Ris Participatiewet en sociale werkvoorziening in Zuidoost- Drenthe

Vergelijkbare documenten
Transitieplan. 12 september 2013

Toelichting Participatiewet Raadsbijeenkomst

Programma. Wat is de Participatiewet? Hoe kunnen wij u helpen?

stuknr. B.enW. 14/553

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transitie Participatiewet: Regionale Stellingen

Een nieuwe taak voor gemeenten

Wajong en Participatiewet

Factsheet. Participatiewet. Informatie voor de werkgever, juli 2014

Participatiewet. 1 januari 2015

Verordeningen Participatiewet

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014

De Participatiewet. Raad op Zaterdag Den Haag, 21 september Edith van Ruijven

Participatiewet. 9 september raadscommissie EM - 1 -

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

Risicoanalyse en scenariostudie als onderbouwing van de Kadernota. Samenvatting

Raadsvoorstel. categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA B 1b 12/303. jaar stuknr. Raad. Onderwerp: Aanvraag herstructureringsfaciliteit Wsw

Invoering Participatiewet in de gemeente Ten Boer

Aan de leden van de gemeenteraad,

Opinienota toekomst uitvoering Participatiewet en Wsw

Arbeidsparticipatie naar vermogen

De decentralisatie van arbeidsparticipatie. Louis Polstra

Beschut werk in Aanleiding

Participatiewet. Wetgeving

Afdeling: Beleid Maatschappij Leiderdorp, 30 oktober 2014 Onderwerp: Re-integratieverordening. Aan de raad. Participatiewet

Voorstel aan de gemeenteraad van Oostzaan

Bijlage 1 : Beschut werk

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting van de antwoorden n.a.v. schriftelijke vragen over de Contourenbrief Participatiewet in de Vaste Kamercommissie SZW, dd.

PARTICIPATIE: ÓÓK IN OOST-GRONINGEN!

Overheidsbemoeienis versus maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wat betekent deze wet voor u als werkgever?

Doelgroep Voorziening Ondersteunende voorzieningen Loonwaarde 40-80% WML 2 en eventueel aangewezen op een Baanafspraakbaan

TRANSITIE Wwn w v n / hers r t s ruct c ure r rin i g S W S

Notitie beschut werk Inleiding Achtergronden bij de wetgeving Inhoud van de wetgeving

Realiseren Afspraak(banen)

Korte inhoud : De verordeningen Participatiewet dienen door de gemeenteraad te worden vastgesteld.

Beleidskader en verordeningen Participatiewet Eddy van der Spek Eva Mercks

Raadsbesluit Raadsvergadering: 28 mei 2014

arbeid / dagbesteding Participatiewet

Visie en uitgangspunten (1)

Participatiewet en Quotumheffing White Paper

Deelplan Participatiewet Beleidsplan sociaal domein

Invoering Participatiewet. Raadscommissie Samenleving 8 oktober 2014

INVOERING PARTICIPATIEWET IN OOST-GRONINGEN. Bellingwedde, Vlagtwedde, Veendam, Stadskanaal, Oldambt, Pekela, Menterwolde

Sociale werkbedrijven de toekomst

INVOERING PARTICIPATIEWET IN OOST-GRONINGEN. Bellingwedde, Vlagtwedde, Veendam, Stadskanaal, Oldambt, Pekela, Menterwolde

DE PARTICIPATIEWET VOOR U ALS WERKGEVER

Unieke Achterhoekers aan het werk? Doet u ook mee? Hans Bakker & Evert Jan Hamer Namens Werkbedrijf Achterhoek 10 december 2015

Van Ferdinand Tierie Afdeling WIZ Datum 22 juni 2017 Aan Bevelandse gemeenten

De Participatiewet en De Banenafspraak. Stijn van Bruggen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2513AA22. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE

Informatie over stand van zaken vorming Regionaal Werkbedrijf Zuidoost-Brabant. 3 februari 2015

BIJLAGE 1: BESCHUT WERK

VISIE BESCHUT WERK (nieuw) REGIO MIDDEN-LIMBURG

Participatiewet / Wsw. Raadsinformatieavond - 3 juli 2013

Werken naar vermogen. Maart 2012

Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet?

Startnotitie Werken naar Vermogen

Participatiewet en de lokale invulling. Presentatie aan de raad van de Gemeente Oude IJsselstreek Prof. Dr. Rob van Eijbergen

Samenwerkingsovereenkomst Regionaal Werkbedrijf Flevoland

Aan de Raad. 1. Aanleiding Het voorstel wordt aan de raad voorgelegd in zijn kaderstellende rol

BESCHUT WERKEN ALS WETTELIJKE VERPLICHTING AANLEIDING WETTELIJK KADER RIS.8139

Werk, inkomen. sociale zekerheid

Overzicht instrumenten re-integratie

Nieuwsbrief Werken is meedoen

BELEIDSKADERNOTITIE PARTICIPATIEWET HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE

De Zijl Bedrijven Van sociale werkvoorziening tot Brug naar Werk. Jan-Jaap de Haan Wethouder Leiden

Overdrachtsdocument voor (nieuw) bestuur na de gemeenteraadsverkiezingen

Oktober Participatiewet; kansen in samenwerking

VISIE BESCHUT WERK (nieuw) REGIO MIDDEN-LIMBURG

BEDOELD VOOR DE ONDERNEMERS IN VOORSCHOTEN, LEIDSCHENDAM-VOORBURG EN WASSENAAR

Schakelen tussen schaalniveaus sturen over organisatiegrenzen heen

Participatiewet. Hoe kunt u werk bieden aan werkzoekenden met een arbeidsbeperking?

Invoering Participatiewet in de gemeente Ten Boer

MEEDOEN WERKT! PRESENTATIE participatiewet. in opdracht van Min. SZW

Beschut Werk in de praktijk. presentatie 30 maart 2016 Jan-Jaap de Haan (Cedris)

Presentatie Participatiewet & Wijzigingen Wwb. Commissie Samenleving Brielle

College van burgemeester en wethouders de gemeenteraad Documentnummer: z Datum: 26 oktober 2017 Participatievoorziening beschut werk

Doel bijeenkomst. Informeren over de stand van zaken. Beeld schetsen van de beoogde aanpak UWV. Ophalen vragen, opmerkingen, tips en zorgen

Inhoud. Participatiewet & Participatiebudget. Indicatie aantallen (bijstand en nieuw instrumentarium) Aanleiding en opdracht werkgroep

1 van 5. Registratienummer: Bijlage(n) 2 Onderwerp. Beleidsplan Participatiewet. Middenbeemster, 30 september Aan de raad

Beleidsplan Participatiewet. Berkelland

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Sociaal Domein 2016: De Uitdaging Hoe krijgen we mensen aan het werk? Evelien Meester

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december Beleidsplan Re-integratiebeleid

Opinienota. Toekomst uitvoering Participatiewet en WSW

Wie ben ik? Turgut Hefti Arbeidsdeskundige en jurist UWV, Achmea DossierMeester

Visie op het Werkbedrijf Drenthe en samenwerkingsovereenkomst

1 notitie beleidskeuzes participatiewet, mei Notitie beleidskeuzes participatiewet

De gemeente aan zet. Presentatie t.b.v. bijeenkomst Dongemondraden op 10 juni Ad Baan Maarten Adelmeijer

BESCHUT WERK NIEUW AGENDA. De ontwikkeling van de sociale werkvoorziening en het oude beschut werk

Portefeuillehouder: M. Verschuren Behandelend ambtenaar R.J. Bolt, (t.a.v. R.J. Bolt)

2014 In cijfers SOCIALE WERKVOORZIENING

Onderwerp: Impact Sociaal Akkoord voor de Participatiewet

Puntsgewijze samenvatting van de Hoofdlijnennotitie werken naar vermogen

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/12040

Notitie tijdelijke dienstverbanden medewerkers Risse

Participatiewet. Veranderingen voor de Oosterschelderegio. 2 juni 2014 Door: Jaap Schipper.

