Groene vormgeving en styling
WEGWIJZER Deze module bestaat uit vier hoofdstukken. Elk hoofdstuk bestaat uit vijf vaste onderdelen: Oriëntatie, Theorie, Opdrachten, Terugblik en Begrippen. Elk onderdeel is herkenbaar aan een eigen kleur. In het onderdeel Theorie staat alle theorie van het hoofdstuk achter elkaar. Aan het eind van de meeste theorieparagrafen staat een verwijzing naar de bijbehorende opdracht of opdrachten. Je herkent dit op de volgende manier: Opdracht 6 Datzelfde geldt voor het onderdeel Opdrachten. Aan het begin van de meeste opdrachten staat een verwijzing naar de bijbehorende theorie. Je herkent dit op de volgende manier: Theorie 3.5 De meeste inhoud van deze module is voor alle leerlingen bedoeld. Soms is een paragraaf, stukje tekst of opdracht alleen voor leerlingen uit een bepaalde leerweg bedoeld. Bijvoorbeeld voor leerlingen die Basisberoepsgerichte (BB) of Kaderberoepsgerichte (KB) leerweg volgen. Dit kun je dan herkennen aan de letter BB of KB in de kantlijn. Bij dit leerwerkboek horen ook digitale bronnen zoals video s en internetsites. Deze digitale bronnen zijn herkenbaar aan het computersymbool. Je kunt deze bronnen vinden via http://ontwikkelcentrum.nl/profielgroen. Daar vind je ook werkbladen en formulieren die bij bepaalde opdrachten horen. Wij wensen je veel succes bij het doorwerken van deze module. De auteurs. Colofon Auteur: Andrika Kant, Carolien Smid, Marja Groenendijk, Rosina Streppel Redactie: Anneke Koek Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen. Eerste druk, 2016 2016 Ontwikkelcentrum, Nederland E-mail: info@ontwikkelcentrum.nl Internet: www.ontwikkelcentrum.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Vormgeven Hoofdstuk 2 Techniek van het vormgeven Hoofdstuk 3 Een plantaardig product vormgeven Hoofdstuk 4 Bloemen en bloemwerk in de geschiedenis
Hoofdstuk 1 Vormgeven 6
ORIËNTATIE 8 THEORIE 9 1.1 Kleurenleer 9 1.2 Kleurcontrasten 11 1.3 Speciale kleuren 14 1.4 Organische en geometrische vormen 17 1.5 Beeldbegrippen 20 1.6 Structuur en textuur 23 OPDRACHTEN 24 1 Ton-sur-ton kleuren gebruiken 24 2 Simultaan contrast ontdekken 25 3 Een collage maken 26 4 Organische vormen tekenen 27 5 Driedimensionale geometrische vormen benoemen 28 6 Geometrische en organische vormen combineren 29 7 Vormen tekenen 30 8 Texturen zoeken 31 9 Aanvoelen 32 TERUGBLIK 33 BEGRIPPENLIJST 34 7
1 Vormgeven ORIËNTATIE Oriëntatie Als je iets gaat vormgeven en stylen werk je met kleuren en vormen. Kleuren kun je op verschillende manieren combineren om een bepaald effect te bereiken. Maar je kunt ook de betekenis die kleuren hebben gebruiken. Vormen zien er op een bepaalde manier uit en voelen op een bepaalde manier aan. Hiervan kun je gebruikmaken bij wat je wilt laten zien of hoe je iets wilt laten zien. In dit hoofdstuk lees je van alles over vormgeving. Je leert wat kleuren en vormen zijn. En je leert de begrippen 'symboliek', 'structuur' en 'textuur' kennen. Afb. 1 Kleuren hebben altijd een bepaald effect. Wat weet je al? Leerdoelen Je kunt de principes van de kleurenleer gebruiken. Je kunt de symbolische betekenis van kleuren benoemen. Je kunt kleur in verband brengen met de seizoenen. Je kunt het verschil tussen geometrische vormen en organische vormen aangeven. Je kunt beeldbegrippen toepassen. Je kunt het verschil tussen structuur en textuur aangeven. 8
