Aanpassing Financieel Toetsingskader



Vergelijkbare documenten
Dertien bestuurlijke uitdagingen in het nieuwe financieel toetsingskader

Toelichting wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader. Juni 2014

reëel financieel toetsingskader (FTK2)

Het verbeterde financieel toetsingskader (ftk) Zeist, 26 juni 2014

Het Financieel Toetsingskader wijzigt

ABC van het FTK Agnes Joseph

CPB Notitie. 1 Inleiding. 2 Evaluatie Wet aanpassing FTK. Vaste Commissie voor SZW

Datum 24 november 2015 Betreft Kamervragen van het lid Krol over het bericht 'In 2020 veel meer mensen gekort dan ufr-rapport veronderstelt'

Huidige stand van zaken nftk. drs. Lonneke Thissen AAG

Het nieuwe FTK. Pascal Janssen (PGGM) Studiemiddag VVP 15 april 2015

Reactie op het wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader (FTK)

P O S I T I O N P A P E R

Het nieuwe FTK Hoe gaat het er uit zien? Wordt het transparant?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

134 De Pensioenwereld in 2015

Het financieel toetsingskader wijzigt

Beleggingsaspecten voorontwerp van wet herziening ftk

Laveren tussen ambitie en garantie: de ervaringen van Pensioenfonds TNO. November 2013 Hans de Ruiter

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

Sociale Partners en Pensioen

S&V Reflector. Dienen de pensioenfondsen hun. langlopende swaps te verkopen? De implementatie van het nieuwe. Financieel Toetsingskader

Datum Betreft Aanbieding rapport Evaluatie Wet aanpassing financieel toetsingskader

Tweede Kamer der Staten-Generaal

30 september /LJ/AH. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie

Wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader ingediend

Generatie- en premie-effecten aanpassing FTK Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ontwikkelingen in pensioenwetgeving

Stand van zaken GITP Pensioenfonds 3e kwartaal 2014

1. Gesloten systeem voor het inhalen van indexatie en ongedaan maken van kortingen is niet wenselijk

November Financiële positie Pensioenfondsen. Rapportage op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Vragen van KNVG, CSO en NVOG over het wetsvoorstel Aanpassing FTK

Datum: 5 december 2014 Betreft: Generatie- en premie-effecten aanpassing pensioenregels 2015

Datum: 18 november 2016 Betreft: Generatie-effecten verlenging hersteltermijn pensioenfondsen

Wat kunnen en moeten pensioenfondsen nu doen?

Wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader pensioenfondsen / Marianne Meijer-Zaalberg

S&V Reflector. De implementatie van het nieuwe Financieel Toetsingskader. Welke keuzes kunt u maken en wie betrekt u daarbij?

PRESENTATIE VOOR DE VERENIGING VAN GEPENSIONEERDEN DUPONT NEDERLAND DD.27 NOVEMBER 2014 DOOR KLAAS MOLENAAR VZ PENSIOENCOMMISSIE KNVG/NVOG

Korte termijn: onnodig korten van rechten voorkomen. Lange termijn: naar een nieuw FTK op basis van nieuwe pensioencontracten

Q & A bij brief en persbericht d.d. 6 januari

Nieuw pensioencontract. DIRK BROEDERS, Toezichtstrategie Seminar voor vermogensbeheerders, 27 juni 2012

Nominale zekerheid ten koste van koopkracht: lager pensioen voor de deelnemer

10. Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets

Sectorbrief - Wijzigingen in de pensioenwet: wat verwacht DNB van uw fonds. Geacht bestuur,

DNBulletin: Pensioenfondsen gaan in herstelplannen uit van hoge rendementen

Position Paper DNB Concept Wetsvoorstel variabele pensioenuitkeringen 14 augustus 2015

Pensioenfonds DSM Nederland

Herstelplan PME Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015

Pensioen in beweging. Lenteakkoord 2012, Hoofdlijnennota herziening FTK en Septemberpakket

Antwoord: Gelet op het antwoord op de eerste vraag, is deze vraag niet aan de orde.

Advies Commissie Parameters

Datum 2 september 2015 Betreft Kamervragen van de leden Omtzigt (CDA), Ulenbelt (SP) en Krol (50PLUS)

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Aan: Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

Notitie. Aan Eerste Kamer der Staten-Generaal Nummer PA/2014/ C.c. Datum 14 nov Van Peter Borgdorff / PFZW Telefoonnr

Het nieuwe FTK: Een rem op de toekomst

H E T W E T S V O O R S T E L F T K T O E G E P A S T I N D E P R A K T I J K

Datum: 12 december 2014 Betreft: Effecten aanpassing pensioenregels 2015: een toelichting

Financieel crisisplan. van de

Heerlen, 5 september Onderwerp: Reactie AZL op voorontwerp wet herziening FTK. Bijlage: 1. Hooggeachte mevrouw Klijnsma,

Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Financieel crisisplan. Voorwoord. Inleiding. 1. Beschrijving financiële crisissituatie

Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets

Regeling parameters pensioenfondsen. Artikel 1. Artikel 2. Regeling parameters pensioenfondsen

Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

CRISISPLAN - SAMENVATTING

14 augustus 2014 Behandeling Wet BL aanpassing financieel. Geachte leden van de Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P O S I T I O N P A P E R

Fiscale aspecten pensioenmaatregelen

Stichting Will Niemeijer Pensioenfonds. Financieel crisisplan

Strategy, business and technology. Normenkader. Versie 5.1

Pensioenfederatie wil FTK dat passend is voor alle pensioenovereenkomsten

Indexatie-IQ, voor een transparant en stabiel pensioen.