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

Werk, inkomen. sociale zekerheid. versie

Transcriptie:

Ris. 6601 Participatiewet en sociale werkvoorziening in Zuidoost- Drenthe 8 mei 2014

Inhoud Inleiding 3 1 Participatiewet 4 1.1. Inhoud 5 1.2. Doelgroep 5 1.3. Financiën 6 1.4. Regionale uitvoering 7 2 Gevolgen voor de BOCE-gemeenten 8 2.1. De participatieopgave 8 2.2. De financiële opgave 10 2.3. De organisatorische opgave 13 2.4. Samengevat 13 3 Doelen, doelgroepen en dienstverlening 14 3.1. Doelen 14 3.2. Dienstverlening 14 3.2. Omvang van diensten ten behoeve van garantiebanen en beschut werk 17 3.3. De omgeving: de regionale arbeidsmarkt 18 3.4. Keuzes 18 3.3.1. Beschut werk 18 ^ 3.3.2. werken met behoud van uitkering 20 4 De uitvoering 22 4.1. Referentiescenario: afbouw Wsw 22 4.2. Opbouwvariant 1: een private uitvoering 25 4.3. Opbouwvariant 2: een publieke uitvoering 27 5. Varianten gewogen 30 6. Opbouwvariant 3: een nieuwe uitvoeringsorganisatie 32 6.1. De voorwaarden 32 6.2. De nieuwe uitvoeringsorganisatie 33 De huidige situatie 33 Veranderingen ín doelgroepen en doelstelling... 34 Een nieuwe opdracht 36 6.3. Naar een effectievere uitvoeringsorganisatie 36 7. Te beantwoorden vragen en advies 38 7.1. Te beantwoorden vragen 38 7.2. Advies 39

Inleiding De Participatiewet Op 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Doel van deze wet is om zoveel mogelijk mensen, ook mensen met een beperking, bij reguliere werkgevers aan de slag te krijgen. Instroom in de sociale werkvoorziening is niet meer mogelijk en instroom in de Wajong wordt beperkt. Alleen jonggehandicapten die nooit aan het werk kunnen, komen voor deze uitkering in aanmerking. Mensen die geen beroep meer kunnen doen op deze regelingen, worden door gemeenten ondersteund bij het vinden van werk op de reguliere arbeidsmarkt. Om dat te realiseren is er tussen het kabinet en sociale partners afgesproken dat werkgevers 125.000 garantiebanen voor mensen met een beperking creëren. Gemeenten krijgen de beschikking over een aangepaste vorm van loonkostensubsidie en middelen om aanvullende instrumenten in te zetten. Het gaat dan bijvoorbeeld om begeleiding, no risk polissen en werknemersvoorzieningen. Over de manier waarop banen en mensen met een beperking aan elkaar worden gekoppeld, worden afspraken gemaakt in het Werkbedrijf. Dit is een regionaal platform van sociale partners, gemeenten en UWV. Naast deze garantiebanen krijgen gemeenten de mogelijkheid om (landelijk) op termijn 30.000 beschutte werkplekken te organiseren: banen voor mensen die vanwege arbeidshandicaps niet in staat zijn bij een gewone werkgever aan de slag te kunnen. De invoering van de wet gaat gepaard met forse bezuinigingen. Gemeenten krijgen minder subsidie voor huidige Wsw-ers en minder budget voor de ondersteuning van de huidige bijstandsgerechtigden. Wel komen er extra middelen beschikbaar voor nieuwe doelgroepen (mensen die anders in de Wsw of de Wajong terecht waren gekomen). Drie opgaven voor gemeenten Dat stelt gemeenten voor drie opgaven: een participatieopgave, een financiële opgave en een organisatorische opgave. 1 De Participatieopgave De gemeenten hebben de opdracht om mensen te ondersteunen bij hun arbeidsparticipatie of (als dat nog niet mogelijk is) bij andere vormen van maatschappelijke deelname. De gemeente had deze opdracht al voor de bestaande bijstandsgerechtigden en voor mensen die nu gebruik maken van de sociale werkvoorziening. Daar komen nu groepen werkzoekenden met een beperking bij. Ook komt de nadruk voor deze groepen nu nog sterker te liggen op het vinden van werk bij reguliere bedrijven. De gemeente staat dus voor de vraag welke dienstverlening zij aan de verschillende doelgroepen (mensen zonder beperking, mensen met beperking, huidige Wsw-ers) en aan werkgevers wil bieden, in welke omvang en met welk doel. De wet vraagt van gemeenten om expliciet uitspraken te doen over de inzet van loonkostensubsidies, beschut werk en no risk polissen. 2 De financiële opgave De gemeenten hebben bij de uitvoering van deze opdracht te maken met strakke financiële kaders. Die bestaan in de eerste plaats uit de exploitatietekorten van de bestaande sociale werkvoorziening: de bezuinigingen op de Wsw leiden tot (oplopende)

tekorten bij de EMCO-groep. In de tweede plaats bestaan ze uit de beschikbare middelen om verschillende groepen werkzoekenden te ondersteunen (participatiebudget) en de beschikbare middelen om uitkeringen uit te betalen (inkomensbudget) en de uitvoering te organiseren (gemeentefonds). 3 De organisatorische opgave Gemeenten staan voor de keuze hoe zij de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers wil organiseren. Zij hebben daarbij te maken met de kaders die het Rijk en de sociale partners/vng stellen: zo wordt van gemeenten gevraagd om dienstverlening aan werkgevers uit te voeren in een arbeidsmarktregio en om de koppeling van garantiebanen en mensen met een beperking te regelen in een regionaal werkbedrijf, dat met die arbeidsmarktregio samenvalt. Daarnaast hebben gemeenten te maken met hun eigen uitvoeringsorganisaties: de sociale dienst en de sociale werkvoorziening. Zij staan voor de vraag welke rol deze (en eventueel andere organisaties) krijgen bij de uitvoering van de Participatiewet. Deze vraag is in BOCE-verband al eerder aan de orde geweest. De drie gemeenten hebben in 2009 het besluit genomen om de Gemeenschappelijke Regeling EMCO-groep op te heffen en tot liquidatie over te gaan. De uitvoering van dat besluit is vanwege de aangekondigde wetswijzigingen steeds uitgesteld. Gemeenten kunnen op basis van de wijzigingen in wetgeving en de inhoud van dit document dit besluit heroverwegen. Uitvoeringsscenario's In deze notitie willen we schetsen hoe de toekomstige uitvoering van de Participatiewet eruit kan zien. We beschrijven de dienstverlening die we willen bieden voor werkgevers en werkzoekenden. En we laten zien op welke manier die dienstverlening kan worden uitgevoerd. We doen dat aan de hand van drie "scenario's". De eerste is een referentiescenario, waarin we in kaart brengen wat de gevolgen zijn als de bestaande sociale werkvoorziening wordt afgebouwd en geen rol meer krijgt bij de uitvoering van de Participatiewet. De tweede is een "privaat" scenario, waarin de uitvoering voor een belangrijk deel in handen wordt gegeven aan de markt. De derde is een "publiek" scenario, waarin de uitvoering voor een belangrijk deel in handen wordt gegeven aan gemeentelijke organisaties of organisatieonderdelen. We kijken bij elk scenario expliciet naar de rol van het huidige Sw-bedrijf. We brengen per scenario de gevolgen voor de drie gemeentelijke opgaven in beeld: participatie, financieel en organisatorisch. Voordat we dat doen, brengen we in kaart wat de Participatiewet voor de drie gemeenten betekent. We laten zien welke keuzes gemeenten moeten maken, wat het effect is op de omvang van de doelgroepen en hoeveel en welke middelen en instrumenten beschikbaar zijn. Daarna beschrijven we de dienstverlening die noodzakelijk is om mensen (met en zonder beperking) voor te bereiden op werk. 1 Participatiewet

