BIBF Stage. Seminarie 21 mei Personenbelasting. Aanslagjaar 2016

Vergelijkbare documenten
BIBF Stage. Seminarie 22 november Personenbelasting. Aanslagjaar 2014

FAQ Onroerende inkomsten Nieuwe versie

Vak III: onroerende inkomsten

BIBF Stage. Seminarie 4 februari Personenbelasting. Aanslagjaar 2011

De aangifte in de personenbelasting inkomsten 2008

Algemene Administratie van de Fiscaliteit Operationele Expertise en Ondersteuning Dienst PB Personenbelasting

Vak III. inkomsten van onroerende goederen. uitgangspunt bij de belastbare grondslag. België. Kadastraal Inkomen. Brutohuur. Buitenland.

Fiscale aspecten van woningkredieten na de zesde staatshervorming. Luc De Greef

Art. 132, eerste lid, 7 en 8, en tweede lid, WIB 92. zoals gewijzigd door art. 2, W en van toepassing vanaf aj. 2006

Instelling. Onderwerp. Datum

Human Resources Sixco Policy

Personenbelasting - Optimale aangifte woonleningen. Forum for the Future - November Maurice De Mey

Studentenarbeid. Weerslag op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders - Inkomstenjaren 2010 en

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

Weerslag van de studentenarbeid op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders. (inkomsten van het jaar 2005)

Studentenarbeid. Weerslag op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders - Inkomstenjaren 2013 en

Tarieven personenbelasting

Studentenarbeid. Weerslag op de belastingtoestand van de student en die van zijn ouders - Inkomstenjaren 2011 en

Artikel WIB. (16 - aj. 2005) 518

DE AANGIFTE SPECIAAL. Laura Theuwissen FOD Financiën Team GWO. september 2019

Met huidig bericht wordt enkel ingegaan op een aantal praktische vragen die voor dergelijke, in 2014 gesloten leningen, worden gesteld.

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

INHOUD. Huwelijk en fiscus

Fiscale aspecten van de zesde staatshervorming. Luc De Greef

personalia BBB info ajr De Taxshift: Wet houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht (BS

1. Belastingschalen in de personenbelasting. Aanslagjaar 2018 in euro

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Inhoudstafel. Art. 21 Roerende inkomsten-vrijgestelde inkomsten uit: Art 36 Voordelen van alle aard Art 37 Auteurs rechten...

Wijzigde uw (gezins)situatie in de loop van 2010? Ja Neen

Aanslagjaar Inkomsten 2015

Wijzigde uw (gezins)situatie in de loop van 2013? Ja Neen. Naam van de echtgeno(o)t(e) of van de wettelijk samenwonende 1

Niet verhuurde onroerende goederen die in het buitenland zijn gelegen Begrip huurwaarde.

Belastinghervorming. Wet van 10 augustus Personenbelasting 2004 KPMG 1

diverse inkomsten BBB info ajr onderhoudsuitkeringen: algemeen: andere soorten diverse inkomsten voorwaarden van aftrekbaarheid

ENKELE FISCALE CIJFERS. Tarieven Inkomensschijven inkomsten aanslagjaar Inkomensschijf

Auteur. Onderwerp. Datum

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

Deel 1 - Bijzondere fiscale aftrek eigen woning (de zgn. woonbonus) als u leent voor uw verbouwing. 2. Voorwaarden waaraan de lening moet voldoen

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2015

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten aanslagjaar 2014

ENKELE FISCALE CIJFERS. Tarieven Inkomensschijven inkomsten aanslagjaar Inkomensschijf

Home > Zoekresultaten > Circulaire AAFisc Nr. 27/2014 (nr. Ci.RH.331/ ) dd

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

Verhoogde belasting vrije som voor personen met beperkt inkomen: 7.380,00 euro (7.350,00)

1.2. Aankoop door de vennootschap

3 FISCALE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK

De keuzemogelijkheid wordt beperkt tot de activa die tijdens het beschouwde boekjaar zijn verkregen of tot stand gebracht. De keuze mag dus geen

DE SUCCESSIE- EN SCHENKINGSRECHTEN: OFFICIËLE TARIEVEN

Lieven Van Belleghem

Basisbedrag Geïndexeerd bedrag Artikel WIB 92 Omschrijving Aj. 2014

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2018

Circulaire 2018/C/121 over het wijk-werken

SPECIMEN. Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2016 (Inkomsten van het jaar 2015) BIJKOMENDE INFORMATIE

Deel 1 - Waarom zou een vennootschap hiervoor interessant kunnen zijn?

Gelieve de volledige lijst te doorlopen en fiches toe te voegen waar nodig

Aftrek voor risicokapitaal

TOEPASSING VAN DE ARTIKELEN 243, 243/1 EN 244, WIB 92: CATEGORIEËN VAN NIET-RIJKSINWONERS (AJ. 2015)

De woningfiscaliteit grondig door elkaar geschud. 1. Alleen de gewesten zijn nog bevoegd voor de eigen woning... 2

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning. Dienst Reglementering

Gelieve de volledige lijst te doorlopen, aan te vullen, fiches toe te voegen waar nodig en te ondertekenen

Toelichting bij de aangifte in de personenbelasting aanslagjaar 2010, inkomstenjaar 2009

8.7.3 Combinatie oude en nieuwe fiscale korf

Deel 1 - Belastingvermindering voor de enige en eigen woning (de zgn. woonbonus) als u gaat lenen voor uw verbouwing

Van Belleghem Kluwer Opleidingen voor Bank Verzekering Accountancy

FAQ belastingvermindering voor uitgaven voor de beveiliging van een woning tegen diefstal of brand

Het wel en wee van de vzw Deel 4 De vzw en de fiscus

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

VASTGOED EN VENNOOTSCHAP AANKOOP VAN VASTGOED DOOR DE VENNOOTSCHAP

15.10 Meerwaarden op belangrijke deelnemingen

Contactcenter van de Federale Overheidsdienst Financiën: tel (normaal tarief) AFSCHRIFT. te bewaren door de belastingplichtige

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor de aanslagjaren 2015 en 2016

hoofdstuk 12 Conclusie

Versie van DEEL X Titel V Hoofdstuk I Bepaling van de bedrijfsvoorheffing Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2.

Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2019 (Inkomsten van het jaar 2018) BIJKOMENDE INFORMATIE

Indexering aj aj. 2017

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2012

Het belastingvoordeel dat verbonden is aan een hypotheeklening, noemt men in Vlaanderen de woonbonus.


De Vlaamse successierechten.

