Plan 'ING lokatie Haarlemmerweg' te Amsterdam Theoretische beschouwing windklimaat. Datum 8 juli 2015 Referentie

Vergelijkbare documenten
Bestemmingsplan Koningin Julianaplein te Vaals Theoretische beoordeling van het windklimaat. Datum 13 augustus 2012 Referentie

Windhinderonderzoek. Woontoren Bètaplein. Gemeente Leiden. Datum: 12 juni 2015 Projectnummer:

Appartementen Osseveld-Oost te Apeldoorn Windhinder op loopniveau, een empirische studie. Datum 6 mei 2009 Referentie

Bankrashof te Amstelveen; Theoretische beschouwing windklimaat. Datum 17 februari 2017 Referentie

Blonk Advies B.V. Bouwfysica Akoestiek Brandveiligheid - Duurzaamheid. Project: ROC locatie Leiderdorp

Bestemmingsplan Koningin Julianaplein te Vaals Theoretische beoordeling van het windklimaat. Datum 17 augustus 2012 Referentie

Oostduinlaan 75 Den Haag

Project: "Wozoco Veldstraat te Rotterdam. Indicatief onderzoek naar windhinder. Datum 10 november 2011 Referentie

Project Cooltoren, Rotterdam Opdrachtgever U Vastgoed Architect VANWILSUMVANLOON architectuur & stedenbouw Omschrijving Literatuuronderzoek windhinder

datum 14 februari 2017 project Sijperda-Hardy/Windhinder De Looiers, vestiging Arnhem

Notitie. 1 Inleiding. Nieuwbouw Oudelandseweg 44 te Woerden Kwalitatieve beoordeling windhinder

Bestemmingsplan Osdorpplein en omgeving; theoretisch windhinderonderzoek. Datum 15 mei 2013 Referentie

Het gebied ten noorden en oosten van het appartementenbouw krijgt een parkachtige inrichting.

Notitie. Datum: 5 februari 2013 Project: Oude Haagweg Uw kenmerk: - Locatie: Den Haag Ons kenmerk: V040746ad dvv Betreft: Windhinder

hoogte van circa 57 m (Figuur 1). Ons is de vraag gesteld in hoeverre het windklimaat voor voetgangers op straatniveau rond het huidige ontwerp van he

Pattistpark te Terneuzen; Theoretisch windhinderonderzoek. Datum 4 februari 2012 Referentie

Ontwikkeling Hart van Zuid te Rotterdam. Windhinderscan voor de ontwikkeling van Hart van Zuid te Rotterdam

Rapport. Actualisatie windklimaatonderzoek Amstelstation Amsterdam

Notitie. Project : Nieuwbouw Pettelaarpark Locatie : s-hertogenbosch Betreft : Beoordeling risico s windhinder

Het nieuwbouwproject d Amandelhof bestaat uit een Zorgcentrum met blokken A, B en C en twee commerciële woontorens.

Hourglass Amsterdam. Windklimaatonderzoek met behulp van de windtunnel

Project De Eglantier, Apeldoorn Opdrachtgever Scan Estate Architect diverse Omschrijving Windhinderonderzoek R807174aaA2 Datum Opgesteld Ir

datum 8 december 2014 project Naturalis - team NeutelingsRiedijk vestiging Arnhem

Initiatiefnemer PINNACLE PROPERTY DEVELOPERS. Stedenbouw, Architectuur MVRDV. Adviseur VAN RIEZEN & PARTNERS. Adviseur CAUBERG-HUYGEN

Rozengrachttoren Zaandam. Windklimaatonderzoek met behulp van de windtunnel

Uitbreiding Da Vinci College, Kagerstraat 7, sectie P3356, Leiden. Invloed geplande uitbreiding op de windvang van de direct omliggende molens.

The New Atrium Amsterdam. Windklimaatonderzoek met behulp van de windtunnel.

Windhinderstudie Zalmhaven te Rotterdam

Nieuwbouw De Looiers te Purmerend; CFD onderzoek windklimaat

Windhinder Reactie Peutz m.b.t. punten die volgens de zienswijze ontbreken of niet correct zijn

HON1401R001

Baantoren Rotterdam. Windklimaatonderzoek met behulp van de windtunnel

Notitie Bouwplan ringspoorlijn blok 5 te Amsterdam. Toetsingskader en bouwkundige randvoorwaarden m.b.t. omgevingslawaai.

De Leidse Schans te Leiden; Stedenbouwkundig windhinderonderzoek met CFD. Datum 25 mei 2012 Referentie

windhinderonderzoek Rijnsburgerblok, Leiden Versie 002 B R001 Datum 28 mei 2015

3 augustus woningen in groenzone

Windonderzoek Ananasweg Lammenschans te Leiden. Windonderzoek ten behoeve van de omgevingsvergunning. Versie 001 B R002 Datum 30 mei 2016

Zalmhaven Rotterdam. Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau

Rapport. FIRST te Rotterdam, Fase 1 Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau.

Rapport. Eenhoorngebied Amsterdam Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau.

Rapport. Meeuwensingel 101 te Capelle a/d IJssel Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau.

Rapport. Invloed bouwplan De Hoop op windvang Wittebrinkse Molen te Zelhem. Figuur 1: De Wittebrinkse Molen te Zelhem.

Oranjepark Pijnacker

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

Notitie Bestemmingsplan Hoge Wei te Oosterhout; akoestisch onderzoek omgeving (Peperstraat 62/De Breeacker 10b) 1 Inleiding

Notitie. 1. Windklimaat Monarchkavel

Bouwplan Verhulstplein te Den Haag. Windklimaatonderzoek met behulp van CFD

Rapport. Invloed nieuwbouw Scheermanlocatie op het windaanbod van de Standerdmolen te Moergestel. Figuur 1: Bouwplan Scheermanlocatie (variant 2).