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Samenvatting. Analyses. Kostendekkende premie

Naar een nieuw pensioencontract

Pensjoen Jos Berkemeijer. ALV NVOG 22 november 2017

Utrecht, 6 september 2013 Ons kenmerk : /LHn/Dms Telefoonnummer : Uw kenmerk : Onderwerp : Reactie consultatiedocument

Bijlage 1. Uitwerking van het nieuwe Financieel toetsingskader (ftk)

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Ten eerste: afschaffing van de al genoemde doorsneesystematiek en ten

Toelichting bij de ministeriële regeling toeslagenmatrix.

Advies Commissie Parameters 2019 En de effecten naar de situatie per 31 mei 2019

Premie-effecten herzien FTK en versobering Witteveenkader Uitgevoerd op verzoek van het Ministerie van Financiën

Pensioenactualiteiten

Position Paper FTK Datum: 1 september 2014 Onderwerp: Wet aanpassing financieel toezichtskader

Via deze brief krijgt u verdere (achtergrond)informatie over de huidige situatie en wat dit voor uw pensioen betekent.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Pensioenfonds Update September 2013

Achtergrond en uitdagingen van het FTK

No.W /III 's-gravenhage, 31 januari 2019

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling

Het nieuwe financieel toetsingskader

2012D35001 LIJST VAN VRAGEN

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Premie Hoofdstukindeling

Sociale Partners en pensioen

Procedure toetsing premie, bijlage 3 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

De Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Eerste Kamer

Transcriptie:

pggm.nl Aanpassing Financieel Toetsingskader PGGM Bestuurlijke Advisering 27 juni 2014 Quickscan: Aanpassing Financieel Toetsingskader (FTK) Woensdag 25 juni heeft staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken & Werkgelegenheid het langverwachte wetsvoorstel Aanpassing Financieel Toetsingskader gepubliceerd. Dit is een uitwerking van de tussenvariant, die de staatssecretaris in oktober 2013 aankondigde. Het FTK geldt voor alle pensioenfondsen met een uitkeringsovereenkomst. Fondsen met een premieovereenkomst, zoals de Premie Pensioen Instelling (PPI), vallen niet onder het FTK. Het nieuwe FTK voorziet volgens de staatssecretaris in noodzakelijk technisch onderhoud van het Nederlands pensioenstelsel. De staatssecretaris ziet de volgende belangrijkste verbeteringen: Financiële mee- en tegenvallers worden gelijkmatiger gespreid over de tijd. Dit zorgt voor meer stabiliteit in de uitkering van deelnemers. Ook zijn pensioenfondsen hierdoor beter in staat om een beleggingsbeleid te voeren dat gericht is op een indexatieambitie. Er komen duidelijke, eerlijke en evenwichtige regels voor de indexatie van pensioenen, voor jong en oud. Er komt een stabiele kostendekkende premie. De combinatie van de aanpassing van het Witteveenkader en het FTK leidt tot een premiedaling. Het CPB gaat uit van een daling van 11% in de periode tot 2017. Na de zomer wordt het wetsvoorstel behandeld in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Op basis van dit wetsvoorstel kunnen pensioenfondsen definitief aan de slag met besluitvorming over de financiële opzet. Hoewel enkele onderwerpen nog in lagere regelgeving worden uitgewerkt, is er meer dan voldoende helderheid om van start te gaan. In deze quickscan geeft PGGM u meer duiding bij de inhoud van het nieuwe FTK en wordt een overzicht gegeven van de bestuurlijke vragen die op u afkomen naar aanleiding van het nieuwe FTK. Daarna worden de verschillende deelonderwerpen van het FTK één voor één behandeld: Beleidsthermometer: De dekkingsgraad en rentetermijnstructuur Lange termijn herstelplan en pensioenwetparameters Indexeringsbeleid: Toekomstbestendige indexering Korte termijn herstelplan Schokken in de levensverwachting Premie Haalbaarheidstoets en prudent person beginsel Compleet contract Als laatste wordt kort de inhoud van 2 begeleidende brieven van de staatssecretaris bij het nieuwe FTK geschetst. 1 PGGM Bestuurlijke Advisering 27 juni 2014

