uiterlijk. - abstract en kritisch denken. - veranderende omgang met ouders. - omgang met leeftijdsgenoten. B. Opvoedingsondersteuning. - Zich erkend en herkend voelen. - steun bieden versus zelfstandigheid vragen. - ondersteunende/stimulerende identificatiefiguren. - vertrouwensrelatie verstevigen/opbouwen. - De betekenis van contacten met leeftijdsgenoten. - "goed-gezien" zijn bij leeftijdsgenoten. - experimenteren met rolpatronen. C. Problematische situaties. - Extreme preoccupatie voor het eigen lichaam: - vroege/late lichamelijke rijping. - anorexia nervosa en boulemie. - Normarme omgeving. - gebrek aan positieve identificatiefiguren. - negatieve gevolgen van groepsdruk. - experimenteren met alcohol en drugs. - Negatieve identiteit. - rolverwarring. - sociaal onaangepast gedrag. D. Externe begeleidingsmogelijkheden. Jongeren advies centrum. (J.A.C.) Hulpverlening binnen de Bijzondere Jeugdzorg.

3.2. Doelstellingen. 8 3.2.1. Het belang van aanleg, milieu en gevoelige periode voor de ontwikkeling van het kind formuleren en illustreren door voorbeelden. 3.2.2. Omschrijven van de ontwikkelingskenmerken: afhankelijkheid, basisvertrouwen, scheidingsangst, angst voor vreemden, streven naar autonomie. De belangrijkheid van aandacht en geborgenheid voor de ontwikkeling van het kind verklaren. De gevolgen van gebrekkige stimulering voor de ontwikkeling van het kind aangeven en illustreren. De rol van externe begeleidingsmogelijkheden specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden. In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren. 3.2.3. Het belang van identificatie voor de ontwikkeling aanduiden. Het begrip schoolrijpheid omschrijven. Belonen en straffen onderscheiden en via voorbeelden toelichten. Aantonen waarom de aanwezigheid van de ouders als model belangrijk is voor de socialisatie van het kind. Aantonen in welke mate spel en speelgoed bijdragen tot schoolrijpheid. Verschillende vormen van verwaarlozing en overbescherming herkennen en hun kenmerken verwoorden. Aantonen dat er vaak een nauwe grens is tussen straffen en mishandelen enerzijds en tussen belonen en verwennen anderzijds. De rol van externe begeleidingsmogelijkheden specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden. In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren. 3.2.4. De belangrijkste kenmerken van het schoolkind op het vlak van de lichamelijke, de verstandelijke en de psycho-sociale ontwikkeling weergeven. Factoren die bijdragen tot stimulering van de ontwikkeling, het bevorderen van een positief zelfbeeld en het ondersteunen van de sociale ontwikkeling bespreken.

9 Enkele belangrijke problemen die de opvoeding tijdens deze periode bemoeilijken, duiden. De rol van externe begeleidingsmogelijkheden specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden. In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren. 3.2.5. Het beeld dat de samenleving heeft over jong-adolescenten bespreken. Verklaren hoe de vaardigheid van het abstract denken de jongere in staat stelt de werkelijkheid kritisch te beschouwen. Vergelijken van de, soms conflictueuze, veranderingen in de omgang met de ouders met de aan belang winnende omgang met leeftijdsgenoten. Een opvoedingsmilieu schetsen dat jong-adolescenten enerzijds steun biedt, anderzijds zelfstandigheid stimuleert. Gedragingen formuleren waarbij jongeren zich zullen erkend en herkend zien. Experimenteren met rolpatronen omschrijven als functie van de omgang met leeftijdsgenoten. De wisselwerking tussen overdreven aandacht voor het eigen lichaam en ideaalbeelden in de media analyseren. Bepaalde gedragsproblemen in verband brengen met opgroeien in een normarme omgeving. De rol van externe begeleidingsmogelijkheden specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden. In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren. 4. Omgaan met leeftijdsgenoten. 4.1. Leerinhouden. 4.1.1. Ontwikkelingskenmerken. A. Persoonlijkheidsontwikkeling. Rol van "grote vriendschappen" en "liefdesrelaties" als middel tot zelfdefiniëring en vestiging van een psycho-sociale identiteit. B. Sociale ontwikkeling. - Psychosociaal functioneren: iemand willen zijn, en anderen helpen iemand te zijn.