Directe belastingen >> Circulaires >> Personenbelasting / Vennootschapsbelasting. Aan alle ambtenaren INHOUDSTAFEL

Instelling. Onderwerp. Datum

Hoofdstuk 3 Diensten en diverse goederen

SPECIMEN. Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2015 (Inkomsten van het jaar 2014) BIJKOMENDE INFORMATIE

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning Dienst Reglementering

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning Administratie van Fiscale Zaken

Lieven Van Belleghem

berekening en tarieven

9.7.3 Combinatie oude en nieuwe fiscale korf

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning Dienst Reglementering

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

Fiscaliteit van het hypothecair krediet

TROUWEN OF SAMENWONEN? Geachte heer / mevrouw,

Regionalisering woonfiscaliteit


Titel : Circulaire 2019/C/15 over de invoering van forfaitaire beroepskosten op winst

Verhaalbelasting op het aanleggen van wegen voor de aanslagjaren ( )

Transcriptie:

BIBF Stage Seminarie 21 mei 2016 Personenbelasting Aanslagjaar 2016 Spreker: M. VAN WETTERE Adviseur Expert Team Expertise Sint-Niklaas Centrum KMO - Aalst 1

SCHULDENAARS VAN DE PB. 1. alle rijksinwoners, d.w.z.: a) Natuurlijke personen die, ongeacht hun nationaliteit in België hun woonplaats gevestigd hebben of, wanneer dit niet het geval is, de zetel van hun fortuin in België hebben gevestigd. b) Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren die in het buitenland zijn geaccrediteerd, alsmede hun inwonende gezinsleden. c) De andere leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, alsmede hun inwonende gezinsleden. (Niet voor ere-consuls). d) De andere ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van de Belgische Staat of van een van de staatkundige onderdelen daarvan, of van een Belgisch publiekrechtelijk lichaam, op voorwaarde dat ze: - de Belgische nationaliteit bezitten en - hun werkzaamheden buitenlands uitoefenen in een land waar ze niet op duurzame wijze verblijf houden. Woonplaats of domicilie : Feitelijke toestand gekenmerkt door het verblijf of het werkelijk wonen in het rijk, en gekenmerkt door een zekere bestendigheid of continuïteit. Zetel van fortuin : Is de plaats van waaruit men het vermogen beheert of van waaruit men toezicht houdt over dit beheer. Valt niet noodzakelijk samen met de plaats waar dit vermogen gelegen is. 2. Vermoeden van rijksinwonerschap. a. Weerlegbaar vermoeden: De natuurlijke personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven. b. Onweerlegbaar vermoeden: Wanneer de aanslag gevestigd wordt op naam van de beide echtgenoten samen, is de belastingwoonplaats de plaats waar het gezin is gevestigd, m.a.w. daar waar de belastingentiteit het centrum van haar gezinsleven of haar huishoudelijke belangen gevestigd heeft of houdt. Indien de belastingplichtige door dit feit een dubbele woonplaats zou verkrijgen, dient men zich te richten naar de bepalingen van het eventueel met het derde land gesloten DBV. 2

Bijzonderheden: - De overleden rijksinwoner blijft aan de PB onderworpen m.b.t. de beroepsinkomsten die hij tijdens zijn leven in België heeft verkregen, maar die slechts na zijn overlijden aan zijn rechthebbenden werden betaald of toegekend. - Zijn niet aan de P.B. onderworpen maar wel aan de BNI, mits te voldoen aan welbepaalde voorwaarden : - buitenlandse leiders en bedienden van buitenlandse ondernemingen of van ondernemingen onder buitenlandse controle. - buitenlandse vorsers, rechtstreeks in het buitenland aangeworven door wetenschappelijke onderzoekscentra en -labo's. GELIJKSTELLING VAN WETTELIJKE SAMENWONENDEN MET GEHUWDEN Algemeen Wettelijk samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden en een wettelijke samenwonende met een echtgenoot. Daaruit volgt dat de bepalingen van het WIB 92, die gelden voor gehuwden ook van toepassing zijn op wettelijk samenwonenden. De wettelijke samenwoning en het huwelijk worden dus op gelijke voet behandeld, net zoals de beëindiging van de wettelijke samenwoning wegens overlijden gelijkgesteld wordt met de ontbinding van het huwelijk wegens overlijden, de beëindiging van de wettelijke samenwoning wegens een andere oorzaak dan overlijden gelijkgesteld wordt met echtscheiding en de feitelijke scheiding van twee wettelijk samenwonenden gelijkgesteld wordt met de feitelijke scheiding van twee gehuwden. Die «gelijkstelling» heeft als gevolg dat de fiscale voordelen waarvan enkel gehuwden genoten (huwelijksquotiënt, meewerkinkomen, aanrekening verliezen enz.), ook aan wettelijk samenwonenden worden verleend, Het huwelijk Algemeen Sinds de Wet van 13.2.2003 wordt het huwelijk bovendien opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht. Voor de toepassing van de bepalingen van het WIB 92 moet onder «huwelijk» derhalve worden verstaan zowel het huwelijk tussen personen van een verschillend geslacht, als dat tussen personen van hetzelfde geslacht. 3

De verschillende huwelijksvermogenstelsels De Wet van 14.7.1976 voorziet slechts twee huwelijksvermogenstelsels : het wettelijk stelsel en het stelsel van scheiding van goederen. Desondanks laat art. 1387, BW toe dat de echtgenoten hun huwelijksovereenkomsten regelen naar goeddunken, mits zij daarin niets bedingen dat strijdig is met de openbare orde of met de goede zeden. Het wettelijk stelsel Principes Het wettelijk stelsel is van toepassing op echtgenoten die huwen, hetzij: - zonder contract - met een contract waarin geen ander stelsel wordt aangeduid. Het wettelijk stelsel omvat 3 vermogens : - het eigen vermogen van elke echtgenoot ; - het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten. In dit stelsel zijn de inkomsten of baten van elk van deze vermogens gemeenschappelijk. Het stelsel van scheiding van goederen Dit stelsel is van toepassing indien: - het gekozen wordt in een huwelijkscontract of indien het in de loop van het huwelijk aangenomen wordt (dit is de bedongen scheiding van goederen) ; - de scheiding van goederen wordt uitgesproken door de rechtbank (gerechtelijke scheiding van goederen) ; - wanneer de scheiding van tafel en bed door de rechtbank werd uitgesproken en definitief is geworden. In dit stelsel bestaat er geen gemeenschappelijk vermogen. Elke echtgenoot behoudt de eigendom van al zijn goederen; de goederen die beide echtgenoten samen aankopen, zijn principieel eigen aan ieder voor de helft (gewone onverdeeldheid). Wettelijke samenwoning Definitie Overeenkomstig art. 1475, 1, BW, wordt onder «wettelijke samenwoning» verstaan de toestand van samenleven van twee (natuurlijke) personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. De wettelijke samenwoning vereist dus de instemming van de twee betrokken personen. Alleen personen die bekwaam zijn om contracten aan te gaan, en die niet verbonden zijn door een huwelijk of door een andere wettelijke samenwoning, kunnen een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen (art. 1475, 2, BW). 4

Kunnen bijgevolg beoogd zijn : twee personen verbonden door een band van verwantschap, adoptie, voogdij of elke andere band van verwantschap of van genegenheid die niet noodzakelijk een affectief of seksueel element impliceert (vader en zoon, broer en zus, samenwonenden enz.). Procedure Om hun wettelijke samenwoning tot stand te brengen, moeten de twee partijen een schriftelijke verklaring afleggen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. Deze maakt melding van de verklaring in het bevolkingsregister. De goederen Art. 1478, eerste lid, BW, bepaalt dat de vermogens gescheiden blijven. Nochtans worden de goederen en de inkomsten welke die goederen opbrengen en waarvan geen van de wettelijke samenwonenden de eigendom kan bewijzen, geacht in onverdeeldheid te zijn. Het stelsel van de wettelijke samenwoning is gelijkaardig aan dat van gehuwden onder het stelsel van de scheiding van goederen. Einde van de wettelijke samenwoning De wettelijke samenwoning houdt op : - wanneer één van de partijen in het huwelijk treedt of overlijdt ; - wanneer er een einde aan wordt gemaakt, hetzij in onderlinge overeenstemming door de samenwonenden, hetzij eenzijdig door één van de samenwonenden, door middel van een schriftelijke verklaring die tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG Principe Er wordt een gemeenschappelijke aanslag gevestigd ten aanzien van: - echtgenoten; - wettelijk samenwonenden. Afwijkingen Er worden individuele aanslagen gevestigd : - voor het jaar van het huwelijk of van de verklaring van wettelijke samenwoning. Indien echter twee wettelijke samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, blijven de regels van de gemeenschappelijke aanslag van toepassing voor het jaar van het huwelijk, tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning en het huwelijk tijdens hetzelfde kalenderjaar vallen. In dit laatste geval is voor dat jaar het stelsel van de individuele aanslag van toepassing ; M.VAN WETTERE 5

- vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding van de echtgenoten of van de wettelijke samenwonenden heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in de loop van het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt ; - voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de wettelijke samenwoning door overlijden. In dat geval kan de overlevende echtgenoot echter opteren voor een gemeenschappelijke aanslag. ; - voor het jaar van de echtscheiding (overschrijving), de scheiding van tafel en bed of de beëindiging van de wettelijke samenwoning ; - wanneer een echtgenoot of één van de wettelijke samenwonenden beroepsinkomsten heeft van meer dan 10.230,00 EUR (Aj. 2017: 10.290,00) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten (vnl. internationale ambtenaren). In die gevallen worden twee individuele aanslagen gevestigd en wordt de belasting voor elke echtgenoot berekend op grond van zijn eigen inkomsten en van de inkomsten van zijn kinderen waarvan hij het wettelijk genot heeft. DECUMUL VAN DE INKOMSTEN VAN DE ECHTGENOTEN Voor de vaststelling van het totale netto inkomen van elke echtgenoot wordt rekening gehouden met volgende inkomsten: - het deel van ieders beroepsinkomsten (na toekenning meewerkinkomen en toerekening huwelijksquotiënt) ; - de door hem/haar behaalde of aan hem/haar toegekende diverse inkomsten van het type occasionele winst of baten, prijzen en subsidies, onderhoudsuitkeringen ; - de andere dan de hierboven beoogde inkomsten die eigen zijn op grond van het vermogensrecht (onroerende en roerende inkomsten, en sommige diverse inkomsten van de belastingplichtigen zelf, indien deze wettelijk samenwonen of gehuwd zijn met scheiding van goederen), alsook de inkomsten van de kinderen waarvan de ouders het wettelijke genot hebben ; - 50 pct. van de totaliteit van alle andere inkomsten van beide belastingplichtigen. BELASTINGTARIEF EN VERMINDERING GEZINSLASTEN A. TARIEF: De belasting wordt bepaald - per echtgenoot: - op diens gezamenlijk belastbare inkomsten; - volgens een progressieve tariefschaal: Inkomstenschijf 2015 Inkomstenschijf 2016 Belastingtarief 0,01 8.710,00 0,01 10.860,00 25% 8.710,00 12.400,00 10.860,00 12.470,00 30% 12.400,00 20.660,00 12.470,00 20.780,00 40% 20.660,00 37.870,00 20.780,00 38.080,00 45% > 37.870,00 > 38.080,00 50% M.VAN WETTERE 6

De afzonderlijk belastbare inkomsten ondergaan een bijzonder tarief, (art. 171 WIB92), tenzij de belastingheffing van deze inkomsten samen met de gezamenlijk belastbare inkomsten voordeliger is (stelsel volledige globalisatie). Ingevolge de zesde staatshervorming wordt de fiscale autonomie van de Gewesten uitgebreid. Sedert het aanslagjaar 2015 wordt de personenbelasting gesplitst in een federale en een gewestelijke personenbelasting. Schematisch kan de berekening van de gesplitste personenbelasting als volgt worden voorgesteld: TOTAAL VAN DE BELASTING (na belasting op belastingvrije sommen en na belastingvermindering i.v.m. pensioenen en vervangingsinkomsten en i.v.m. buitenlandse inkomsten Belasting Staat x 25,99% (= autonomiefactor) BELASTING STAAT BELASTING op: - interesten en dividenden Rest - royalty s - meerwaarden op roerende waarden = GEREDUCEERDE BELASTING STAAT + gewestelijke bel.vermeerderingen - federale belastingverminderingen - gewestelijke belastingverminderingen en kortingen = GEWESTELIJKE BELASTING = FEDERALE PERSONENBELASTING TOTALE BELASTING Achtereenvolgens: 1 + federale belastingvermeerderingen; 2 - federale verrekenbare, niet terugbetaalbare bestanddelen; 3 - federale en gewestelijke terugbetaalbare belastingkredieten; 4 - federale verrekenbare en terugbetaalbare bestanddelen; 5 + aanvullende gemeente- en agglomeratiebelasting op de personenbelasting. Resultaat: in beginsel verschuldigde of terug te storten belasting. Deze gewestbelasting gaat naar het gewest waar de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar zijn fiscale woonplaats heeft. Voor het jaar van feitelijke scheiding zal volgend gewest bevoegd zijn: Beiden hebben hun woonplaats in het zelfde gewest: gewest waar ze op 1 januari van het aanslagjaar hun fiscale woonplaats hebben; Beiden hebben hun woonplaats in een ander gewest: gewest waar laatste echtelijke verblijfplaats was gevestigd. M.VAN WETTERE 7

B. BELASTINGVRIJE SOMMEN: Basisbedrag: De vrijgestelde som wordt per belastingplichtige (dus per echtgenoot) vastgesteld op 7.090,00 EUR (Aj. 2017: 7.130,00). Deze som wordt evenwel opgevoerd tot 7.380,00 EUR (Aj. 2017: 7.420,00), wanneer het belastbaar inkomen niet hoger is dan 26.360,00 EUR (Aj. 2017: 26.510,00). Bij een lichte overschrijding van de inkomensgrens geldt volgende overstapregeling: Belastbaar inkomen (in EUR) Belastingvrije som Aj. 2016 < 26.360,00 7.380,00 26.360,01 26.650,00 7.380,00 (belastbaar inkomen 26.360,00) > 26.650,00 7.090,00 Voormelde verhoging is enkel weggelegd voor lage en middeninkomens uit arbeid. Dit betekent dat genieters van pensioenen en vervangingsinkomsten in beginsel geen recht hebben op de verhoogde belastingvrije som, vermits ze reeds recht hebben op een belastingvermindering voor pensioenen en/of vervangingsinkomsten. De aan deze belastingplichtigen ten onrechte toegekende verhoogde belastingvrije som wordt afgetrokken van voormelde belastingvermindering. De belastingvrije som wordt verhoogd met 1.510,00 EUR (Aj. 2017: 1.520,00) indien betrokkene zwaar gehandicapt is. Toeslagen wegens personen ten laste: De toeslag bedraagt in beginsel 1.510,00 EUR (Aj. 2017: 1.520,00). Voor kinderen is de toeslag evenwel progressief naarmate het aantal kinderen toeneemt. Zwaar gehandicapte kinderen en andere personen ten laste worden voor twee geteld. Toeslag belastingvrije som voor kinderen ten laste Totaal Aj. 2016 Totaal Aj. 2017 voor 1 kind ten laste 1.510 1.520 voor 2 kinderen ten laste 3.880 3.900 voor 3 kinderen ten laste 8.700 8.740 voor 4 kinderen ten laste 14.060 14.140 Supplement per kind boven het 4de 5.370 5.400 Voor personen ouder dan 65 bedraagt de toeslag 3.010,00 EUR (Aj. 2017: 3.030,00). Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd worden de toeslagen op de belastingvrije som verleend aan de partner met het hoogste belastbaar inkomen. Dit is ook het geval wanneer de partner buitenlandse inkomsten heeft genoten, die in België zijn vrijgesteld onder progressievoorbehoud. (Rb. Gent, 24 september 2009). In de gevallen waarin de persoonlijke toestand of de gezinstoestand van de belastingplichtige niet in aanmerking is genomen in het buitenland, zal evenwel een extra belastingvermindering voor inkomsten van buitenlandse oorsprong (uit de EER) worden verleend. M.VAN WETTERE 8