1.1. Inhoud De Participatiewet is één regeling voor alle mensen die wel kunnen werken, maar die niet over een inkomen of vermogen beschikken. Een regeling die ook geldt voor mensen met een beperking. Daarmee komt er (grotendeels) een einde aan de huidige Wsw en de Wajong. Vanaf 1 januari 2015 kan er niemand meer in de Wsw stromen. Mensen die op de wachtlijst staan, krijgen voorrang bij de afgesproken garantiebanen. Voor de Wajong komen alleen nog mensen in aanmerking die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Voor de groep mensen met een beperking komen wel aparte instrumenten beschikbaar. Gemeenten kunnen loonkostensubsidies verstrekken aan werkgevers die iemand met een beperking in dienst nemen. Van gemeenten wordt verder verwacht dat zij een aantal faciliteiten bieden aan deze werkgever. Het gaat dan onder andere om begeleiding, een no risk polis en werknemersvoorzieningen. Daarnaast kunnen gemeenten beschutte werkplekken organiseren voor mensen die alleen in een beschutte omgeving kunnen werken. De opdracht voor de overige groepen en de in te zetten instrumenten verandert niet. De verschillen tussen de instrumenten uit de Wsw en de Wajong (nu) en de Participatiewet (straks) ziet u hieronder. Tabel 1: verschillen Wsw/Wajong en Participatiewet Subsidie Wsw: Eén vast bedrag voor loonkosten(subsidie), dienstverband en begeleiding (Wsw); Wajong: loondispensatie en in te kopen ondersteuning (jobcoaching Een loonkostensubsidie naar loonwaarde (vanuit het inkomensbudget) en middelen voor begeleiding en werknemersvoorzieningen (uit het participatiebudget) en werknemersvoorzieningen) Risico op ziekte No risk polis ziektewet (landelijke regeling) No risk polis (te regelen door gemeente) werknemersvoorzieningen Wsw: in subsidie Wsw Overige groepen: landelijke Te regelen door gemeente (uit participatiebudget) regeling (UWV) Overige instrumenten Mobiliteitsbonus (premiekorting) Geen 1.2. Doelgroep De doelgroep van de Participatiewet bestaat uit mensen die nu nog een beroep doen op de Wet werk en bijstand en wordt uitgebreid met mensen die anders een beroep zouden hebben gedaan op de Wajong en de Wsw. Dat betekent dat gemeenten te maken krijgen met een grotere groep werkzoekenden waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

Een groep die voornamelijk bestaat uit mensen met een beperking en een loonwaarde tussen de 20 en 80 0 7o. Het Rijk gaat ervan uit dat er jaarlijks acht tot tienduizend mensen extra een beroep doen op de Participatiewet. Uit ervaringen met de bestaande Wsw en Wajong weten we dat een groot deel van deze groep als zij aan het werk gaan, ondersteuning nodig blijft houden. Mensen uit deze regelingen die nu bij reguliere bedrijven aan het werk zijn, hebben vrijwel allemaal extra begeleiding (bijvoorbeeld in de vorm van een jobcoach). Ook is er sprake van een hoge mate van dynamiek: deze groep mensen wisselt regelmatig van baan. Dat betekent dat er voortdurend inspanningen nodig zijn om mensen (opnieuw) te plaatsen. 1.3. Financiën De invoering van de Participatiewet gaat enerzijds gepaard met bezuinigingen en anderzijds met extra middelen voor nieuwe doelgroepen. De bezuinigingen bestaan uit: a. een (efficiency-)korting voor de huidige Wsw-ers. Voor iedere Wsw-plaats ontvangt de gemeente nu C 26.000. De komende periode gaat daar jaarlijks ruim C 500 vanaf. Vanaf 2020 ontvangen gemeenten nog C 22.700 voor elke plaats, een totale korting van C 3.300. b. een korting op het reintegratiebudget Op de huidige middelen voor ondersteuning van mensen in de bijstand vindt de komende Financiering: hoe werkt het De gemeente heeft de beschikking over twee budgetten: het inkomensbudget en het participatiebudget. Uit het inkomensbudget worden de uitkeringen betaald. Gemeenten krijgen landelijk voldoende geld om uitkeringen te financieren. Tegelijkertijd worden gemeenten geprikkeld om zoveel mogelijk mensen onafhankelijk van een uitkering te maken. Per gemeente wordt daarom vastgesteld wat (volgens een speciaal verdeelmodel) het aandeel van die gemeente in het totaal aantal bijstandgerechtigden naar verwachting zou moeten zijn. Heeft de gemeente er minder, dan houdt zij geld over. Heeft zij er meer, dan moet zij bijpassen. Ofwel: doe je het als gemeente "beter", dan zijn je kosten lager. Gemeenten worden straks geprikkeld om mensen meteen beperking meteen loonkostensubsidie aan het werk te helpen. De loonkostensubsidie is in veel gevallen lager dan de kosten voor de uitkering (het verschil mag de gemeente houden, in elk geval in het lopende jaar). Als er meer mensen met een loonkostensubsidie aan het werk gaan, gaat het gemiddelde uitkeringsbedrag waarschijnlijk naar beneden. Ofwel: als gemeente heb je financieel voordeel bij het plaatsen van meer mensen met een beperking en financieel nadeel als je dat minder (goed) doet. Overigens is er voortdurend discussie over de mate waarin het huidige verdeelmodel recht doet aan de beïnvloedingsmogelijkheden van gemeenten. Er worden daarom nu alternatieve verdeelmodellen ontwikkeld. Het participatiebudget, bedoeld voor ondersteuning van mensen met een uitkering, wordt vastgesteld door het Rijk. Het bestaat uit drie "componenten". 1. een bedrag voor huidige Wsw-ers. De verdeling over gemeenten vindt plaats op basis van het aantal Wsw-ers. 2. een bedrag voor de ondersteuning van bijstandsgerechtigden (het "oude W-deel"). De verdeling vindt grotendeels plaats op basis van het aantal uitkeringsgerechtigden en het opnamevermogen op de arbeidsmarkt 3. een bedrag voor de ondersteuning van mensen met een beperking. Naar verwachting vindt de verdeling plaats op basis van de instroom in de Wsw en de Wajong in het verleden. De verdeelkenmerken worden waarschijnlijk in mei bekend gemaakt. De gemeenten ontvangen de middelen in één ontschot budget en kunnen dus zelf bepalen welke middelen aan welke doelgroepen worden besteed.

jaren een korting plaats die (ten opzichte van 2013) oploopt tot 35 0 Zo in 2018. Naast deze korting worden er onder andere voor de garantiebanen en het beschut werk (extra) middelen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn bedoeld voor loonkostensubsidies, begeleiding en no risk polissen en bestaan uit: a. loonkostensubsidies (voor garantiebanen of voor beschut werk) Gemeenten kunnen de loonkostensubsidies betalen uit het inkomensbudget. De gemeente kan dit instrument in principe onbeperkt inzetten. b. de begeleiding van mensen met loonkostensubsidies bij reguliere bedrijven of in beschut werk Om mensen op garantiebanen of binnen beschut werk te kunnen begeleiden en om aanvullende instrumenten (bijvoorbeeld werknemersvoorzieningen of scholing) te kunnen bekostigen, ontvangen gemeenten middelen in het participatiebudget. Gemiddeld gaat het om C 4.000 voor mensen op garantiebanen en C 8.500 voor mensen in beschut werk. Op termijn (rond 2050) worden deze bedragen voor 60.000 garantiebanen en 30.000 beschut werk banen beschikbaar gesteld. Hoeveel geld gemeenten krijgen, is afhankelijk van de wijze waarop de middelen over gemeenten worden verdeeld. Het bedrag is niet afhankelijk van het werkelijk aantal banen. c. de bekostiging van no risk polissen Tot nu toe konden werkgevers die iemand met een beperking in dienst name bij ziekte een beroep doen op een no risk polis in de ziektewet. Het UWV nam dan de loonkosten bij ziekte voor zijn rekening. Dat kan voor de gemeentelijke doelgroep niet. De gemeente moet zelf voor een dergelijke polis zorgen. Hiervoor komt een bedrag in het participatiebudget beschikbaar. Î.4. Regionale uitvoering In het sociaal akkoord is afgesproken om per arbeidsmarktregio te komen tot de vormgeving van een Werkbedrijf. Dat is een platform van gemeenten, sociale partners en UWV, eventueel aangevuld met sw-bedrijven en onderwijsinstellingen. Hierin worden afspraken gemaakt over de manier waarop de garantiebanen worden gekoppeld aan werkzoekenden met een beperking. Landelijk is afgesproken dat de wethouder van de centrumgemeente (in de arbeidsmarktregio Drenthe is dat Emmen) optreedt als voorzitter. In het Werkbedrijf moeten de volgende zaken worden geregeld:» de manier waarop bedrijven banen kunnen aanmelden «de manier waarop gemeenten werkzoekenden in beeld brengen en onder de aandacht brengen» de instrumenten die gemeenten beschikbaar stellen ter ondersteuning van werkgevers en werkzoekenden (loonkostensubsidie, begeleiding/jobcoaching, no risk polis)» de expertise op het gebied van jobcarving en jobcreation (het creëren van nieuwe functies voor mensen met een beperking door taken van bestaande functies af te halen of nieuwe taken te bundelen). Ook moet er door alle partijen een marktbewerkingsplan worden opgesteld waarin (op basis van een arbeidsmarktanalyse) is vastgelegd welke inspanningen men gaat verrichten om mensen met een beperking aan het werk te krijgen. Deze eis wordt ook nu