- Uitbreiding van de sociale omgeving: diverse groepen van leeftijdsgenoten, volwassenen. - De jonge mens wil de maatschappij verbeteren terwijl de maatschappij van de jeugd vernieuwde kracht en dynamiek verwacht. 4.1.2. Opvoedingsondersteuning. Omgeving met voldoende positief stimulerende identificatiefiguren: ouders, vrienden, leerkrachten,... 4.1.3. Problematische situaties. A. Problemen in verband met de persoonlijkheidontwikkeling. - under- en overachievers; - Slaafse onderwerping aan zelfgekozen ideaalbeeld; - Negatieve identiteit; sociaal onaangepast gedrag. B. Problemen die verband houden met de sociale ontwikkeling. - Jongeren en subculturen; 10 4.1.4. Externe begeleidingsmogelijkheden P.M.S.-centrum en studie- en beroepskeuze. Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. Comité Bijzondere Jeugdzorg versus Jeugdrechtbank. 4.2. Doelstellingen. 4.2.1. Illustreren dat grote vriendschappen of experimentele liefdesrelaties middelen kunnen zijn ter zelfdefiniring. Een aantal specifieke kenmerken aangeven die eigen zijn aan de sociale ontwikkeling in deze leeftijdsperiode en beschrijf hun invloed op de persoonlijkheid. 4.2.2. Het belang beschrijven van positief stimulerende identificatiefiguren voor de sociale integratie. 4.2.3. Eigen beperktheden en mogelijkheden onderkennen en de gevolgen op de beroepsloopbaan inschatten. Houdingen van jongeren tegenover subculturen formuleren, positieve reactievormen beschrijven. 4.2.4. De rol van externe begeleidingsmogelijkheden specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden. In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren.

11 5. Volwassenheid. 5.1. Leerinhouden. 5.1.1. Relatieve leeftijdsgrens. - Volwassenheid als eindpunt van de opvoeding. - Volwassenheid als geleidelijk proces. - De relativiteit van het begrip volwassenheid. - De jong-volwassene. - afbakening; - werkenden versus studerenden. 5.1.2. Partnerkeuze. A. Elementen die een rol kunnen spelen bij de partnerkeuze: opvoeding, opleiding, ras, buurt, godsdienst, sociale klasse,... B. Aandachtspunten bij het opbouwen van een relatie: - Communicatievaardigheid; - Persoonlijkheidsaspecten; - Belangstellingssfeer; - Geborgenheid. Liefde. Affectie; - Vertrouwen. C. Rolverdeling - Persoonlijke ruimte; - Taakverdeling. - Emancipatie. D. Externe begeleidingsmogelijkheden. - Centrum voor Gezins- en Levensvragen. - Centrum voor Gezins- en Sexuele Opvoeding. - Centrum voor Geestelijke Gezondheid. - Medisch Psychologisch Consultatiebureau. - Tele-onthaal. 5.1.3. Beroepskeuze. A. Betekenis van arbeid. - Gevoel van eigenwaarde; - Zin geven aan het bestaan; - Sociale contacten; - Inkomen; - Macht en status. B. Beroepskeuze. B.1. Informatie over opleidingen en studiefinanciering. - HOBU; - Universitair Onderwijs; - Sociale Promotie;

