EEN DUURZAAM CONTRACT MET DE BUURT?



Vergelijkbare documenten
Federaal Plan Armoedebestrijding. Reactie van BAPN vzw. Belgisch Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting EU /11/2012

HOUDENDE ORGANISATIE VAN DE STEDELIJKE HERWAARDERING.

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

BRUSSELS PROGRAMMA VOOR HET ONDERWIJS EN ACTIEPLAN VAN DE DIENST SCHOOLFACILITATOR VOOR 2016

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Extern MVO-management. MVO-management, duurzaamheid en duurzame communicatie

TD ECOBOUWEN EN DUURZAME ONTWIKKELING IN HET BRUSSELS GEWEST

ADVIES. Ontwerp van Schema voor Handelsontwikkeling september 2018

We doen zeven aanbevelingen om de aanpak van drukte en de leefbaarheid te

THEMA 7 : De energiefactuur van de huurders en van de inwonenende eigenaars verlichten

Inhoud. Woord vooraf 5 Inleiding 7 Inhoud 11 Lijst van afkortingen 17

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010

Verantwoordelijke uitgever : Philippe Pivin, Belgische Onafhankelijkheidslaan Koekelberg. «Historisch Koekelberg»

Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee

EUROPEAN DISABILITY FORUM...

Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 17 MAART 2011.

Functiefamilie ET Thematische experten

IN ZES STAPPEN MVO IMPLEMENTEREN IN UW KWALITEITSSYSTEEM

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

Duurzaamheidbalans en RFSC Ervaringen Tilburg. Wordt Tilburg daarmee duurzamer?

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

ADVIES 2 A Integratie van de genderdimensie

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Inkoop- en aanbestedingsbeleid gemeenten Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Opsterland. Versie 1 Juli 2016

gelet op het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering van 27/05/2010 tot uitvoering van de voornoemde ordonnantie;

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces

FUNCTIEFAMILIE 1.3 Technisch specialist

OPLEIDING DUURZAME GEBOUWEN

Ex ante evaluatie van beleid en regelgeving: focus op impact assessments VEP studiedag 30 april 2010

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

De kracht van een goede opdracht

Initiatiefvoorstel klankbordgroepen

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie houdende de oprichting van een «stedelijke vrijhandelszone» 17 april 2013

artikel SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

Communicatieplan WTH Vloerverwarming in het kader van de CO2-Prestatieladder

Analyse van het tewerkstellings- en doelgroepenbeleid Minder doelgroepen voor meer jobs

Steunpunt Wonen : van onderzoeksvragen naar resultaten en beleidsimpact

Meer grip op klimaatbeleid

Raadsbijlage Voorstel inzake duurzame ontwikkeling in Eindhoven

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting?

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België.

FUNCTIEFAMILIE 5.3 Projectmanagement

ARMOEDE- INDICATOREN

Communicatieplan Energie- & CO 2

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Opleiding voor een ecologische keuze van bouwmaterialen

Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING,

Functiebeschrijving Dossierbehandelaar stedenbouwkundige dossiers

Alternatief voor Regeerakkoord Regie in eigen hand door persoonsgebonden en persoonsvolgende bekostiging

Functiebeschrijving CLUSTERVERANTWOORDELIJKE NIET-VERPLICHTE HULPVERLENING B4-B5

Doelmatigheidsonderzoek Externe geldstromen

Vastgoed. Plan van Aanpak. Versie: Definitief Bestandsnaam: Datum opgesteld: Voor akkoord: Plan van aanpak: Vastgoed.

Reglement projectondersteuning Gentenaars zonder Grenzen

Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen. Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014

1. De Vereniging - in - Context- Scan Wijk-enquête De Issue-scan en Stakeholder-Krachtenanalyse Talentontwikkeling...

Tweede Europese Forum over de cohesie Georganiseerd door de Europese Commissie

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Jouw sportinfrastructuur en omgeving ECOSPORTIEF

4.2 Inzichten in de behoeften en verwachtingen van de belanghebbenden. 4.3 Het toepassingsgebied van het milieumanagementsystee m vaststellen

De energiedimensie in het werk van het Netwerk Wonen BRUFoDébat 19/06/2014. Henry Devondel Cleo Swinnen

BAROMETER 2018 SMART CITIES IN BELGIË

Grensoverschrijdende territoriale samenwerking: België Duitsland Ierland Frankrijk Luxemburg Nederland Verenigd Koninkrijk Zwitserland

Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting. Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Toezichtvisie van de Raad van Toezicht

ENERGIENEUTRALE REGIO MET EEN SOCIALE REFLEX DE REGIONALE ENERGIESTRATEGIE ZUID-WEST-VLAANDEREN. Energiedag voor lokale besturen 19 maart 2013

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende bouwplaatsen op de openbare weg. 21 september 2017

Tabel competentiereferentiesysteem

Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen

OPEN. 21 punten voor Nijkerk in

Spoorboekje. Beeldvorming. Oriëntatie op de bestuurlijke toekomst van de gemeente Landsmeer. Oordeelsvorming Besluitvorming

DE ENERGIEPRESTATIES EN HET BINNENKLIMAAT VAN GEBOUWEN (EPB)

EmployabilityDriver. Waarom een strategische discussie over employability beleid?

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

ADVIES. 24 april 2019

Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

WIN ALS EERSTE THE BLUE HOUSE

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

COHESIEBELEID

Opleiding Adviseur in ecorenovatie

ADVIES. Ontwerp van richtplan van aanleg. «Voormalige kazernes van Elsene» 21 februari 2019

Samen kinderarmoede voorkomen en bestrijden. Consultatiemoment voor de opmaak van het tweede nationaal kinderarmoedebestrijdingsplan (17 juni 2016)

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING,

Collegebesluit Collegevergadering: 11 december 2018

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Inhoudstafel. 1. Inleiding De Europese integratieparadox...11

R A P P O R T Nr

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING VERSIE 3 APRIL 2017

Participatie binnen het gemeentelijk mobiliteitsbeleid Specialisatiecursus VSV 28ǀ02ǀ2013. Samenvatting en conclusies