Jaar van huwelijk/wettelijke samenwoning. Voor het jaar van huwelijk (wettelijke samenwoning), waarin beide partners afzonderlijk worden belast, wordt een toeslag van 1.510,00 EUR (Aj. 2017: 1.520,00) verleend, mits de nettobestaansmiddelen van de partner maximaal 3.120,00 EUR (Aj. 2017: 3.140,00) bedragen Om ten laste te zijn, moet aan de 4 volgende voorwaarden worden voldaan : 1. Een persoon zijn die in aanmerking komt om ten laste te zijn. Worden beoogd : - De kinderen van de belastingplichtige, d.w.z. : - zijn afstammelingen ((geadopteerde) kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van de belastingplichtige of van zijn echtgenoot); - kinderen die hij volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft. Opdat een kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is, moet: - dit kind ten laste genomen zijn vóór zijn/haar meerderjarigheid; - die last op 1 januari van het Aj. op duurzame wijze zijn aanvaard; - die last volledig of hoofdzakelijk zijn: d.w.z. dat de eigen bestaansmiddelen van het kind en/of de geldelijke hulp die ten voordele ervan werd ontvangen (anders dan van overheidswege), niet meer bedragen dan de helft van de onderhoudskosten van het bedoelde kind voor hetzelfde tijdperk. - de zijverwanten tot en met de tweede graad van de belastingplichtige (broers en zusters); - de ascendenten van de belastingplichtige (ouders, grootouders enz., van de belastingplichtige); - personen van wie de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest. (bijv. de tante die de belastingplichtige tijdens zijn kindertijd ten laste heeft genomen ingevolge het overlijden van zijn ouders). 2. Deel uitmaken van het gezin op 1 januari van het aanslagjaar. Dit houdt in dat men werkelijk en op bestendige wijze met de belastingplichtige moet samenwonen. Indien een dergelijk persoon tijdelijk de gezinswoning heeft verlaten om studie- of gezondheidsredenen, internering enz wordt deze geacht nog steeds deel van het gezin van de belastingplichtige uit te maken. Een hierboven vermelde persoon, die in de loop van het jaar 2015 overleden is, wordt geacht deel uit te maken van het gezin van de belastingplichtige op 1 januari 2016, op voorwaarde dat hij reeds voor het aanslagjaar 2015 te zijnen laste was. M.VAN WETTERE 9

3. Geen bezoldigingen hebben ontvangen die voor de belastingplichtige beroepskosten zijn. Dit zou het geval zijn wanneer het kind in de zaak van een van zijn zelfstandige ouders meehelpt en de bezoldiging voor de prestaties van het kind van de beroepsinkomsten van de belastingplichtige afgetrokken wordt. 4. De netto bestaansmiddelen van de betrokken persoon mogen een bepaald bedrag niet overschrijden. Definitie van bestaansmiddelen. Bestaansmiddelen zijn alle inkomsten, met uitzondering van: wettelijke kinderbijslagen, kraamgelden en adoptiepremies; studiebeurzen; premies voorhuwelijkssparen; tegemoetkomingen ten laste van de Schatkist, toegekend aan gehandicapten ; bezoldigingen door gehandicapte personen verkregen ingevolge tewerkstelling in een erkende beschutte werkplaats; pensioensupplementen toegekend aan invaliden en tegemoetkomingen toegekend aan gehandicapten voor hulp door derden; onderhoudsuitkeringen die ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing, waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd, aan de belastingplichtige zijn betaald na het belastbare tijdperk waarop ze betrekking hebben; de eerste schijf van 3.120,00 EUR (Aj. 2017: 3.140,00) van de regelmatige onderhoudsuitkeringen, toegekend aan kinderen; pensioenen ten belope van 25.120,00 EUR (Aj. 2017: 25.260,00) verkregen door personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt; bezoldigingen uit studentenarbeid t.b.v.2.600,00 EUR (Aj. 2017: 2.610). Maximumbedrag der netto bestaansmiddelen. Kinderen ten laste Indien de belastingplichtigen fiscaal moeten beschouwd worden als Maximumbedrag van de netto bestaansmiddelen In 2015 In 2016 Echtgenoten 3.120,00 EUR 3.140,00 EUR Alleenstaanden kind is niet zwaar gehandicapt 4.500,00 EUR 4.530,00 EUR kind is zwaar gehandicapt 5.720,00 EUR 5.750,00 EUR Andere personen ten laste: 3.120,00 EUR (Aj. 2017: 3.140,00) M.VAN WETTERE 10

Berekening nettobestaansmiddelen. Het bedrag van de in aanmerking te nemen bestaansmiddelen is een netto bedrag. Dat betekent dat van het ontvangen bedrag nog bepaalde kosten mogen worden afgetrokken. Wat betreft de volgende bestaansmiddelen, gebeurt deze berekening als volgt : Bestaansmiddelen van Belgische oorsprong Bezoldigingen werknemers of baten Andere beroepsinkomsten Onroerende inkomsten (indien de persoon meerderjarig of ontvoogd is) Regelmatige onderhoudsuitkeringen Bruto bedrag (na aftrek van sociale bijdragen) Bruto bedrag (na aftrek van sociale bijdragen) Niet verhuurde onroerende goederen Verhuurde goederen onroerende Indien aan kinderen betaald: 3.120,00 aftrekken (Aj. 2017: 3.140,00) Deze eerste schijf wordt niet als een bestaansmiddel beschouwd. In aanmerking te nemen nettobedrag der bestaansmiddelen Het laagste van de volgende bedragen: Bruto bedrag, verminderd met: de werkelijke kosten; 20 %; minimum 430,00 EUR (Aj. 2017: 440,00) Het laagste van de volgende bedragen: Bruto bedrag, verminderd met: de werkelijke kosten; 20 %. Het laagste van de volgende bedragen: geïndexeerd KI 10/6 (gebouwde onroerende goederen) of 10/9 (ongebouwde onroerende goederen) van het geïndexeerd KI, verminderd met de werkelijke kosten. Het laagste van de volgende bedragen : ontvangen huur en huurvoordelen verminderd met: de werkelijke kosten de forfaitaire kosten: 40% (geb. onroerende. goederen) of 20% (ongeb. onroerende. goederen) 80 % van het bruto bedrag der onderhoudsuitkeringen (na eventuele vrijstelling) M.VAN WETTERE 11