12 - Opleidingen van de VDAB; - Middenstandsopleidingen. - Studiefinanciering. B.2. Kennis van jezelf. - Intelligentie; - Waarden; - Aspiratieniveau; - Motivatie en belangstelling; - Belang van carrière, vrije tijd, gezin. C. Problemen bij werkloosheid. C.1. Persoonlijke problemen: cf. betekenis van arbeid. Bij alle factoren die betekenis geven aan arbeid kunnen problemen ontstaan. C.3. Gezinsproblemen. - Financieel; - Relatieproblemen; - Opvoedingsproblemen. C.4. Risicogroepen. - Vrouwen (aspiratieniveau cf. B.2); - Laaggeschoolden; - Kansarmen; - Discriminatiegevoelige groepen. D. Externe begeleidingsmogelijkheden. - P.M.S. - Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling; - O.C.M.W.; - Vakbonden; - Kinderopvang. 5.2. Doelstellingen. 5.2.1. Met eigen woorden verklaren waarom het moeilijk is precies te omschrijven wanneer iemand volwassen is. Uit observaties en ervaringen afleiden dat jongeren die langer studeren later als volwassen worden aanzien dan werkende jongeren. Belangrijke vragen, die men zichzelf stelt voor de nabije toekomst, formuleren en vergelijken met vragen van anderen. 5.2.2. De factoren van de maatschappelijke context bij de partnerkeuze omschrijven en motiveren. Herkennen op basis waarvan men een partner kiest en hierover eventueel durven reflecteren.

13 Vanuit voorbeelden uit het dagelijks leven/teksten/video afleiden dat de samenlevingsvorm ondergeschikt is aan de kwaliteit van de relatie. Motiveren dat het uitbouwen van een eigen persoonlijkheid een voorwaarde is voor een echte emancipatie zowel bij mannen als vrouwen. De eigen verwachtingen i.v.m. de rolverdeling kritisch evalueren en vergelijken met anderen. De rolverdeling in eigen gezin analyseren. 5.2.3. Motiveren waarom men later al dan niet een beroep wil uitoefenen en dit kritisch vergelijken met de anderen. De betekenis die arbeid in onze samenleving kan vervullen uitleggen en vergelijken met de eigen motivatie. De verschillen tussen de diverse opleidingsmogelijkheden uitleggen. Een aanzet in de eigen beroepskeuze maken uit de aangeboden beroepen en opleidingen. Zichzelf kritisch evalueren m.b.t. de beroepskeuze. Factoren die een rol spelen bij de beroepskeuze verklaren. Zelf analyseren welke elementen een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij de keuze van zijn beroep. Bij het P.M.S.-centrum in de buurt zelfstandig de voorwaarden voor het verkrijgen van een studiebeurs inwinnen. Uit teksten/gesprekken... de persoonlijke problemen bij werkloosheid afleiden. Uit teksten/gesprekken... de gezinsproblemen bij werkloosheid afleiden. De belangrijkste risicogroepen van werkloosheid geven en uitleggen. Zelf een plan opstellen hoe men zich beter kan wapenen tegen werkloosheid en haar eventuele gevolgen.

6. METHODOLOGISCHE WENKEN 14 6.1. Inleiding. De cursus opvoedkunde mag geen theoretische cursus worden. Bij elk onderdeel wordt uitgegaan van ervaringen van de leerlingen, hun belevingswereld, teksten uit tijdschriften, beelden... Het belangrijkste is dat ze inzichten verwerven in de opvoeding en het omgaan met kinderen en leeftijdsgenoten. Hiertoe is inzicht in de eigen persoonlijkheid noodzakelijk. 6.2. Opmerkingen bij het leerplan. In het leerplan is voor elk hoofdstuk opgenomen: Leerinhouden. Doelstellingen. De doelstellingen geven aan wat van de leerlingen verwacht wordt. Zij duiden ook de opvattingen van de commissie aan in verband met de te behandelen leerinhouden. De doelstellingen die in het leerplan zijn opgenomen bij elk hoofdstuk vormen het uitgangspunt van de evaluatie. Deze doelstellingen kan U aanvullen en diversifiëren. De leerlingen dienen deze, door u nagestreefde doelstellingen, te kennen. 6.3. Attitudes. Het zou ons te ver geleid hebben om bij het bepalen van de doelstellingen per hoofdstuk steeds terug te keren met dezelfde na te streven attitudes bij de leerlingen. Bij de behandeling van elk hoofdstuk streeft men de volgende attitudes na: - belangstelling voor de opvoeding van kinderen, jongeren en leeftijdsgenoten. - belangstelling voor individueel gedrag in relatie tot de context; - openstaan voor concrete opvoedingssituaties en maatschappelijke problemen in relatie tot opvoeding en relatiebekwaamheid. - bereidheid tot reflectie; - luisterbereidheid en uitkomen voor eigen mening; - interactief participeren; - inlevingsvermogen in situaties; - kritische ingesteldheid; - assertiviteit en doorzettingsvermogen; - nieuwsgierigheid en informatietolerantie; - zin voor analyse en synthese. 6.4. Vakoverschrijdend overleg. Vakoverschrijdend overleg met collega's van de optionele en levensbeschouwelijke vakken is noodzakelijk. Dit zal overlappingen vermijden.