Onze eerste duiding van het wetsvoorstel Wij beschouwen het nieuwe FTK als een verbetering ten opzichte van het huidige FTK. De verbetering zit met name in de toegenomen stabiliteit. We zien de volgende aandachtspunten: In de memorie van toelichting straalt het kabinet uit dat in het nieuwe FTK voldoende ruimte in het beleggingsbeleid is voor fondsen om hun eigen ambities waar te kunnen maken. Ook wordt gemeld dat de beleggingsspagaat verkleind is. Wij onderschrijven deze stelling slechts gedeeltelijk. Aan de ene kant zijn we positief gestemd, omdat de grote schokken in het korte en lange termijn herstelplan kunnen worden gedempt. Maar aan de andere kant hebben we ook zorgen, omdat de rentegevoeligheid in de waardering van de verplichtingen gehandhaafd blijft. Voor fondsen blijft dus wel een afdekspagaat bestaan. Ook dienen de haalbaarheidstoets en prudent person beginsel nog in lagere regelgeving uitgewerkt te worden en het is dus nog onzeker wat daar precies uitkomt. Ook is nog onduidelijk hoe precies omgegaan moet worden met de beëindiging van de huidige herstelplannen. De vraag is of fondsen bij het indienen van een nieuw herstelplan per 1 juli 2015 ook hun huidige beleid mogen herijken en bijvoorbeeld ook risico mogen toevoegen in hun beleggingsbeleid. De stabiliteit in premie en uitkeringen neemt toe. Het kabinet benoemt in de memorie van toelichting dat de premiedekkingsgraad eis komt te vervallen. Maar zoals aangegeven is dit geen wettelijke eis, maar een eis die DNB stelt. Onduidelijk is nog hoe DNB hier in de toekomst mee omgaat. Het indexatieperspectief voor de gepensioneerden daalt verder als gevolg van de toekomstbestendige indexering en het hoger VEV. Daar staat wel een grotere stabiliteit (lees: een kleinere kans op grote kortingen) tegenover. De bestuurlijke keuzes op een rij In deze quickscan staan een flink aantal bestuurlijke vragen naar aanleiding van het nieuwe FTK. Onderstaand overzicht kan u helpen bij het inventariseren van de voor uw fonds belangrijkste aandachtspunten in de komende maanden: 1) Is voor het pensioenfonds een hersteltermijn naar het VEV van 10 jaar passend of is een kortere termijn beter? 2) Is premieverhoging of bijstorting een stuurinstrument voor herstel richting het VEV en/of MVEV? 3) Is de huidige indexeringsstaffel houdbaar binnen de systematiek van toekomstbestendige indexering en de drempel van 110% dekkingsgraad voor indexatie? 4) Wordt er bij de systematiek van toekomstbestendig indexeren gewerkt volgens de absolute maatstaf of wordt gewerkt met een indexatiemaatstaf? In het laatste geval: welke? 5) Op welke wijze wordt inhaalindexatie vorm gegeven? 6) Wordt, in geval van aanhoudende onderdekking, een nominale korting in één keer of over maximaal 10 jaar verspreid. Delen nieuwe toetreders mee in de kortingen die op de lat staan (open systeem) of niet (gesloten systeem)? 7) Of en hoe worden kortingen gecompenseerd? Welke compensatie krijgt daarbij voorrang: de kortingen of de gemiste indexering? 8) Kiest het fonds voor premiedemping en op welke wijze? 9) Fondsen moeten hun huidige premiebeleid evalueren met het oog op de aangescherpte regels voor premiekorting. 10) Hoe gaat het fonds om met schokken in de levensverwachting wanneer de dekkingsgraad zich boven het VEV bevindt? 11) In het kader van de haalbaarheidstoets moet een ambitie en een maximale bandbreedte geformuleerd worden. Voor het prudent person beginsel dienen fondsen hun eigen kwantitatieve limieten te formuleren. PGGM kan u helpen bij een verdere duiding van de voorstellen Dit document geeft slechts een algemeen overzicht van de inhoud van het nieuwe FTK. De specifieke situatie van een fonds bepaalt de impact op de financiële opzet en de keuzes die het fonds binnen de geschetste mogelijkheden maakt. PGGM ondersteunt u de komende periode graag in het inventariseren en het analyseren van de gevolgen voor uw specifieke situatie. Wij denken graag met u mee. Voor vragen kunt u contact opnemen met Stef Vermeulen, senior balansrisicomanager, 030-2779196 of stef.vermeulen@pggm.nl. 2