Nieuwbouw torens en renovatie het Atrium te Amsterdam

CPO de Hoofden, Houthavens Kavel 4 Aanvullende rapportage. Datum 26 februari 2016 Referentie

Kanaalpark blokken 1 en 2 te Leiden. Windklimaatonderzoek met behulp van CFD

Bestemmingsplan Eerste Herziening Kop Zuidas

Windtunnelonderzoek naar het windklimaat bij Delflandpleinbuurt in Amsterdam

Texelse Bierbrouwerij effect nieuwbouw op naastgelegen windturbine

Piet Hein kavel te Goes

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering

Schinkelkwadrant Zuid

Belcanto. ontspannen stedelijkheid

Rapport Concept Zoetermeer Mook Groningen Düsseldorf, Bonn Paris, Lyon London Leuven Zoetermeer

Bestemmingsplan Kijkduin Ockenburgh. Windklimaatonderzoek met behulp van CFD

Rapport. Stedenbouwkundig plan omgeving Amstelstation Aanvullend windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat rondom Blok A.

straatniveau rond het huidige ontwerp van de nieuwbouw zal zijn in het geval dat de omgeving met de bestaande situatie overeenkomt. In overleg met de

Windonderzoek Valley maximale variant. Windonderzoek Valley ten behoeve van het uitwerkingsplan maximale variant

Rapport. Nieuwbouw hotel Eindhoven Airport. Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau.

Plangebied Kop Zuidas Amsterdam. Windklimaatonderzoek met behulp van CFD

Ruimtelijke onderbouwing Fort Imperial te Breskens

Bezonningsstudie Ursulaland

Bezonningsonderzoek Forum Rotterdam

Concept d.d. 8 november 2011

Windklimaatonderzoek realisatie hoogbouw te Utrecht

Herontwikkeling voormalig Storkterrein te Amsterdam Oostenburg

Rapport. Van Berkel Aannemers Leimuiden BV te Leimuiden. Rapportnummer: WG Datum: 9 februari AA/BLi/LvI/WG RA

Rapport. Concept. Figuur 1: Maquette in de windtunnel. Ontwikkelingsmaatschappij De Monarch B.V. te Den Haag

Woningbouw Keerkring 5 te Amersfoort. Windklimaatonderzoek met behulp van CFD

Nieuwbouw Sportzaal Kikkerpolder, Groene Maredijk 1A, sectie P3173, Leiden.

Ypenburg Deelplan 20 te Den Haag. Windklimaatonderzoek met behulp van CFD

Windtunnel experimenten aan windhinder en de validatie van een virtueel windtunnel CFD-model

Project "Richterslaan" te Nieuwegein. Bezonningsonderzoek. Datum 5 mei 2011 Referentie

VOORONTWERP Woongebouw zelfbouwkavel ASP-2b1, dd. 14 december 2015

Bestemmingsplan Regentessekwartier Zuid te Den Haag. Windklimaatonderzoek met behulp van CFD

Rapport. Bouwplan Rijnsburgerblok te Leiden Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau.

Stedenbouwkundige onderbouwing dakopbouwen Componistenbuurt

BEELDKWALITEITPLAN Heerenveen - Skoatterwâld Speciaal onderwijs: Duisterhoutschool + It Oerset. Concept

Castricum PAULUSSCHOOL LOCATIE. Stedenbouwkundige randvoorwaarden voor nieuwbouw CONCEPT

aaattttaaa Leusden ro.o m Ruimtelijke onderbouwing Hessenweg 3L0 Bijlage I Stedenbouwkundig onderzoek

Bestemmingsplan Spuikwartier Den Haag

Notitie Inleiding en samenvatting Amsterdamse geluidbeleid Resultaten

Rapport. Nieuwbouwplan Land in Zicht te Haarlem. Windtunnelonderzoek met betrekking tot het te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau

Bijlage 1 Beschrijving verloop ontwikkeling stedenbouwkundig plan herontwikkeling Riethorst

BORGSTEDE EN OMGEVING

Rapport. Windklimaatonderzoek Rhijnspoorgebouw Amsterdam. 4 september 2013 OO/OO/HT/SAY RA-001

Scenario s andere referenties - bouwblokken STEDENBOUWKUNDIGE VERKENNING CENTRUM ZEIST I APRIL 2019 I SVP ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW

Den Helder Stadshart 47

Blok 4 August Allebéplein

ONE. Simulations. HCN Locatie Nieuwegein. Nieuwegein, Nederland. Datum: Windsafe Projects Science Park EA Son Nederland

Onderwerp: Effect van bebouwing op grotere afstand op de molenbiotoop van molen De Hoop in Harderwijk

Ruimtelijke onderbouwing bouwplan Kievitsham 9, Kerkdriel

Bestemmingsplan Van Sijpesteijnkwartier te Utrecht. Windklimaatonderzoek met behulp van de windtunnel

Lammenschans. Bouwblok Lammenschansweg - Ananasweg

Milieuhygiënische toetsing herinrichting sportvelden Jekerdal te Maastricht ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing

Transcriptie:

Gatwickstraat 11 1043 GL AMSTERDAM Postbus 9396 1006 AJ AMSTERDAM T +31 (0)20-6967181 F +31 (0)20-6634962 E amsterdam.ch@dpa.nl www.chri.nl K.v.K 58792562 IBAN NL71 RABO 0112 075584 Plan 'ING lokatie Haarlemmerweg' te Amsterdam Theoretische beschouwing windklimaat Datum 8 juli 2015 Referentie 20150464-04

Referentie 20150464-04 Rapporttitel Plan 'ING lokatie Haarlemmerweg' te Amsterdam Theoretische beschouwing windklimaat Datum 8 juli 2015 Opdrachtgever Contactpersoon HLW 506 BV Muiderstraat 1 1011 PZ AMSTERDAM De heer F. Roord Behandeld door ir. L. Apon DPA Cauberg-Huygen B.V. Gatwickstraat 11 1043 GL AMSTERDAM Postbus 9396 1006 AJ AMSTERDAM Telefoon 020-6967181 Fax 020-6634962 Pagina 1

Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Theoretische beschouwing windklimaat conform NEN 8100 4 2.1 Toetsingskader 4 2.1.1 Beleid, wet- en regelgeving 4 2.1.2 Beslismodel NEN 8100 4 2.2 Theoretisch onderzoek 5 2.3 Beoordeling windklimaat conform NEN 8100 5 2.3.1 Windhinder 5 2.3.2 Windgevaar 6 3 Plangebied en planbeschrijving 7 3.1 Ligging plangebied 7 3.2 Bouwplan 8 3.3 Windstatistiek planlocatie 9 4 Beoordeling windklimaat 10 4.1 Kavel X 11 4.2 Kavel 1A 13 4.3 Kavel 1B 14 4.4 Kavel 2A 15 4.5 Kavel 2B 17 4.6 Kavel 3 19 5 Samenvatting en conclusie 20 Pagina 2

1 Inleiding In opdracht van HLW 506 BV is een theoretische beschouwing van het windklimaat in het plan ING-locatie Haarlemmerweg te Amsterdam opgesteld. Figuur 1.1: Plan ING-locatie Haarlemmerweg Amsterdam De strook tussen de Haarlemmerweg en het Westerpark, waar nu de kantoren van ING staan wordt herontwikkeld tot een woongebied. Hiervoor is door MVRDV een plan gemaakt, zie figuur 1. Het nieuwe plan is opgebouwd uit 6 aaneengeschakelde kavels, waarbij elk kavel zijn eigen karakter en maaiveldinrichting zal krijgen. Ook de bebouwing op elke kavel is anders van karakter en in hoogte. Aan de oostzijde worden kleinschaliger en wat lagere blokken gerealiseerd, aan de westzijde worden grotere en hogere volumes gepland. De wens is de publieke ruimte rondom de gebouwen aantrekkelijk en toegankelijk te maken, waarvoor een goed windklimaat gewenst is. In dit kader is het windklimaat in het plangebied beoordeeld. Het doel van dit theoretische onderzoek is een indicatieve prognose te geven van het te verwachten windklimaat en een globaal inzicht te krijgen in de mogelijke windhinder rondom de bouwblokken. Bij deze beoordeling is gebruik gemaakt van binnen het bureau aanwezige expertise en kentallen uit de literatuur. Gezien de complexe gebouwvormen en stedenbouwkundige situatie is het niet mogelijk middels een theoretisch onderzoek een gedetailleerd beeld te scheppen van het windklimaat rondom dit plan. Deze rapportage kan als leidraad dienen voor de verdere uitwerking van het plangebied. Ook op basis van de NEN 8100 adviseren wij CFD- of windtunnel onderzoek om het plan gedetailleerder en nauwkeuriger te beoordelen. Pagina 3

2 Theoretische beschouwing windklimaat conform NEN 8100 2.1 Toetsingskader 2.1.1 Beleid, wet- en regelgeving In Nederland bestaat tot op heden geen wetgeving ter voorkoming van windhinder of windgevaar. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen windhinder of windgevaar niet hoeft te worden meegenomen in de afwegingen. De grondslag voor de beoordeling van het aspect windhinder vindt zijn grondslag in art. 3.1 Wro, de zorg voor een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor is het in kaart brengen van mogelijke windhinder of windgevaar en deze betrekken in de beoordeling noodzakelijk. In 2006 is de NEN 8100 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving uitgekomen. Deze norm geeft richtlijnen (methodes) voor het uitvoeren van windtunnel- en CFD onderzoek. Daarnaast wordt een beoordelingsmethodiek van windhinder en windgevaar gegeven. Met deze methodiek kan het windcomfort geclassificeerd worden (goed, matig, slecht). Tevens is een toetsingskader ten aanzien van windgevaar uitgewerkt. De NEN 8100 is een privaatrechtelijke norm en niet aangewezen in het Bouwbesluit of andere wetgeving. Feitelijk bestaat in Nederland tot op heden geen wetgeving ter voorkoming van windhinder of windgevaar. De NEN 8100 is echter de meest gebruikte norm voor het onderzoeken en beoordelen van het windklimaat. Derhalve is deze norm ook bij deze theoretische beoordeling ook als leidraad gehanteerd. 2.1.2 Beslismodel NEN 8100 In de norm NEN 8100 is een beslismodel opgezet om de noodzaak van toetsing van een bouwplan in te schatten. Uit dit beslismodel volgt dat de noodzaak van toetsing bepaald wordt door de ligging van het bouwplan (beschut of onbeschut) en de hoogte van het bouwplan: Tabel 3.1 Beslismodel NEN 8100 Ligging Hoogte Noodzaak van toetsing Beschut tot 15 m Voor beschut liggende gebouwen tot een hoogte van 15 m is geen nader onderzoek noodzakelijk; Beschut Onbeschut 15 tot 30 m hoog Tot 30 m hoogte Voor beschut liggende gebouwen met een hoogte van 15 tot 30 meter en voor onbeschut liggende gebouwen tot een hoogte van 30 m is de hulp van een windhinderdeskundige noodzakelijk om te beoordelen of er wel of niet CFD- of windtunnelonderzoek noodzakelijk is; Beschut of onbeschut Hoger dan 30 m Voor gebouwen met een hoogte vanaf 30 meter is nader onderzoek met CFD of windtunnel noodzakelijk. Delen van het plan (kavels 4, 5 en 6) hebben een bouwhoogte groter dan 30 meter. Op basis van het beslismodel wordt conform de NEN 8100 voor deze plandelen een windonderzoek in de windtunnel of CFDsimulaties geadviseerd. Een dergelijk onderzoek is kostbaar en tijdsintensief. Vanwege het verkennende karakter van dit onderzoek wordt nu afgeweken van de onderzoeksmethoden uit de NEN 8100 en is een theoretisch onderzoek uitgevoerd. Pagina 4

