Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners Katleen Van den Broeck* & Isabelle Pannecoucke** *HIVA KU Leuven **KU Leuven campus Sint-Lucas Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. De resultaten van het grote woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams Parlement, De Schelp 3 maart 2015 www.steunpuntwonen.be
1. Woningkwaliteit 1.1. Subjectieve woningkwaliteit: wat & hoe gemeten? 1.2. Vochtproblemen en synthese-index fysische staat: overzicht naar deelmarkt 1.3. Vergelijking subjectieve/technische woningkwaliteit 1.4. Evolutie subjectieve woningkwaliteit 2005-2013 1.5. Relatie kenmerken woning/bewoner en subjectieve woningkwaliteit 1.6. Conclusies woningkwaliteit Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. Wat leert ons het Grote Woononderzoek 2013? 2
1.1. Subjectieve woningkwaliteit: wat & hoe gemeten? Technische woningkwaliteit niet altijd voorhanden Informatie over kwaliteit via vragen aan bewoners (bv. EU-SILC) Grote Woononderzoek 2013: uit vragenlijst, bij 10 000 huishoudens Ook bevraagd in Woonsurvey 2005 (ongeveer 5 000 huishoudens): laat toe evoluties waar te nemen Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. Wat leert ons het Grote Woononderzoek 2013? 3
1.1. Subjectieve woningkwaliteit: wat & hoe gemeten? Beperktere set van vragen: Vochtproblemen (aanwezigheid bepaalde vormen van vochtschade) Staat van zes woningelementen: elektrische installatie, binnen- en buitenmuren, ramen, dakgoot, dak => synthese-index Synthese-index: zeer slecht-slecht-matig-goed (zeer slecht-slecht ~ beoordeling ongeschikt ~ beoordeling ontoereikende kwaliteit) Link subjectieve woningkwaliteit en: Woning-/woontevredenheid Kennis kwaliteitsnormen/andere kwaliteitsnormen Belevingsaanpassing (aanvaarden van gebreken) Studiedag 4
1.2. Vochtproblemen en woningkwaliteit naar deelmarkt Vochtproblemen % vochtschade aanwezig Totaal Eigenaars 1 Huurders Private Sociale huurder 2 huurder Vochtschade aanwezig 20 16** 30 28 34 Lekkend dak 6 6** 8 8 9 Vochtige muur of vloer 16 13** 24 23* 29 Rottend raamwerk 6 5** 9 9 8 N 9 867-9 911 7 492-7 498 2 115-2 152 1 515-1 538 600-614 1 Pearson Chi²-test: **p<0,01; *p<0,05 voor verschil in verdeling tussen eigenaars en huurders. 2 Pearson Chi²-test: **p<0,01; *p<0,05 voor verschil in verdeling tussen private en sociale huurders in 2013. Eén op vijf woningen met vochtschade Vooral vochtige muur of vloer (+/- 1 op 6 woningen) Alle vochtproblemen veel sterker aanwezig bij huurders dan bij eigenaars Vochtige muur of vloer als groter probleem gerapporteerd bij sociale dan private huurders Studiedag 5
1.2. Vochtproblemen en woningkwaliteit naar deelmarkt Synthese-index fysisch staat van de woning % 2013 Totaal Eigenaar Huurder Private huurder Sociale huurder Goed 70 74 59 60 55 Matig 21 19 25 24 28 Slecht 9 7 15 14 15 Zeer slecht 1 1 2 2 1 N 9 929 7 509 2 156 1 541 615 Chi²-test 2013 ** 1 n.s. 2 1 Pearson Chi²-test: **p<0,01; *p<0,05 voor verschil in verdeling tussen eigenaars en huurders 2 Pearson Chi²-test: **p<0,01; *p<0,05 voor verschil in verdeling tussen private en sociale huurders. 7 op 10 woningen in goede staat bevonden; 1 op 10 in slechte tot zeer slechte staat bevonden Eigenaarswoningen gemiddeld betere (gerapporteerde) kwaliteit dan huurwoningen: reflectie ware toestand, tevredenheid en kennis kwaliteitsnormen! Geen significante verschillen tussen private en sociale huurders Studiedag 6
1.3. Vergelijking subjectieve/technische woningkwaliteit De subjectieve kwaliteitsindex als benadering voor de technische kwaliteit? Beide kwaliteitsmetingen moeilijk vergelijkbaar Antwoorden bewoners versus rapportage getrainde enquêteur Methode berekening niet gebaseerd op dezelfde set componenten Constructie subjectieve kwaliteitsindex gebaseerd op technische verslaggeving bij Vlaamse Wooncode zoals in 2004 in voege (2x aangepast) Studiedag 7