Voortraject en ingrediënten nieuwe FTK Vanaf 1 januari 2015 treedt het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) (gefaseerd) in werking. Pensioenfondsen moeten de financiële opzet aanpassen, om te voldoen aan het aangepaste (nominale) FTK. Het nieuwe FTK is het voorlopige eindstation van een jarenlange discussie. Na de introductie van het nieuwe FTK gaat de staatssecretaris aan de slag met de brede toekomstdiscussie over de inrichting van het pensioenstelsel op de lange termijn. De figuur hieronder schetst de stappen die in de afgelopen jaren zijn gezet. 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Vier Haagse commissies Brief Donner (SZW) Stichting van de Arbeid: Pensioenakkoord Stichting van de Arbeid: Uitwerkingsmemorandum Ministerie SZW: Hoofdlijnennota Ministerie SZW: Consultatiedocument FTK Ministerie SZW: Aanpassing pensioenwet Introductie van het nieuwe pensioencontract Voordat we het wetsvoorstel toelichten en de bestuurlijke vragen op een rij zetten, geven we een overzicht van de (nieuwe) onderdelen van het nieuwe FTK. Voor een volledig beeld tonen we ook welke onderdelen van het FTK zijn komen te vervallen. Hoofdpunten van het nieuwe FTK De staatssecretaris heeft bij het wetsvoorstel een memorie van toelichting meegestuurd. Daarin geeft het kabinet achtergronden bij het wetsvoorstel. In de memorie van toelichting brengt het kabinet een drietal boodschappen veelvuldig naar voren: Er is, en was, in het FTK nadrukkelijk geen sprake van harde garanties. Het nieuwe FTK herbergt veel elementen uit het reële contract. De premie mag als stuurinstrument volledig worden uitgeschakeld. Hieronder bespreken we de 8 belangrijkste punten van het wetsvoorstel. 1. Beleidsthermometer Huidige situatie: er is sprake van een dekkingsgraad met daarin een 3-maands rentemiddeling. Rendementsschokken in het vermogen worden daarin dus niet gemiddeld. De rente onder de verplichtingen wel. Bij de waardering van de verplichtingen wordt gewerkt met de nominale rentecurve inclusief de Ultimate Forward Rate (UFR), die op lange termijn toegroeit naar een vaste waarde van 4,2%. Situatie nieuw FTK: het wetsvoorstel kent een beleidsdekkingsgraad met 12-maands middeling. Hierbij wordt de dekkingsgraad als geheel gemiddeld en dus niet de rente onder de verplichtingen. Bij de waardering van de verplichtingen wordt gewerkt met een UFR die door een daartoe in het leven geroepen commissie is bepaald. Er is geen sprake meer van een vast eindniveau, maar van een eindniveau dat is gebaseerd op een 10-jaars voortschrijdend gemiddelde. Ingrediënten van het nieuwe FTK Nieuw Verwijderd 5-jaars MVEV eis Korte termijn herstelplan Beleidsdekkingsgraad 3-maands rentemiddeling (12-maands middeling) Haalbaarheidstoets Continuïteitsanalyse en consistentietoets Toekomstbestendig Toeslagmatrix indexeren 110% indexatiedrempel Premiedekkingsgraadeis Stijging VEV Strengere regeling parameters Premiedemping via 10- jaars gemiddelde rente of verwacht reëel rendement Compleet contract Consequenties: het eindniveau van de UFR ligt bij de huidige rente lager dan 4,2%. Momenteel bedraagt deze ongeveer 3,7%. Het effect van de nieuwe UFR op de dekkingsgraad is beperkt, deze wordt 1%- á 2%-punt lager. De exacte daling verschilt van fonds tot fonds. Over het effect van het verdwijnen van de 3-maands rentemiddeling en de introductie van de 12-maands dekkingsgraadmiddeling op de dekkingsgraad van 1 januari 2015 is nu nog weinig te zeggen. Bestuurlijke keuzes: Geen 2. Lange termijn herstelplan en pensioenwetparameters Huidige situatie: wanneer een fonds in een reservetekort komt, dient binnen 15 jaar het Vereist Eigen Vermogen (VEV) bereikt te zijn. Die 15 jaar is een 3