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

RENOVATIE/RESTAURATIE VAN DE VOORMALIGE ONDERNEMINGEN «BYRRH» gelegen Dieudonné Lefèvrestraat 4 in 1120 Brussel

Transitie circulaire economie en stad in een ruimtelijke/stedenbouwkundige context

Duurzaam Inkopen in onderwijs. Betty de Keizer De Keizer Kennismakelaar

Provinciale Staten van Noord-Holland

ADVIES. Operationeel Programma van de Europese Structuurfondsen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 15 mei 2014

Fair Tourism BELEIDSNOTA. Grant Agreement No.: UK01-KA

A ESR. Aanvrager. Minister Fremault Aanvraag ontvangen op 12 mei 2016 Aanvraag behandeld door

Voorstel van de Rekenkamer

Transcriptie:

HET WIJKCONTRACT, EEN DUURZAAM CONTRACT MET DE BUURT? Een inventarisatie over de aanwezigheid van duurzaamheidscriteria in de brusselse wijkcontracten ACDuS/Gsso

HET WIJKCONTRACT, EEN DUURZAAM CONTRACT MET DE BUURT? Een inventarisatie over de aanwezigheid van duurzaamheidscriteria in de brusselse wijkcontracten Werk gerealiseerd in het kader van de ACDuS (Actiecel Duurzame Stad) Samenwerking tussen het BIM (Brussels Instituut voor Milieubeheer), de VSGB ( Vereniging van de Stad ende Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en het Gsso. Gsso Ans Rossy Decembre 2004

INHOUDSTAFEL VOORWOORD 1 INLEIDING 3 Waarom deze inventarisatie? 3 1. DUURZAME ONTWIKKELING: ENKELE UITGANGSPUNTEN 4 1.1. De achtergrond 4 1.2. De principes 6 1.3. De handelingsmethoden 7 1.4. De relatie duurzame ontwikkeling en wijkcontracten 9 1.5. Het wijkcontract: een schets van het instrument 11 2. DE INTERVIEWS 13 2.1. Bevatten wijkcontracten en lastenboeken duurzaamheidscriteria? 14 2.2. Wat verstaat u onder duurzame huisvesting en duurzame wijkcontracten? 16 2.3. Welke obstakels bestaan voor de implementatie van DO in wijkcontracten? 18 2.4. Welke actoren ontbreken nu in het proces om tot meer duurzaamheid te komen en op welke wijze kunnen die betrokken worden? 21 2.5. Welke informatie- en trainingsbehoefte bestaat er bij de actor en wie zou daarin een rol kunnen spelen? 23 3. DE BRUSSELSE PREMIES VOOR RENOVATIE EN GEVELS 25 3.1. Bevatten de premies duurzaamheidscriteria? 26 3.2. Welke obstakels bestaan voor het duurzaam maken van de premies? 27 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 29 4.1. Conclusies 29 4.2. Aanbevelingen 33 TOT SLOT 38 BIJLAGE: Wijkcontracten 2005 Type-planning voor programma-ontwikkeling Het wikjcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004

VOORWOORD Duurzame Ontwikkeling is nog vaak een ver van mijn bed verhaal. Dat is wellicht niet zo verwonderlijk, want de complexiteit en mondialiteit van duurzame ontwikkeling (hierna DO) geeft veel mensen het idee dat ze daar zelf niets aan kunnen doen. DO speelt echter op alle niveaus, zowel mondiaal en nationaal als ook regionaal en lokaal, maar ook individueel. Het lokale niveau is bij uitstek het niveau waar strategische keuzes inzake duurzaamheid tot uitvoering kunnen worden gebracht en door de nabijheid ook zichtbaar worden (gemaakt). DO beslaat immers alle beleidsterreinen en sectoren in de samenleving en vraagt om een coherente, integrale, transversale en lange termijn aanpak met bepaling van prioriteiten en formulering van concrete doelstellingen. Het is hier niet de plaats om al die terreinen en mogelijke interventies uit te werken, maar in dit rapport staat één van die thema s van DO centraal, namelijk huisvesting en buurtontwikkeling en meer specifiek het instrument wijkcontract. Het wijkcontract is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het belangrijkste instrument voor stadsherwaardering en stadsvernieuwing, waarbij het om veel meer gaat dan de spreekwoordelijke bakstenen. Het wijkcontract is 10 jaar geleden ingevoerd door de gewestelijke regering als middel om de problematiek van achterstandswijken, zoals: verloedering van panden, armoede, hoge werkloosheid, slechte huisvesting, etc. samen met de gemeenten aan te pakken. Het instrument bevat als zodanig al een aantal elementen die fundamenteel zijn voor DO, namelijk de wijkproblematiek vanuit een brede visie betrachten en in samenwerking met diverse lokale actoren tot oplossingen komen. De mate waarin DO criteria deel uitmaken van de wijkcontracten is het doel van onderliggende inventarisatie. Deze eerste inventarisatie sluit aan bij de intenties van de Brusselse regering die in haar regeerakkoord 2004-2009 bij diverse beleidsinterventies pleit voor duurzaamheid, een coherente visie op lange termijn met een voorkeur voor beleid dat in partnership wordt uitgevoerd, de bepaling van kwantificeerbare en evalueerbare doelstellingen en het opstellen van indicatoren om het gevoerde beleid te kunnen meten. Zo spreekt het regeerakkoord over: betaalbare woningen voor de minst bedeelden, aandacht voor eco-constructie, het bouwen met naleving van een hoge milieukwaliteit en banen die voortvloeien uit het milieubeleid. gezondheid, afvalpreventie, huisvesting als horizontaal element door alle beleidslijnen van de overheid, tewerkstellingsprogramma s meer richten op de sociale huisvestingsector, maar ook over de invoering van een nieuw hoofdstuk over de economische ontwikkeling in de wijkcontracten en vergemakkelijking van de stedenbouwkundige procedures. Kortom, een goede basis om op voort te bouwen. Aldus heeft het Gewestelijk Secretariaat voor Stedelijke Ontwikkeling (Gsso) in het kader van de Brusselse Actie Cel Duurzame Stad (ACDuS) een eerste inventarisatie uitgevoerd naar de mate waarin duurzaamheidscriteria al dan niet deel uitmaken van de huidige wijkcontracten en de lastenboeken, wat de eventuele obstakels zijn om deze in te voeren en welke ideeën er in het werkveld bestaan omtrent duurzaamheid in wijkcontracten. Tevens zijn de premies van het Brusselse Gewest voor particulieren, renovatie en gevels, onderzocht op duurzaamheidsaspecten. De studie en het rapport zijn uitgevoerd door Ans Rossy, projectmedewerkster van ACDuS. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 1