6.5. Cursus. 15 Leerlingen veel laten noteren is uit den boze. Het is slechts aangewezen dat de leerlingen bijkomende notities nemen en dat er na elk hoofdstuk klassikaal een synthese wordt opgebouwd. De leerlingen moeten beschikken over een cursus, die u kan opstellen aangevuld met voorbeelden, tijdschriftartikels. Voor het eerste jaar dat u dit vak geeft kan de cursus geleidelijk samengesteld worden. In de cursus wordt voor elk hoofdstuk opgenomen: - de leerplandoelstellingen, desgevallend aangevuld met gedifferentieerde doelstellingen. - de leerstof, geïllustreerd door voorbeelden, case studies, teksten... - informatieve-, verwerkings-, synthese-, zelfevaluerende taken. 6.6. Jaarplanning. De commissie raadt volgende tijdsbesteding aan per leerplanonderdeel. Eerste jaar: 1. Inleiding : 4 lesuren. 2. Omgaan met mensen : 18 lesuren. 3. Omgaan met leefijdsgebonden doelgroepen 3.1. Inleiding. : 2 lesuren. 3.2. Omgaan met kinderen van 0-3 jaar : 10 lesuren. 3.3. Omgaan met kinderen van 3-6 jaar : 12 lesuren. Tweede jaar: 3.4. Omgaan met kinderen van 6-12 jaar: 10 lesuren. 3.5. Omgaan met jong-adolescenten : 10 lesuren. 4. Omgaan met leeftijdsgenoten : 14 lesuren. 5. Volwassenheid : 16 lesuren. 6.7. Uitleg bij de inhouden en methodologische wenken bij elk hoofdstuk. 1.1.1. De begrippen omschrijven o.m. na bespreking van een case-study, videofragment van een soapserie, een assisenverslag. Uitgaan van opvoedingsmilieus en eigen ervaringen (gezin, jeugdclub, school,...) het begrip opvoedkunde illustreren. 1.1.2. Uitgaan van bijvoorbeeld een rondvraag omtrent de studie- en beroepsinteresse. 2.1.1. Uitgangspunt vormen verschillende voorbeelden van concrete interacties in afgebakende situaties (leerlingen in klassituaties, jongeren in clubs, autobusreizigers, ). Tevens kunnen rollenspel, filmfragmenten gebruikt worden.

16 2.1.2. Uit de analyse van menselijke interacties in de in 2.1.1. bestudeerde situaties worden de nodige theoretische begrippen, relaties en structuren, vulling gegeven. cf.bv. Holzhauer F. Omgaan met mensen. 2.1.3. Uitgangspunten: ervaringen, gesprekken tussen leerlingen, beeldfragmenten uit een populaire TV-reeks, stripverhalen. Hieruit worden de voorgeschreven inhouden in A, B, C en D afgeleid. De communicatiebevorderende vaardigheden worden afgeleid uit de voorbeelden in 2.1.1. Ze worden in rollenspelen, kleine gespreksmomenten ingeoefend. 2.1.4. Uitgangspunten: verschillende concrete situaties laten spelen, reacties van de leerlingen analyseren en vergelijken. Daaruit de begrippen afleiden. Vragenlijst waarbij leerlingen schriftelijk hun reacties weergeven. De analyse van interactie in verschillende situaties geeft aanleiding tot het funderen van de begrippen. Belangrijk is dat leerlingen korte oefenmomenten krijgen waarbij hun assertiviteit in concrete situaties wordt verhoogd. Het bepalen van de eigen mening in relatie tot die van reclameboodschappen, kranten en tijdschriften, radioen TV-programma's kan voor de leerlingen een goede oefening betekenen. 3.1.1. Het is geenszins de bedoeling een cursus ontwikkelingspsychologie te geven. Bij elke ontwikkelingsperiode kan de leerkracht de opdracht formuleren de externe begeleidingsinstanties in eigen regio op te zoeken en te rubriceren in een persoonlijke sociale kaart. De "Sociale kaart" van de streek is te verkrijgen bij de sociale dienst van de gemeente/stad of OCMW. Voorbeelden van hulpverlenende diensten: Mutualiteit, Vlaams Fonds, Revalidatiecentra, Centra voor vroegtijdige opsporing, Buitengewoon Lager Onderwijs, Centra voor Levens- en Gezinsvragen, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Dagcentra voor begeleiding van gezinnen met opvoedingsmoeilijkheden, Comité Bijzondere Jeugdzorg, Kind in Nood, Diensten voor Opvanggezinnen. Kindertelefoon,... De factoren aanleg en milieu, gevoelige periode, aantonen aan de hand van de wilde van Aveyron. 3.1.2. Een geleid bezoek aan een onthaalmoeder, een peutertuin, een gesprek met afgevaardigden van Kind en Gezin, het bekijken van videobeelden, schematische ontwikkelingen, kunnen een basis zijn.