strikte eis. Naarmate het lange termijn herstelplan langer loopt, is de tijd korter om naar het VEV toe te groeien. Hierdoor moeten aan het einde van de rit mogelijk zeer zware maatregelen worden genomen. Dit wordt ook wel geduid met de metafoor kruiend ijs. Het gemiddelde VEV bedraagt zo n 21%. Het in te rekenen rendement bij een 50/50 beleggingsmix bedraagt voor een gemiddeld fonds 5,9% en de aanname voor loongroei is 3%. Situatie nieuw FTK: het VEV wordt verhoogd, gemiddeld met zo n 5%. Het in te rekenen rendement bij een 50/50 beleggingsmix daalt voor een gemiddeld fonds naar 5,4%. De aanname voor loongroei is verlaagd naar 2,5%. De herstelplansystematiek is aangepast: in plaats van de strikte 15-jaars termijn, is nu sprake van een voortrollende hersteltermijn van maximaal 10 jaar. dekkingsgraad van 105% met gedeeltelijke indexering. Bij een voldoende hoge dekkingsgraad kan inhaalindexatie worden gegeven, om te compenseren voor in het verleden gemiste indexering. Situatie nieuw FTK: Onder een dekkingsgraad van 110% mag geen indexering worden gegeven. Boven een dekkingsgraad van 110% wordt de maximale hoogte van de indexering bepaald door de systematiek van de toekomstbestendige indexering. Die werkt als volgt: boven de 110% dekkingsgraad is een hoeveelheid vermogen beschikbaar. Uit dit vermogen mag worden geïndexeerd. Maar het maximale indexeringspercentage is zodanig dat het tot in lengte van jaren gegeven zou kunnen worden. Concreet komt het er op neer dat een fonds, wanneer het onder het VEV zit, maatregelen moet nemen, die naar verwachting in het eerstkomende jaar 1/10 e deel van het verschil tussen de huidige dekkingsgraad en het VEV wegwerken. Als het fonds een jaar later nog steeds onder het VEV zit, moet het wederom maatregelen nemen, die 1/10e deel van het verschil tussen de dekkingsgraad en het VEV wegwerken, enzovoort. Deze herstelplansystematiek wordt ook wel aangeduid als een herstelplan zonder geheugen of dakpansgewijze sturing. Vast gelegd mag worden dat een herstelpremie geen onderdeel zal uitmaken van een herstelplan. Consequenties: door het werken met een voortrollende geheugenloze hersteltermijn in plaats van kruiend ijs wordt de kans op zware maatregelen aanzienlijk beperkt. Hierdoor wordt het voor een pensioenfonds gemakkelijker om gedurende een reservetekort vast te houden aan het lange termijn beleggingsbeleid. Dat is een voordeel van deze nieuwe systematiek. Een nadeel is dat een fonds aanzienlijk langer dan 10 jaar in een reservetekort kan blijven hangen. In theorie kan het zelfs voorkomen dat het VEV nooit meer wordt bereikt. Bestuurlijke keuzes: de hersteltermijn bedraagt maximaal 10 jaar, maar kan ook korter worden gekozen. Dit is vooral relevant in geval van een vergrijsd fonds. DNB gaat hierop toetsen. Daarnaast dient een keuze worden gemaakt of de premie meedoet als stuurinstrument voor herstel richting het VEV. 3. Indexeringsbeleid Huidige situatie: de meeste fondsen werken met een dekkingsgraadafhankelijke indexeringsstaffel. Op basis daarvan wordt ieder jaar de hoogte van de indexering vastgesteld. Veel fondsen beginnen al vanaf een Concreet: als alle pensioenrechten tot in lengte van jaren met dat indexeringspercentage zouden worden verhoogd en we zouden de totale waarde van al die toekomstige indexeringen berekenen, waarbij we deze contant mogen maken tegen het verwachte aandelenrendement uit de regeling parameters, dan mag die waarde niet hoger zijn dan het beschikbare vermogen boven de 110%. De systematiek van toekomstbestendige indexering mag op twee manieren worden toegepast, als een absolute mate van indexatie of gerelateerd aan een indexatiemaatstaf. In de absolute variant heeft de indexering geen relatie met de gerealiseerde inflatie. Hoeveel geïndexeerd mag worden, hangt alleen af van het vermogensoverschot boven 110% en de rentestand. Als wordt gekozen voor een relatie met een indexatiemaatstaf (bijvoorbeeld prijs- of looninflatie) dan hangt de indexering ook af van de daadwerkelijk gerealiseerde inflatie. Wanneer de inflatie hoger uitvalt dan verwacht mag meer worden geïndexeerd en het omgekeerde geldt ook. Voor beide varianten geldt dat de toegekende indexering binnen de fiscale randvoorwaarden moet blijven. Inhaalindexatie mag in het nieuwe FTK pas worden gegeven boven het maximum van het VEV en de dekkingsgraad waarop het fonds volledig (toekomstbestendig) kan indexeren. Van het overschot boven dit maximum mag maximaal 1/10e deel worden toegekend als inhaalindexering. Consequenties: De hoogte van de indexering hangt in het nieuwe FTK af van de hoogte van de dekkingsgraad, net als in het huidige FTK. Maar de hoogte van de indexering hangt voortaan ook af van de rentestand. Bij een lagere rente mag meer worden geïndexeerd. Bij een 4