al (voor huidige werkzoekenden) gesteld aan de arbeidsmarktregio's, evenals de verplichting om per arbeidsmarktregio één werkgeversservicepunt te hebben. Het ligt daarom voor de hand om de bestaande organisatie van de arbeidsmarktregio om te vormen of uit te breiden tot het toekomstige werkbedrijf. 2 Gevolgen voor de BOCE-gemeenten Welke gevolgen heeft de Participatiewet voor de BOCE gemeenten? Zoals we in de inleiding hebben geschetst, hebben gemeenten te maken met drie opgaven: een participatieopgave, een financiële opgave en een organisatorische opgave. De gevolgen van de wet schetsen we aan de hand van deze drie opgaven. 2.1. De participatieopgave De gemeenten zijn en/of worden verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen naar (zo regulier mogelijk) werk of andere vormen van maatschappelijke deelname. De doelgroep In de Participatiewet worden de huidige Wwb, de Wajong en de Wsw samengevoegd. De doelgroep bestaat dan uit mensen nu al gebruik maken van de Wwb en uit mensen die recht houden op een baan binnen de Wsw. De eerste groep wisselt sterk van omvang. Hieronder gaan we er gemakshalve vanuit dat deze de komende jaren gelijk blijft. De tweede groep gaat als gevolg van natuurlijk verloop afnemen (er komen geen nieuwe meer bij). Op termijn (rond 2050) is dat aantal teruggelopen tot nul. Er komen vervolgens mensen met een beperking die vanaf 1 januari 2015 geen beroep meer kunnen doen op de Wsw en Wajong. De verwachting is dat het op termijn gaat om 4000 mensen in totaal. Niet iedereen zal echter een beroep doen op een uitkering (omdat men een partner heeft met inkomen of over vermogen beschikt). Het Rijk gaat uit dat de helft wel en de helft geen bijstandsuitkering nodig heeft. De groep zonder uitkering kan wel een beroep doen op (re integratie) ondersteuning. Tabel 2: geschatte omvang doelgroep participatiewet 2»Ĩ«. 2í "t Huidige wwb 4500 4500 4500 4500 4500 Huidige wsw 0 1645 1552 1458 1371 Nieuwe doelgroepen (met uitkering) 2000 57 159 254 344 Nieuwe doelgroepen (zonder uitkering) 57 159 254 344 2000 Totaal 6.259 6.370 6.466 6.559 8.500 De totale doelgroep waarvoor de gemeente verantwoordelijk is, neemt de komende jaren toe van circa 6.000 nu tot circa 8.500 straks. Daarbij is het overigens de vraag in hoeverre mensen met een beperking en zonder uitkering 1 een beroep gaan doen op ondersteuning van de gemeente. De (aangepaste) instrumenten Nu we de omvang van de (nieuwe) doelgroep hebben vastgesteld, is het de vraag hoeveel mensen gebruik kunnen maken van de (nieuwe) beschikbare instrumenten. Dat aantal is van een aantal factoren afhankelijk: in de eerste plaats van de mate waarin 1 Nîet uitkeringsgerechtigden ("nuggers")

werkgevers banen beschikbaar stellen voor mensen met een beperking (de garantiebanen). In de tweede plaats van de omvang van de middelen die de gemeente krijgt om mensen op die banen te begeleiden en werkgevers te faciliteren. Daarnaast kunnen gemeenten hun eigen keuzes maken: zo kunnen zij zelf bepalen of en zo ja, hoeveel beschut werk plaatsen zij wil organiseren. Aantal garantiebanen 1200 1000 800 600 Hoeveel banen werkgevers beschikbaar stellen, hangt af van de uitkomsten van 400 overleg tussen regiogemeenten en regionale werkgevers. Wanneer werkgevers in onze 200 regio een evenredig aandeel van het landelijk afgesproken aantal banen voor hun rekening 0 nemen, zou dat in 2025 voor de BOCEgemeenten tot ongeveer 1100 banen moeten leiden. Werkgevers zijn op grond van het sociaal akkoord verplicht deze banen te realiseren. Dat geldt dus ook voor de d r l H r i n i H H O J n í N Í N. i IL, i -j JĻ IN O O O D O O O O O O O O werkgevers in onze regio. Landelijk is afgesproken dat deze banen in de eerste jaren vooral "verdeeld" worden huidige Wajongers en mensen die op de wachtlijst van de Wsw staan. Over een aantal jaren komen zij voor alle groepen met beperkingen beschikbaar. Wanneer die banen er komen, willen we deze uiteraard zoveel mogelijk vervullen. Loonkostensubsidies kunnen we onbeperkt uit het inkomensbudget betalen. Dat geldt niet voor de begeleidingsmiddelen. Of deze middelen voldoende zijn is afhankelijk van het aantal de banen waarop medewerkers uit gemeentelijke doelgroep aan het werk zijn en van de werkelijke kosten. Hieronder geven we aan voor hoeveel mensen we naar verwachting begeleidingsmiddelen ontvangen 2. In de eerste jaren ligt dat lager dan het aantal geschatte garantiebanen. Dat komt omdat er in die jaren ook Wajongers op deze banen geplaatst kunnen worden. Tabel 3: aantal banen op basis sociaal akkoord en op basis van beschikbare middelen Aantal garantiebanen (BOCE) Aantal personen waarvoor begeleidingsmiddelen beschikbaar zijn Aantal banen waarvoor begeleidingsmiddelen beschut werk beschikbaar zijn 2015 2016 2017 2018 2050 130 203 285 376 1081 23 67 111 154 812 11 34 56 78 407 2 We houden rekening met een verdeling op basis van ons huidige aandeel in het Participatiebudget. Rond mei 2014 geeft het Rijk hierover meer duidelijkheid. Wanneer bijvoorbeeld rekening gehouden wordt met de huidige aantallen Wsw ers, dan worden deze aantallen voor onze gemeenten hoger.

