Oorzaken van individuele verschillen in normafwijkend gedrag

Vergelijkbare documenten
Genetische invloeden op gedragsproblemen tijdens de kindertijd

In dit proefschrift, getiteld De genetica van aandacht en executief functioneren,

Samenvatting. (Dutch Summary)

In dit proefschrift, getiteld De genetica van aandacht en executief functioneren, zijn de

De oorzaken van individuele verschillen in stabiliteit en verandering van gedragsproblemen

1) Sekseverschillen in concentratie-problemen, hyperactiviteit en attention deficit hyperactivity disorder (ADHD)

A c. Dutch Summary 257

Tweelingstudies en intelligentie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

De beoordeling van ouders, leerkrachten en kinderen van Internaliserend en Externaliserend gedrag van 12-jarige tweelingen.

aspecten van de puberteit en de effecten van hormonen op de hersenontwikkeling.

TWEELINGEN, GENEN, OMGEVING EN GEDRAG

Eeneiige tweelingen zijn individuen met een identieke genetische aanleg, terwijl tweeeiige

Samenvatting. volume 1 number 01 pages september 18 th published once

nederlandse samenvatting Dutch summary

Risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis bij kinderen onder de 12 jaar.

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

THE GENETICS OF ELECTROPHYSIOLOGICAL INDICES OF BRAIN ACTIVITY. AN EEG STUDY IN ADOLESCENT TWINS

NEDERLANDSE SAMENVATTING AUTISTISCHE TREKKEN, TERUGGETROKKEN GEDRAG EN COGNITIE: EEN LONGITUDINALE TWEELINGSTUDIE VAN DE VROEGE KINDERTIJD

Waarom de appel vaak niet ver van de boom valt

Sportgedrag en depressie: de rol van genetische aanleg

Nederlandse Samenvatting

Tijdschrift van de Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen

Geluk en welbevinden

Nederlandse samenvatting

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Genetica en psychische stoornissen op de kinderleeftijd: erfelijkheid en de zoektocht naar genen

Samenvatting Resultaten PMA leerlingcoaching SWV VO Gorinchem & SWV-ND. Folkert van Oorschot, Bsc

Nederlandse Samenvatting

Genetica van aandacht en aandachtsproblemen. Kan executief functioneren dienen als cognitief endofenotype?

Neuro-cognitieve ontwikkeling van meerlingen een populatiegebonden onderzoek

nr /2014 Twinfo

Van generatie op generatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Genetische factoren bij eetstoornissen. Het is nog onvoldoende bekend waarom mensen eetstoornissen ontwikkelen. Wel is

De erfelijkheid van cannabisgebruik en - verslaving. Prof. dr. Jacqueline Vink Developmental Psychopathology Beahvioural Science Institute

Nederlandse samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Nederlandse Samenvating

Genen. Eiwitten. Synapsen. Zenuwcellen. Netwerken. Systemen. Gedrag. Epigenetica / Gen-expressie / discordante tweelingen

Hersenonderzoek en intelligentie

NEDERLANDSE SAMENVATTING. Oorzaken van Variatie in Welbevinden tijdens de Adolescentie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Chapter 9. Nederlandse samenvatting References Appendices Publications Curriculum vitae

Zit verslaving in je genen? De erfelijkheid van middelengebruik en verslaving

Expressieve en receptieve taalvaardigheden van tweelingen: een vergelijkende studie met eenlingen

Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Deze test werd ontwikkeld en aangewend om het medicatiemanagement en de verschillende aspecten hiervan te evalueren in de ambulante zorg.

6 Psychische problemen

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Verschil in de rapportage van psychosociale problemen door ouders en 10, 11 en 12-jarigen kinderen, met en zonder dyslexie

Genetica en de ontwikkeling van kinderen

Nederlandse samenvatting

Alcohol wordt veel gedronken in Nederland; 88% van de volwassen bevolking heeft in het afgelopen jaar tenminste één keer alcohol gebruikt (European

Samenvatting (Summary in Dutch)

Tweelingen, genen, omgeving en gedrag

Waarom is dyslexie familiair? dr. Elsje van Bergen

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

GEBIOLOGEERD DOOR INDIVIDUELE VERSCHILLEN: EEN OVERZICHT VAN DE ONDERZOEKEN BIJ HET NEDERLANDS TWEELINGEN REGISTER (NTR)

TWEELINGEN EN SCHOOL HOE HOUD JE HUN RELATIE POSITIEF? NVOM IMD COKS FEENSTRA

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

De genetica van tweelingen

Problem behavior during early adolescence and child, parent, and friend effects : a longitudinal study Reitz, E.

Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

Kernwoorden: genetica, tweelingonderzoek, familieonderzoek, stress en gezondheid

3 Invloed van genen en omgeving op de hersenen

Trendonderzoek: Alcoholkennis bij jongeren tussen 12 en 25 jaar

Acknowledgement. Acknowledgement

Master Thesis. Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models. Using an Item Response Approach.

Wat is er met motivatie aan de hand?

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Samenvatting (Dutch summary)

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Nederlandse samenvatting. Genetische invloeden op de -cel functie

Nature en Nurture. Gen-omgeving co-actie + Gen-omgevingsinteractie. Gen-omgevingscorrelatie. Darwin Evolutie. Genen Omgevingsinvloeden

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.


Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Over de appel en de boom:

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Masterthesis. Pedagogische Wetenschappen Master Orthopedagogiek Werkveld jeugdzorg

Bijlage 1. Formules beoordeling lengtegroei en rekenvoorbeelden

Nederlandse Samenvatting

Effectrapportage STOP De Waarden Tiel Training 1. J.M.C. Sijbers I.L.W. Bastiaanssen J.W. Veerman

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

CURRICULUM VITAE LIST OF PUBLICATIONS

Eindrapportage Project preventie schooluitval leerlingen bij SWV Gorinchem & SWV-ND. Folkert van Oorschot, Bsc

Emotionele problemen en gedragsproblemen bij Marokkaanse, Turkse en Nederlandse 4- tot 18-jarigen in Nederland 1

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Transcriptie:

Oorzaken van individuele verschillen in normafwijkend gedrag Een onderzoek met 7-, 10- en 12-jarige tweelingen Meike Bartels, Eske Derks en Dorret Boomsma Van de Nederlandse kinderen vertoont 5 tot 15 procent milde tot ernstige gedragsproblemen, waaronder normafwijkend gedrag (Verhulst e.a., 1996; Bartels, 2002). Waarom vertonen deze kinderen meer problemen dan andere kinderen? Een elegante methode om de invloeden van genen en omgeving op gedragsverschillen te onderzoeken is het klassieke tweelingmodel. Voor normafwijkend gedrag blijkt dat, naast genetische (A) en unieke omgevingsinvloeden (E), ook gedeelde omgevingsinvloeden (C) belangrijk zijn voor het verklaren van individuele verschillen. Buitenlandse tweelingstudies, waarbij gebruik is gemaakt van gedragsbeoordeling door ouders en leerkrachten, rapporteren milde tot sterke invloeden van genetische factoren (24-70 procent verklaarde variantie), maar ook invloeden van gedeelde omgevingsfactoren (DiLalla & Gottesman, 1989; Deater- Deckard & Plomin, 1999; Edelbrock e.a., 1995; Eley e.a., 1999). Een grootschalige in Nederland uitgevoerde adoptiestudie met 111 geadopteerde biologische paren, 221 niet-biologische paren en 1.484 geadopteerde eenlingen benadrukt dat de gedeelde omgevingsinvloeden belangrijk zijn voor het verklaren van de verschillen in externaliserende gedragsproblemen tussen kinderen (Van den Oord e.a., 1994; Van der Valk e.a., 1998). Deze resultaten voor externaliserende gedragsproblemen zijn gerepliceerd in een grootschalig longitudinaal tweelingonderzoek (Bartels e.a., 2004). De significante bevinding van gedeelde omgevingsinvloeden op normafwijkend gedrag is belangrijk voor onderzoek en voor de klinische praktijk. Recente ontwikkelingen binnen de genetica leggen een basis voor de zoektocht naar genen die een rol spelen bij gedrag en gedragsproblemen. Voordat echter de eerste genen gezocht en gevonden kunnen worden, zal de precieze definitie van normafwijkend gedrag moeten worden aangescherpt. Tevens zal in kaart moeten worden gebracht hoe normafwijkend gedrag het beste gemeten kan worden. Gedragsgenetische designs zijn hiervoor geschikt (voor een overzicht van de mogelijkheden, zie Boomsma e.a., 2002a). Vanuit klinisch perspectief kan de informatie uit gedragsgenetische studies worden gebruikt voor het ontwerpen van interventiestrategieën. Hierbij kan worden gedacht aan familiegerichte hulp waarbij niet alleen het probleemgedrag van het kind wordt behandeld, maar waarin ook aandacht is voor de ouders. Indien uit onderzoek blijkt dat zowel genen als gedeelde omgevingsinvloeden belangrijk zijn voor het verklaren van individuele verschillen in normafwijkend gedrag, zullen ouders, doordat ze zowel genetische als omgevingsinvloeden delen met hun kinderen, als belangrijk moeten worden beschouwd in een interventieprogramma. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 2 129