dekkingsgraad van 120% is het vermogensoverschot boven de 110% gelijk aan 10% van de waarde van de verplichtingen. Bij een lagere rente zijn de verplichtingen meer waard en is dus meer vermogen beschikbaar voor indexering. In onderstaande tabel is het beschreven effect weergegeven. Dekkingsgraad 120% 130% Rentetermijnstructuur 1,2% 2,2% 31 mei 2015 Rentetermijnstructuur 1,5% 2,6% 31 mei 2015-1% Ten opzichte van het huidige FTK is in het nieuwe FTK aanzienlijk minder ruimte om gemiste indexering snel in te kunnen halen. Het kabinet heeft hiervoor gekozen vanuit het oogpunt van evenwichtigheid: in tekortsituaties mag het tekort worden uitgesmeerd en dus moet in overschotsituaties het overschot ook worden uitgesmeerd. Voor gepensioneerden kan dit evenwel betekenen dat zij lang moeten wachten op een volledige compensatie van gemiste indexering. Hier zit de intergenerationele uitruil van de effecten voor jong en oud. Bestuurlijke keuzes: bezien moet worden in hoeverre de huidige indexeringsstaffels van pensioenfondsen houdbaar zijn in relatie tot de 110% grens en de overige eisen die de systematiek van toekomstbestendig indexering stelt. Mogelijk moeten er aanpassingen in het indexeringsbeleid worden gemaakt. Ook moet worden besloten of de randvoorwaarde van toekomstbestendige indexering wordt gerelateerd aan de (loon)inflatie of niet. Daarnaast moeten er, binnen de gestelde voorwaarden, keuzes worden gemaakt over de wijze waarop inhaalindexatie geschiedt. 4. Korte termijnherstelplan Huidige situatie: als een fonds in onderdekking geraakt en de dekkingsgraad lager is dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) van ongeveer 105%, moet het daar binnen 3 jaar via een korte termijn herstelplan weer uit zijn. Die 3 jaar is een strikte termijn, er is dus sprake van kruiend ijs. Nominale kortingen zijn hierbij ultimum remedium en mogen pas plaatsvinden als alle andere stuurmiddelen zijn ingezet. De Minister heeft de mogelijkheid om in bijzondere situatie de hersteltermijn te verlengen tot 5 jaar. Dat is in 2009 gebeurd. Situatie nieuw FTK: het korte termijn herstelplan, zoals we dat nu kennen, komt te vervallen. Maar er is wel een voorwaarde in het FTK opgenomen die voorschrijft dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds niet langer dan vijf jaar onder het MVEV mag liggen. Als dat het geval is, dient het fonds in één keer zijn dekkingsgraad weer op het niveau van 105% te brengen. Dat mag via een eenmalige korting, maar er mag ook gekozen worden de korting over 10 jaar uit te smeren. In dat geval moet een pad van 10 onvoorwaardelijke kortingen op de lat worden gezet, zodat de dekkingsgraad boekhoudkundig weer gelijk is aan 105%. Deze onvoorwaardelijke kortingen kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt. Een eventuele toekomstige indexering kan echter de korting in materiële zin natuurlijk wel beperken of teniet doen. In de memorie van toelichting geeft het kabinet nadrukkelijk aan dat premiebijstorting niet noodzakelijkerwijs onderdeel hoeft te zijn van de herstelmaatregelen. Voor het ongedaan maken van de nominale kortingen gelden dezelfde regels als voor inhaalindexatie. Het fonds mag kortingen pas repareren boven het maximum van het VEV en de dekkingsgraad waarop het fonds volledig ( toekomstbestendig ) kan indexeren. De mogelijkheid voor de Minister om in bijzondere situatie afwijkende regels te stellen blijft gehandhaafd. Consequenties: de nieuwe eisen ten aanzien van het MVEV zijn soepeler dan de huidige korte termijn herstelplannen. Dat betekent dat fondsen minder zwaar hoeven korten. Zeker wanneer ervoor gekozen wordt om een nominale korting over 10 jaar uit te smeren. Dat is vooral in het belang van de oudere en gepensioneerde deelnemers. Het brengt echter wel communicatieve uitdagingen met zich mee, er staat immers 10 jaar lang een onvoorwaardelijke korting op de lat, ook als de financiële positie van het fonds weer rooskleurig is. Ook wordt de kans dat een fonds verder weg zakt onder het niveau van 105% met deze nieuwe maatregel groter. De compensatie van gekorte rechten mag pas bij een hoge dekkingsgraad en kan dus lang op zich laten wachten. Bestuurlijke keuzes: vooraf moet worden vastgelegd of premiebijstortingen onderdeel uitmaken van de herstelmaatregelen. Ook moet worden besloten of, in geval van een aanhoudende onderdekking, een nominale korting in één keer of over maximaal 10 jaar wordt verspreid. 5