Opmerkingen : - Kind ten laste van alleenstaanden of van afzonderlijk belaste echtgenoten. - Gemeenschappelijk kind van de partners. Indien de belastingplichtige in 2015 gehuwd is of een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd, moeten hij en zijn partner elk afzonderlijk een aangifte onderschrijven. Ze kiezen zelf, op basis van wie in feite aan het hoofd van het gezin staat, wie van beide partners het kind ten laste neemt. Eenzelfde kind mag echter niet tegelijkertijd door beiden ten laste worden genomen. Het komt de taxatieambtenaar niet toe de gepastheid van de door de belastingplichtigen ter zake uitgedrukte keuze te beoordelen. Op basis van de juridische en feitelijke gegevens die in het belastingdossier voorkomen, kan hij immers geen keuze maken tussen de partners. - Kind van een van de samenwonenden. Een als alleenstaande te beschouwen belastingplichtige, lid van een feitelijk gezin, kan een kind, dat van hetzelfde feitelijk gezin deel uitmaakt, ten laste nemen, ofwel als afstammeling, ofwel als kind dat hij (zij) volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft. Dit betekent dat die belastingplichtige in principe ook een inwonend minderjarig kind van de persoon met wie hij niet gehuwd samenwonend is ten laste kan nemen, mits aan de gewone voorwaarden voldaan is, en diezelfde belastingplichtige in feite aan het hoofd van het gezin staat. - Kinderen van minder dan drie jaar die recht geven op een verhoging van de belastingvrije som. De belastingplichtige krijgt een toeslag op de belastingvrije som van 560 EUR (Aj. 2017: 570) voor elk kind onder de drie jaar op 1.1.Aj. dat te zijnen laste is. De kinderen voor wie kosten van kinderopvang worden in mindering gebracht (code 1384-71) komen voor die toeslag niet in aanmerking. - Co-ouderschap. (evt. ouders van hetzelfde geslacht) Een kind moet in beginsel ten laste worden genomen door de partner bij wie het kind zijn wettelijke verblijfplaats heeft, behoudens wanneer aan de hand van de feitelijke (werkelijke woonplaats, begunstigde kinderbijslag) en juridische (officiële woonplaats, rechterlijke beslissing over concrete verblijfsregeling, inschrijving bevolkingsregister) gegevens eigen aan het geval, de kinderlast concreet kan worden gelokaliseerd. Ook kinderen die, ingevolge een co-ouderschapregeling afwisselend bij de gescheiden levende ouders inwonen, kunnen in beginsel slechts ten laste worden genomen van de partner bij wie de kinderen hun fiscale woonplaats hebben. M.VAN WETTERE 12

Evenwel worden de toeslagen op de belastingvrije som (incl. de toeslag voor kinderen jonger dan 3 jaar voor wie geen kosten van kinderoppas worden afgetrokken) voor het kind of de kinderen, voor wie beide niet samenwonende ouders samen: - het ouderlijk gezag uitoefenen, - de huisvesting gelijkmatig hebben verdeeld (zonder dat de administratie dit in de feiten nog zal nakijken) voortaan automatisch voor de helft aan elk van voormelde ouders toegekend mits: - de kinderen op 1.1. van het aanslagjaar minderjarig, niet ontvoogd zijn, - voor de betreffende kinderen geen regelmatige of gekapitaliseerde onderhoudsuitkeringen worden afgetrokken - uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar, hetzij: - een geregistreerde of door de rechter gehomologeerde overeenkomst voor handen is waarin de gelijkmatig verdeelde huisvesting van de kinderen uitdrukkelijk is vermeld, alsmede de bereidheid tot verdeling van de toeslagen op de belastingvrije som m. b.t. die kinderen; hetzij - een rechterlijke beslissing is genomen waarin de gelijkmatig verdeelde huisvesting van de kinderen uitdrukkelijk is vermeld. Indien een van de ouders onderhoudsuitkeringen in mindering brengt, zal alleen de andere ouder de volledige toeslag op de belastingvrije som kunnen genieten middels het indienen van een bezwaarschrift. - Personen die alleen worden belast en kinderen ten laste hebben. Een toeslag van 1.510,00 EUR (Aj. 2017: 1.520,00) wordt eveneens verleend voor elke belastingplichtige die alleen wordt belast en : - één of meer kinderen ten laste heeft of - aan wie ingevolge co-ouderschap de helft van de toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen wordt toegekend. ONROERENDE INKOMSTEN A. ALGEMENE REGELS. Belastingschuldige: De belasting is enkel verschuldigd door de eigenaar, de bezitter, de erfpachter, de opstalhouder of de vruchtgebruiker. Goederen in onverdeeldheid zijn belastbaar bij elke eigenaar in verhouding tot zijn/haar eigendomsrecht. Uitzondering: Gemeenschappelijke aanslag en wettelijk stelsel: M.VAN WETTERE 13

In dat geval primeert art. 127 WIB 92 en moet het onroerend inkomen door beide echtgenoten voor de helft worden aangegeven, ook al is slechts één van beiden eigenaar, Belastingplichtigen die als alleenstaanden worden belast, zijn alleen belastbaar op de inkomsten van de onroerende goederen, waarvan ze eigenaar zijn. Belastbare basis. In de meeste gevallen vormt het K.I. van het onroerend goed de basis voor de belastingheffing. Vermits dit K.I. vastgesteld werd op basis van de huurprijzen van 1.1.1975 wordt dit K.I. om billijkheidsredenen, jaarlijks geïndexeerd. Het K.I. dient derhalve met 70,57% (Aj. 2017: 71,53%) te worden geïndexeerd. B. VAN PB. VRIJGESTELDE ONROERENDE GOEDEREN. Onderwijs, openbare eredienst,.. In de EER gelegen onroerende goederen of gedeelten ervan die een belastingplichtige, die geen winstoogmerken nastreeft, besteedt tot uitoefening van : - een openbare eredienst, vrijzinnige morele dienstverlening; - onderwijs; - rusthuizen, klinieken, hospitalen, vakantietehuizen voor kinderen, ouderen enz... Het K.I. dient in dergelijke gevallen niet te worden aangegeven. Loopbaanpacht : Vrijstelling van P.B. (niet van O.V.) van het K.I. (en desgevallend ook van de nettohuur) van in de EER gelegen gebouwde en ongebouwde onroerende goederen verhuurd onder het stelsel van loopbaanpacht (of van gelijkaardig stelsel in het buitenland). Dit is de pacht die werd afgesloten voor een vaste periode (minstens 27 jaar), zijnde het verschil tussen : het ogenblik waarop de pachter 65 jaar zal zijn de huidige leeftijd van de kandidaat-pachter. De vrijstelling van PB geldt eveneens met betrekking tot: - pachtovereenkomsten voor gronden; - bij authentieke akte vastgelegd; - die voorzien in een eerste gebruiksperiode van ten minste 18 jaar. Proportionele vermindering van K.I. wegens onproductiviteit : De vermindering geldt enkel voor in België gelegen gebouwde onroerende goederen. Het door de Directeur van belastingen tot x/360sten verminderd K.I. dient aangegeven. M.VAN WETTERE 14