2.2 Theoretisch onderzoek Gezien het stadium waarin de planontwikkeling zich bevindt is het wenselijk een eerste inzicht te verkrijgen in het windklimaat in het plangebied, zodat hierbij bij de verdere uitwerking rekening mee gehouden kan worden. Het voorliggende onderzoek is een theoretisch onderzoek. Bij een dergelijk onderzoek wordt op basis van bureauexpertise en kentallen uit de literatuur een globale, eerste voorspelling van het windklimaat in een plangebied gegeven. Daar zeer vele factoren het windklimaat in een plangebied bepalen, kan een theoretisch onderzoek niet een even nauwkeurig beeld geven als een windtunnelonderzoek of CFD- conform de NEN 8100. De in deze studie voorspelde windhinderklassen kunnen tot circa één klasse afwijken van metingen in de windtunnel. Gezien de hoogtes van de geplande bebouwing (hoger dan 30 m) adviseren wij analoog aan het beslismodel uit de NEN 8100 bij verdere uitwerking een CFD- of windtunnelonderzoek uit te voeren, teneinde het windklimaat nauwkeurig te beoordelen en desgewenst het effect van voorzieningen ter verbetering van het windklimaat (luifels, schermen, groenvoorzieningen) te onderzoeken. 2.3 Beoordeling windklimaat conform NEN 8100 2.3.1 Windhinder Het criterium voor de beoordeling van windhinder is uit de volgende onderdelen opgebouwd: 1. Een drempelsnelheid ter beoordeling van windhinder, deze bedraagt 5 m/s; Het blijkt dat bij windsnelheden boven circa 5 m/s mechanische effecten een rol gaan spelen: het haar verwaait, kleding en paraplu s worden door de wind bewogen. 2. Een overschrijdingskans van deze drempelsnelheid. Hoe vaker de drempelsnelheid van 5 m/s overschreden wordt, hoe slechter het windklimaat ervaren zal worden. Aan de kans dat de drempelsnelheid van 5 m/s overschreden wordt, zijn 5 kwaliteitsklassen (A tot en met E) gekoppeld. Klasse A staat voor de hoogste comfortklasse en klasse E voor het laagste kwaliteitsniveau. 3. Windhindergevoeligheid van de activiteit die men op een locatie onderneemt. Ook wordt er bij de beoordeling ten aanzien van windhinder rekening mee gehouden dat de gevoeligheid van personen voor windhinder afhankelijk is van de activiteit die men op een zeker moment onderneemt. Sommige activiteiten zijn meer windhindergevoelig dan andere, afhankelijk van de activiteit kan een overschrijdingen van de drempelsnelheid geaccepteerd worden. Er worden bij de beoordeling van windhinder drie activiteiten onderscheiden: - Doorlopen Niet / nauwelijks windhinder gevoelig, bijvoorbeeld: parkeerterrein, trottoir; - Slenteren Wel windhinder gevoelig, bijvoorbeeld: entree, park, winkelstraat; - Langdurig zitten Meest windhinder gevoelig, bijvoorbeeld: terras, bankje in park, balkon; Afhankelijk van de activiteit wordt aangegeven of het lokale windklimaat, bij een bepaalde overschrijding van de drempelsnelheid (= kwaliteitsklasse) als goed, matig of slecht voor de activiteit beoordeeld moet worden, zoals aangegeven in tabel 2.1. Pagina 5

Tabel 3.2 Criteria voor windhinder 2.3.2 Windgevaar Naar analogie voor de beoordeling van windhinder wordt het criterium ter beoordeling van windgevaar opgebouwd. Hierbij wordt een drempelsnelheid van 15 m/s (uurgemiddelde windsnelheid) aangehouden. Met windgevaar worden zodanig hoge windsnelheden bedoeld dat mensen ernstige problemen ondervinden tijdens het lopen. Tijdens een windvlaag zouden mensen kunnen vallen. Bij windvlagen neemt de snelheid in korte tijd toe tot ruim 1,5 maal de uurgemiddelde windsnelheid. Ten aanzien van het beoordelen van windgevaar wordt de indeling zoals aangegeven in tabel 3.3 aangehouden. Tabel 3.3 Criteria voor windgevaar Een beperkt risico is slechts acceptabel bij niet windhinder gevoelig gebruik, te weten de activiteit doorlopen of voor plekken waar geen activiteit zal plaatsvinden (geen entrees, loop of fietsroutes). Voor de activiteiten slenteren en langdurig zitten is een beperkt risico op gevaar niet acceptabel. Pagina 6

3 Plangebied en planbeschrijving Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van onderstaande relevante tekeningen en informatie: - Concept masterplan WPW-1B, Haarlemmerweg Amsterdam (concept) van MVRDV dd. 12.05.2015. 1 - Voor gegevens betreffende de stedenbouwkundige situatie en hoogte van gebouwen en groenzone s in de omgeving van het plan is naast waarneming ter plaatse ook gebruik gemaakt van satelliet- en luchtfoto s (onder andere: www.maps.google.nl). 3.1 Ligging plangebied De wijdere omgeving van een plan is bepalend voor het karakter van de wind die op het plan aanstroomt. Zo waait het aan de kust bijvoorbeeld harder dan in het binnenland, waardoor windeffecten rond gebouwen aan de kust groter zullen zijn dan in het binnenland. Ook een stedelijke omgeving heeft een ander windprofiel dan het platteland. Het plangebied ligt aan de westzijde van Amsterdam, ingeklemd tussen het volkstuinencomplex Westerpark en de woonwijk Bos en Lommer. Het plangebied is daarmee nagenoeg in alle richtingen omsloten door stedelijk (of anderszins ruw ) gebied. Figuur 3.1:Ligging plangebied in de (wijdere) omgeving Figuur 3.2 :Rode cirkel = straal van 300 m rondom plangebied De na-oorlogse woonwijken die ten zuiden van het plangebied liggen bestaan uit bouwblokken van vier lagen met daarop een schuine kap (totale hoogte circa 15 meter). In het gebied met volkstuinen ten noorden van het plangebied staan veel grote volwassen bomen. Ook de langs de Haarlemmerweg die ten zuiden van het plangebied loopt, staan rijen met grote bomen. Het complex direct ten westen van het plan van MVRDV, eenkantoorcomplex getransformeerd tot woningen, is zeven bouwlagen (circa 21 m) hoog Pagina 7