1 Vormgeven THEORIE 1.1 Kleurenleer Alle vormen hebben een kleur. Pas als er licht op een vorm valt, zie je die kleur. Dit werkt zo: de lichtgolven die op iets vallen, worden weerkaatst. Die lichtgolven hebben de kleuren van de regenboog. Met een prisma kun je een lichtbundel splitsen. Je ziet dan zeven gekleurde bundeltjes, met elk één kleur: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet. Dit heet het kleurenspectrum. Rode voorwerpen weerkaatsen alleen de rode lichtgolven en zo gaat dat ook bij blauw, geel en alle andere kleuren. Als een voorwerp geen lichtgolf weerkaatst, zie je zwart. Als iets alle lichtgolven weerkaatst, zie je wit. Als je wilt weten hoe de kleuren van de regenboog ontstaan, klik je hier. KLEURENLEER VAN JOHANNES ITTEN Johannes Itten was een Zwitserse kunstschilder, ontwerper en docent (1888 tot 1967). Hij hield zich bezig met kleurenleer en heeft de kleurencirkel ontworpen. Je hebt vast weleens zo'n cirkel gezien. Het is een cirkel waarin kleuren zijn geordend. Deze ordening maakt kleuren en kleurcombinaties bespreekbaar. Door de primaire kleuren te mengen, ontstaan de andere kleuren op de kleurencirkel. Alle kleuren uit het spectrum komen voor. Elk partje op de kleurencirkel noem je een kleursoort. PRIMAIRE KLEUREN Rood, geel en blauw noem je de primaire kleuren. Dat wil zeggen dat je die kleuren niet kunt maken door kleuren te mengen. Maar als je de primaire kleuren zelf mengt, krijg je wel heel veel andere kleuren. SECUNDAIRE KLEUREN Secundaire kleuren krijg je als je twee primaire kleuren met elkaar mengt. Je krijgt dan: groen, oranje en paars. TERTIAIRE KLEUREN De kleurencirkel heeft ook nog de zes tertiaire kleuren. Die krijg je als je een primaire kleur mengt met een secundaire kleur die ernaast ligt. De kleurencirkel heeft dus in totaal twaalf kleuren. PASTELKLEUREN Als je kleuren met wit mengt, worden ze lichter. Dit noem je pasteltinten. Pasteltinten stralen een zacht en verfijnd karakter uit. Afb. 1.1Pasteltinten stralen een zacht karakter uit. 9
1 Vormgeven THEORIE HARMONIËRENDE KLEUREN Harmoniërende kleuren liggen naast elkaar in de kleurencirkel. Ze zijn in harmonie (evenwicht) met elkaar. Afb. 1.2Kleuren die in de kleurencirkel naast elkaar liggen, zijn in harmonie. TON-SUR-TON Ton-sur-ton betekent: kleur binnen kleur. Je gebruikt dan verschillende tinten van één kleur. Bijvoorbeeld: babyblauw, kobaltblauw en hemelsblauw. Afb. 1.3De kleurencirkel. 1.1 Welke bewering is waar? Wit is een kleur. Rood zie je omdat die kleur wordt gereflecteerd. Zwart is geen kleur. Pasteltinten meng je met wit. Opdracht 1 10
1 Vormgeven THEORIE 1.2 Kleurcontrasten Johannes Itten heeft zeven kleurcontrasten bedacht. Een contrast betekent een tegenstelling, bijvoorbeeld: groot of klein. De zeven kleurcontrasten zijn: kleur-tegen-kleur contrast licht-donker contrast warm-koud contrast complementair contrast simultaan contrast kwaliteitscontrast kwantiteitscontrast KLEUR-TEGEN-KLEUR CONTRAST Je ziet dit contrast als je kleurvlakken tegen elkaar zet zonder omtreklijnen. Het kleur-tegen-kleur contrast is het grootste bij de primaire kleuren. Afb. 1.4Kleur-tegen-kleur contrast. LICHT-DONKER CONTRAST Dit contrast heeft te maken met de helderheid van verschillende kleuren. Het duidelijkste voorbeeld van een licht-donker contrast is natuurlijk zwart tegenover wit. Maar ook heel donkerblauw tegenover heel lichtblauw is een licht-donker contrast. Ook als je twee verschillende kleuren gebruikt, noem je dat een lichtdonker contrast. Geel tegenover paars is daar een goed voorbeeld van. Afb. 1.5Licht-donker contrast. 11