çåë=âéåãéêâ= ìï=äêáéñ=î~ålâéåãéêâ= Äáàä~ÖÉEåF= ^ÑÇÉäáåÖ= CJZ-JZ

Vergelijkbare documenten
Nr JORI Houten, 23 mei 2000

Afdeling: CZ Leiderdorp, 31 oktober 2006

De commissie adviseert de bezwaren van reclamant ongegrond te verklaren en het bestreden raadsbesluit van 18 maart 2003 in stand te laten.

Jaargang Nummer. planschadeverzoek van de heer Van Liere en mevrouw Kasius.

2005. Nr. : Planschadeverzoek de heer Van Groen. Leiden, 6 december 2005.

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

Gemeente Den Haag. rv 51

Aan de commissie VROM

2007. Nr. : Dnst. : BOWO. Planschadeverzoeken Oude Vest 49 en 53. Leiden, 7 augustus 2007.

RAADSVOORSTEL. Vergadering van : 29 september 2009 Agendanummer : 4

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

gemeente Eindhoven OplegvelRaadsvoorstel inzake het verzoek van Pisa Beheer B.V.,

Notitie Beoordeling zienswijzen aanvraag omgevingsvergunning Hupselse dwarsweg nabij voormalig nummer 2 in Eibergen

Gemeente Den Haag. rv 137

: beleid naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad inzake planschade-overeenkomsten

tegen de afwijzing van het verzoek om vergoeding planschade.

Raadsnota. Aan de gemeenteraad,

Aan de commissie VROM

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

gericht tegen het besluit tot afwijzing van een verzoek om vergoeding van geleden planschade.

ECLI:NL:RBLIM:2016:10511

Made, 13 mei Raadsvergadering 3 juli 2003 Aan de Raad. Agendapunt 8. Onderwerp. Voorstel. Financiële gevolgen

Aan de commissie VROM

ECLI:NL:RVS:2011:BP3671

Advies op een bezwaarschrift tegen het toekennen van schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt :

Onderwerp: Uitkeren planschadevergoeding naar aanleiding van het oprichten van 18 appartementen aan de Schoolstraat in Drunen

Commissie van advies voor de bezwaarschriften

SROB/03/091. Dit is voor betrokkene aanleiding geweest om hiertegen een bezwaarschrift in te dienen.

Toepasselijke regels. Wet op de Ruimtelijke Ordening

Hoor- en adviescommissie

BIJLAGE BIJ HET RAADSVOORSTEL INZAKE HET BEZWAARSCHRIFT TEGEN HET VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR HET BEDRIJVENTERREIN KOPPELING DE SCHAFT

Aanbiedingsbrief. Aan de raad.

OplegvelRaadsvoorstel inzake uerzoek om toekenning planschadevergoeding

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

2004. Nr. : Dnst. : BOWO. Afhandeling planschadeverzoek van de bewoners van de Aloëlaan 43 inzake de Oranjerie. Leiden, 21 december 2004.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

Onderwerp Aanvraag om bouwvergunning voor het oprichten (vervangende nieuwbouw) van twee mestsilo's op het perceel Peesterweg 8 te Zuidvelde.

Raadsinformatiebrief. De gemeenteraad van Albrandswaard. Betreft: Mandatering afdoening planschade Buijtenland aan provincie. Geachte raadsleden,

Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01

(ONTWERP)OMGEVINGSVERGUNNING

Raadsvergadering Made, 6 december december 2002

Toewijzen planschadeverzoek ex artikel 49 WRO, de heer Ten Dam, Stationsweg 19 te Colmschate. Besluitenlijst d.d. d.d.

Gemeente jn Eergen op Zoom

Afwijzen planschadeverzoek ex artikel 49 WRO, de heer Van Voorst, Stationsweg 15 te Colmschate. Besluitenlijst d.d. d.d.