Samengevat Om uitvoering te geven aan hun participatieopgave (zoveel mogelijk mensen naar regulier werk of naar andere vormen van maatschappelijke deelname) hebben gemeenten te maken met een grotere groep mensen die ondersteund moet worden. Bij deze toename gaat het om mensen met een beperking. Gemeenten kunnen (naast de bestaande instrumenten) gebruik maken van de toegezegde garantiebanen en van de instrumenten die zij ter uitvoering daarvan beschikbaar hebben. Korting op Wsw-budget 3000 2500 2000 2.2. De financiële opgave Korting op het Wsw-budget De grootste bezuiniging waar gemeenten mee te maken hebben, is de korting op het Wsw-budget. Deze korting van C 500 per jaar per Wsw-plaats leidt in de BOCE-gemeenten tot een afname van het budget voor de sociale werkvoorziening van C 2015 2016 2017 2018 800.000 in 2015. Die korting loopt in 2018 op tot meer dan C 2,5 miljoen, ook al neemt het aantal Wsw-ers af 3. De kosten van de sociale werkvoorziening bestaan voor het grootste deel (75 0 7o) uit loonkosten voor medewerkers. Deze zijn nauwelijks beïnvloedbaar. Gevolg is een oplopend tekort op de exploitatie van de sociale werkvoorziening. De meerjarenbegroting van de EMCO-groep laat een tekort zien dat oploopt van C 2 miljoen in 2014 tot ruim C 5 miljoen in 2017. Dit vraagt om oplopende bijdrage van de gemeenten. Bij de verschillende scenario's laten we zien wat de gevolgen van gemeentelijke keuzes zijn voor het exploitatieresultaat van de EMCO-groep. Korting op het re-integratiebudget Daarnaast bezuinigt het Rijk op het Participatiebudget voor bestaande bijstandsgerechtigden. In de komende jaren leidt dat tot een afname van 35 0 7o van het bestaande budget (ten opzichte van het budget in 2013). Waarde BOCE-gemeenten in 2013 nog een bedrag van ruim C 9,5 miljoen ontvingen, is dat in 2018 nog C 6,5 miljoen, Extra middelen voor aangepaste instrumenten en nieuwe doelgroepen Zoals we eerder hebben laten zien, komen er aanvullende instrumenten beschikbaar. Daarvoor is ook extra geld beschikbaar. Naast de loonkostensubsidies (uit het inkomensbudget) gaat het om begeleidingsmiddelen voor mensen in garantiebanen en beschut werk. Daarnaast komt er re-integratiebudget beschikbaar voor mensen die anders in de Wajong terecht waren gekomen en voor de financiering van no risk polissen. Het totale budget (exclusief Wsw) zal de komende jaren oplopen, waarbij een steeds groter deel bestemd is voor de groep mensen met een beperking. 3 Uitgangspunt is dat gemeenten voor het werkelijke aantal Wsw-ers subsidie blijven ontvangen. Omdat het Rijk waarschijnlijk met aannames over de afname van deze groep gaat werken, kunnen afwijkingen daarin tot extra financiële risico's leiden.

Tabel 4: omvang en samenstelling participatiebudget (excl. wsw middelen) E&dragen x't l.ooö,"2015 āīļïb-^ ' 20& *.ļ?205q? 5,1 P budget oud 7.869 7.399 i. 6.728 6.647 6.647 Extra beschut 94 309 497 658 3.451 Extra garantiebanen 67 228 416 577 3.236 Extra Wajong/no risk 142 472 802 1.086 5.876 Totaal 8.172 8.408 8.443 8.968 19.210 Om vast te kunnen stellen hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor de ondersteuning van de gehele doelgroep van werkzoekenden, moeten twee vragen worden beantwoord: 1) wat doe je als gemeente met het tekort op de sociale werkvoorziening? 2) wat zijn de werkelijke kosten van de nieuwe instrumenten Bij de eerste vraag gaat het erom of je als gemeente de tekorten van de sociale werkvoorziening ten laste wilt brengen van het Participatiebudget (wat vanaf 1 januari 2015 mogelijk is) of van de algemene middelen (hetgeen tot nu toe gebeurt). Bij de tweede vraag gaat het erom of wat de werkelijke kosten van deze instrumenten zij en welk beslag deze leggen op de beschikbare middelen. We maken daarbij gebruik van het onderzoek van Capeladvies 4. Kosten aangepaste instrumenten Met de invoering van de Participatiewet hebben we te maken met nieuwe doelgroepen en nieuwe instrumenten. Die instrumenten zijn de garantiebanen en beschut werk. De kosten bestaan (naast de kosten voor de loonsubsidie) uit kosten voor begeleiding, no risk polissen en de uitvoering van de loonwaardebepaling. De kosten voor bemiddeling en acquisitie en eventuele uitvoeringskosten voor bijstandsverstrekking hebben we niet meegenomen. Per garantiebaan zien de kosten er als volgt uit. Voor de onderliggende berekeningen verwijzen we naar bijlage 1. Tabel 5: kosten ondersteuning garantiebanen en beschut werk Kosten begeleiding en instrumenten garantiebanen (wanneer mensen in dienst worden genomen bij een werkgever) Idem wanneer gemeenten zorgen voor een constructie waarbij mensen worden gedetacheerd bij een werkgever (en er dus een detacheringsorganisatie tussen zit) Idem wanneer de gemeente zelf een medewerker in dienst neemt op een garantiebaan Kosten begeleiding en instrumenten beschut werk Aanvullende kosten beschut werk C 5.000 (participatiebudget) C 9.600 (participatiebudget) C 5.000(p budget) C 3.700 (kosten gemeente) C 8.500 (p budget) C 3.500 (p budget?) Dat betekent dat de kosten voor deze instrumenten hoger zijn dan de C4.000 respectievelijk C 8.500 die voor garantiebanen en beschut werk plekken zijn opgenomen in het Participatiebudget. In tabel 7 laten we zien wat de kosten van deze instrumenten zijn, uitgaande van de aantallen waarvoor we begeleidingsmiddelen ontvangen. Die aantallen staan in tabel 6. De kosten die hieronder worden gepresenteerd, zijn alleen de kosten die worden gemaakt vanaf het moment dat mensen daadwerkelijk aan de slag 4 Capeladvies, Werken loont (in opdracht van VNG en Cedris), 2014.

zijn. Het gaat dus niet om de kosten van bijvoorbeeld diagnose of voorbereidingstrajecten. Tabel 6: aantallen garantiebanen en beschut werk '2015 -^2016 ţ * ^Oiąf latņfér - termijn Garantiebanen aantallen 23 67 111 beschut werk aantallen 11 34 56 7S 407 Totaal aantal 34 101 167 232 1219 Tabel 7: kosten begeleiding en ondersteuning garantiebanen en beschut werk ten laste van het participatiebudget Bedragen x C 1.000.2015 2016 2017 2018 Lange * BnHHHHHSHH * ' termijn ' Garantiebanen kosten 5 x C 1.000 e 167 C 489 C 810 C 1.124 C 5.927 Beschut werk kosten x C 1.000 e 132 C 408 C 672 C 936 C 4.884 Totale kosten nieuwe instrumenten C 299 C 897 e 1.482 C 2.060 C 10.811 De kosten van deze nieuwe instrumenten drukken op termijn voorc 11 miljoen op het participatiebudget. Zoals we in het kader op bladzijde 6 hebben geschetst, levert dit een financieel voordeel op in het inkomensbudget. Het gaat daarbij om het verschil tussen de uitkering en de loonkostensubsidie. De gemiddelde uitkering kost C 15.000. Bij een garantiebaan is de gemiddelde loonkostensubsidie naar verwachting C 10.000. Het voordeel is dan C 5.000. Bij beschut werk is de loonkostensubsidie naar verwachting gemiddeld C 14.200 Het voordeel is dan C 800. Hoe hoog het werkelijk financieel voordeel voor gemeenten is, is afhankelijk van de periode waarover gemeente daarover kunnen beschikken. We gaan ervan uit dat er voor de garantiebanen geen alternatieven zijn: deze passen in de doelstellingen, in de afspraken en leveren voordeel op in het inkomensbudget. Voor het beschut werk is die keuze er wel. Daar gaan we straks in het hoofdstuk dienstverlening verder op in. Samengevat De drie gemeenten hebben te maken met een aantal financiële opgaven:» het terugdringen van het tekort op de uitvoering van de huidige sociale werkvoorziening: in de huidige meerjarenbegroting van de EMCO oplopend tot C 5 miljoen in 2017.» het ondersteunen van verschillende groepen werkzoekenden met behulp van de beschikbare middelen uit het participatiebudget, waarbij de kosten voor de inzet van garantiebanen naar verwachting in 2017 C 0,8 miljoen zijn en die voor beschut werk C 0,7 miljoen. Het totale budget voor ondersteuning is in dat jaar C 8,4 miljoen.» het streven naar zo laag mogelijke kosten voor bijstandsverstrekking door beperking van instroom, stimuleren van uitstroom en inzet van loonkostensubsidies 5 Uitgaande van 50 0 7o plaatsing rechtstreeks en 50 o 7o via detachering (en 0 0 Zo bij gemeente)