1.3. Vergelijking subjectieve/technische woningkwaliteit Inschatten vochtschade door bewoner: goed Relatie synthese-index fysische staat en eindbeoordeling kwaliteit (toereikend/ontoereikend): positief maar klein % woningen toereikende kwaliteit 1 als (zeer) slecht ervaren: 5% % woningen ontoereikende kwaliteit 2 als (redelijk) goed ervaren: 80% Subjectieve kwaliteitsindex is overschatting technische kwaliteit Kwaliteitsgebreken worden niet als problematisch ervaren en dus niet aangepakt => sensibilisering Vermoedelijke verschillen tussen rapportage eigenaars en huurders bevestigd (en sterker voor sociale huurders) Belevingsaanpassing bevestigd 1 N=3002 2 N=1710 Studiedag 8
1.4. Evolutie subjectieve woningkwaliteit 2005-2013 Wat is er veranderd? Evolutie vochtige muur of vloer 35 30 25 20 15 10 5 0 Totaal** Eigenaars** Huurders Private huurder* Sociale huurder 2005 2013 Lichte afname (rapportage) probleem vochtige muur of vloer voor eigenaars maar niet voor alle huurders (enkel voor private huurders) Geen wezenlijke verbetering Maar evolutie andere vochtproblemen? Studiedag 9
1.4. Evolutie subjectieve woningkwaliteit 2005-2013 Evolutie vochtschade minstens één van drie 35 30 25 20 15 10 5 0 Totaal Eigenaars Huurders EU-SILC 2005 EU-SILC 2012 GWO2013 Bron: Heylen (2012) (voor EU-SILC2005), Vlaamse Woonraad (SVR voor EU-SILC 2012), GWO2013 (voor GWO2013), OPM: vergelijkbaarheid EU-SILC en Woonsurvey2005/GWO 2013 Andere vraagformulering ( probleem / vochtschade ) Andere antwoordmogelijkheden tot 2007 (samengesteld/apart; EU-SILC verandering naar apart vanaf 2008) Toename % woningen met één van drie vochtproblemen in werkelijkheid vermoedelijk kleiner, maar geen tekenen van verbetering Studiedag 10
1.4. Evolutie subjectieve woningkwaliteit 2005-2013 Synthese-index fysische staat van de woning 100% 80% 60% 40% 20% 2 1 1 12 8 9 29 58 25 21 66 70 Zeer slecht Slecht Matig Goed 0% 2001 2005 2013 1 2001: Gebaseerd op Socio-Economische Enquête (SEE) 2001. (zie Vanneste et al., 2004) 2 2005/2013: Gebaseerd op Woonsurvey 2005/ Grote Woononderzoek 2013. 3 Pearson Chi²-test: (**p<0,01; *p<0,05) voor verschil in verdeling tussen 2005 en 2013: **. Toename percentage goede woningen (trager dan 2001-2005) Afname percentage matige woningen Percentage slechte/zeer slechte onveranderd (dynamisch of statisch?) Studiedag 11
1.4. Evolutie subjectieve woningkwaliteit 2005-2013 Evolutie synthese-index fysische staat naar deelmarkt 100% 80% 60% 40% 20% 0% 2005 2013 2005 2013 2005 2013 2005 2013 Zeer slecht Slecht Matig Goed Eigenaars** Huurders** Private huurder** Sociale huurder Eigenaars: lichte stijging % goede, daling % matige en status quo (zeer) slechte woningen Huurders: sterke stijging % goede, daling % matige, status quo (zeer) slechte woningen Private huurders: zeer sterke stijging % goede, vooral via daling matige en status quo (zeer) slechte woningen Sociale huurders: status quo Verschil in verdeling tussen private en sociale huurders significant (*) in 2005 (en nadelig voor private huur) maar niet in 2013 Studiedag 12
1.5. Relatie kenmerken woning/bewoner en subjectieve woningkwaliteit Relatie kenmerken woning Bouwperiode: % goede woningen stijgend met recentere bouwperiodes (vooral na WOII; cfr. technische kwaliteit) Centrumstad: lager % goede woningen t.o.v. overig gebied (gelinkt aan bouwperiode) Type woning: bewoners eengezinswoningen iets hoger % goede woningen dan meergezinswoningen (gelinkt aan o.a. deelmarkt) Studiedag 13
1.5. Relatie kenmerken woning/bewoner en subjectieve woningkwaliteit Relatie kenmerken bewoner Inkomensquintielen: stijgend % goede woningen met inkomen (Q3, Q4, Q5 ~gelijk) Leeftijd: stijgend % goede woningen met leeftijd (belevingsaanpassing) Huishoudtype: eenoudergezinnen < alleenstaanden < koppels met kind < koppels zonder kind Activiteitsstatus: werkloos&arbeidsongeschikt < tewerkgesteld < brugpensioen Nationaliteit: niet-eu < EU(niet-Belg) < Belg Studiedag 14