Beslissen op verzoeken tegemoetkoming planschade eigenaren/ bewoners de Meeuwse Acker 12-33, 12-35, en 12-43

Onderwerp: Notitie Planschade en Procedureverordening advisering tegemoetkoming in planschade

Raadsvoorstel. Raadsvergadering : 24 november 2005 Agendapunt :

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

Sector : III Nr. : 98

ECLI:NL:RVS:2003:AF4722

PROCEDUREVERORDENING VOOR ADVISERING TEGEMOETKOMING IN PLANSCHADE GEMEENTE HARDENBERG

Gemeenteraad. Onderwerp: Volgnummer Vaststellen bestemmingsplan 'partiële herziening 1 Buitengebied Lith '. Dienst/afdeling SRO

27 januari 2005 SROB/05/009

de Rechtspraak Rechtbank Gelderland GEMEENTE HEi1J-NDOORN 7440 AE Nijverdal Behand.: 'į reľw.: Ąľfí Stuk WerlāLl.

Raadsvoorstel. Voorstel:

Planschade Chinees Indisch Restaurant Azië Leiden B.V.

Purmerend, Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: U ontvangt hierbij voor de 2 e

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

Planschadeovereenkomst, inzake de ontwikkeling van het perceel. Biesheuvelweg 2 Wijk en Aalburg. Kadastraal bekend

het oprichten van een appartementengebouw Onyxdijk 167 te Roosendaal

Wetstechnische informatie

Onderwerp: Beschikking op bezwaarschrift tegen afwijzing verzoek ligplaatsvergunning voor het woonschip "Annemarij"

Collegevoorstel Embargo tot 26 maart 2013 D

Gemeente Aalten. Bestemmingsplan. Buitengebied. Groot Deunkweg Aalten 6

Adviesnota voor de raad

Procedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade

Voor het verlenen van medewerking is een vrijstelling op grond van artikel 19, lid 1, WRO vereist (ZPP).

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Gemeente Utrecht De heer O. van Schaick Postbus CE UTRECHT. Onderwerp: planschaderisicoanalyse/ Catharijnesingel Noord

ECLI:NL:RVS:2017:1997

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt : Made, 30 maart 2004

Raad : 5 juli 2005 Agendanr. : Doc.nr : B RAADSVOORSTEL

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Renkum

gehoord de commissie Economie, Ruimtelijke Ordening en Milieu op 14 september 2016

ADVIES BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

PROCEDUREREGELING PLANSCHADEVERGOEDING ARTIKEL 49 WRO 2005 HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

Procedureverordening tegemoetkoming in planschade gemeente Tiel

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op bezwaar planschade De Meeuwse Acker 20 06

Voorschriften en overwegingen

procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Gouda 2009

Doelstelling van onderhavig plan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bouw van maximaal één woning op voornoemde locatie.

Provinciaal blad 2011, 39

Raadsvoorstel Wonen en Ruimte A 6 onderwerp. Verzoek om planschadevergoeding van dhr. D. Buiter te Klazienaveen

Procedureverordening planschade Arnhem 2011

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 7 06/788

Beschikking omgevingsvergunning uitgebreide procedure

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

Procedureverordening advisering tegemoetkoming planschade gemeente Noordenveld 2008

Uitspraak /1/R2

Beslissen op verzoek tegemoetkoming planschade Dijkstraat 1 te Lent

ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING

Smithuijsen Winters & De Vries t.a.v. de heer mr. H.H. Kelderhuis Postbus AR HOOFDDORP. Geachte heer Kelderhuis,

Transcriptie:

`çããáëëáé=î~å=~çîáéë= îççê=çé=äéòï~~êëåüêáñíéå= `çêêéëéçåçéåíáé~çêéëw= mçëíäìë=pmmmn= TUMM=o^=bããÉå= qéäk=emrvnf=su=rr=rr= Aan de raad van de gemeente Emmen çåë=âéåãéêâ= ìï=äêáéñ=î~ålâéåãéêâ= Äáàä~ÖÉEåF= ^ÑÇÉäáåÖ= 07.20584 CJZ-JZ ÄÉÜ~åÇÉäÇ=Çççê= qéäéñççå= c~ñ= bããéåi= A. Schwartz (0591)68 53 82 (0591)68 55 99 låçéêïéêé= Bezwaarschrift namens de heer H.J. Riemeijer Geachte raad, Bij besluit van 29 maart 2007, verzonden op 10 april 2007, heeft uw raad het verzoek van de heer H.J. Riemeijer, Molenstraat 36a te Borger (hierna te noemen: reclamant), om vergoeding van planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), met betrekking tot de onroerende zaak Oosterwijk WZ 48 te Oranjedorp, afgewezen. Tegen dit besluit is door de heer J. Boter van de Stichting Univé Rechtshulp (SUR) te Assen, namens reclamant, bij brief van 16 mei 2007, bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is in handen gesteld van de commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna te noemen: de commissie). De op de zaak betrekking hebbende stukken hebben 26 juni 2007 tot en met 10 juli 2007 ter inzage gelegen bij het secretariaat van de commissie en zijn in afschrift aan reclamanten gezonden. Het bezwaarschrift is op 10 juli 2007 in de zitting van de commissie behandeld. De kamer was als volgt samengesteld: de heer mr M. Boumans (voorzitter), mevrouw mr H. Kruize (lid) en de heer P.J. de Groot (lid). Reclamant en diens gemachtigde, de heer mr J. Boter, waren op de hoorzitting aanwezig. Namens uw raad was de heer mr M. Groenewegen aanwezig. Tevens was aanwezig de heer H. Marskamp van SAOZ. De commissie van advies voor de bezwaarschriften gemeente Emmen is een onafhankelijk adviescommissie. Ze adviseert de gemeentelijke bestuursorganen over bezwaarschriften van burgers gericht tegen gemeentelijke besluiten.

- 2 - Behandelde ter zitting Van het behandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat als ingevoegd wordt beschouwd. Ontvankelijkheid Op grond van het bepaalde in artikel 6:7 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop toezending of uitreiking van het besluit aan de aanvrager heeft plaatsgevonden. Op 16 mei 2007 is een bezwaarschrift ingediend tegen uw besluit van 29 maart 2007, dat bij brief van 5 april 2007, verzonden 10 april 2007, aan reclamant bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift is op 16 mei 2007 ontvangen. Daarmee is vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Daarnaast voldoet het bezwaarschrift aan de minimumeisen, zoals voorgeschreven in artikel 6:5 Awb. Reclamant is tevens aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb. Derhalve komen de bezwaren voor een inhoudelijke beoordeling in aanmerking. Ten gronde Feiten en omstandigheden Reclamant is op 15 mei 1987 eigenaar geworden van het perceel met een vrijstaande woning met garage, erf en tuin, gelegen aan de Oosterwijk WZ 48 te Oranjedorp. Bij akte van 24 oktober 2005 heeft reclamant de onroerende zaak in eigendom overgedragen aan een derde. Bij brief van 30 augustus 2005, binnengekomen op 30 augustus 2005, is door reclamant een verzoek om planschadevergoeding, als bedoeld in artikel 49 WRO, ingediend. Reclamant is van mening dat door de uitbreiding van het bedrijf aan de Oosterwijk OZ 50 te Oranjedorp planschade wordt geleden. Zijn woongenot is verminderd, zodanig dat de onroerende zaak van reclamant is waarde is gedaald. Voor uitbreiding van een loods is op 3 januari 2002 vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan ex artikel 19 WRO verleend. Dit vrijstellingsbesluit is echter in beroep vernietigd. De gemeenteraad heeft vervolgens besloten het planschadeverzoek in behandeling te nemen en ter afhandeling van de aanvraag SAOZ te Rotterdam aan te wijzen als schadebeoordelingscommissie. Door SAOZ is op 30 maart 2006 een hoorzitting gehouden ten behoeve van de afhandeling van het verzoek. SAOZ heeft in juli 2006 ter zake een advies uitgebracht.