2.3. De organisatorische opgave Tenslotte hebben gemeenten te maken met een organisatorische opgave. Hoe ga je de toekomstige uitvoering van de Participatiewet regelen? Op dit moment hebben gemeenten daarbij te maken met twee "eigen" organisaties (de "sociale dienst" en de sociale werkvoorziening) en het UWV. In totaal zijn er dus drie organisaties voor drie verschillende regelingen (bijstand, sociale werkvoorziening en Wajong). Na 2015 staan gemeenten voor de keuzes wat zij met hun "eigen" organisaties doen: (deels) afbouwen, ombouwen en/of integreren. En hoe zij de samenwerking met andere organisaties gaan vormgeven. Concreet gaat het dan om de uitwerking van het (regionale) werkbedrijf en (daarbinnen) met de werkgevers, de onderwijsinstellingen en andere gemeenten. Tevens ligt er voor de drie gemeenten nog een juridische opgave met betrekking tot de toekomst van de Gemeenschappelijke Regeling. De drie gemeenten hebben immers besloten over te gaan tot liquidatie, maar de beslissing daarover uit te stellen tot het moment waarop helder is wat de gevolgen zijn van de Participatiewet. 2.4. Samengevat Om de participatiewet uit te kunnen voeren, staan de gemeenten dus voor een aantal opgaven. De eerste is de participatieopgave: welke diensten gaan de gemeenten bieden om mensen te ondersteunen bij hun (arbeids-)participatie. Het gaat hierbij om het bepalen van de doelstellingen, (prioritaire) doelgroepen en de (inhoud van) dienstverlening. De tweede is de financiële opgave: hoe kunnen de gemeenten de tekorten van de EMCO zoveel mogelijk beperken, hoe verdelen zij de (schaarse) middelen, hoe zorgen zij voor zo laag mogelijke bijstandsuitgaven en zo laag mogelijke uitvoeringskosten. De derde is de organisatorische opgave: hoe gaan gemeenten hun dienstverlening organiseren? Wat is de rol van de sociale dienst(en, van de sociale werkvoorziening en van andere gemeentelijke onderdelen daarbij? Je zou kunnen zeggen dat het bij de gemeentelijke opgave vooral gaat om:» de wijze waarop de bestaande sociale werkvoorziening wordt afgebouwd «de wijze waarop de uitvoering van de participatiewet wordt opgebouwd «de vraag of deze zaken aan elkaar gekoppeld kunnen worden Beschut werk ma Huidigevysw Voorbereiding op/begeleiding bijgarantiebanen Participatiebanen (met behoud van uitkering) participatiewet ^žřiwsí Overige vormen van re-integratie

3 Doelen, doelgroepen en dienstverlening In hoofdstuk 2 hebben we laten zien voor welke (aangepaste) opgaven gemeenten staan. Zoals gezegd staan gemeenten voor de vraag welke doelstellingen zij willen behalen, welke dienstverlening daarvoor nodig is en voor welke doelgroepen deze wordt ingezet. 3.1. Doelen De drie gemeenten willen de volgende participatiedoelen realiseren: 1) Zoveel mogelijk mensen actief maken op de arbeidsmarkt, met de focus op betaalt werk. De kern van het re-integratiebeleid bestaat uit het stimuleren en ondersteunen van werkzoekenden bij het vinden van regulier werk. Dat geldt voor alle groepen met een arbeidsvermogen van 50 0 7o en hoger. Dat betekent dat we optimaal inzetten op het benutten van de garantiebanen. 2) Eigen kracht en verantwoordelijkheid Gemeenten vragen de komende periode meer van burgers zelf. Dat betekent dat ondersteuning intensiever is naarmate mensen minder in staat zijn om zelf een plek op de arbeidsmarkt te verkrijgen. 3) Een goede aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt De belangrijkste rol van de overheid is om een bijdrage te leveren aan het oplossen van knelpunten op de arbeidsmarkt. Het stimuleren en ondersteunen van het arbeidsaanbod gaat daarbij altijd samen met het bieden van oplossingen voor de vraag van werkgevers, 4) Degenen voor wie werk geen haalbare optie is, worden op een andere manier maatschappelijk actief. Wanneer mensen daartoe zelf niet in staat zijn, zorgen we dat er ondersteuning is. Welke diensten zijn er dan nodig om deze doelen te behalen? En welke veranderingen of aanpassingen zijn nodig als gevolg van de invoering van de Participatiewet? Hieronder zetten we ze op een rij. 3.2. Dienstverlening Goede werkgeversdienstverlening Om te kunnen voldoen aan de vraag van werkgevers en om werkgevers te stimuleren om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen, is het in de eerste plaats van belang om goede relaties met bedrijven te onderhouden. In de tweede plaats is het van belang om werkgevers waar nodig te ondersteunen bij het oplossen van hun arbeidsmarktvragen. Dat kan door de opleidingsbehoefte in kaart te brengen, de verbinding te leggen met gemeentelijke diensten die bedrijven kunnen ondersteunen (economische zaken, vergunningen, zelfstandigen, onderwijsinstellingen) de verbinding te leggen met de landelijke afspraken in het kader van de sectorplannen. In de derde plaats is het van belang om werkgevers te ontzorgen wanneer zij (specifieke groepen) werkzoekenden in dienst nemen. Dat kan door financiële bijdragen (loonkostensubsidies), door de inzet van instrumenten die de risico's verkleinen (no risk polis, detacheringsmogelijkheden), door het bieden van begeleiding aan werknemer en werkgever en door een eenduidige werkwijze van alle gemeenten in de arbeidsmarktregio.

Tenslotte is het van belang om werkgevers een helder beeld te geven van de competenties van potentiële medewerkers, zodat zij weten wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van deze personen zijn en wat dat eventueel van de werkgever (en de werkplek) vraagt. Op dit moment worden op verschillende plekken en op verschillende manieren relaties met bedrijven onderhouden en worden werkzoekenden bemiddeld. De vorming van arbeidsmarktregio's zorgt ervoor dat deze werkgeversaanpak 6 integraal en eenduidig moet zijn. De komst van de Participatiewet leidt er toe dat de dienstverlening voor een groter deel bestaat uit de bemiddeling en ondersteuning van mensen met een beperking en dat bij de werving gebruik kan worden gemaakt van de toezegging van bedrijven om garantiebanen te realiseren. Dat vraagt om een integrale aanpak, waarbij ook de deskundigheid nodig is om specifieke banen te creëren (jobcreation), uit verschillende functies eenvoudige taken te halen (jobcarving), aanpassingen te doen aan de werkplek, mensen met een beperking te begeleiden in hun werk en werkgevers te begeleiden bij de aansturing van deze groep werknemers. Diagnose en training Om een goede match te kunnen maken tussen werkzoekende en vacature, is het van belang dat de mogelijkheden van de werkzoekenden goed in beeld zijn en mensen goed zijn voorbereid op een toekomstige werkplek. Voor mensen met een grotere afstand tot werk en voor mensen met een beperking kan dat het beste door middel van werk. Wanneer mensen aan het werk zijn, worden capaciteiten en beperkingen immers het beste zichtbaar. Vanzelfsprekend moeten er dan wel werkplekken beschikbaar zijn waar dit mogelijk is. Gemeenten en sociale werkvoorziening brengen nu ook al de (mogelijkheden van) werkzoekenden in beeld. Voor Wsw-ers en voor bijstandsgerechtigden uit Emmen en Borger-Odoorn gebeurt dat vooral binnen het Trainings- en diagnosecentrum. Voor bijstandsgerechtigden uit Coevorden gebeurt dat binnen het Arbeidstrainingscentrum. De Participatiewet kent voor mensen met een beperking strakkere regels ten aanzien van de hoogte van de loonkostensubsidie die men kan ontvangen. Die is afhankelijk van de werkelijke loonwaarde. Dat betekent dat het voor de (kosten voor de) werkgever van nog groter belang is om inzicht te hebben in de mogelijke loonwaarde van de potentiële medewerker. Werkervaring Kenmerk van mensen met een afstand tot werk is vaak het ontbreken van werkervaring. Werk is de beste manier is om mensen voor te bereiden op werk. Om mensen kansen te bieden op de arbeidsmarkt zijn er werkervaringsplekken nodig waar men de vaardigheden kan leren die op de arbeidsmarkt worden gevraagd. Op dit moment organiseren gemeenten ook al werkervaringsplaatsen voor mensen met een bijstandsuitkering. Voor een deel gebeurt dat bij reguliere werkgevers en voor een deel binnen de eigen gemeentelijke organisatie. Ook worden er specifieke activiteiten georganiseerd om mensen tijdelijk werk te bieden. Dat gebeurt binnen de infrastructuur van EMCO (door Borger-Odoorn en Emmen), in de wijken (bijvoorbeeld door Buurtsupport in Emmen) en in projecten (bijvoorbeeld projecten in groen, wasserij of supermarkt in Coevorden). 6 Het visiedocument werkgeversdienstverlening ("Samen werken aan samenwerken") is in januari/februari 2014 door de colleges vastgesteld.