De inventarisatie bestond uit diepte-interviews met in totaal 32 personen van de belangrijkste actoren in Brussels, zijnde: studiebureaus, architecten, projectleiders en technische ondersteuning van de gemeenten, opdrachthouders van het Gsso, vzw s en administraties van het Gewest. In dit rapport vindt u in Hoofdstuk 1 een aantal principes inzake duurzame ontwikkeling uitgewerkt en hoe zich dit vertaalt naar stedenproblematiek en wijkcontracten, vervolgens in Hoofdstuk 2 en 3 een verslag van de interviews, respectievelijk inzake de wijkcontracten en de premies. In Hoofdstuk 4 volgen de conclusies en aanbevelingen. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar alle geïnterviewden die tijd hebben willen vrijmaken voor de interviews, die gemiddeld toch zo n twee uur duurden. Behalve de tijd die zij beschikbaar stelden waren hun openhartigheid en hun actief en constructief meedenken omtrent duurzame ontwikkeling en de wijkcontracten onmisbaar voor het meten van de temperatuur van het water. Gewestelijk secretariaat voor stedelijke ontwikkeling,, Gsso vzw Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 2

INLEIDING Waarom deze inventarisatie? In het kader van de Actie Cel Duurzame Stad heeft het Gsso het initiatief genomen het wijkcontract en de huidige premies aan particulieren voor renovatie en gevels te onderzoeken op duurzaamheid. Gezien de beperkte tijd en personele inzet (één persoon) lag de nadruk op het onderzoeken van de volgende aspecten: de perceptie van de sleutelactoren omtrent DO in de wijkcontracten en de lastenboeken, in welke mate zijn aspecten van duurzaamheid momenteel al of niet geïntegreerd, wat zijn mogelijke obstakels om deze te integreren, welke actoren ontbreken en waar ligt de informatie- en de trainingsbehoefte bij de actoren. Doel van dit allereerste onderzoek is d.m.v. diepte-interviews meer zicht te verkrijgen op de huidige stand van zaken omtrent duurzaamheid in wijkcontracten. Het spreekt voor zich dat in dit kader en tijdsbestek het niet mogelijk was een grondige analyse van statistische gegevens of gerelateerde wet- en regelgeving uit te voeren. Deze eerste inventarisatie dient als aanzet tot verdere inhoudelijke acties die zowel op verschillende beleidsniveaus als op verschillende deelaspecten betrekking kunnen hebben. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 3

1. DUURZAME ONTWIKKELING: ENKELE UITGANGSPUNTEN 1.1. De achtergrond De discussies over wat DO is gaan onverminderd voort en het laatste woord is zeker nog niet gesproken. DO is noch het primaat noch de exclusieve taak van een enkeling of één sector. DO gaat ons allen aan en is ons aller verantwoordelijkheid. Elke expertise is van waarde in het proces naar oplossingen en er bestaat niet één standaard oplossing voor DO. Het proces zelf van bewustwording om in samenspraak met anderen, zowel op diverse niveaus als tussen diverse sectoren in de samenleving, naar oplossingen te zoeken en keuzes te maken naar de toekomst is even belangrijk als het eindresultaat. DO is een dynamisch gegeven en de conceptuele inzichten zijn (uiteraard) aan evolutie onderhevig. Zo is het ook niet eenvoudig tot een eenduidige definitie van DO te komen. De meest gebruikte is die van de voormalige Noorse Premier Gro Harlem Brundtland in de VN Wereld Commissie van Milieu en Economie: "Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarbij de mogelijkheden van de toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Het dilemma bij deze definitie is wat precies verstaan moet worden onder menselijke behoefte en vanuit welk perspectief dat wordt bezien. Volgens de Canadese Dr. in de population ecology William E. Rees (2002, p.3) 1, de uitvinder van de ecologische voetafdruk, gaat deze definitie uit van de vooronderstelling dat elke grens aan het vermogen van het milieu om aan menselijke behoeften te voldoen niet wordt ingegeven door de natuur zelf, maar door de staat van de technologie en de sociale organisatie. Hij beschrijft wat hij noemt: de mythe van het bestaande economisch systeem en de globalisering. Dit systeem gaat ervan uit dat expansie (globalisering) welvaart voor iedereen brengt en ziet de economie als een onafhankelijk, zelfregulerend en zelfonderhoudend systeem, waar productie en groei niet serieus beperkt worden door de natuur, het milieu. Bij deze visie bestaat groot vertrouwen in de marktprijs als indicator van schaarste en daarmee het vermogen om oorspronkelijke hulpbronnen te behouden en dat deze door technologische substituten kunnen worden vervangen. Niets is minder waar, aldus Rees, want er wordt volledig voorbijgegaan aan het feit dat de mens in de eerste plaats zelf een ecologische entiteit is en dat door de technologie gedreven expansie van de economie de mens de grootste consument van ecosystemen is geworden. Rees haalt andere onderzoeken aan (2002, p.10) die aantonen dat inkomens die vele malen hoger liggen niet bijdragen tot een betere gezondheid of een hoger welzijn van de bevolking. Integendeel, aan de sterk stijgende problematiek van zwaarlijvigheid, depressies en zelfmoorden in de rijke landen kan niet meer voorbijgegaan worden. Hij haalt (2002, p.10) een onderzoek van Frey en Stutzer 2 aan waaruit blijkt dat in samenlevingen waar de inkomensverschillen het kleinst zijn, de mate van controle over de beslissingen die het dagelijks leven beïnvloeden, de mate van lokale autonomie en de mate waarin de lokale instituties in democratisch zin ontwikkeld zijn, bepalend zijn voor het welzijn. 1 Globalization and Sustainability: Conflict or Convergence? William E. Rees, PhD in Bulletin of Science, Technology and Society, 22 (4): (August 2002) 2 Happiness and Economics - Frey, B. and Stutzer, A., NJ: Princeton University Press - 2002 Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 4