17 3.1.3. Een uitgebreid studiebezoek aan een kleutertuin, een goed gesprek met kleuterleidsters of ouders met kinderen op deze leeftijd kunnen goede uitgangspunten zijn voor dit onderdeel, naast video-beelden, beschrijvende teksten. Belonen, straffen. In een aantal case-studies kunnen de leerlingen aangeven wat ze goed/fout vinden aan de aanpak die in het verhaal beschreven wordt. Hieruit worden de verschillende soorten straf/beloning afgeleid en in een leergesprek de voor- en nadelen van elke vorm besproken. Het is van groot belang dat de leerlingen inzien dat ouders/opvoeders heel wat kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van het kind. Het moet duidelijk zijn dat het spel hierbij een zeer belangrijke rol speelt en dat het niet "zomaar spelen" is. Voorbeelden laten geven van spellen en spelen ter ontwikkeling van de verschillende domeinen. Nodig een vertegenwoordiger van Kind in Nood uit.krantenknipsels aangaande kinderverwaarlozing, -mishandeling bespreken en de leerlingen confronteren met de echtheid van het probleem en de frequentie ervan in onze maatschappij. Eventueel brengt de klas een bezoek aan een revalidatiecentrum en de verschillende disciplines, of gebruikt men een video van een centrum. 3.1.4. Voorafgaande opdrachten voor het verzamelen van materiaal kan interessant zijn: gesprekken met onderwijzers, jeugdleiders, ouders, P.M.S.-medewerkers; bekijken van beeldfragmenten; analyseren van artikels, teksten. Leergesprekken waarbij men afleidend uit de ontwikkelingskenmerken de stimuli voor de opvoeding vastlegt, lijkt ons de meest aangewezen weg. Een gelijkaardige handelswijze kan gebruikt worden voor het onderkennen van probleemsituaties. 3.1.5. Algemene omschrijving van adolescentie. cf. Erikson. Adolescenten heroriënteren zich en ervaren zichzelf kritisch: via een proces van experimenteren maken zij zich vertrouwd met nieuwe mogelijkheden terwijl zij ook beperkingen accepteren. De adolescent wil zich erkend en herkend voelen door mensen die hij als belangrijk ervaart. In de interacties met hen komt hij tot keuzen en gaat hij verplichtingen aan die grote consequenties hebben voor de toekomst. De samenleving heeft vaak een stereotiep beeld van de jong-adolescent; door middel van interviews met personen van verschillende leeftijden (leerkrachten, ouders,