- 3 - Vervolgens heeft de gemeenteraad bij besluit van 29 maart 2007, verzonden 10 april 2007, besloten, overeenkomstig het advies van SAOZ, geen planschadevergoeding toe te kennen, omdat er geen wijziging in de planologische situatie heeft plaatsgevonden. Tegen dit besluit richt zich het bezwaar. Omdat de uitbreiding van de loods inmiddels is gerealiseerd en in gebruik is genomen en een nieuw voorbereidingsbesluit in voorbereiding is om een ander te legaliseren, is het verzoek om planschade inhoudelijk behandeld. In het advies van SAOZ is geconcludeerd, zij het voorlopig, dat de nieuw opgerichte bebouwing, voor wat betreft verschijningsvorm en uitzicht, niet zal leiden tot een nadeliger situatie ten opzichte van hetgeen al mogelijk is onder het huidige planologische regime. Ook het gebruik van de bebouwing zal, hoewel dat niet alleen agrarisch is, ook gelet op de afstand van circa 100 meter, niet meer hinder opleveren dan thans mogelijk is. Toepasselijke planologie Op 16 juli 1987 heeft de raad van de gemeente Emmen het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld, welk plan op 1 maart 1988 (gedeeltelijk) is goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe en vervolgens op 10 mei 1990 (grotendeels) onherroepelijk is geworden. Op 24 juni 1999 heeft de raad van de gemeente Emmen een partiele herziening van dit plan vastgesteld, welke herziening op 25 januari 2000 is goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Drenthe. Deze herziening brengt met het oog op de roze invasie een verschil aan tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij het agrarisch bebouwingsvlak behorende bij Oosterwijk OZ 50 is bestemd als grondgebonden agrarisch bedrijf. In de voorschriften is bepaald dat op de plankaart met grondgebonden agrarisch bedrijf en niet-grondgebonden agrarisch bedrijf aangegeven gronden bestemd zijn voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf. De gebouwen moeten worden gegroepeerd binnen het op de plankaart aangegeven bouwperceel. Van de bedrijfsgebouwen mag de goothoogte maximaal 4,5 meter bedragen en de nokhoogte 12 meter. De bebouwing dient per agrarisch bedrijf geconcentreerd te worden binnen het bouwperceel waarbij rekening wordt gehouden met het uitzicht van woningen. Per grondgebonden bedrijf mag de oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee ten hoogste 250 m² bedragen en de oppervlakte aan kassen maximaal 500 m². Er kan vrijstelling worden verleend voor de bouw van torensilo s tot maximaal 25 meter hoog en voor de vergroting van de perceelsbreedte tot maximaal 150 meter.

- 4 - Onder een agrarisch bedrijf dient volgens de voorschriften van het bestemmingsplan te worden verstaan een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Op 3 januari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen vrijstelling ex artikel 19 WRO en bouwvergunning verleend voor de bouw van de oostelijke uitbreiding aan de achterzijde van de toen al bestaande loodsen. De uitbreiding meet 39,5 meter x 30 meter. Het hiertegen aangetekende bezwaar, ondermeer door reclamant, is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep bij uitspraak van 5 augustus 2003 gegrond verklaard en het besluit vernietigd en de gemeente opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De aanvrager van de bouwvergunning heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Op 6 mei 2004 heeft de Raad van State het beroep ongegrond verklaard omdat zij met de rechtbank van mening is dat de loods gebruikt gaat worden in strijd met de agrarische bestemming. Bij besluit van 13 juli 2004 heeft de gemeente de bezwaren alsnog gegrond verklaard en de bouwvergunning geweigerd onder herroeping van het besluit van 3 januari 2002. De aanvrager om bouwvergunning heeft tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld, welk beroep bij uitspraak van 24 november 2004 is afgewezen. In de procedure bij de Raad van State is gebleken dat ook de vier toen al aanwezige loodsen, die indertijd zijn aangevraagd als agrarische gebouwen en waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend, worden gebruik in strijd met de agrarische bestemming, namelijk als caravanopslagplaats en voor de stalling van loonwerk- en grondverzetmachines. Loonwerkactiviteiten zijn, volgens de Raad van State, in strijd met de agrarische bestemming. De uitbreiding van de loodsen, zoals hierboven omschreven, is inmiddels gerealiseerd en in gebruik genomen. De huidige situatie is rechtens de volgende: 1. Voor de vier oudere loodsen is een reguliere bouwvergunning verleend. De loodsen worden echter gebruikt in strijd met de agrarische bestemming. 2. Voor de uitbreiding van de loods is geen vergunning aanwezig, zodat de aanwezigheid van deze loods en het gebruik hiervan thans in strijd zijn met de vigerende agrarische bestemming. Om uit de ontstane juridische impasse te geraken is de gemeente voornemen door middel van een vrijstelling ex artikel 19 WRO de nieuw loods (uitbreiding) en het gebruik daarvan te legaliseren, alsmede het nu van de bestemming afwijkende gebruik van de overige vier loodsen te legaliseren. Voor het overige behoudt het perceel zijn agrarische bestemming.