Voorwaarden : - niet gemeubileerd gebouwd onroerend goed mag gedurende minstens 90 dagen onvrijwillig niets hebben opgebracht, noch in gebruik zijn genomen. - gedurende 90 dagen buiten werking gebleven materieel en outillage of van een minstens 25% groot deel ervan. - bij vernieling onroerend goed of materieel of outillage, wanneer deze een vermindering van minstens 25 % van het K.I. medebrengt. Inzake O.V. bestaan afhankelijk van het Gewest van ligging gelijkaardige verminderingen. Eigen woning Sedert het aanslagjaar 2015 wordt het inkomen van de eigen woning, waarvan het belastingstelsel gewestelijk wordt geregeld, vrijgesteld. Onder eigen woning dient te worden verstaan de woning die: - de belastingplichtige zelf betrekt; - de belastingplichtige niet zelf betrekt omwille van - beroeps- of sociale redenen; - wettelijke of contractuele belemmeringen; - de stand van de bouwwerkzaamheden. Uitgesloten gedeelten: - gedeelte dat de belastingplichtige of een van zijn gezinsleden beroepsmatig aanwendt; - gedeelten die worden betrokken door personen die geen deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige. Bijzonderheden: Indien de belastingplichtige eigenaar is van meerdere woningen en hij: - een ervan betrekt: de betrokken woning wordt steeds als eigen woning aangemerkt; - meer dan één ervan betrekt: de eigen woning is die waar de fiscale woonplaats is gevestigd - betrekt geen ervan om wettelijke redenen: belastingplichtige mag één van deze woningen aanduiden als eigen woning - keuze is onherroepelijk - tot zolang deze in bezit is of een andere woning wordt betrokken. M.VAN WETTERE 15

C. BELASTBARE ONROERENDE INKOMSTEN EIGEN WONING: - Betrokken door gezin - Niet betrokken wegens beroeps- of sociale redenen Voor verrekening OV GEBRUIKT VOOR BEROEP GEBOUWEN - Niet verhuurd - Privé-verhuurd - Aan rechtspersonen (geen vap.) met oog op ter beschikking stellen als woning aan natuurlijke personen ONGEBOUWDE ONROERENDE GOEDEREN niet verhuurd of privé-verhuurd OVEREENKOMSTIG PACHTWETGEVING VOOR LAND-OF TUINBOUW VERHUURDE ONROERENDE GOEDEREN ONROERENDE GOEDEREN: BEROEPSMATIG VERHUURD AAN - natuurlijke personen - rechtspersonen - vennootschappen of groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid Gebouwen 3100/4100 1105/2105 1106/2106 1107/2107 1108/2108 1109/2109 + 1110/2110 Gronden 1112/2112 + 1113/2113 VESTIGING/ OVERDRACHT RECHT VAN ERFPACHT, OPSTAL OF GELIJKAARDIG IN BUITENLAND GELEGEN ONROERENDE GOEDEREN: - verhuurd - niet verhuurd - erfpacht-opstal- of gelijkaardige rechten (Niet voor beroep gebruikt) 1114/2114 1123 tot 1132 en 2123 tot 2132 Belastbaar: Nihil Geen onroerend inkomen Belastbaar: Geïndexeerd KI x 1,40 Belastbaar: Geïndexeerd KI Belastbaar: Geïndexeerd KI Belastbaar: Nettohuur (1), met MINIMUM Geïndexeerd KI x 1,40 Belastbaar: Nettohuur (2) Belastbaar: Ontvangen bedragen, met MINIMUM Heffingsbasis registratierecht Belastbaar: (3)(4) - Nettohuur (5) of - Nettohuurwaarde (6) (niet verhuurde), of - Ontvangen bedragen voor vestiging/overdracht rechten Gewestelijke belastingvermindering voor interesten: Betaalde: - Interesten - Erfpacht-, opstal- of gelijkaardige vergoedingen die geen aanleiding geven tot een belastingvermindering (1) Nettohuur = Brutohuur (incl. voordelen) 40% kostenforfait. Dit forfait meg evenwel niet hoger zijn dan KI x 2/3 x 4,23 (Rev. Coëff.; Aj. 2017: nog niet gekend). (2) Nettohuur = Brutohuur (incl. voordelen) 10% kostenforfait. (3) De proportionele belasting wordt achteraf volledig vrijgesteld (landen met Verdrag) of voor de helft vrijgesteld (landen zonder Verdrag). (4) De belastbare bruto elementen dienen vooraf verminderd met de rechtstreeks op dat inkomen drukkende buitenlandse belasting. (5) Nettohuur = Brutohuur (incl. voordelen, excl. buit. belasting) 40% (gebouwde) of 10% (gronden) kostenforfait. (6) Nettohuurwaarde = Brutohuurwaarde (excl. buit. belasting) 40% (gebouwde) of 10% (gronden) kostenforfait. M.VAN WETTERE 16

Opmerkingen: Door EIGENAAR tot uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt : Bij belastingplichtigen die gemeenschappelijk worden belast, moet, indien een onroerend goed door één van de echtgenoten voor de beroepswerkzaamheid wordt gebruikt, eerst het deel van het onroerend goed worden bepaald dat voor de beroepswerkzaamheid wordt gebruikt en dit ongeacht : het huwelijksvermogenstelstel; wie van beide echtgenoten eigenaar is van het onroerend goed; het eventuele eigendomsaandeel van de echtgenoot in het onroerend goed. Dit gedeelte wordt geacht een beroepsinkomen en geen onroerend inkomen te vertegenwoordigen. Het saldo moet worden aangegeven als onroerend inkomen overeenkomstig de eraan gegeven bestemming. Uitzondering : Indien de echtgenoot die een onroerend goed gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid aan de andere echtgenoot, eigenaar van het onroerend goed, huur heeft betaald en die huurgelden in mindering heeft gebracht als beroepskosten, moeten deze huurgelden steeds worden belast als onroerende inkomsten. Voorbeeld Man en vrouw, gehuwd met scheiding van goederen Gebouwd onroerend goed KI 1.000 EUR (*) Echtgenoot 1 Echtgenoot 2 100 % eigendom - Beroepsmatig gebruik - 50 % (*) niet geïndexeerd Het overige gedeelte van de woning dient als woonhuis. Hypothese 1: de vrouw betaalde geen huur voor het beroepsmatig gebruikte deel van de woning. M.VAN WETTERE 17

Aangifte Aard onroerend goed Echtgenoot 1 Echtgenoot 2 Gezinswoning 1100 500,00 2100-1105 - 2105 500,00 Hypothese 2 : de vrouw betaalde huur voor het beroepsgedeelte. De fiscaal aftrekbare huur voor inkomstenjaar 2013 bedraagt 1.200 EUR. Aangifte Aard onroerend goed Echtgenoot 1 Echtgenoot 2 Gezinswoning 1100 500,00 2100-1109 500,00 2105-1110 1.200,00 In de gevallen waarin geen gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd (bijv. bij feitelijk samenwonenden) en een van beiden gebruikt het onroerend goed voor zijn beroepswerkzaamheid, dient elke partner het KI aan te geven tegenover code 1105, a rato van diens eigendomsaandeel én het beroepsgebruik ervan. Voorbeeld: Stel 2 ongehumde partners hebben woning met KI 1.200,00, Mijnheer is eigenaar voor 2/3, zij voor 1/3. De woning gebruikt hij voor 20% beroepsmatig. Aangifte mijnheer: 1.200,00 x 2/3 x 20% = 160,00 (code 1105) Aangifte mevrouw: 1.200,00 x 1/3 x 20% = 80,00 (code 1105) Indien mijnheer aan mevrouw een huur zou betalen, dient zij niet de code 1105 in te vullen, maar code 1109 (80,00), alsmede de ontvangen huur in code 1110. Mijnheer kan in dat geval de huur die hij heeft betaald als beroepskost aftrekken (cf. supra) Door HUURDER voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt : Het gebruik van een onroerend goed voor de beroepswerkzaamheid van de huurder, zelfs gedeeltelijk, brengt de belastbaarheid van de volledige netto huur en voordelen mee, behalve indien een geregistreerd huurcontract bestaat, dat het beroepsgedeelte en het privaat gedeelte van de huur en de huurvoordelen afzonderlijk vermeldt. Alleen in dit laatste geval wordt het belastbaar inkomen afzonderlijk vastgesteld: op basis van het niet geïndexeerde KI van het privaat gebruikte deel, dat naargelang het geval, dient te worden aangegeven tegenover de code(s) 1106 en/of 2106. op basis van het niet geïndexeerde KI en de bruto huur van het beroepsmatig gebruikt gedeelte, die, naargelang het geval, dienen te worden vermeld tegenover de codes 1109 en/of 2109 en 1110 en/of 2110. M.VAN WETTERE 18