Tenslotte noemt Rees (2002, p.11) dat de productie en het onderhoud van onze lichamen en alle economische goederen en diensten in wezen een consumptieproces zijn, dat eerst een grote(re) hoeveelheid energie (fossiele brandstof) en materialen, die door de natuur geproduceerd worden, opverbruikt. Dat betekent dat marktprijzen daarom onbetrouwbare indicatoren zijn van ecologische schaarste. Sterker nog, en ik zou hieraan toevoegen; marktprijzen weerspiegelen op geen enkele wijze de werkelijke (duurzame) kost van een product of dienst, omdat bijvoorbeeld ook het effect op (de kost van) gezondheid niet wordt meegewogen. Zo definieert Rees in zijn lezing van 4 december 2004 in Brussel 3 de ecologische voetafdruk van een specifieke populatie als: Het grondgebied, water en ecosystemen, waar dan ook op aarde, die nodig zijn om continue de bronnen en materialen te produceren die de bevolking consumeert en het afval dat zij produceert te verwerken. Dit principe legt, volgens Rees, bloot dat de rijke naties door hun geweldige koopkracht de mogelijkheid hebben (d.m.v. wereldhandel) deze ecologische schuld te financieren door haar ecologische voetafdruk ver buiten het eigen grondgebied te exporteren naar elders. De per capita voetafdruk correleert met de hoogte van het inkomen. Zo bedraagt, volgens Rees (2002, p. 13), de gemiddelde voetafdruk op aarde ± 2,8 hectare per persoon, in het rijke westen kan dat variëren van 5 tot 12 ha., bij China is dat minder dan 2 ha. Voor de lezing had William Rees een ecologische voetafdrukberekening voor België en Brussel gemaakt. België heeft de vierde grootste voetafdruk na de VS, Canada en Australië en ruim voor Duitsland, Nederland en het VK. De afdruk voor Brussel (na extrapolatie van nationale statistische gegevens ) is 6,7 ha/p.p.. Die afdruk is 408 maal groter dan het oppervlak van de stad zelf en 2,1 keer het oppervlak van België. Berekeningen geven aan dat slechts 1,8 ha/p.p. beschikbaar is op aarde en dat de mensheid nu al de draagkracht van de aarde met 40% heeft overschreden. Om het nog duidelijker te stellen, als de huidige wereldbevolking met de huidige stand der technologie op het welvaartsniveau van Canada zou zitten, zouden we drie extra aardes nodig hebben! 3 Studiedag IV: The Urban Area Resource for Sustainable Development Institut Supérieur d Architecture Saint-Luc in Brussel op 4 december 2004 Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 5

1.2. De principes DO is in essentie een verdelings- en een beheersvraagstuk, zowel in tijd (tussen generaties) als in ruimte (noord-zuid en lokaal-globaal). DO gaat om een evenwichtige verdeling tussen sociaal, economisch en ecologisch kapitaal. Een aantal uitgangspunten zijn hierbij cruciaal: de lange termijn visie, de mondiale dimensie, de onderlinge samenhang, de multi-actor betrokkenheid en inbreng. In elk geval gaat het om een proces van transitie; structurele maatschappelijke veranderingen die zeker 20 tot 25 jaar vergen om de samenleving(en) in duurzame richting te oriënteren. Om te bepalen wat duurzaam dan wel onduurzaam of evenwichtig is gaat het om een continue proces van wetenschappelijke bemiddeling (kennis) en de interpretatie hiervan door normen en waardepatronen in een samenleving (WRR, 2002, p. 23) 4. Dit betekent dat het bij DO gaat om beleid te voeren in een situatie van fragmentarisch inzicht (zover de kennis reikt), onzekerheidsmarges en uiteenlopende en veranderende verwachtingen en waarderingen. Het moeten beslissen in onzekerheid en het calculeren van risico s is meer dan ooit een realiteit. Voor de politiek is het van belang bij het maken van de uiteindelijke beleidskeuzes de dilemma s die in het geding zijn zichtbaar en transparant te maken. Dat wil zeggen, zichtbaar maken welke kennis hieraan ten grondslag ligt en welke afwegingen zijn gemaakt. Op het moment dat de voor- en nadelen van handelingsperspectieven naast elkaar worden gezet, komen ook de dilemma s beter in beeld. Dit kan bereikt worden als diverse stakeholders, zoals kennisinstellingen en organisaties met specifieke expertise, uit welke sector dan ook, gericht samenwerken. Dit impliceert een integrale en sectoroverstijgende aanpak, maar ook een proces van participatie met de burgers en transparantie van de beleidsprocessen. 4 Duurzame Ontwikkeling Bestuurlijke voorwaarden voor een mobiliserend beleid., Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Den Haag 2002. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 6