- 5 - Overwegingen met betrekking tot artikel 49 WRO Artikel 49 WRO, zoals dat is komen te luiden vanaf 1 september 2005 (wet van 8 juni 2005, gepubliceerd in Staatsblad 2005 nr. 305), bepaalt dat indien en voor zover blijkt, dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van onder meer een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, het college van burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent. Artikel II onder 1 van genoemde wet bepaalt echter, dat artikel 49 WRO zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing blijft op aanvragen om vergoeding van schade die vóór 1 september 2005, zijn ingediend. Het onderhavige verzoek is ingediend vóór 1 september 2005, zodat artikel 49 WRO zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van het nieuwe wetsartikel op onderhavig verzoek van toepassing is. Artikel 49 WRO zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van het nieuwe wetsartikel kent geen verjaringsregeling die verplicht dat een aanvraag om vergoeding van planschade moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat de betreffende bepaling van het bestemmingsplan dan wel het desbetreffende andere planologische besluit onherroepelijk is geworden zoals het huidige artikel 49 lid 2 WRO. Omdat het nieuwe recht eerst in werking treedt na 1 september 2005 kan een verzoek om vergoeding van planschade als zijnde in strijd met het huidige artikel 49 lid 2 WRO niet ontvankelijk worden verklaard eerst indien dat verzoek wordt gedaan vijf jaren na 1 september 2005. De verjaringstermijn begint immers pas te lopen vanaf 1 september 2005. Op een verzoek om vergoeding van planschade kan pas ten gronde worden beslist na het tijdstip waarop een planologische maatregel als bedoeld in artikel 49 WRO onherroepelijk is geworden. Bij gebreke van een dergelijke planologische maatregel mist dit artikel toepassing. Artikel 49 WRO mist eveneens toepassing, indien een belanghebbende op het tijdstip van het in werking treden van de in het geding zijnde planologische maatregel niet in een rechtsbetrekking stond tot het beweerdelijk getroffen object. Bij een inhoudelijke beoordeling komt aan de orde de vraag of er sprake is van een wijziging van het planologische regime. Zo dit het geval is, wordt beoordeeld of belanghebbende daardoor in een nadeliger positie is komen te verkeren, waardoor schade is of wordt geleden. Hiertoe dient de in het geding zijnde planologische maatregel te worden vergeleken met het voorheen geldende planologische regime, waarbij in aanmerking moet worden genomen de maximale invulling van de planologische mogelijkheden, ongeacht of realisering ervan heeft of zou hebben plaatsgevonden.