Begeleiding en bemiddeling Een deel van de werkzoekenden heeft ondersteuning nodig om werk te vinden, te verkrijgen en/ofte behouden. Voor de groep mensen met een beperkte afstand tot werk gaat het vooral om het stimuleren om actief te zoeken, voor mensen met een grotere afstand tot werk gaat het om het begeleiden bij het zoeken naar werk en het bepalen welke acties men daarbij zelf moet ondernemen en wat er aanvullend nodig is (bijvoorbeeld werkervaring of scholing). Kansen worden voor hen ook vaak groter wanneer zij (door een deskundige) onder de aandacht worden gebracht bij een werkgever. De Participatiewet brengt met zich mee dat een groter aantal mensen met een beperking bij een reguliere werkgever aan de slag gaat. Dat betekent dat in meer gevallen sprake zal zijn van specifieke vormen van bemiddeling (waarbij het niet alleen om vacaturevervulling gaat) en van specifieke vormen van begeleiding (bijvoorbeeld jobcoaching van werknemers en ondersteuning van de werkgever bij aanpassingen aan het werk en de begeleiding van hun medewerkers). Wanneer je de verschillende groepen werkzoekenden indeelt naar verwachte loonwaarde 7, kun je globaal de volgende indeling maken naar doelstelling en bijpassende diensten en instrumenten. Tabel 8: overzicht doel en diensten per doelgroep i" 1 Bi Ui It fľc y je*... jŵ tì ^OVo Regulier werk» Werkgeversdiensten «(eventueel): loonkostensubsidies» Diagnose en trainingen» Activering en handhaving» Werkervaring 50 80 Regulier werk» Werkgeversdiensten (met ondersteuning) «Diagnose en trainingen» Loonkostensubsidie garantiebanen «Bemiddeling/Begeleiding/voorbereiding/werkervaring/j obcoaching «No risk polis «Werknemersvoorzieningen» Loonwaardemeting 20 50 (beschut) werk «Loonkostensubsidie Participatie» Begeleiding/voorbereiding/ coaching» Maatschappelijke activiteiten vrijwilligerswerk 0 20 Participatie» Maatschappelijke activiteiten» Dagbesteding 7 Dit is een globale indeling. De werkelijke loonwaarde kan alleen op de werkplek worden vastgesteld.

3.2. Omvang van diensten ten behoeve van garantiebanen en beschut werk Naast de inhoud van de dienstverlening is het uiteraard ook van belang om inzicht te hebben in de omvang ervan. Hoeveel dienstverlening hebben we nodig wanneer de Participatiewet wordt ingevoerd? We kijken daarbij in eerste instantie naar de dienstverlening die nodig is om mensen te plaatsen op garantiebanen en beschut werk. Dit is immers de belangrijkste verandering ten opzichte van de huidige situatie. Garantiebanen Wanneer werkgevers naar rato van het aantal banen in de BOCE- regio banen creëren voor mensen met een beperking (de zogenaamde garantiebanen), dan zouden er in 2025 rond de 1100 banen beschikbaar moeten zijn. Jaarlijks gaat het om een instroom van gemiddeld 100 personen. Als je er in zou slagen om mensen één op één te plaatsen bij reguliere bedrijven, heb je bemiddelings- en begeleidingsactiviteiten nodig voor deze groep (dus bemiddeling voor 100 per jaar en begeleiding oplopend tot 1100 in 2025). We gaan er echter van uit dat deze groep mensen niet simpelweg vanuit de bijstand naar een baan te bemiddelen is. Zoals we hebben aangegeven, ligt het voor de hand om de competenties van mensen in beeld te brengen (diagnose) en deze te ontwikkelen (training, werkervaring en begeleiding) zodat mensen inpasbaar zijn op de arbeidsmarkt. We hebben dus een omgeving nodig waarin de mogelijkheden van mensen kunnen worden onderzocht en waarin mensen ervaring op kunnen doen. Verder hebben we een vorm van begeleiding (op de werkplek) nodig om mensen op de juiste plek te krijgen en te houden. Jaarlijks zal naar verwachting voor een deel van de mensen ook weer een nieuwe plek moeten worden gezocht. Niet iedereen die je voorbereidt of in beeld brengt, is immers succesvol te plaatsen. Wanneer we uitgaan van een succespercentage van 50 0 7o zou het nodig zijn om jaarlijks gemiddeld 200 mensen door middel van werk voor te bereiden op werk. Bij een voorbereidingsperiode van een jaar vraagt dat om gemiddeld 200 werkplekken. Beschut werk Wanneer we uitgaan een aantal beschut werk plekken op basis van de beschikbare begeleidingsmiddelen, dan gaat het op termijn om ruim 400 banen. Jaarlijks gaat het dan om een instroom van circa 20 personen. De inzet van beschut werk vraagt om een expliciete keuze van de gemeenten. We gaan daar in paragraaf 3.4 nader op in. Overige diensten Ook voor andere groepen werkzoekenden geldt dat we activiteiten werkplekken nodig hebben om mensen in beeld te brengen, te activeren en werkervaring te bieden. De omvang is afhankelijk van het aantal mensen dat instroomt en de verdeling over de verschillende categorieën. Om een beeld te schetsen: in 2012 zijn er in de BOCEgemeenten circa 1250 mensen ingestroomd in de bijstand. Wanneer je ervan uitgaat dat de verdeling zelfredders ^ 80 0 7o loonwaarde) circa 30 0 Zo is, de groep die kan worden voorbereid op werk met ondersteuning circa 40 0 7o is en de groep die is aangewezen op andere vormen van activering 30 o 7) is, dan zouden er voor 500 mensen werkplekken nodig zijn.

3.3. De omgeving: de regionale arbeidsmarkt Onze opgave om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen, vindt plaats tegen de achtergrond van een arbeidsmarkt die relatief zwak is. Het aantal banen is beperkt: per duizend leden van de beroepsbevolking zijn er 640 banen. Landelijk zijn dat er 730. Verder is de arbeidsmarkt in onze regio conjunctuurgevoelig vanwege het hoge aantal banen in de industrie. Dat betekent dat het aantal werkzoekenden in tijden van laagconjunctuur sterk oploopt. De ontwikkelingen op middellange termijn zijn voor mensen met een grotere afstand tot werk niet zo gunstig. Zo wordt er een groeiend tekort verwacht aan (productie-) banen voor laagopgeleiden. Dat zorgt nu (en in de toekomst) voor een mismatch tussen wat werkgevers vragen en wat werkzoekenden kunnen bieden. De participatieopgave van gemeenten bestaat dus ook uit het faciliteren van bedrijven die banen kunnen creëren voor (met name) lager opgeleiden. Daarbij kan men denken aan initiatieven op het gebied van reshoring. De markt voor stage- en werkervaringsplaatsen toont een sterke gelijkenis met die van reguliere banen. In een periode van laagconjunctuur is er naast een tekort aan reguliere banen vaak ook een tekort aan stages en werkervaringsplekken. 3.4. Keuzes Bij de keuze voor de aard van de dienstverlening, ligt een tweetal expliciete keuzes voor. In de eerste plaats gaat het om de vraag of en hoe de gemeente gebruik wil maken van het instrument beschut werk. In de tweede plaats gaat het om de vraag of de gemeente mensen met behoud van uitkering aan het werk wil laten gaan. 3.3.1. Beschut werk Beschut werk is een vorm van gesubsidieerde arbeid voor mensen die (vanwege beperkingen) niet in staat zijn om op de reguliere arbeidsmarkt aan het werk te gaan. Het gaat globaal om de doelgroep die vergelijkbaar is met mensen die nu gebruik maken van de Wsw en veelal zijn aangewezen op eenvoudiger vormen van werk. Mensen die gebruik maken van deze voorziening gaan daarvoor het minimumloon ontvangen (of meer, als zij onder een CAO vallen). Er vindt een geleidelijke opbouw van deze voorziening plaats. De gemeenten hebben zelf ruimte om hier invulling aan te geven. Gemeenten kunnen een (voor-) selectie maken van mensen waarvan zij verwachten dat zij zijn aangewezen op werk in een beschutte omgeving. Het UWV beoordeelt vervolgens of mensen tot de doelgroep behoren en geeft hierover een advies aan de gemeente. De gemeente neemt op grond van dit advies een besluit 8. De financiering is tweeledig: een bedrag voor begeleiding en een bedrag voor loonkostensubsidie. Het Rijk stort voor 30.000 beschut werk plekken geld ten behoeve van de begeleiding in het Participatiebudget. Dat is een ontschot budget, dus het gaat niet om geoormerkte middelen. Deze begeleidingsvergoeding bedraagt C 8.500 per persoon. Wanneer mensen in beschut werken aan de slag gaan, ontvangen zij hiervoor het minimumloon. De loonkostensubsidie (naar verwachting gemiddeld C 15.000) kan worden betaald uit het inkomensbudget. 8 De gemeente moet aansluiten bij dit advies, tenzij de gemeente van mening is dat het onzorgvuldig tot stand is gekomen. De gemeente kan dus niet op inhoudelijke gronden van dit advies afwijken.