1.3. De handelingsmethoden Naast de inhoudelijke verdelingsvraagstukken en de te bepalen keuzes kenmerkt DO zich door een strategische en procesmatige aanpak. Dit zijn tevens succesfactoren voor DOhandelen. Kenmerkend voor het ontwikkelen van duurzaam beleid is het implementeren van een handelingsstrategie bestaande uit een aantal stappen en methoden: a. Een gedegen diagnose en analyse van de bestaande situatie, de bestaande gegevens en instrumenten (bv. wettelijke en financiële kaders en statistische gegevens) en de vaststelling van de behoeften, de kansen en bedreigingen (SWOT analyse). Eventueel aanvullend specifiek onderzoek kan gewenst zijn. b. Vervolgens in samenwerking met andere actoren komen tot het ontwikkelen van een strategie, waarbij korte, middellange en lange termijn wordt aangegeven, duidelijke (en meetbare) doelstellingen worden geformuleerd, prioriteiten (in tijd en urgentie) worden aangegeven en coherentie en integraliteit worden nagestreefd. c. Zowel tijdens als aan het eind van bepaalde fasen worden monitoring en evaluaties van de keuzes en processen toegepast en wel op basis van vooraf vastgestelde indicatoren. Deze methode van werken betreft een constant cyclisch proces, waarbij tijdig aanpassingen kunnen worden doorgevoerd. Bij de keuze voor de vorm van de evaluatie kunnen zowel kwantitatieve als kwalitatieve elementen worden getoetst en kan het evaluatieproces zelf als leerproces fungeren. Deze werkwijze stelt vanzelfsprekend eisen aan de (overheids)organisatie zelf, waarbij transparantie, openheid en goed bestuur fundamenteel zijn. In een rapport van het Kenniscentrum Grote Steden Nederland (2003) 5 wordt dit omschreven als het organiserend vermogen van een overheid. Van den Berg, Braun en Van der Meer (1997) 6 omschrijven dit als: Organising capacity is the ability to enlist all actors involved, and with their help generate new ideas and develop and implement a policy, designed to respond to fundamental developments and create conditions for sustainable development. De complexiteit van duurzame stedelijke vraagstukken heeft een integraal karakter, het betreft ruimtelijke interactie en wordt gekenmerkt door de noodzaak van multi-actor samenwerking. De vraagstukken kunnen dan ook niet ruimtelijk geïsoleerd worden gezien of opgelost. Al was het alleen al omdat grootstedelijke problemen zich manifesteren op een schaalniveau dat veelal niet aansluit op de administratieve schaal of structuur. Daarnaast zijn de benodigde middelen om een vraagstuk te behandelen doorgaans verspreid over diverse publieke en private partijen, die niet altijd parallel lopen. 5 De staat van de stad Deelstudies. Rapport van de Adviescommissie Strategische Kennisthema s Grote Steden, Den Haag februari 2003. 6 Berg, L. van den, E. Braun en J. Van der Meer: Metropolitan Organising Capacity; Experiences with organising major projects in European cities Ashgate, Aldershot, UK 1997 Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 7

Al deze elementen vergroten de behoefte en noodzaak aan organiserend vermogen. Om dit te realiseren moeten een aantal voorwaarden in acht genomen worden, namelijk: 1. interactie tussen belanghebbenden optimaliseren, 2. lokaal leiderschap dat sectoroverstijgend is, 3. realiseren van visie, samenwerking en draagvlak, 4. monitoring en evaluatie. Een integrale visie houdt rekening met de interactie tussen de drie pijlers (sociaal, economie en milieu). Een breed gedragen visie en bijbehorende coherente strategie kan het proces van verdere samenwerking bevorderen, verhoogt de participatie van (andere) partners en creëert het noodzakelijke draagvlak voor de te nemen beslissingen en te realiseren doelstellingen. De vroegtijdige betrokkenheid van doelgroepen is bepalend voor de resultaten van de uiteindelijke acties. Een consistente benadering impliceert dat visies en uitwerkingen van verschillende niveaus op elkaar aansluiten. Ten slotte is het meten van resultaten d.m.v. monitoring en evaluatie van groot belang voor de continuïteit van het proces en voor eventuele aanpassingen van visie en strategie. Die processen en de verschillende fasen moeten ondersteund worden door een duidelijk communicatiebeleid. Zoals het cement het bindmiddel is voor de bakstenen van een huis, zo is een goede communicatie(strategie) het bindmiddel tussen al deze fasen, processen en actoren. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 8

1.4. De relatie duurzame ontwikkeling en wijkcontracten Het wijkcontract kan een belangrijk instrument zijn om duurzaam beleid in Brussel vorm te geven. Bij een duurzame ontwikkeling van een stad zijn immers diverse beleidsthema s van belang, zoals: stedenbouw, ruimtelijke ordening, (sociale) huisvesting, mobiliteit, sociale integratie, sport en cultuur, veiligheid, gezondheid, tewerkstelling en leefmilieu. Revitalisatie van wijken vraagt dan ook om een integrale visie en transversale aanpak, waarbij die sociale, economische en ecologische terreinen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zo hebben armoede, sociale uitsluiting, slechte huisvesting en een slecht binnenklimaat een negatieve invloed op de gezondheid. Met alle menselijke en financiële gevolgen van dien. Volgens het Observatoriumvoor Gezondheid en Welzijn Brussel (2004, p. 126) 7 bestaat ook een nauw verband tussen geestelijke en sociale gezondheid én de staat van de woning. Gebrekkige scholing en het wonen in kansarme wijken heeft directe consequenties voor beroepsperspectieven en de financiële situatie. Energie-uitgaven bij een woning in slechte staat wegen zwaar op het toch al beperkte inkomen van risicogroepen en mensen die hele dagen thuis zijn, zoals ouderen en werklozen. In het kader van wijkcontracten is het mogelijk woningen duurzaam te (ver)bouwen 8 : 1. Indien die voldoen aan ecologische normen voor duurzame en milieuvriendelijke materialen, afvalreductie, gezondheid, veiligheid en energie- en waterbesparende toepassingen. Energie-efficiëntie heeft een positief effect op besteedbaar inkomen en op verlaging van de CO2 uitstoot. 2. Beter rekening gehouden wordt met de leefgewoonten en woonbehoeften van bewoners. Woningen kunnen zó gemaakt worden dat eventuele renovatiekosten voor ergonomische en ruimtelijke aanpassingen laag kunnen blijven. Bewoners in een vroeg stadium betrekken bij hun woning en de publieke ruimtes. Dit biedt tevens mogelijkheden om bewoners voor te lichten over hoe ze energie kunnen besparen, maar ook te sensibiliseren over afvalscheiding, consumptiepatronen of beheer van hun (nieuwe) woning en de publieke ruimte. 3. Bouw en renovatie bieden mogelijkheden voor gerichte creatie van werkgelegenheid (zoals in Duitsland), doordat ze arbeidsintensief zijn en specifieke handwerkvaardigheden vragen. De overheid kan dit ook stimuleren door fiscale of economische maatregelen. 4. De milieu-impact wordt gemeten en de kostprijs van een bouwproject wordt gebaseerd op de werkelijke kosten, dus een life-cycle kostberekening doorvoeren. De politiek van herwaardering van wijken in Brussel via het wijkcontract dient dan ook gebaseerd te worden op het perspectief van duurzaamheid. Geïntegreerde wijkaanpak behoeft een grondige analyse van het huidige instrument. Bij het ontwikkelen van een duurzame visie op wijkontwikkeling, dienen de randvoorwaarden, het proces zelf, de uitvoering en de resultaten te worden betrokken. Naast de criteria bij de voorbereiding en uitwerking van het wijkcontract, zijn ook de wettelijke kaders, de financiële en economische 7 Gezondheidsindicatoren Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2004 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel. 8 Zie ook : Concrete voorstellen om de duurzame ontwikkeling te integreren in de sociale woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest B.I.M. rapport n 22, mei 2004 Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 9