3.2 Bouwplan Op de locatie langs de Haarlemmerweg staan op dit moment kantoren van ING. Dit zijn forse gebouwen, zie figuur 2.2. De gemiddelde hoogte is 20 m (6 á 7 bouwlagen). Aan de oostzijde staat een hoger gebouw (12 bouwlagen, circa 36 m hoog). Figuur 3.3: Luchtfoto huidige situatie met ING-panden Door MVRDV is een masterplan gemaakt voor het plangebied (zie figuur 1.1) dat is vastgelegd in document WPW-1B, Haarlemmerweg Amsterdam (concept) dd. 12.05.2015. Het masterplan is nog vrij globaal, maar de geplande bouwvolumes gaan naar verwachting in grote lijn wel de vorm krijgen zoals in figuur 1 is weergegeven. Het masterplan is opgebouwd uit verschillende kavels, waarvan de gebouwen een eigen vorm en karakter hebben. In figuur 2 zijn de kavels en hun benaming weergegeven.. Figuur 3.4: Plattegrond van de verschillende kavels binnen het plan De ontsluiting van de kavels zal grotendeels via de nieuwe hoofdontsluitingsweg langs de noordzijde van het plangebied plaats vinden (rode lijn in figuur 3.4). Deze weg is de ontsluitingsweg voor langzaam verkeer (voetgangers, fietsers etc) maar ook voor meer incidenteel verkeer (post/pakket bezorging, taxi s, nooddiensten etc). Voor bewoners worden parkeergarages onder de blokken gerealiseerd. De entrees van deze garages liggen direct bij binnenkomst van het terrein (tussen kavel X en 1A en ook tussen kavel 2B en 3, zie blauwe pijlen in figuur 3.4). Pagina 8

3.3 Windstatistiek planlocatie Zoals voorgeschreven in de NEN 8100 is de lokale windstatistiek en de terreinruwheid voor de locatie bepaald volgens de NPR 6097. De Amersfoortse coördinaten (= coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel) voor het plangebied zijn: X = 118.673 en Y = 488.767. Onderstaand is de windroos voor de locatie gegeven. Figuur 3.5: Uurgemiddelde windsnelheid op lokatie per sector op 60 m hoogte Uit de windstatistiek blijkt dat de windrichting zuid-zuidwest (210 en 240 ) overheersend is op de locatie. Niet alleen komt de wind het grootste deel van de tijd uit deze sectoren, ook komen de hoogste windsnelheden bij deze windrichtingen voor. Pagina 9

4 Beoordeling windklimaat Zoals toegelicht in hoofdstuk 3 hangt de beoordeling of waardering van het windklimaat af van de activiteit waarvoor een gebied voor bedoeld is. Omdat het plan zich nog in voorontwerp fase bevind, is voor veel plaatsen nog niet exact bekend welke activiteiten er zullen plaats vinden. Dit biedt de kans om bij het verder inrichten en ontwerpen van het gebied rekening te houden met het windklimaat. Daarom wordt nu eerst een inschatting gemaakt van het verwachte windklimaat per kavel, om inzicht te geven in mogelijke activiteiten (doorlopen, slenteren, langdurig zitten) waar het windklimaat geschikt voor is. Onderstaande tabel 4.1 geeft inzicht in de windklasse die vereist is om bij de verschillende activiteiten het windklimaat als goed te ervaren. Een goed windklimaat zal het ambitieniveau zijn voor het plangebied, waarbij een matig windklimaat geaccepteerd zou kunnen worden. Tabel 4.1 Beslismodel NEN 8100 Ambitieniveau Activiteit Omschrijving / typering gebied = Goed windklimaat Matig windklimaat Doorlopen Doorloopgebieden zijn gebieden als trottoirs, voetpaden en andere routes waarover mensen doelgericht van A naar B bewegen. klasse C klasse D Slentergebieden zijn gebieden waar men langzamer loopt en af en toe Slenteren even stil staat, zoals winkelstraten maar ook de entrees van gebou- klasse B klasse C wen worden gezien als slentergebied zit- Langdurig ten Privé- en publieke buitenruimtes bestemd voor langer verblijf, zoals balkons, dakterrassen, speeltuintjes, bankjes in het park en dergelijke zijn gebieden voor langdurig klasse A klasse B NB: Het onderscheid tussen klasse A en B is dusdanig klein, dat dit onderscheid in een theoretisch onderzoek niet verantwoord te maken is. Derhalve wordt in dit rapport enkel klasse B weergegeven. Pagina 10

4.1 Kavel X Op kavel X wordt een bijzonder gebouw met een hoogte van circa 60 meter gedacht. De tekeningen laten een schegvormig gebouw zien (54 m lang) met een groot gat in het midden van het gebouw. Het gat is 18 m breed en van 60 m hoog. Aan de zuidzijde van het plan wordt een aanlegsteiger gepland, aan het oosten wordt een parklandschap met bomen en tuinen ontworpen. Figuur 4.1: Verwachting windklimaat Kavel X Nabij de ZO en ZW hoek wordt een kritisch windklimaat verwacht, mogelijk klasse E: slecht voor doorlopen. Bij deze hoeken is plaatselijk ook de kans op een (beperkte) overschrijding van het gevaarcriterium aanwezig. Aan de voet van de zuidgevel zal het windklimaat ook ongunstig zijn, matig voor doorlopen. Wind uit de overheersende windrichtingen ZZW en WZW zal van grotere hoogte, met hogere windsnelheden langs de zuidgevel naar maaiveld afstromen en daar voor wervelingen aan de voet van de gevel en cornerstreams bij de gebouwhoeken zorgen. Om het windklimaat op maaiveld significant te verbeteren, moeten ingrijpende maatregelen genomen worden. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van het hoge gebouw op een brede laagbouwplint of het rondom aanbrengen van zeer diepe luifels (5-7 m diep). Alternatief kan met behulp van de windtunnel of CFD het windklimaat nauwkeuriger onderzocht worden, waarbij locaties met een slecht (klasse E) of (beperkt) gevaarlijk windklimaat nauwkeurig in kaart gebracht worden. Naar verwachting liggen deze gebieden vooral langs de gevels. Op enige afstand wordt een beter windklimaat verwacht. Door dit goed inzichtelijk te maken kan hierbij het landschapsontwerp rekening mee gehouden worden. Slechte of gevaarlijke plekken kunnen ontoegankelijk gemaakt worden (d.m.v. bestrating of beplanting). Looproutes kunnen gelegd worden op plekken met een acceptabel (matig / goed) windklimaat. Lokaal kan het windklimaat verbeterd worden door de combinatie van schermen en luifels, waarbij achter en onder de schermen en luifels zones met een beter windklimaat gerealiseerd worden. Door een entreegebied verdiept (in een nis) in het gebouw te leggen, wordt ter plaatse van die entree lokaal een beter windklimaat gerealiseerd. Pagina 11