De vragen die de gemeente met betrekking tot beschut werk moet beantwoorden, zijn: 1) Wil de gemeente uitvoering geven aan beschut werk? Ofwel: wil de gemeente voor een groep mensen met beperkingen die anders niet aan het werk komt, een aantal extra banen realiseren? En heeft de gemeente daar geld voor over? 2) Als de gemeente uitvoering wil geven aan beschut werk, voor welke groep gebeurt dat dan (hoe wordt bepaald wie wordt voordragen voor een indicatie) en in welke omvang? 3) Als de gemeente uitvoering wil geven aan beschut werk, welke voorzieningen worden dan aangeboden om deze werkzaamheden mogelijk te maken? 4) Als de gemeente uitvoering wil geven aan beschut werk, waar wordt dat dan uitgevoerd? Dat antwoord is mede afhankelijk van de vraag naar het doel van dit instrument: gaat het om het genereren van maatschappelijke opbrengsten (bijvoorbeeld het vergroten van leefbaarheid in de wijk) of gaat het om het verhogen van de arbeidsparticipatie en het benutten van het arbeidsvermogen. Een combinatie van beide kan natuurlijk ook. Overwegingen om beschut werk wel of niet in te zetten en in welke omvang hebben te maken met: 1) De kosten Zoals we hebben laten zien, is beschut werk voor de gemeente niet goedkoop. Naar verwachting is de hoogte van de loonkostensubsidie gelijk aan de gemiddelde uitkeringslasten. Daarnaast is er een aanvullende bijdrage nodig voor begeleidingskosten (uit het participatiebudget) en overige kosten (overhead). Daar staat tegenover dat het Rijk de loonkostensubsidie en de begeleidingskosten grotendeels dekt. De belangrijkste beperking voor de gemeente is dat de begeleidingskosten niet voor andere doelgroepen kunnen worden ingezet. 2) De arbeidsparticipatie Het toepassen van beschut werk is een gemakkelijke manier om extra werkgelegenheid te creëren voor mensen voor wie werk normaliter niet mogelijk is, omdat zij niet in staat zijn om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan. We hebben gezien dat het op termijn kan gaan 400 banen of meer. Dat betekent dat 400 mensen een eigen inkomen verdienen en niet meer afhankelijk zijn van een uitkering. Dat leidt voor deze groep tot meer welzijn en een lager beroep op zorg. 3) De beleidsuitgangspunten Als gemeenten hebben we als uitgangspunt geformuleerd dat we zoveel mogelijk mensen actief willen maken op de arbeidsmarkt. Met de inzet van het instrument beschut werk is dat het geval. Er zijn twee manieren om het beschut werk te positioneren: binnen een specifiek georganiseerde productieomgeving of geïntegreerd binnen de activiteiten in de wijken/leefgebieden. De BOCE-gemeenten hebben alle drie het voornemen om activiteiten binnen het sociale domein uit te voeren in wijken/leefgebieden. Hierbij wordt de rol van het instrument beschut werk expliciet genoemd als één van de manieren om mensen in hun eigen woonomgeving maatschappelijk actief te laten zijn. Naast beschut werk kan dat ook in de vorm van vrijwilligerswerk, dagbesteding of tegenprestatie.

Om te kunnen bepalen of dit meerwaarde biedt is het noodzakelijk dat helder is welke activiteiten gemeenten precies in de wijk willen uitvoeren en hoe de facilitering van degene die die activiteiten verrichten eruit ziet. Die helderheid is er nog niet. Om te bepalen of beschut werk in de wijk uitgevoerd kan worden, is het van belang om de volgende zaken in overweging te nemen: Het betreft een doelgroep met beperkingen op het fysieke, verstandelijke en psychische vlak. Dat betekent dat men beperkt is in de taken die men kan uitvoeren, in de mate van zelfstandigheid en de mate flexibiliteit. Dat heeft gevolgen voor de sturing en de begeleiding. Concreet betekent het dat wanneer de uitvoering vanuit de wijk/het leefgebied plaatsvindt er een stevige infrastructuur moet staan waarin passende werkzaamheden beschikbaar zijn. Werkzaamheden in de wijk leiden tot maatschappelijke opbrengsten en waarschijnlijk niet tot financiële opbrengsten. Beschut werk binnen een sociale werkvoorziening kent die financiële opbrengsten wel (grofweg C 3.000 per persoon). Een combinatie/integratie met (arbeidsmatige) dagbesteding kan tot voordelen leiden, zowel in participatiemogelijkheden als in efficiency (lagere kosten voor begeleiding of hogere opbrengsten). Dat vraagt echter nader onderzoek. Het integreren van activiteiten brengt ook met zich mee dat mensen die vergelijkbare activiteiten verrichten, verschillend worden beloond. Voordeel van een specifieke productieomgeving is dat het productieproces kan worden aangepast aan de doelgroep en de begeleiding gemakkelijker georganiseerd kan worden. Ook leidt het tot inkomsten. Nadeel is dat mensen in een aparte omgeving worden geplaatst, zoals dat nu ook binnen de sociale werkvoorziening gebeurt. Uiteraard kan ook een mix worden gemaakt van beide vormen. 3.3.2. werken met behoud van uitkering We hebben gesteld dat het opdoen van werkervaring het beste kan gebeuren door middel van werk. Aan dat werk worden wel eisen gesteld: mensen moeten er hun vaardigheden oefenen en vergroten en er moet sprake zijn van goede begeleiding. Deze plekken kunnen in de meeste gevallen alleen worden gerealiseerd wanneer hiervoor geen loon hoeft te worden betaald. Als gemeenten willen we niet dat op deze manier regulier werk wordt verdrongen. Ook willen we niet dat misbruik wordt gemaakt van gratis arbeidskracht. Dat betekent overigens niet dat een werkgever niet enig voordeel mag hebben van de inzet van iemand op een werkervaringsplaats. Werkervaringsplaatsen in verordening Emmen 1. Het college kan aan de uitkeringsgerechtigde die is ingedeeld in groep 2 of 3 een werkervaringsplaats aanbieden als onderdeel van een traject naar betaald werk. 2. Het doel van de werkervaringsplaats is het opdoen van werknemersvaardigheden 3. Een werkervaringsplaats bestaat uit het met behoud van uitkering onbeloond verrichten van additionele werkzaamheden. 4. Er mag maximaal twee jaar op een werkervaringsplaats worden gewerkt. 5. Gedurende in het kader van de werkervaringsplaats verrichte werkzaamheden vindt begeleiding plaats.