Wanneer de huurder het onroerend goed voor een groter deel beroepsmatig gebruikt dan in het geregistreerd huurcontract werd bepaald, moet rekening gehouden worden met de bij de huurder als beroepskost aangenomen huur (op basis van het werkelijk gebruik), om het bedrag van de bij de eigenaar belastbare huur te bepalen. De bepalingen van het huurcontract verbinden immers slechts de partijen en kunnen niet tegengeworpen worden aan de Administratie. Worden echter steeds, en integraal als beroepsmatige verhuringen aangemerkt, de verhuringen aan: rechtspersonen (naar Belgisch of buitenlands publiek- of privaatrecht) tenzij met het oog op verhuring als woning aan natuurlijke personen; vennootschappen, verenigingen of groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid. Huurvoordelen: Het betreft lasten van alle aard door en ten voordele van de eigenaar aan de huurder opgelegd (vb O.V.), evenals de aan de huurder opgelegde prestaties die normaal door de eigenaar dienen gedragen (vb aan- of verbouwingen). Grote huurvoordelen, in eenmaal verkregen, dienen verdeeld over gans de duur van de huurovereenkomst (uitgave gedaan bij aanvang contract), of over het aantal jaren dat de huurovereenkomst nog loopt te rekenen vanaf 1/1 van het belastbaar tijdperk waarin de last werd betaald (uitgave gedaan in de loop van de huurovereenkomst). Indien de huurovereenkomst van onbepaalde duur is, of bij gebrek aan geschreven huurovereenkomst, is de uitgave te verdelen over 3 jaar. Vb. Huurovereenkomst van 9 jaar. Dak wordt volledig vernieuwd voor 54.000 EUR. Elk jaar in aanmerking te nemen huurvoordeel : 6.000 EUR. Vooruitbetaalde huur : Wanneer de huur vooruit wordt betaald voor meerdere jaren, mag die huur verdeeld worden over de periode waarop de betaling betrekking heeft, mits het schriftelijk en onherroepelijk akkoord van de belastingplichtige. Huurherkwalificatie: Indien de eigenaar van het goed evenwel bedrijfsleider (1 ste categorie) is in de vennootschap-huurder van het goed, dient de onroerende huur eventueel te worden verminderd met het gedeelte dat meer bedraagt dan: 5/3 K.I. x 4,23 (Rev. Coëff. Aj. 2017: nog niet gekend) welk deel als een bedrijfsleidersbezoldiging dient te worden beschouwd. De herkwalificatie geldt dus niet voor de huur van een onroerend goed waarvan de eigendom volledig toebehoort aan één van de echtgenoten die geen bedrijfsleider in de vennootschap-huurder is, en dit ongeacht het belastingstelsel van de onroerende inkomsten. M.VAN WETTERE 19

Wanneer het onroerend goed eigendom is van beide echtgenoten wordt voor de toepassing van de huurherkwalificatie de situatie van elke echtgenoot individueel beoordeeld. Voor fiscaal alleenstaanden is de eigendomsverhouding bepalend om uit te maken in welke mate de huur en de huurvoordelen geherkwalificeerd moeten worden. Voorbeeld M. en V. zijn gehuwd sinds 2000. Aard onroerend goed M. V. Gebouw, verhuurd aan vennootschap waarin V. bedrijfsleider is 50 % eigenaar 50 % eigenaar KI : 1.000,00 EUR (niet geïnd.) Ontvangen huur : 10.000 EUR Er moet eerst bepaald worden hoe het onroerend inkomen zou moeten aangegeven worden, overeenkomstig art. 127 WIB 92. Indien gehuwd onder het wettelijk stelsel : In het wettelijk stelsel behoort het onroerend inkomen tot de gemeenschap en dienen zij dus ieder de helft van het KI (zijnde 1.000 x 50 % = 500 EUR) en in principe de helft van de bruto huur (zijnde 10.000 x 50 % = 5.000 EUR) aan te geven als onroerend inkomen. Vervolgens wordt in hoofde van V. de huurherkwalificatie toegepast, op basis van het bij haar in aanmerking te nemen onroerend inkomen (KI van 500 EUR en brutohuur van 5.000 EUR). De huurherkwalificatie bedraagt dus 1.475,00 EUR [5.000 (500 x 5/3 x 4,23)]. De aangifte wordt als volgt ingevuld : M. V. Onroerende inkomsten 1109-55 500,00 2109-25 500,00 1110-54 5.000,00 2110-24 3.525,00 Bezoldigingen bedrijfsleider 1401-54 - 2401-24 1.475,00 Indien gehuwd met scheiding van goederen : Het inkomen van het onroerend goed behoort t.b.v.50 % tot het vermogen van V. Normaliter zou zij een KI van 500,00 EUR in de code 2109-25 moeten opnemen en 5.000,00 EUR in de code 2110-24. Deze 5.000,00 EUR wordt echter geherkwalificeerd tot bezoldiging bedrijfsleider in de mate dat zij hoger is dan 5/3 van het gerevaloriseerd KI, of 500,00 x 5/3 x 4,23 = 3.525,00 EUR. M.VAN WETTERE 20