Tot slot moeten op voorhand ook afspraken worden gemaakt over de wijze waarop kortingen worden gecompenseerd. Dat kan pas bij een hoge dekkingsgraad. De vraag die met name speelt is welke compensatie daarbij voorrang krijgt: worden de kortingen of de gemiste indexering als eerste gecompenseerd? aangescherpt en er zal dus minder snel sprake kunnen zijn van premiekortingen. Bestuurlijke keuzes: er dient een keuze te worden gemaakt in de wijze van premiedemping. En fondsen moeten hun huidige premiebeleid evalueren met het oog op de aangescherpte regels voor premiekorting. 5. Premie 6. Verwerken langlevenschokken Huidige situatie: in het huidige FTK hebben fondsen veel mogelijkheden voor premiedemping, zoals verwacht rendement, rentemiddeling, saldo rendement en verwachte inflatie. In onderdekking geldt de zogenaamde premiedekkingsgraad eis en moeten de nieuwe aanspraken minimaal op de actuele marktrente worden ingekocht. Juist in geval van een lage rentestand kan dat tot een hoge premie leiden. Deze premiedekkingsgraad eis is overigens geen onderdeel van de wet, maar een beleidsregel van DNB. Situatie nieuw FTK: in het nieuwe FTK zijn twee mogelijkheden voor premiedemping. Er kan worden gekozen voor een 10-jaars rentemiddeling, waarbij een opslag voor het VEV moet worden opgenomen. Of er kan worden gekozen voor het saldo van verwacht rendement en de verwachte inflatie behorende bij de gekozen indexatiemaatstaf. In de memorie van toelichting meldt het kabinet dat de premiedekkingsgraad eis komt te vervallen. Maar zoals al gemeld, komt deze eis nergens in de huidige wet voor. Het is dus nog afwachten hoe DNB hiermee omgaat. Fondsen dienen vooraf de dekkingsgraad vast te leggen waarbij van premiekorting sprake kan zijn, de zogenaamde premiekortingsgrens. Deze ligt sowieso op of boven het maximum van het VEV en de dekkingsgraad waarop het fonds volledig ( toekomstbestendig ) kan indexeren. Ook dient het fonds de afgelopen 10 jaar zijn ambities waar te hebben gemaakt, alvorens tot premiekorting overgegaan mag worden. In lagere regelgeving kunnen nog nadere regels worden opgesteld. Consequenties: de demping zorgt ook in de toekomst voor stabiele premies. Het effect op de hoogte van de premie is fondsafhankelijk. Belangrijk aandachtspunt is hoe DNB in de toekomst om gaat met de premiedekkingsgraad eis. Als deze werkelijk komt te vervallen betekent dat een aanzienlijke toename in de premiestabiliteit. Die stabiliteit geldt echter ook nadrukkelijker in financieel goede tijden: de eisen voor premiekorting zijn Huidige situatie: we spreken van een langlevenschok als uit nieuwe overlevingstafels blijkt dat de gemiddelde levensverwachting anders (vaak: hoger) uitpakt dan tot dan toe verwacht. De verplichtingen stijgen daardoor en de dekkingsgraad daalt. In het huidige FTK wordt zo n langlevenschok opgevangen via de dekkingsgraadstaffels. Er bestaat geen aparte regelgeving voor. Situatie nieuw FTK: in het consultatiedocument wordt gesproken van een zogenaamd Levensverwachting Aanpassings Mechanisme (LAM). Een langlevenschok zou via de LAM binnen een maximale termijn van 10 jaar kunnen worden verwerkt, ongeacht de hoogte van de dekkingsgraad. In het nieuwe FTK komt deze LAM niet meer expliciet voor. Als de dekkingsgraad lager is dan het VEV loopt een langlevenschok, net als in het huidige FTK, mee in het herstelplan. Als de dekkingsgraad hoger is dan het VEV dient een fonds de indexatie zodanig te beperken dat de langlevenschok geen impact heeft op de dekkingsgraad. Dat klinkt als een LAM. Er wordt echter niet vermeld of er sprake is van een uitsmeertermijn. En zo ja, hoe groot die maximaal mag zijn. Consequenties: het is nog onduidelijk wat de exacte eisen zijn bij het hierboven genoemde pseudo-lam. Bij dekkingsgraden onder het VEV verandert in wezen niets. Bestuurlijke keuzes: nog te bezien of er keuzes moeten worden gemaakt voor het pseudo-lam, bijvoorbeeld een keuze voor de uitsmeerperiode van langlevenschokken. 7. Haalbaarheidstoets en prudent person beginsel Huidige situatie: in het huidige FTK is sprake van een continuïteitsanalyse en een consistentietoets om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de financiële opzet en de financiële positie op langere termijn. Via het prudent person beginsel wordt duiding gegeven bij het te voeren beleggingsbeleid. Hierbij is sprake van een open norm. 6