1.5. Relatie kenmerken woning/bewoner en subjectieve woningkwaliteit Belang bouwperiode Factoren die gelinkt zijn aan bouwperiode (toegang?): meergezinswoning (+) middel en hoge inkomensquintielen (+) huishoudtype (koppels met kinderen ++, koppels zonder kinderen +) deelmarkt (eigenaars < private huurders < sociale huurders) * centrumstad (-) Belang link bouwperiode-subjectieve kwaliteit => betaalbare renovatie oudere woningen en toegang tot nieuw(er)e woningen * Opm: sterkere toename recente woningen in private huursector Studiedag 15
1.6. Conclusies subjectieve woningkwaliteit Toestand 1 op 5 woningen met gerapporteerd vochtprobleem 1 op 10 woningen als slecht tot zeer slecht ervaren (cfr.<<37% van ontoereikende kwaliteit) Problemen meer geconcentreerd/gerapporteerd bij huurders Evolutie Vochtproblemen algemeen: geen afname Slechts lichte afname belangrijkste vochtprobleem (muur/vloer); bij sociale huurders geen verbetering Toename % goede woningen via daling % matige Hardnekkige kern (zeer) slechte woningen Ongelijke verdeling van de kwaliteitsverbetering: sterkst bij private huurders Geen verbeteringen in subjectieve kwaliteit bij de sociale huurders Inhaalbeweging private huurders => Geen verschil met sociale huurders meer Factoren Belang bouwperiode, deelmarkten, activiteitsstatus en huishoudtype, inkomen Toegang tot nieuwe woningen & renovatie Studiedag 16
2. Woontevredenheid 2.1 Algemene woontevredenheid 2.2 Verschillen in woontevredenheid 2.3 Perceptie van enkele buurtkenmerken 2.4 Verhuisgeneigdheid 2.5 Conclusies Studiedag 17
2. Woontevredenheid 2.1 Algemene woontevredenheid Als u de voor- en nadelen van uw woning/buurt bekijkt, bent u dan in het algemeen over uw woning/buurt...? 60 50 40 44,6 41,2 46 50,2 30 20 Woning Buurt 10 0 6,4 6,3 Zeer tevreden Tevreden Noch (on)tvreden 1,9 Ontevreden 1,7 0,1 0,7 Zeer ontevreden Studiedag 18
2. Woontevredenheid 2.2 Verschillen in woontevredenheid Gedifferentieerd naar diverse kenmerken Woningtype, woningmarktsegment, woonduur Geografische indicatoren Demografische en socio-economische kenmerken Eengezinswoningen, eigenaars, lange tijd Niet-centrumsteden, niet verstedelijkte gebieden Oudere bewoners en sterkere socio-economische groepen Studiedag 19
2. Woontevredenheid 2.3 Perceptie van buurtkenmerken (en link buurttevredenheid) zoals stabiliteit van/verhuisbewegingen in de buurt ; sociale relaties met buren; en aan-/afwezigheid van buurtproblemen (verschil eigenaarshuurders, vooral sociale huurders -) Geen probleem GWO 2013 WS 2005 Een probleem Ernstig Zeer ernstig Geen probleem probleem probleem Verkrotting 93,5 3,9 0,7 2,0 94,6 Concentratie van vreemdelingen 91,8 4,5 1,1 2,6 92,5 Reuk- of geurhinder 87,8 8,2 1,6 2,4 84,0 Marginaal gedrag van bepaalde bewoners 87,8 7,5 1,9 2,8 89,5 Vandalisme 87,2 8,4 2,0 2,4 86,1 Burengerucht 86,2 8,8 2,2 2,8 86,1 Ander lawaai van buiten 84,7 10,2 2,6 2,5 84,5 Hondenpoep of rommel op straat 79,2 13,7 3,8 3,3 77,7 Slecht onderhouden voet- en fietspaden, 78,8 12,5 4,6 4,1 75,8 straten Verkeerslawaai 75,7 16,2 4,1 4,0 68,2 Studiedag 20
2. Woontevredenheid 2.4 Verhuisgeneigdheid Als u over de mogelijkheden zou beschikken, zou u dan uit deze woning/buurt? 80 70 67 60 55,6 50 40 30 20 10 15,4 9 10,3 16,3 18,7 16,7 Uit woning Uit buurt 0 Zeker verhuizen Waarschijnlijk verhuizen Misschien verhuizen Zeker niet verhuizen Opm: lagere verhuisgeneigdheid woning/buurt sociale huurder t.o.v. private Studiedag 21
2. Woontevredenheid 2.4 Verhuisgeneigdheid * Opvatting over de huidige woning GWO 2013 WS 2005 Een definitieve woning, waarin ik oud wil worden 53,1 58,9 Een woning die het best past bij mijn huidige levensfase, maar waarin ik niet denk altijd te blijven wonen 28,0 25,6 Niet mijn ideale woning, maar wel de woning waarin ik hoop nog een hele tijd te kunnen blijven wonen 8,7 8,3 Een tijdelijke oplossing, ik ben op zoek naar een betere woning 8,4 6,0 Een noodoplossing 1,3 1,0 Andere 0,5 0,2 Studiedag 22
2.5. Conclusies woontevredenheid Grote algemene tevredenheid met woning en buurt Groter bij eigenaars dan bij huurders Buurttevredenheid groter bij private dan bij sociale huurders Maar sociale huurders wel minder geneigd te verhuizen zowel uit woning als uit buurt (beperktere keuzemogelijkheden?) Weinig veranderingen t.o.v. 2005 Studiedag 23