stimuleringsmaatregelen en de geformuleerde doelstellingen van het instrument van belang. Tot die kaders behoren de: Regionale en gemeentelijke ontwikkelingsplannen, huisvestingscode, stedenbouwkundige verordening, ordonnanties, lastenboeken, bestaande premies en het aankoop- en aanbestedingsbeleid voor openbare werken, diensten en producten. Tevens zullen criteria en indicatoren ontwikkeld moeten worden die de visie, strategie en keuzes kunnen ondersteunen en (bij)sturen. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 10

1.5. Het wijkcontract: een schets van het instrument Het wijkcontract is het herwaarderingsprogramma op initiatief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat in partnerschap met de gemeenten wordt uitgevoerd in diverse kwetsbare wijken. Na goedkeuring van de gemeenteraad keurt het Gewest het definitieve programma goed en kan worden begonnen aan de uitvoeringfase van vier jaar. Het Gewest hanteert drie belangrijke beslisdocumenten: de ordonnantie van 7 oktober 1993 houdende organisatie van de herwaardering van de wijken, gewijzigd door de ordonnanties van 20 juli 2000 en 27 juni 2002, het uitvoeringsbesluit van 3 februari 1994 tot uitvoering van de ordonnantie van 7 oktober 1993 houdende organisatie van de herwaardering van de wijken, gewijzigd door de besluiten van BHR van 30 mei 1996, 10 februari 2000 en 20 september 2001, de omschrijving van de studieopdracht m.b.t. een programma tot herwaardering van een wijk van 1998 (dit lastenboek van het Gewest bevat de elementen voor de studiebureaus die in opdracht van de gemeente de diagnose van de wijk uitvoeren). Kenmerken Het instrument bestaat uit verschillende operaties die onderverdeeld zijn in vijf zogenaamde luiken 9. Luik 1, 2 en 3 betreffen de huisvesting, hier kunnen zowel publieke als private investeerders deelnemen. Luik 4 betreft de openbare ruimte en luik 5 is het sociale luik. De operatoren die belast zijn met de uitvoering van het programma zijn de Gemeente, het OCMW, elke instelling van openbaar nut (bv. het Woningfonds), privésector of verenigingen. Het Gewest stelt elk jaar een lijst op van de wijken die van een wijkcontract kunnen genieten. Bij de keuze wordt rekening gehouden met de staat van de woningen en openbare ruimten en met de sociale situatie van de inwoners. Het wijkcontract bestaat uit twee fasen: 1. een voorbereidende fase van ± één jaar waarin het programma wordt uitgewerkt. Een studiebureau voert, op basis van een aanvraag van de gemeente, een uitgebreide studie/diagnose van de wijk uit, gebaseerd op het lastenboek van het Gewest. 2. de uitvoeringsfase van het programma duurt vier jaar (met een eventuele uitloop van twee jaar om de laatste werken uit te voeren) In het kader van de wijkcontracten genieten alle inwoners binnen de perimeters van het wijkcontract van verhoogde premies voor renovatie van de woning en gevelverfraaiing (zie verder bij punt 2.2). Financiering De middelen komen van het Gewest en de gemeenten en sinds 2001 ook van de Federale staat. Bij sommige projecten komen gelden via de Europese fondsen Urban en Doelstelling 2. Zo bestond het budget 2003 uit: 25 miljoen euro van het Gewest, 12,5 miljoen euro afkomstig van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Gewest en minstens 2,5 9 Zie ook de site : http://www.wijken.irisnet.be Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 11

miljoen euro moet geïnvesteerd worden door de 4 begunstigde gemeenten (10 % van de regionale enveloppe). Elke gemeente beschikt over een enveloppe van 10 miljoen euro om een globaal herwaarderingsprogramma op te stellen voor de wijk die door de Gewestregering uitgekozen werd. Daar zijn de bijdragen van de Europese structuurfondsen en de privé-inbreng niet inbegrepen. Daarnaast bestaat ook nog het Federale Fonds voor het Grootstedenbeleid. Participatie en overlegstructuren Eén van de elementen van het wijkcontract is de overlegprocedure met de bewoners (zie ook schematisch overzicht in bijlage). Hiervoor bestaan twee mechanismen: 1. Naast het klassieke en wettelijke verplicht openbaar onderzoek inzake stedenbouw, voorziet het reglement ook in de oprichting van een Plaatselijke Commissie voor Geïntegreerde Ontwikkeling (PCGO). Deze overlegstructuur tussen inwoners, vertegenwoordigers van verenigingen en de politieke overheid en administraties blijft gedurende de hele fase van het wijkcontract bestaan. 2. Tevens bestaat de Algemene Wijkvergadering (AV), waar de gemeente de burgers van de wijk inlicht over de voortgang en ook de basisstudie wordt hier besproken. Daarnaast bestaat in de voorbereidingsfase het Begeleidingscomité, bestaande uit: het kabinet van bevoegde minister, de gewestelijke administratie (Directie Stadsvernieuwing), de betreffende gemeente, het studiebureau en het Gsso. Dit orgaan volgt de voortgang van de in acht te nemen procedures, zoals vastgelegd in het uitvoeringsbesluit en de ordonnantie. Ten slotte is er nog de Overlegcommissie. Deze komt slecht één keer samen aan het eind van de voorbereidingsfase en zij geeft advies over het programma. Deze commissie, die alle betrokkenen hoort, bestaat uit: de gemeente, Ministeries van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (MBHG), het BIM en het GOMB. Deze commissie bestaat ook los van het wijkcontract en zij is altijd betrokken bij verbouwing en heraanleg van publieke ruimte in een gemeente en is als zodanig een inspraakorgaan voor de burger. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 12