Door het gat in het gebouw zal ook veel windstuwing ontstaan, doordat ten zuiden van het gat overdruk heerst en aan de noordzijde onderdruk. Hierdoor is het windklimaat op het terras in het gat ongunstig. Klasse D en plaatselijk wordt ook klasse E en een mogelijke overschrijding van het gevaarcriterium verwacht. Wanneer het gat aan de zuidzijde dichtgezet wordt met een voldoende hoog scherm, zal het windklimaat op het terras verbeteren. De hoogte van dit scherm, in relatie tot de zone waarin het windklimaat moet verbeteren, kan bepaald worden middels windtunnel of CFD-onderzoek. Er moet echter wel rekening gehouden worden met een scherm van minimaal één verdieping hoog en mogelijk hoger. In de tuin ten oosten van het blok zal over enige afstand van de ZO-gebouwhoek nog het effect van de cornerstreams gevoeld worden, wat resulteert in een ongunstig windklimaat (klasse E D C). Op enige afstand van het gebouw, zal met maatregelen als hagen en andere dichte beplanting lokaal een beter windklimaat gerealiseerd kunnen worden. Pagina 12

4.2 Kavel 1A Op kavel 5 wordt het bestaande gebouw van 36 m hoog en een contour van 39 bij 26,5 m² met drie lagen opgetopt tot een hoogte van 45 m hoog. De onderste lagen springen terug, waardoor een overdekte collonade aanwezig is met een diepe van 8 meter aan de zuidzijde en 3 meter diepte aan de oost- en westzijde. Het gebied ten oosten van dit bouwblok vormt de hoofdentree van het gebied. Foto: huidige situatie, toren kavel 5 met aansluitende laagbouw aan west zijde Figuur 4.2: Verwachting windklimaat Kavel 1A Naar verwachting heeft het optoppen van het gebouw een beperkte invloed op het windklimaat op maaiveld. Het gebouw van circa 15 m hoog, dat in de huidige situatie aan de westzijde aansluit op de toren wordt gesloopt. Hierdoor zal het windklimaat ten zuiden van de toren wat verbeteren, maar langs de nieuwe westgevel en de NW-hoek van de toren ontstaat mogelijk een ongunstiger windklimaat. Doordat de gevel op maaiveld over twee bouwlagen aan de zuidzijde fors (8 m) terug springt ten opzichte van het hoofdvolume wordt hier langs de gevel een goed windklimaat verwacht (klasse B). De grootte van het gebied met dit goede windklimaat wordt bepaald door de verhouding van de diepte van de verspringing in relatie tot de hoogte onder de verspringing. Aan de zuid en westzijde is de collonade 3 m diep, er zal een relatief smalle zone vlak langs de gevel aanwezig zijn met een beschutter windklimaat (klasse C). Buiten het overdekte gebied zal het windklimaat bepaald worden door het hoofdvolume van 45 m hoog en het westelijk gelegen volume van 30 m hoog. Bij de hoeken van het volume wordt lokaal een ongunstig windklimaat verwacht, klasse D, mogelijk klasse E. Langs de rest van de westgevel wordt klasse D verwacht. Verder van de gevel, tussen beide gebouwen in wordt klasse C verwacht Op het plein tussen kavel X en 1A zal op korte afstand van de gebouwgevels nog de invloed van de hoge gebouwen merkbaar zijn. Op het grootste deel van het plein wordt het windklimaat hier niet door beïnvloed en zal het windklimaat minimaal klasse C zijn, goed voor doorlopen. Door inrichting van het openbare terrein (dichte hagen / schermen etc.), kan het windklimaat tussen de gebouwen verbeteren. Pagina 13

4.3 Kavel 1B Op kavel 4 worden twee bouwblokken geplaatst. Het westelijke blok is 45 m hoog. De bovenste 5 bouwlagen kragen aan de zuidzijde circa 12 m uit. Het oostelijke blok is 30 m hoog, hier kragen de bovenste 4 lagen aan de noordzijde uit. Ten zuiden van het 30 m hoge blok wordt een groen plein met bomen gedacht, in de vaart wordt een drijvend terras gesuggereerd. Figuur 4.3: Verwachting windklimaat Kavel 1B Rondom deze twee stevige bouwblokken wordt lokaal bij de gebouwhoeken aan de zuidzijde een minder gunstig windklimaat verwacht: klasse D. Op de noordwesthoek van het 45m hoge volume is het windklimaat mogelijk nog kritischer, met kans op klasse E. De grote uitkraging zit dusdanig ver boven maaiveld, dat verwacht wordt dat deze maar een beperkte invloed heeft op het windklimaat op maaiveld. In het gebied onder de uitkraging, wordt langs de gevel klasse C verwacht, goed voor doorlopen. Ook langs de overige gevels van het 30 m hoge volume wordt een goed windklimaat verwacht (klasse C en B) Rondom forse bouwvolumes zoals het volume van 45 m is de kans op een wat onstuimiger windklimaat aanwezig, naar verwachting valt het windklimaat in het gebied langs de vaart in klasse C. In basis zal het windklimaat voldoende goed zijn voor doorlopen. Echter wanneer hogere eisen gesteld worden, omdat hier verblijfsgebied als terrassen gewenst zijn is klasse C onvoldoende. Wanneer op het plein de beplanting zeer zorgvuldig gekozen wordt, zodat deze voor voldoende afscherming zorgt, kan het windklimaat verder verbeteren. Deze verbetering zal echter enkel aanwezig zijn in de seizoenen dat de beplanting blad heeft. Dit zijn vaak ook de periodes dat de buitenruimtes intensiever gebruikt worden. Door andere vormen van afscherming, zoals schermen, kan het windklimaat ook verder verbeteren. Tijdens een windtunnel of CDF onderzoek kan het windklimaat nauwkeuriger in beeld gebracht worden en tevens kunnen indien nodig maatregelen om het windklimaat verder te verbeteren onderzocht worden. Pagina 14