- 6 - Dit betekent dat, hoezeer ook een situatie feitelijk ingrijpend gewijzigd kan zijn, zulks niet noodzakelijkerwijs met zich brengt dat vergelijking van de planologische maatregelen leidt tot een planologisch nadeliger positie. Indien wordt geconcludeerd dat de wijziging van het planologisch regime leidt tot schade, dient naar het tijdstip van het in werking treden van de in het geding zijnde planologische maatregel het schadebedrag te worden bepaald. Bij vermogensschade is de hoogte van het bedrag afhankelijk van een aantal factoren, waarvan de waarde van de onroerende zaak met inbegrip van de oude maximale planologische mogelijkheden vóór de mutatie er één is. Ten slotte dient te worden vastgesteld of het schadebedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Beoordeling In de onderhavige situatie zal door de commissie beoordeeld worden of uw raad terecht en op juiste gronden heeft besloten het verzoek van reclamant om planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 WRO af te wijzen omdat er geen wijziging van het planologische regime heeft plaatsgevonden. Indien door een bestuursorgaan advies wordt gevraagd van een externe adviseur, is artikel 3:9 Awb van overeenkomstige toepassing. Op grond van dit artikel dient het bestuursorgaan, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Artikel 3:9 Awb voornoemd onderstreept derhalve de eigen verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, waarbij deze zelf kennis dient te nemen van de rapportage en de feitelijke bevindingen die aan de adviesinstantie ter beschikking hebben gestaan. SAOZ heeft op basis van het door burgemeester en wethouders beschikbaar gestelde dossier onderzoek verricht naar de feiten en gedragingen. Deze vormden de basis voor het advies van SAOZ. Vervolgens is het aan uw raad als beslissend orgaan om kennis te nemen van de rapportage en de feitelijke bevindingen die aan SAOZ ter beschikking hebben gestaan. Dit om te kunnen nagaan of aan de conclusie van de externe onafhankelijke adviseur naar de inhoud of de wijze van totstandkoming niet zodanige gebreken kleven dat de te nemen beslissing redelijkerwijze niet of niet meer op het advies mag worden gebaseerd. De conclusie van SAOZ is dat er geen wijziging van het planologische regime heeft plaatsgevonden omdat het vrijstellingsbesluit ex artikel 19 WRO d.d. 3 januari 2002 door de rechtbank in beroep is vernietigd. Derhalve is artikel 49 WRO niet van toepassing.

- 7 - Zoals hierboven reeds uiteengezet kan op een verzoek om vergoeding van planschade pas ten gronde worden beslist na het tijdstip waarop een planologische maatregel als bedoeld in artikel 49 WRO onherroepelijk is geworden. Aangezien het besluit van 3 januari 2002 (vrijstelling ex artikel 19 WRO en bouwvergunning voor uitbreiding loods) door de rechtbank, bij uitspraak van 5 augustus 2003, is vernietigd, is naar de mening van de commissie artikel 49 WRO niet van toepassing. Er heeft geen planologische wijziging plaatsgevonden. Bij gebreke van een planologische maatregel, als bedoeld in artikel 49 WRO, mist dit artikel toepassing. Artikel 49 WRO mist eveneens toepassing, indien een belanghebbende op het tijdstip van het in werking treden van de in het geding zijnde planologische maatregel niet in een rechtsbetrekking stond tot het beweerdelijk getroffen object. Aangezien reclamant bij akte van 24 oktober 2005 de onroerende zaak aan de Oosterwijk WZ 48 te Oranjedorp heeft overgedragen aan een derde komt hij bij een eventuele toekomstige wijziging van het planologische regime (legaliseren van de nieuwe loods, het gebruik van de nieuwe loods en het nu van de bestemming afwijkende gebruik van de overige vier loodsen door middel van een vrijstelling ex artikel 19 WRO), naar de mening van de commissie, ook niet in aanmerking voor planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 WRO. Reclamant staat dan namelijk niet (meer) in een rechtsbetrekking tot de onroerende zaak aan de Oosterwijk WZ 48 te Oranjedorp. Gelet op bovenstaande is de commissie van mening dat uw raad niet inhoudelijk op het verzoek om planschadevergoeding kon beslissen. Naar het oordeel van de commissie heeft uw raad het verzoek om planschadevergoeding terecht en op juiste gronden afgewezen. Aan het besluit is een zorgvuldige voorbereiding vooraf gegaan. Voor de vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 7:15 Awb ziet de commissie geen aanleiding. Advies De commissie komt tot het volgende advies: De bezwaren, ingediend namens de heer H.J. Riemeijer, tegen het besluit van de raad van 29 maart 2007 om het verzoek om een planschadevergoeding af te wijzen, ontvankelijk te verklaren en het bestreden besluit van uw raad in stand te laten.

- 8 - De commissie van advies voor de bezwaarschriften, de secretaris, de voorzitter, R. Sterkenburgh M. Boumans