2. DE INTERVIEWS Doel van deze inventarisatie is d.m.v. interviews zicht te krijgen op de mate van duurzaamheid in de wijkcontracten en de ervaringen met en de kennis van deze actoren over DO. De interviews zijn afgenomen bij projectleiders en technisch medewerkers van de Brusselse gemeenten die met wijkcontracten werken, architecten, studiebureaus, directeuren en medewerkers van de Brusselse administratie en pararegionale instellingen. Dit hoofdstuk is een verslag van de ideeën en visies van de geïnterviewden over de mate waarin duurzaamheid wordt toegepast in de wijkcontracten. Alle actoren gaven aan dat dit de eerste keer was dat een onderzoek over DO criteria werd uitgevoerd. De thema s die hier aan de orde zijn gekomen hebben betrekking op genoemde principes van duurzaamheid. Dus in hoeverre liggen duurzaamheidscriteria ten grondslag aan de keuzes en acties bij wijkcontracten, welke obstakels zijn er in het proces, de procedures, de participatie van burgers en samenwerking met andere actoren, de wijze van organisatie en uitvoering en welke mogelijke oplossingen ziet men. De centrale vragen die aan bod kwamen in elk interview waren: 1. In hoeverre bevatten de huidige lastenboeken voor wijkcontracten duurzame criteria? Hierbij werd gekeken naar de eventuele duurzame criteria die in het hele proces van de wijkcontracten worden gehanteerd. Dus welke DO criteria liggen ten grondslag aan de wijkcontracten, aan de offerteaanvraag van de gemeenten aan de studiebureaus tot en met de keuzes van gemeenten en Gewest voor het uiteindelijke programma en de uitvoering. 2. Wat verstaan de actoren zelf onder duurzaamheid in het kader van wijkcontracten, wijkrevitalisatie en (sociale) huisvesting? 3. Welke obstakels bestaan er volgens de actoren voor de integratie van duurzaamheidsriteria in de wijkcontracten? 4. Welke actoren ontbreken nu in het proces om tot meer duurzaamheid te komen en welke adviezen hebben de actoren voor verbetering? 5. Welke informatie- en/of trainingsbehoefte bestaat er bij de actor en/of haar organisatie om de wijkcontracten verder te kunnen ontwikkelen in termen van duurzaamheid en wie zou daarbij een rol kunnen spelen? Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 13

2.1. Bevatten wijkcontracten en lastenboeken duurzaamheidscriteria? De wijkcontracten bestaan niet alleen uit de speciale lastenboeken, die worden samengesteld om het programma met alle concrete projecten binnen de luiken van het wijkcontract uit te voeren, maar ook in voorafgaande fasen werken diverse actoren zelf met lastenboeken. Tevens hanteert het Gewest een lastenboek dat de basis vormt voor de aanvraag van de gemeenten aan de studiebureaus, maar ook architecten en studiebureaus hebben hun eigen lastenboeken. Bij de interviews lag de nadruk vooral op de mate van duurzaamheid van criteria en eisen die worden gesteld aan de voorbereidingsfase (o.a. lastenboek van het Gewest) en het uiteindelijke uitvoeringsprogramma van een wijkcontract (speciale lastenboeken). Alle geïnterviewden gaven aan dat er geen expliciete duurzaamheidscriteria ten grondslag liggen aan de wijkcontracten, noch aan het lastenboek van het Gewest, noch aan de ordonnantie of het uitvoeringsbesluit. Het wijkcontract is vooraleerst een gewestelijk instrument dat lokaal wordt uitgevoerd voor: de productie van (sociale) huisvesting (waar Brussel een groot tekort aan heeft), renovatie of bouw, het verbeteren van de publieke ruimten en het bevorderen van de sociale cohesie, zoals socioprofessionele inschakeling van infrastructuren van nabijheid. Volgens de geïnterviewden heeft het instrument vooral een urbanistische grondslag. De mate waarin tijdens het gehele proces van het opstellen van een programma (één jaar) nagedacht wordt over duurzaamheid en over specifieke eisen is niet structureel en verschilt sterk per wijkcontract, per gemeente en per studiebureau en hangt veelal af van toevallig beschikbare en soms gefragmenteerde kennis over deze materie bij de actoren. Veel actoren gaven aan dat er geen duurzame indicatoren zijn geformuleerd op basis waarvan het Brussels Gewest het uiteindelijke programma van een wijkcontract goedkeurt. De DO elementen die volgens de geïnterviewden wel aanwezig zijn Volgens de geïnterviewden bestaan een aantal aspecten die als DO kunnen worden beschouwd. Deze hebben vooral betrekking op het leefmilieu, zoals: 1. energiezuinige maatregelen in de gebouwen (m.n. verwarmingssystemen, isolatie, en soms ook regenwater), 2. milieu-aspecten bij de (her)aanleg van parken en openbare (groen) ruimten (luik 4), 3. het toepassen van meer duurzame materialen (labels voor Hout - FSC, recuperatie van bouwmaterialen) of gebruiken van kwaliteitsmaterialen (werd niet gespecificeerd waar die aan moeten beantwoorden). Daarnaast noemen de meeste geïnterviewden als DO elementen: 4. de samenwerking met verschillende actoren, vooral in de voorbereidingsfase, 5. de participatie met de burgers, d.m.v. de PCGO s, 6. concrete projecten (tewerkstelling, kinderopvang) in het kader van het sociale luik (luik 5). Met betrekking tot de laatste twee punten spelen een aantal specifieke problemen die onder punt 2.1.3. worden besproken. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 14