Meike Bartels, Eske Derks en Dorret Boomsma Om inzicht te krijgen in de oorzaken van individuele verschillen in probleemgedrag bij Nederlandse kinderen op de leeftijden 7, 10 en 12 jaar is een longitudinale tweelingstudie uitgevoerd. In dit artikel presenteren we de resultaten voor normafwijkend gedrag als beoordeeld door de moeder met behulp van de Child Behavior Checklist (Achenbach, 1991). Methode Proefpersonen Het onderzoek naar normafwijkend gedrag maakt onderdeel uit van een longitudinaal onderzoek naar de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van het Nederlands Tweelingen Register (NTR; www.tweelingenregister.org) (Boomsma e.a., 2002b). Ouders van tweelingen die ingeschreven staan bij het NTR, ontvangen iedere twee jaar een vragenlijst over het gedrag en de ontwikkeling van hun kinderen. Voor het huidige onderzoek wordt gebruik gemaakt van de Child Behavior Checklist die op de leeftijden 7, 10 en 12 jaar door de moeders van tweelingen is ingevuld. Het aantal tweelingen en hun gemiddelde score voor normafwijkend gedrag per leeftijd en zygositeit (een- of twee-eiig) staat vermeld in tabel 1. De zygositeit is voor 1.045 tweelingparen vastgesteld op grond van DNA. Voor de overige tweelingparen is de zygositeit bepaald met behulp van een vragenlijst. Aan de hand van gegevens uit de vragenlijst wordt de zygositeit in 93 procent van de gevallen correct toegekend (voor details zie Rietveld e.a., 2000). Tabel 1: Gemiddelden en aantal personen per zygositeit en leeftijd oudste lft 7 jongste lft 7 oudste lft 10 jongste lft 10 oudste lft 12 jongste lft 12 MZM 1.46 (1250) 1.40 (1249) 1.44 (769) 1.36 (767) 1.19 (445) 1.19 (443) DZM 1.43 (1274) 1.41 (1270) 1.37 (694) 1.34 (691) 1.23 (380) 1.26 (378) MZF 1.00 (1425).96 (1420).88 (927).84 (928).76 (500).81 (501) DZF 1.04 (1181) 1.06 (1172).90 (673).87 (668).73 (357).63 (356) DOS MF 1.27 (1221).90 (1218) 1.25 (750).76 (750) 1.31 (376).71 (376) DOS FM 1.0.0 (1143) 1.21 (1136).86 (700) 1.12 (698).59 (346).89 (346) MZM = monozygote jongens; DZM = dizygote jongens; MZF = monozygote meisjes; DZF = dizygote meisjes; DOS MF = dizygote tweelingen van ongelijk geslacht waarvan de oudste een jongen is; DOS FM = dizygote tweelingen van ongelijk geslacht waarvan de oudste een meisje is. Meetinstrument De Child Behavior Checklist (Achenbach, 1991; Verhulst e.a., 1996) is een vragenlijst die ontworpen is om door ouders of verzorgers van een kind te worden ingevuld. 130 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 2