4.4 Kavel 2A Op kavel 3 wordt een in basis rechthoekig volume van 33 m hoog geplaatst. De contour van het gebouw is circa 43m x 28,5 m. Aan de zuidzijde wordt gedacht aan de vaart een haventje te realiseren, waarbij de zuidzijde van het gebouw vormgegeven wordt als actieve plint met terrassen uitkijkend op de haven. Figuur 4.4: Verwachting windklimaat Kavel 2A Rondom het gebouw wordt over het algemeen een goed windklimaat voor doorlopen verwacht (klasse C of beter). Enkel bij de ZO-, ZW- en mogelijk NW gebouwhoeken wordt lokaal, in een relatief klein gebied klasse D, verwacht, dit is matig voor doorlopen en ongeschikt voor entrees of verblijfsgebieden. Wij adviseren entrees op enige afstand van de gebouwhoeken te leggen. Langs de zuid- en westgevel wordt overwegend windklimaat klasse C verwacht, dit is goed voor doorlopen. Met behulp van windtunnel- of CFD onderzoek kan beoordeeld worden of ter plaatse van de entrees aanvullende maatregelen nodig zijn. Hierbij kan gedacht worden aan luifels of schermen. Een deel van de gevel zal reeds beschutter zijn door de uitkragende volumes. Voor de noord en oostzijde van het gebouw wordt een luw windklimaat verwacht. In het openbare terrein rondom de haven wordt het windklimaat vooral bepaald door de aanwezigheid van bebouwing en beplanting aan de overzijde van de vaart. Hier word minimaal windklimaat klasse C en mogelijk klasse B, goed voor doorlopen en/of slenteren verwacht. Pagina 15

Figuur 4.5: Verwachting windklimaat Kavel 2A - balkons Het bouwblok wordt gekenmerkt door grote uit de gevel kragende volumes. Op de daken van deze volumes zullen privé buitenruimtes voor de woningen gerealiseerd worden, waarvoor klasse A ( goed voor langdurig zitten) gewenst is. Als eerder gemeld, zijn de windsnelheden en daarmee de kans op windhinder op grotere hoogte groter. Aanstromende wind zal door de gevel geblokkeerd worden, en langs de gevel afstromen. Op terrassen waar geen balkon of luifel boven aanwezig is, zullen hierdoor een minder gunstig windklimaat hebben. Geen klasse A. Afhankelijk van de hoogte en oriëntatie zal het windklimaat op de verschillende balkons variëren tussen klasse B en E. Door het maken van hogere dichte borstweringen gecombineerd met het aanbrengen van schermen van minimaal 1,80 m hoog, aan de zuid en/of westzijde van de balkons zal het windklimaat (lokaal) verbeteren. Wanneer dit nauwkeurig in beeld gebracht moet worden, is nader onderzoek (windtunnel of CFD) noodzakelijk. Pagina 16

4.5 Kavel 2B Op kavel 2B is een carré-vormig bouwblok van circa 50 m bij 50 m gedacht. De bouwhoogte verspringt en varieert tussen 21 en 12 m. Op de noord-zuid as van het blok is een brede doorgang (15 tot 20 m breed) van één bouwlaag hoog geschetst. Op de daken van het gebouw en rondom het gebouw worden tuinen (zowel privé als collectief) gesitueerd. Langs de kade worden recreatieve functies (kinderattractie) gepland. Figuur 4.6: Verwachting windklimaat Kavel 2B Rondom het gebouw wordt over het algemeen een goed windklimaat voor doorlopen verwacht (klasse C of beter). De bouwhoogte is niet bijzonder hoog, maar de zuidgevel gericht op de overheersende windrichting ZZW heeft een significante breedte. Bij de ZO en ZW-gebouw hoeken wordt daarom plaatselijk rekening gehouden met klasse D, dit is matig voor doorlopen en ongeschikt voor entrees of verblijfsgebieden. Langs de zuid en westgevel wordt klasse C verwacht, uitgezonderd het gebied bij de onderdoorgang, waar het windklimaat mogelijk kritischer is. Afhankelijk van de verdere uitwerking en vormgeving zal in deze doorgang mogelijk ook een gebied met klasse D aanwezig zijn. Rondom het gebouw zullen (privé)tuinen gerealiseerd worden. Wanneer deze afgescheiden worden door schuttingen of dichte hagen, zal door deze goed te plaatsen in elke tuin een gebied met een comfortabel windklimaat gerealiseerd kunnen worden. Op wat grotere afstand van de zuidgevel, aan het water, zal de invloed van het gebouw minder zijn, hier wordt op basis van de relatief onbeschutte ligging langs de vaart klasse C verwacht, met verdere inrichting (hagen, straatinrichting) kan het windklimaat lokaal verder verbeterd worden. Pagina 17

Langs de noord- en oostgevel wordt een goed windklimaat verwacht, klasse B. Ook het overgrote deel van het binnenterrein zal luw zijn. Klasse A of B. Enkel bij de onderdoorgang in de noordgevel is het windklimaat mogelijk iets minder goed, maar met klasse C nog wel goed voor doorlopen. Op grotere hoogte zijn de windsnelheden groter dan op maaiveld. Hier krijgen de dakterrassen mee te maken. De meeste terrassen liggen relatief onbeschut. Naar verwachting is afscherming nodig om op de daken zones te creëren met klasse A, goed voor langdurig zitten. Schermen die een luw gebied voor een zittend persoon moeten creëren, zullen ongeveer 1,80 m hoog moeten zijn en aan de zuid- en westzijde van het gebied waar men wil zitten geplaatst moeten worden. Pagina 18