18 ouderen, hulpverleners, jonge leerlingen in de school) kunnen de leerlingen kennis nemen van het beeld dat de samenleving heeft over de jong-adolescent. Voor de psychische aspecten van lichamelijke veranderingen in de adolescentie behandeld worden, moeten de leerlingen een beeld hebben van die lichamelijke veranderingen. Dit kan gebeuren aan de hand van een video. Bijvoorbeeld "Puberteit" uit de reeks Gezond Leven. Overleg met collega's van aanverwante vakken is fundamenteel. De behoeften aan zelfstandigheid van de jong-adolescent enerzijds, de omgeving die meer zelfstandigheid eist anderzijds en daarbij de feitelijke afhankelijkheid van de ouders, kan aanleiding geven tot conflictueuze situaties. Concrete voorbeelden kunnen dit herkenbaar maken. De omgang met leeftijdsgenoten situeren als tussenstap in de groei naar zelfstandigheid. Laat de leerlingen het ideaalbeeld construeren dat de media ons voorhouden. Deviant gedrag gaat in de meeste gevallen samen met problematische ontwikkelingspatronen, die op hun beurt weer vaak samengaan met problematische opvoedingssituaties. De leerlingen moeten de relaties tussen de genoemde componenten vatten. Deze ontwikkelingsperiode kan soms turbulent verlopen, en door de samenleving als moeilijk omschreven worden, toch verloopt ze slechts zelden problematisch. De leerlingen dienen te beseffen dat in de meeste gevallen "alles weer goed komt". 4.1.1. Als gevolg van de psychische ontwikkeling gedurende de vorige periode ontstaat geleidelijk het besef van identiteit. Namelijk de persoon die zichzelf beleeft als iemand met een herkenbare levensstijl die vrij consistent is en voor de omgeving als zodanig herkenbaar is. Uit de observatie van gedragingen van leeftijdsgenoten, case-studies en de literatuur (cf. de Wit; Verhofstadt; zie bibliografie) kunnen de onderwerpen aangekaart en daarna via leergesprekken gerealiseerd worden. Belangrijk hierbij is dat de leerlingen zich bewust worden van hun eigen kunnen en zijn, evenals van de problematieken die daaruit kunnen volgen in de omgang met ouders, volwassenen en leeftijdsgenoten. 4.1.2.Bespreking van eigen identificatiefiguren en het gebruik ervan in de media.(preventiecampagnes) 4.1.3. Uitgangssituatie: observaties; artikels in tijdschriften, literatuur(cf. voorgaande),...

19 Belangrijk hierbij is dat via leergesprekken gestreefd wordt naar: - een duidelijke bewuste houding tegenover zichzelf en het eigen "kunnen" en "zijn". - de gevolgen van hun mogelijke "houdingen" tegenover hun relationele omgeving inschatten en de reactie erop begrijpen. Persoonlijkheid: belangrijk is het bewustworden van gedragingen in relatie tot anderen. Bespreken van modeverschijnselen, voorkeur voor muziekgenres, ontspanningsleven, kunnen uitgangspunten zijn. Soms vorming van negatieve identiteit waarbij houdingpatronen worden opgebouwd, verbonden met rollen en rolverwachtingen die door de maatschappij niet worden getolereerd. Gevolgen: sociaal isolement en uitstoting; sociaal onaangepasten of delinquenten. 4.1.4. Bij elke ontwikkelingsperiode kan de leerkracht de opdracht formuleren de externe begeleidingsinstanties in eigen regio op te zoeken en te rubriceren in een persoonlijke sociale kaart. 5.1.1. Uitgangspunten vormen leergesprekken, rollenspellen, discussies. 5.1.2. Leerlingen pogen een lijst van elementen op te stellen op basis waarvan men een partner kiest. Hierbij unnen ze op eigen ervaringen steunen of vanuit analyses van voorbeelden uit de directe omgeving. Een jonge migrant komt vertellen over de relatie- en gezinsmoraal in zijn/haar cultuur. De leerlingen kunnen hun persoonlijke verwachtingen weergeven aangaande een goede relatie en die vergelijken met de mening van anderen. Rolverdeling. Vertrekpunt kan een leergesprek, een rollenspel, zijn over de traditionele rolverdeling en wat de leerlingen zelf verwachten. Dit kan leiden tot discussie. Zeker interessant als je een gemengde klas hebt. Eigen gezin analyseren en in kaart brengen m.b.t. de rolpatronen en deze analyses onder elkaar vergelijken. De leerlingen alleen of in groep een plan laten opstellen omtrent hun toekomstige rol als partner. Belangrijk is dat terzelfdertijd de problemen in verband met de invloed van de rolpatronen op de vrouw worden besproken: o.m. - lager aspiratieniveau bij vrouwen;