Les 2.1 Weinig te eten. 1. Het derdewereldland: een arm land in een arm deel van de wereld. 6. Verhongeren: overlijden door voedselgebrek. Weinig te eten 2. De watersnood: een grote overstroming van een rivier of zee. 3. De schaarste: er is heel weinig van iets. 7. De hongersnood:door een tekort aan voedsel overlijden veel mensen. 8. De ramp: een heel erg ongeluk dat veel mensen in een groot gebied treft. 4. Het voedselgebrek: er is gebrek ( tekort ) aan voedsel. 5. Het voedselprobleem: een probleem dat met voedsel te maken heeft. 9. De catastrofe: een heel grote ramp. Opdracht: zoek met je groepje een ramp en beschrijf de ramp met gebruik van bovenstaande woorden.
Les 2.2 De collecte. 1. De collectant 1. Iemand die geld ophaalt voor een goed doel. 2. Collecteren 2. Geld ophalen. 3. Huis-aan-huiscollecte 3. Een collecte waarbij je van huis naar huis gaat en aanbelt om geld te vragen. 4. De collectebus 4. De bus waar het geld wordt ingestopt. 5. Inzamelen 5. Verzamelen, bij elkaar halen. 6. De inzameling 6. Het verzamelen van bijv. geld,kleding, speelgoed. 7. Het identiteitsbewijs 7. Een kaartje met naam en pasfoto erop. 8. Identificeren 8. Laten zien wie je bent met behulp van het identiteitsbewijs.
Les 2.3 Wat een weer! ( nodig woordenboeken) 1. De meteoroloog 1. Iemand die voor zijn beroep het weer bestudeert. 2. De sneeuwstorm 2. Het sneeuwt en waait heel hard. 3. De wervelwind 3. Een wervelende of harddraaiende wind, die alles mee omhoog zuigt. 4. Vernielen 4. Kapot maken. 5. Huizenhoog 5. Zo hoog als een huis, dus vreselijk hoog. 6. De vloedgolf 6. De dijken houden het water niet meer tegen, er komt een overstroming. 7. De springvloed 7. Door de stand van de zon en de maan staat de zee soms laag( = eb) en soms hoog (= vloed). Als de zon en de maan op een bepaalde manier naast de aarde staan is de vloed extra hoog, hoger dan de normale vloed. Dit noem je de springvloed. 8. Vernietigen 8.Niets heel laten.
Les 2.4 Eten bewaren ( nodig : woordenboeken). 1. De koelcel: een koelkast zo groot als een kamertje. 6. Verhitten: heet maken. BEWAREN 2. Afkoelen: kouder worden. 7. Roken: in de rook van het vuur hangen zodat het gerookt wordt en bewaard kan blijven. 3. Invriezen: kouder worden dan nul graden, het bevriest. 4. Het diepvriesproduct: etenswaren die bevroren zijn als je ze koopt. 8. Drogen: door de zon en de wind gaat het vocht eruit; het wordt dan gedroogd; dus gedroogd voedsel. 9. De silo: een soort pakhuis in de vorm van een koker,waarin bijv. veevoer of graan wordt bewaard. Het graan gaat er van bovenaf in. In de silo blijft het graan droog.
Les 2.5 Eten uit blik( nodig : verschillende conservenblikken). 1.De hygiëne: alles is netjes en schoon. 2. Bacteriën: een heel klein plantje of beestje dat je kan zien door een microscoop. 5. Bereiden: iets klaarmaken om het op te eten. BEWAREN 6. De blikgroente: groente in een conservenblik, niet vers, wel met vitaminen. 3. Inblikken: in een blik stoppen. 4. Het conservenblik: een blik om eten in te bewaren. 7. De magnetron: een soort oven, waar je eten snel in kunt verhitten of bevroren eten in kunt ontdooien. 8. De heteluchtoven:een oven waarin eten bereid wordt met hete lucht. Je kunt er brood of cake in bakken. Wat is de betekenis van de volgende woorden? De collectebus - het derdewereldland - de koelcel - het voedselgebrek.
Les 2.6 Land en vee ( nodig: informatie omtrent ontginning van Drenthe) 1. De plantage 1.Een veld in een warm land, waar thee, koffie, tabak of katoen wordt verbouwd. 2. Irrigeren 2.Natmaken van akkers door slangen waar water uit druppelt. 3. Op den duur 3.Na een tijd. 4. Ontginnen 4.Geschikt maken van de grond voor landbouw. Dus: vlak maken, bomen kappen en onkruid weghalen. 5. Land bewerken 5. Als boer op het land werken, bijv. ploegen,zaaien,oogsten. 6. De bemesting 6. Mest op het land uitstrooien. 7. Onvruchtbaar 7.Niet (= on) vruchtbaar; er groeit bijna niets. 8. De weidegrond 8.Land met gras, waarop vee kan grazen zoals koeien,paarden,schapen. 9. De veehouder 9. Iemand die als zijn beroep heeft om vee te houden en geld verdient door wol, melk, vlees of eieren te verkopen.