4.6 Kavel 3 Kavel 1 omvat een gebied van ongeveer 100 x 100 m², verdeeld over het kavel staan acht vierkante bouwblokken, torentjes in het groen, variërend in hoogte van 33 tot 12 m. De hoogste twee blokken (30 en 33 m) staan aan de noordzijde van het kavel. De voetprint van de blokken is ongeveer 18 m bij 18 tot 24 m. Rondom de torentjes wordt een parklandschap met bomen en tuinen gedacht. Figuur 4.7: Verwachting windklimaat Kavel 3 De gebouwgevels aan de zuidzijde van de kavel liggen door de aanwezigheid van de brede Haarlemmerweg en de vaart relatief onbeschut. Bij de gebouwhoeken (ZO en ZW-hoek) wordt zeer plaatselijk een wat ongunstiger windklimaat verwacht, mogelijk klasse D: matig voor doorlopen. Langs de zuid- en westgevel van deze blokken wordt klasse D tot C verwacht, mede afhankelijk van de bouwhoogte. Aan de noord- en oostgevels is het windklimaat luwer, naar verwachting klasse B tot C. Ook bij de hogere volumes (33 en 30 m) aan de noordzijde wordt een vergelijkbaar windklimaat verwacht. De overige blokken zijn minder hoog en/of liggen meer beschut ten opzichte van de overheersende windrichting. Rondom deze blokken wordt windklimaat klasse B of C verwacht: goed tot matig voor slenteren. Pagina 19

5 Samenvatting en conclusie In opdracht van HLW 506 BV is een theoretische beschouwing van het windklimaat in het plan ING-locatie Haarlemmerweg te Amsterdam opgesteld. De strook tussen de Haarlemmerweg en het Westerpark, waar nu de kantoren van ING staan wordt her ontwikkeld tot een woongebied. Het structuurplan dat hiervoor door MVRDV opgesteld is, is op hoofdlijnen beoordeeld. Een theoretische beoordeling, als nu uitgevoerd is, kan niet een even nauwkeurig beeld kan geven als een windtunnelonderzoek of CFD- conform de NEN 8100. Per kavel is schematisch aangegeven welke windkassen rondom de bouwplannen verwacht wordt en tevens zijn aandachtspunten en oplossingsrichtingen op basis van de geschetste bouwvolumes benoemd. Dit biedt de kans om bij het verder inrichten en ontwerpen van het gebied rekening te houden met het windklimaat. In het grootste gedeelte van het plangebied wordt minimaal klasse C, goed voor doorlopen verwacht en aan de noord- en oostzijdes van de meeste gebouwen zal een luwer klimaat aanwezig zijn. Een minder gunstig windklimaat wordt lokaal verwacht op onderstaande posities: - Bij de gebouwhoeken (NW, ZW en ZO-hoeken) van de volumes tot circa 30 meter wordt, voor een aantal blokken een gebied met een ongunstiger windklimaat, klasse D, matig voor doorlopen verwacht. Naar verwachting zal in de meeste gevallen dit minder gunstige windklimaat lokaal en direct bij de hoeken aanwezig zijn. Dit ligt in lijn met de verwachtingen die men van het windklimaat in een dergelijk gebied in de stad zal hebben. Wij adviseren geen entrees of verblijfsgebieden nabij de hoeken te realiseren. - Bij de gebouwen hoger dan 30 meter is, afhankelijk van gebouwontwerp de kans aanwezig dat ook in een ruimere zone langs de zuid- of westgevel klasse D aanwezig is. Desgewenst kunnen hier maatregelen getroffen worden om het windklimaat waar nodig te verbeteren (bijvoorbeeld met luifels). - Naar verwachting is het windklimaat rondom het 60 m hoge gebouw op kavel 1 ongunstiger, met klasse D langs de zuid en westgevel en klasse D tot E bij de hoeken. Hier is ook een kans op een (beperkte) overschrijding van het gevaarcriterium aanwezig. Omdat zeer ingrijpende maatregelen (als luifels met een diepte van 5-7 m) teveel conflicteren met het architectonische ontwerp en mogelijk ook sociale veiligheid, adviseren wij te onderzoeken of slechte/gevaarlijke plekken ontoegankelijk gemaakt kunnen worden en looproutes verlegd kunnen worden naar plekken met een beter windklimaat. Op basis van de voorliggende theoretische analyse concluderen wij dat: - In het plangebied in basis een verantwoord windklimaat aanwezig is. - Op een aantal plekken, vooral lokaal bij een aantal gebouwhoeken windhinderklasse D aanwezig zal zijn, wat matig voor doorlopen is. Klasse D kan geaccepteerd worden. - Wij adviseren onderzoek met CFD of in de windtunnel uit te voeren om inzicht te krijgen in de ernst en omvang van het slechte of minder gunstige windklimaat rondom de hogere volumes, met name rondom blok X. - Op basis van de windtunnel of CFD-resultaten kan er voor gekozen worden om de gebieden met een slecht windklimaat (klasse E) met onbegaanbare bestating of beplanting minder toegankelijk te maken. Wanneer gedetailleerder inzicht aanwezig is in het windklimaat ter plaatse kunnen ook de looproutes, verblijfsgebieden en dergelijke gesitueerd worden op de daartoe meest geschikte plekken. - Tevens kunnen tijdens een windtunnel of CFD-onderzoek waar nodig maatregelen om (lokaal) het windklimaat verder te verbeteren nader onderzocht worden. Pagina 20

Gezien er een aantal gebouwen hoger dan 30 m voorkomen in het plan, dient ook conform het beslismodel uit de NEN 8100 een windtunnel- of CFD-onderzoek uitgevoerd te worden. Het voorliggende theoretische onderzoek geldt als een verkenning, om een eerste inzicht te krijgen in het windklimaat in het plangebied. Gezien de complexe gebouwvormen en stedenbouwkundige situatie is het niet mogelijk middels een theoretisch onderzoek een gedetailleerd beeld te scheppen van het windklimaat rondom dit plan. Op basis van het beslismodel uit de NEN 8100, maar ook gezien er een aantal kritische punten in dit complexe plan gesignaleerd zijn, adviseren wij in een later stadium een windtunnel- of CFD-onderzoek uit te voeren. Bij een windtunnel- of CFD onderzoek kan niet alleen het windklimaat nauwkeuriger beoordeeld worden, ook kan het effect van voorzieningen ter verbetering van het windklimaat (luifels, schermen, groenvoorzieningen) onderzocht worden. DPA Cauberg-Huygen B.V. ir. L. Apon Senior Projectleider Pagina 21