Oorzaken van individuele verschillen in normafwijkend gedrag De CBCL heeft 113 specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen. Ouders kunnen aangeven hoe goed een vraag nu of in de afgelopen zes maanden past bij een kind met behulp van de volgende antwoordmogelijkheden: 0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak. De stellingen vormen acht probleemschalen, waaronder normafwijkend gedrag. De items die sommeren tot normafwijkend gedrag, staan vermeld in tabel 2. Tabel 2: CBCL-items die sommeren tot het syndroom normafwijkend gedrag Item nr. Item inhoud 26 Lijkt zich niet schuldig te voelen na zich misdragen te hebben 39 Gaat om met jongens/meisjes die in moeilijkheden verzeild raken 43 Liegen of bedriegen 63 Is liever samen met oudere jongens/meisjes 67 Loopt weg van huis 72 Brandstichten 81 Steelt van huis 82 Steelt buitenshuis 90 Vloeken, schuttingtaal 96 Denkt te veel aan seks 101 Spijbelen, schoolverzuim 105 Gebruikt alcohol of drugs 106 Vandalisme, vernielen Statistische analyses Gemiddelden, standaarddeviaties en tweelingcorrelaties voor normafwijkend gedrag zijn berekend met behulp van SPSS 12.0. De CBCL is een meetinstrument dat ontwikkeld is voor de klinische praktijk. Bij gebruik in een normale populatie zijn de data scheef verdeeld (de meeste kinderen vertonen weinig tot geen gedragsproblemen). Voor de berekening van de tweelingcorrelaties en het fitten van de verschillende modellen zijn de data daarom getransformeerd. Op grond van de tweelingcorrelaties kan een eerste indruk worden verkregen van onderliggende oorzaken voor individuele verschillen in normafwijkend gedrag. Wanneer de gelijkenis tussen monozygote tweelingen ongeveer twee keer zo groot is als tussen dizygote tweelingen, dan is dat een sterke aanwijzing dat genetische factoren van invloed zijn; indien de gelijkenis minder dan twee keer zo groot is, duidt dat op genetische factoren én gedeelde omgevingsinvloeden. Door middel van het fitten van genetische modellen kan een preciezer beeld worden verkregen van de A-, C- en E-componenten. Tevens kunnen effecten van sekse eenvoudig worden getoetst en kunnen de betrouwbaarheidsintervallen van de schattingen van A, C en E worden berekend. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 2 131

Meike Bartels, Eske Derks en Dorret Boomsma De genetische modellen zijn geëvalueerd met behulp van het Structural Equation Modeling programma Mx (Neale, 2003). Als eerste model is een ACE-model gefit met sekseverschillen voor de A-, C- en E-componenten. Dit impliceert dat er een verschil kan zijn tussen jongens en meisjes in de mate waarin de verschillende variantiecomponenten van invloed zijn op normafwijkend gedrag. Daarna is gekeken of deze verschillende variantiecomponenten in jongens en meisjes aan elkaar gelijkgesteld kunnen worden. Vervolgens is de significantie van A en C getoetst door ze weg te laten uit het model. Nadat het beste model is gekozen, zijn de 95 procent betrouwbaarheidsintervallen voor de gestandaardiseerde schattingen van A, C en E berekend. Resultaten Jongens vertonen significant meer normafwijkend gedrag (p <.001) op alle leeftijden. Verder is er een significante afname in normafwijkend gedrag naarmate de kinderen ouder worden (p<.001) (tabel 1). Deze bevinding is in overeenstemming met de bevindingen van Verhulst en collega s. De gebruikelijke toename in externaliserende gedragsproblemen zijn te verwachten na leeftijd 12 (Verhulst e.a., 1996). Op alle leeftijden zijn de monozygote tweelingcorrelaties groter (maar minder dan twee keer zo groot) dan de dizygote tweelingcorrelaties (tabel 3). Tabel 3: Tweelingcorrelaties en de bijbehorende 95 procent betrouwbaarheidsinter vallen voor normafwijkend gedrag op leeftijd 7, 10, en 12 Leeftijd 7 Leeftijd 10 Leeftijd 12 MZM.81 (.78-.82).85 (.83-.87).82 (.79-.85) DZM.56 (.52-.60).59 (.54-.64).59 (.52-.66) MZF.78 (.79-.80).77 (.75-.80).78 (.74-.81) DZF.59 (.55-.62).59 (.54-.64).57 (.49-.64) DOS MF.50 (.50-.54).46 (.40-.51).51 (.43-.58) DOS FM.54 (.50-.58).49 (.43-.55).58 (.50-.65) MZM = monozygote jongens; DZM = dizygote jongens; MZF = monozygote meisjes; DZF = dizygote meisjes; DOS MF = dizygote tweelingen van ongelijk geslacht waarvan de oudste een jongen is; DOS FM = dizygote tweelingen van ongelijk geslacht waarvan de oudste een meisje is. Dit duidt op significante invloeden van zowel genetische factoren als gedeelde omgevingsfactoren op individuele verschillen in normafwijkend gedrag. Voor normafwijkend gedrag op alle leeftijden geldt dat een model met genetische, gedeelde omgevings- en unieke omgevingsinvloeden het beste fit. Tevens is sprake van sekseverschillen in de mate van erfelijkheid. Voor het best fittende model, het ACE-model, zijn de schatting voor A, C, E en hun 95 procent betrouwbaarheidsintervallen weergegeven in tabel 4. 132 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 2