Situatie nieuw FTK: er komt een haalbaarheidstoets. Deze toets vervangt de continuïteitsanalyse en de consistentietoets. Met de haalbaarheidstoets moet worden aangetoond dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau aansluit op de gecommuniceerde verwachtingen. Ook wordt getoetst of in een slecht-weer-scenario de uitkomst op fondsniveau niet te veel afwijkt van een door het fonds zelf gekozen bandbreedte. De toets wordt jaarlijks uitgevoerd en voorgelegd aan het verantwoordings- of belanghebbendenorgaan. De resultaten van de haalbaarheidstoets zijn ook de basis voor de communicatie naar deelnemers. De haalbaarheidstoets wordt nog verder ingevuld via lagere regelgeving. Ook het prudent person beginsel wordt via lagere regelgeving verder ingevuld. Het betreft geen nieuwe normstelling, maar de uitwerking van de bestaande norm. Het open karakter blijft behouden en dus blijft de verantwoordelijkheid voor de vormgeving van het beleggingsbeleid bij pensioenfondsen liggen. Fondsen wordt gevraagd om hiertoe zelf kwantitatieve limieten te formuleren voor de eigen invulling van het prudent person beginsel, zodat DNB kan toetsen of het daadwerkelijke beleggingsbeleid daarmee in overeenstemming is. Consequenties: de exacte consequenties van de haalbaarheidstoets en prudent person beginsel zijn nog moeilijk te overzien, omdat veel nog moet worden uitgewerkt in lagere regelgeving. In de memorie van toelichting straalt het kabinet uit dat fondsen hun beleggingsvrijheid behouden. Maar hoe dit precies uitpakt is dus afhankelijk van lagere regelgeving: the devil is in the details. Bestuurlijke keuzes: voor de haalbaarheidstoets dienen een ambitie en risicohouding en een maximale bandbreedte geformuleerd te worden. Voor het prudent person beginsel dienen fondsen hun eigen kwantitatieve limieten te formuleren. 8. Compleet contract Huidige situatie: in het huidig FTK hoeft een fonds vooraf geen concrete afspraken te maken over wat te doen in, bijvoorbeeld, een situatie van onderdekking. Het crisisplan bevat vaak alleen de mogelijke stuurinstrumenten, maar niet de mate waarin deze worden ingezet. Met andere woorden: het contract is niet compleet. Situatie nieuw FTK: fondsen moeten op voorhand expliciete beleidsregels opstellen en dus een compleet contract formuleren. Op deze wijze kan een fonds transparant communiceren en inzicht geven in de vraag of het beleid evenwichtig uitpakt over de generaties. Consequenties: bij het formuleren van het complete contract lijkt ruimte te blijven bestaan voor discretionaire vrijheid. Het bestuur kan afwijken van de afspraken als de specifieke situatie daar om vraagt. Het complete contract is dus een leidraad en geen halsband. Dat is belangrijk, omdat op voorhand nu eenmaal niet alle mogelijke situaties te overzien zijn. Het lijkt logisch dat een fonds een eventuele afwijking van de leidraad voorlegt aan het verantwoordings- of belanghebbendenorgaan ( comply or explain ), maar daarover wordt in de memorie van toelichting niets gemeld. Bestuurlijke keuzes: het contract moet compleet worden gemaakt, bijvoorbeeld door voor iedere dekkingsgraadsituatie expliciet te beschrijven welke beleidsmaatregelen daarbij van toepassing zijn, zowel voor hoge als voor lage dekkingsgraadsituaties. Begeleidende brieven bij het nieuwe wetsvoorstel Fasering invoering FTK Met het wetsvoorstel over het nieuwe FTK heeft de staatssecretaris twee brieven meegestuurd. De eerste brief gaat over de fasering van de invoering van het nieuwe FTK. Hoofdpunten daaruit zijn: Premie- en indexatiebesluiten eind 2014 hoeven nog niet te voldoen aan het nieuwe FTK. Pensioenfondsen hoeven in 2014 geen nieuwe herstelplannen in te dienen. Alle lopende herstelplannen vervallen per 1 januari 2015. Voor pensioenfondsen die in 2015 een herstelplan moeten indienen, wordt de hersteltermijn met 2 jaar verlengd tot 12 jaar. Herstelplannen in 2016 krijgen een hersteltermijn van 11 jaar. Vanaf 2017 geldt de normale hersteltermijn van 10 jaar. De voorwaarde dat een fonds niet langer dan 5 jaar in onderdekking mag verkeren, wordt pas vanaf 1 januari 2015 gemeten (dus na 5 jaar kan dit dan pas leiden tot maatregelen). Pensioenfondsen krijgen tot 1 juli 2015 de tijd voor het aanpassen van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota, het financiële crisisplan, de haalbaarheidstoets en indien nodig het herstelplan. De adviezen van de commissie Parameters en de commissie UFR worden overgenomen en per 1 januari 2015 van kracht. Op dat moment vervalt de 3-maands rentemiddeling. In plaats hiervan worden dekkingsgraden over 12 maanden gemiddeld. 7

Collectieve risicodeling in premieovereenkomst De tweede brief beschrijft de status van het onderzoek naar de mogelijkheden voor collectieve risicodeling binnen de premieovereenkomst. Deze verbeterde collectieve premieovereenkomst is door de staatssecretaris genoemd in haar brief van oktober 2013. In de brief van 25 juni 2014 schetst de staatssecretaris vijf uitgangspunten op basis waarvan zij met de pensioensector de mogelijkheden onderzoekt: Er mag geen systematische ex ante herverdeling bestaan tussen groepen deelnemers. De individuele eigendomsrechten moeten zowel in de opbouw- als in de uitkeringsfase helder zijn. Deze verkenning geeft geen aanleiding het reële contract alsnog in het FTK onder te brengen. Het reële contract kan een plek krijgen in de brede toekomstdiscussie over het pensioenstelsel. De marktwaarde van het eigendomsrecht kan niet worden beïnvloedt door discretionaire keuzes van het fondsbestuur. Voorstellen om collectieve risicodeling mogelijk te maken moeten binnen het Witteveenkader passen. Individuele eigendomsrechten zijn daarmee het vertrekpunt voor de vraag in hoeverre invulling kan worden gegeven aan risicodeling. 8

9

Disclaimer: PGGM N.V. heeft de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van dit document besteed. Het kan echter voorkomen dat de informatie in dit voorstel onvolledig of onjuist is als gevolg van kennelijke fouten of vergissingen of door druk- en zetfouten. PGGM N.V. aanvaardt hiervoor geen aansprakelijkheid. De in dit document opgenomen gegevens dienen vertrouwelijk te worden behandeld. PGGM betekent in dit document PGGM N.V. of een dochtervennootschap daarvan die belast is met, en waar nodig een vergunning heeft voor, uitvoering van bepaalde werkzaamheden. PGGM Noordweg Noord 150 Postbus 117, 3700 AC Zeist