De DO elementen die volgens de geïnterviewden ontbreken 1. De wijkcontracten bevatten geen geheel van geïntegreerde overwegingen betreffende: stedenbouwplanning, mobiliteit en alternatief vervoer, veiligheid, sociale integratie, voorzieningen voor kinderopvang, gezondheid, tewerkstelling, cultuur en sport of bevorderen van buur(t)schap onder de bewoners. 2. Een heldere analyse (vanuit een systeem denken), transparantie bij de beslissingen, het formuleren van duidelijke doelstellingen in het basisprogramma en tussentijdse evaluatie bij de uitvoering. De relatie tussen in- en output is niet helder en moet transparanter. Het proces moet gebaseerd zijn op duurzaamheidscriteria en indicatoren. 3. Het beheer en onderhoud van de gebouwen en de infrastructuren na de vier jaar wijkcontract zijn niet voorzien, noch in de planning, noch in de budgetten van het wijkcontract. Dit heeft vooral gevolgen voor de continuiteit de acties in het kader van luik 5. Zo is geen geld meer beschikbaar voor reparaties (wat weer leidt tot toenemende verloedering en degradatie van de wijk), of het doorbetalen van het personeel aangesteld in het kader van tewerkstellingsmaatregelen. Tevens heeft het gevolgen voor de mogelijke sensibilisering van bewoners over hoe hun leefruimte te gebruiken, hoe energie te besparen of omgaan met afval. Dus geen lange termijn effect. 4. In de huidige structuur kan werkelijke participatie van de burgers onvoldoende worden vormgegeven, dat geldt zeker voor de acties betreffende luik 5. Deze processen vragen veel tijd, aldus de geïnterviewden, en het is niet eenvoudig burgers die zich toch al in achterstandssituaties bevinden te bereiken, dan wel hun representatie gestalte te geven. Bovendien zijn de procedures in de voorbereidingsfase dusdanig complex dat veel burgers afhaken. 5. De huurders worden onvoldoende bereikt en betrokken bij het project. 6. Geen sensibilisering naar bewoners omtrent gebruik van duurzame en alternatieve vervoersmiddelen. 7. De fase van de diagnostiek is te kort en soms te fragmentarisch en sluit onvoldoende aan op de doelen en realisaties en is onvoldoende gebaseerd op duidelijke en duurzame criteria. 8. De openbare aanbestedingen bevatten geen duurzaamheidseisen of normen voor materialen. 9. Geen indicatoren over kwaliteit van de lucht, het water, emissies van gebouwen, duurzame en ecologische materialen en technieken voor de gebouwen, of voor de bouwplaats zelf. 10. Hoewel soms wel wordt nagedacht over het plaatsen van bv. zonnepanelen, komt het gebruik of aanbod van alternatieve energiebronnen in Brussel niet aan de orde. 11. De wijkcontracten kijken onvoldoende naar de mogelijkheden om economische/commerciële activiteiten te stimuleren, bv. diversiteit aan winkels. Dit is ook van belang voor het scheppen van een grotere verscheidenheid van bewoners. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 15

2.2. Wat verstaat u onder duurzame huisvesting en duurzame wijkcontracten? Belangrijk aspect bij de interviews was zicht te krijgen op de ideeën van de actoren zelf over duurzaamheid, dus wat hun eigen perceptie daaromtrent was. De antwoorden liepen zeer uiteen en maakten duidelijk dat kennis op dit vlak vooral gerelateerd is aan de toegang die men heeft tot informatie (of de informatie die de persoon werkelijk bereikt), de eigen sensibiliteit voor het thema en het contact met collega s of actoren in het veld die het thema aan de orde stellen. De meeste geïnterviewden konden wel enkele DO elementen opnoemen, zoals energiezuinige technologie of duurzaam materiaalgebruik in de bouw. Anderen legden meer de nadruk op de aspecten van participatie, transversaliteit van samenwerking, stedenbouwkundige visie, of op het aanpassen van wet- en regelgeving en het vastleggen van duurzame criteria in lastenboeken en aanbestedingen. De volgende aspecten werden door de actoren opgenoemd, hieronder uitgewerkt naar: het grotere geheel, materialen en gebouwen, participatie en samenwerking en sociale, culturele en economische aspecten. A. Het grotere geheel: 1. DO is het scheppen van een duurzame woonomgeving en leefkader voor de burgers vanuit een integrale stedenbouwkundige visie, waarbij transport en mobiliteit, nabijheid en mixité van functies, veiligheid, toegankelijkheid en comfort centraal staan, als ook de wijze waarop relaties tussen privé en (semi)publieke ruimten vorm krijgen. 2. Het gebruik en de inrichting van de ruimte duurzaam maken. 3. Het maken van gebouwen die energiezuinig en waterbesparend zijn, waar alternatieve energiebronnen en duurzame materialen bij de constructie worden gebruikt. 4. Het ontwerpen van gebouwen waar rekening wordt gehouden met de wijze waarop burgers die gebouwen en binnenruimtes gebruiken. 5. Transversale diagnoses van de wijken, waarbij naast milieunormen ook gezondheid, sociale aspecten, armoede, tewerkstelling en kwaliteit van het wonen centraal staan. 6. Goede infrastructuren scheppen zowel in de ruimte als in de functies. B. Materialen en gebouwen: 1. Duurzame normen inzake (ver)bouwen formuleren. 2. Energiebesparingen in woningen, verwarmingsinstallatie, isolatie, etc. 3. Afvalsorteringssystemen. 4. Mate van recycleerbaarheid van materialen gebruikt in gebouwen. 5. Duurzaamheidsapecten op de bouwwerf. 6. Beheer en onderhoud van gebouwen nadat ze gebouwd zijn. C. Participatie en samenwerking: 1. Gender-aspect in wijkontwikkeling betrekken. Dit heeft zowel betrekking op de deelname aan de arbeidsmarkt als op veiligheid in de wijken. Ook nagaan hoe bijvoorbeeld vrouwen maar ook minder-validen of kinderen de openbare ruimten gebruiken. 2. Werkelijke participatie met bewoners en deze meer betrekken bij hun woning en woonomgeving, zodat ook sensibilisering op het gebied van consumptiepatronen, gebruik van verwarming, water en elektriciteit of afvalbeheer kan plaatsvinden. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 16

D. Sociale, culturele en economische aspecten bij wijkontwikkeling : 1. Meer aandacht voor integratie van cultuur en sport in de wijken. 2. Werken aan meer duurzame consumptiepatronen en productieprocessen in de samenleving. 3. Meer Sociale cohesie tussen de mensen in een wijk. 4. Meer economische activiteit en diversiteit scheppen. Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt? ACDuS/Gsso - 2004 17