Oorzaken van individuele verschillen in normafwijkend gedrag Tabel 4: Model fitting resultaten voor normafwijkend gedrag op leeftijd 7, 10 en 12 en gestandaardiseerde schatting (95% betrouwbaarheidsintervallen) voor genetische invloeden (A), gedeelde omgevingsinvloeden (C) en unieke omgevings-invloeden (E) op individuele verschillen in normafwijkend gedrag Age Model -2ll df 2 df p A C E ACE sd 29601.693 14942.52 (.52-.58).28 (.22-.28).20 (.18-.22).42 (.34-.49).36 (.36-.39).22 (.20-.24) 7 ACE nsd 29651.476 14945 49.783 3 <.001 AE sd 29811.530 14944 209.837 2 <.001 CE sd 30069.613 14944 467.920 2 <.001 ACE sd 17782.459 8998.62 (.46-.70).23 (.15-.38).16 (.14-.17).46 (.34-.62).32 (.16-.43).23 (.23-.25) 10 ACE nsd 17856.856 9001 74.397 3 <.001 AE sd 17867.390 9000 84.931 2 <.001 CE sd 18179.610 9000 397.151 2 <.001 ACE sd 9049.401 4786.49 (.38-.58).34 (.24-.43).18 (.16-.21).41 (.29-.52).36 (.25-.47).23 (.21-.27) 12 ACE nsd 9111.296 4789 61.895 3 <.001 AE sd 9126.773 4788 77.372 2 <.001 CE sd 9201.177 4788 151.776 2 <.001 sd = sekseverschillen in de A-, C- en E-componenten; nsd = geen sekseverschillen in de A-, C- en E-componenten, -2ll = -2 log likelihood, df = aantal vrijheidsgraden, 2 = chi 2, df = verschil in aantal vrijheidsgraden. Het beste model is vet gedrukt. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 2 133

Meike Bartels, Eske Derks en Dorret Boomsma De erfelijkheid van normafwijkend gedrag ligt tussen 41 tot 62 procent. De erfelijkheid in jongens is hoger dan in meisjes. 28 tot 36 procent van de individuele verschillen in normafwijkend gedrag wordt verklaard door gedeelde omgevingsinvloeden, de resterende 20 tot 25 procent door omgevingsinvloeden die uniek zijn voor een individu. Discussie In dit onderzoek is gevonden dat verschillen tussen kinderen in normafwijkend gedrag zowel worden veroorzaakt door verschillen in genetisch materiaal als door verschillen in omgeving van de kinderen. Dit sluit aan bij de resultaten van eerder onderzoek (DiLalla & Gottesman, 1989; Deater-Deckard & Plomin, 1999; Edelbrock e.a., 1995; Eley e.a., 1999). De significante invloed van genen is geen verrassing, aangezien dit consistent is in onderzoek naar probleemgedrag. In eerste instantie roept het bestaan van een erfelijke component in normafwijkend gedrag een fatalistisch gevoel op, waarbij gesuggereerd zou kunnen worden dat het nu eenmaal in de genen zit en er dus niks meer aan gedaan zou kunnen worden. Echter, uit dit onderzoek blijkt dat naast genetische factoren een belangrijke rol is weggelegd voor de gedeelde omgevingsinvloeden. 30 tot 35 procent van de verschillen tussen kinderen in normafwijkend gedrag wordt verklaard door verschillen in gedeelde omgeving. Bij deze gedeelde omgevingsinvloeden kan worden gedacht aan de opvoedingsstijl van de ouders en de sociaal-economische status van het gezin. Ook factoren buiten het gezin kunnen als gedeelde omgevings invloed fungeren. Hierbij moet worden gedacht aan de buurt waarin kinderen wonen en de school waar ze naartoe gaan (als de kinderen naar dezelfde school gaan). Deze gedeelde omgevingsinvloeden zijn een belangrijk aanknopingspunt voor het voorkomen en reduceren van normafwijkend gedrag. De resterende 16-23 procent van de variantie wordt verklaard door unieke omgevingsfactoren. Welke factoren dit zijn, zal nog moeten worden onderzocht, bijvoorbeeld door te kijken naar eeneiige tweelingen die discordant (het ene kind van het tweelingpaar vertoont wel normafwijkend gedrag, het andere niet) zijn voor normafwijkend gedrag. Een belangrijke vervolgstap in dit onderzoek zal dus zijn om meer inzicht te verkrijgen in de (gedeelde en unieke) omgevingsfactoren die werkelijk een rol spelen in normafwijkend gedrag. Literatuur Achenbach, T.M. (1991). Manual for the Child Behavior Checklist/4-18 and 1991 Profile. Burlington, VT: University of Vermont, Department of Psychiatry. Bartels, M. (2002). Behavior problems, cognition, and hormones. A longitudinal-genetic study in childhood (diss. Amsterdam VU). Bartels, M., Oord, E.J.C.G. van den, Hudziak, J.J., Rietveld, M.J.H., Beijsterveldt, C.E.M. van & Boomsma, D.I. (2004). Genetic and environmental mechanisms underlying stability and change in problem behaviors at ages 3, 7, 10, and 12. Developmental Psychology, 40(5), 852 867. Boomsma, D.I., Busjahn, A. & Peltonen, L. (2002a). Classical twin studies and beyond. Nature Review Genetics, 872-882. 134 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 2

Oorzaken van individuele verschillen in normafwijkend gedrag Boomsma, D.I., Vink, J.M., Beijsterveldt, C.E.M. van, Geus, E.J.C., Beem, A.L., Mulder, E.J.C.M., Derks, E.M., Riese, H., Willemsen, A.H.M., Bartels, M., Berg, M. van den, Kupper, H.M., Polderman, J.C., Posthuma, D., Rietveld, M.J.H., Stubbe, J.H., Knol, L.I., Stroet, T. & Van Baal, G.C.M. (2002b). Netherlands Twin Register: a focus on longitudinal research. Twin Research, 5(5), 401-406. Deater-Deckard, K. & Plomin, R. (1999). An adoption study of the etiology of teacher and parent reports of externalizing problems in middle childhood. Child Development, 70, 144-154. DiLalla, L.F. & Gottesman, I.I. (1989). Heterogeneity of causes for delinquency and criminality: Lifespan perspectives. Development and Psychopathology, 1, 339-349. Edelbrock, C, Rende, R., Plomin, R. & Thompson, L.A. (1995). A twin study of competence and problem behavior in childhood and early adolescence. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 36(5), 775-85. Eley, T.C., Lichtenstein, P. & Stevenson, J. (1999). Sex differences in the etiology of aggressive and nonaggressive antisocial behavior: results from two twin studies. Child Development, 70(1), 155-68. Neale, M.C., Boker, S.M., Xie, G. & Maes, H.H. (2003). Mx: Statistical Modeling. VCU Box 900126, Richmond, VA 23298: Department of Psychiatry. 6th Edition. Oord, E.J.C.G. van den, Boomsma, D.I. & Verhulst, F.C. (1994). A study of problem behaviors in 10- to 15-year-old biologically related and unrelated international adoptees. Behavior Genetics, 24(3), 193-205. Rietveld, M.J.H., Valk, J.C. van der, Bongers, I.L., Stroet, T.M., Slagboom, P.E. & Boomsma, D.I., (2000). Zygosity diagnosis in young twins by parental report, Twin Research, 3, 134-141. Valk, J.C. van der, Verhulst, F.C., Neale, M.C. & Boomsma, D.I. (1998). Longitudinal genetic analysis of problem behaviors in biologically related and unrelated adoptees. Behavior Genetics, 28(5), 365-80. Verhulst, F.C., Ende, J. van der & Koot, H.M. (1996). Dutch Manual for the CBCL/4 18. Rotterdam: Afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Sophia Kinderziekenhuis/Academisch Ziekenhuis Rotterdam, Erasmus Universiteit Rotterdam. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 2 135