De huurherkwalificatie bedraagt dus 1.475,00 EUR (zijnde 5.000,00 3.525,00). De aangifte dient in dit geval dus op dezelfde wijze als in het geval van het wettelijk stelsel te worden ingevuld. Vaststellen van de belastbare grondslag Indien gehuwd onder het wettelijk stelsel : M. V. Bruto huur 5.000,00 Bruto huur 3.525,00-40 % (2.000,00) Daar dit bedrag hoger is dan 2/3 van het gereval. KI, nl. 2/3 x 500 x 4,23 = 1.410,00 EUR, moet dit laatste in aanmerking worden genomen - 1.410,00-40 % (1.410,00) Daar dit bedrag gelijk is aan 2/3 van het gereval. KI, nl. 2/3 x 500 x 4,23 = 1.410,00 EUR, moet dit laatste in aanmerking worden genomen - 1.410,00 Netto huurprijs 3.590,00 Netto huurprijs 2.115,00 Deze netto huurprijs wordt in aanmerking genomen aangezien hij meer bedraagt dan het geïndexeerde KI verhoogd met 40 %, nl. 500 x 1,7057 = 852,85, afgerond 853 EUR x 1,4 = 1194,20 EUR Deze netto huurprijs wordt in aanmerking genomen aangezien hij meer bedraagt dan het geïndexeerde KI verhoogd met 40 %, nl. 500 x 1,7057 = 852,85, afgerond 853 EUR x 1,4 = 1194,20 EUR Conclusie : Totaal beroepsinkomen (voor aftrek kosten) = 1.475,00 EUR Totaal onroerend inkomen = 5.705,00 EUR Totaal inkomen = 7.180,00 EUR Indien gehuwd met scheiding van goederen: Identiek als bij wettelijk stelsel. D. BIJZONDERE GEVALLEN : 1) Verandering van eigenaar of bestemming tijdens belastbaar tijdperk : De eigenaar wordt belast in verhouding tot het tijdperk waarin hij eigenaar is geweest. Dit tijdperk wordt sedert het aanslagjaar 2015 in dagen gerekend. De dag van eigendomsoverdracht (ingevolge verkoop, schenking, erfenis enz.) gebeurt de aangifte bij de nieuwe eigenaar. Eenzelfde berekeningswijze geldt wanneer een onroerend goed in de loop van het belastbaar tijdperk van bestemming wijzigt (eigen woning, privé verhuurd, ). 2) Nieuwgebouwde/verbouwde onroerende goederen : Sedert het aanslagjaar 2015 wordt het KI geacht te bestaan vanaf de dag waarop het belastbaar feit zich heeft voorgedaan (en niet langer vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand), zijnde: - voor nieuwbouw: de ingebruikname of de eerste verhuring - voor vernieuwbouw: de voltooiing van de werken.. M.VAN WETTERE 21

3) Gemeubelde verhuring : Het inkomen bestaat uit de vergoeding voor het verhuren van enerzijds het onroerend gedeelte en anderzijds het meubilair. Indien de huurovereenkomst de prijs tussen beide gedeelten opsplitst, wordt deze verhouding in acht genomen. Zoniet wordt 40% van de huurprijs geacht overeen te stemmen met de verhuur van het meubilair; de resterende 60% als zijnde de opbrengst uit de onroerende verhuur. 4) Voorbeelden eigen woning : Dhr. X en Mevr. Y zijn gehuwd en hebben op 01.01.2016 hun fiscale woonplaats in het Vlaamse Gewest. Hypothese 1 Het echtpaar was gedurende het volledige jaar 2015 eigenaar van één woning A, die zij zelf betrekken. Woning A is gedurende het volledige jaar de eigen woning van het echtpaar. Hypothese 2 Het echtpaar koopt op 07.04.2015 een andere woning B, en gaat daar wonen vanaf 15.07.2015. De eerste woning A wordt verkocht op26.09.2015. Periode Beoordeling eigen woning 01.01.2015 06.04.2015 Het echtpaar is eigenaar van één woning (woning A) die zij zelf betrekken.woning A is de eigen woning van het echtpaar. 07.04.2015-14.07.2015 Het echtpaar is eigenaar van twee woningen.de eigen woning is de door het echtpaar zelf betrokken woning (woning A). 15.07.2015-25.09.2015 Het echtpaar is eigenaar van twee woningen. De eigen woning is de door het echtpaar zelf betrokken woning (woning B). 26.09.2015-31.12.2015 Het echtpaar is eigenaar van één woning (woning B) die zij zelf betrekken.woning B is de eigen woning van het echtpaar. Hypothese 3 Het echtpaar huurt een woning en kocht in 2014 een woning A aan, die zij als gevolg van de verbouwingswerken pas vanaf 10.12.2015 zelf betrekken. Periode Beoordeling eigen woning 01.01.2015 09.12.2015 Het echtpaar is eigenaar van één woning (woning A) die zij niet zelf betrekken omwille van de stand van de verbouwingswerkzaamheden die hen niet toeliet de woning zelf te betrekken. Woning A is de eigen woning van het echtpaar. 10.12.2014-31.12.2014 Het echtpaar is eigenaar van één woning (woning A), die zij zelf betrekken. Woning A is de eigen woning van het echtpaar. Hypothese 4 Het echtpaar is eigenaar van twee woningen (A in het Vlaamse Gewest, waar de fiscale woonplaats is gevestigd en B in het Waalse Gewest), die zij beide gedurende het volledige jaar 2015 zelf betrekken. De eigen woning is de woning waar de fiscale woonplaats van het echtpaar is gevestigd (woning A). M.VAN WETTERE 22

Hypothese 5 Beide echtgenoten verblijven in een rusthuis en kunnen hun woning omwille daarvan niet zelf betrekken. De woning wordt verhuurd aan een natuurlijk persoon, die de woning beroepsmatig gebruikt. De woning wordt niet zelf betrokken omwille van sociale redenen. In antwoord op een parlementaire vraag van mevrouw Wouters stelt de Minister dat, hun woning ondanks de verhuring toch kan worden aangemerkt als de eigen woning. (Circ. AAFisc 6/2015 - Ci.RH.331/633.998 dd. 03.02.2015) E. GEWONE INTERESTAFTREK 1. Algemeen. Aangezien enkel de gewesten gemachtigd zijn om belastingvoordelen te verlenen met betrekking tot de eigen woning van de belastingplichtige, zijn in beginsel enkel de volgende in het belastbaar tijdperk betaalde sommen aftrekbaar van de onroerende inkomsten: - de interest uit hoofde van schulden specifiek aangegaan om onroerende goederen die in de aanslagbasis (als onroerend inkomen) zijn begrepen, te verkrijgen of te behouden, (met mogelijke aanrekening op de inkomsten van andere onroerende goederen dan die waarvoor de betreffende schuld is aangegaan); - de vergoedingen betaald voor de aanschaffing van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten. Wanneer het betreffende onroerend goed slechts gedurende een jaargedeelte belastbare onroerende inkomsten heeft opgebracht, zijn voormelde sommen slechts aftrekbaar wanneer ze zijn betaald in het gedeelte van het belastbaar tijdperk waarin het onroerend goed belastbare onroerende inkomsten heeft opgebracht. Deze aftrekken worden evenredig afgetrokken van de onroerende inkomsten. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en voormelde aftrekken van de ene belastingplichtige groter zijn dan zijn onroerende inkomsten, wordt het saldo aangerekend op de inkomsten van de onroerende goederen van de partner. 2. Zijn aldus aftrekbaar: Interesten van leningen (hypothecaire, onderhandse, bij werkgever) aangegaan : - om de aankoop of de bouwwerken te financieren: - om de verbouwing van een onroerend goed te financieren ; - om herstellings- of verbeteringswerken te bekostigen zoals : - vernieuwen van dak of ramen ; - aanleggen centrale verwarming, water-, gas- of elektriciteitsbedeling ; - installeren van een badkamer, plaatsen van dubbel glas, een lift enz... - om successierechten te betalen, in de mate dat de lening gediend heeft om de successierechten te betalen op de onroerende goederen die deel uitmaken van de successie. - ingevolge het bekomen uitstel voor de betaling van successierechten, in dezelfde mate als hierboven. M.VAN WETTERE 23

In dit verband worden zakelijke rechten op onroerende goederen, behalve naakte eigendom, (vruchtgebruik, opstal, erfpacht) met onroerend eigendom gelijkgesteld. Gemengd gebruik: Wanneer de lening betrekking heeft op een onroerend goed dat deels voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt, mag enkel de interest met betrekking tot het privé gedeelte van het onroerend inkomen worden afgetrokken. De rest kan als beroepskost in mindering worden gebracht. Het staat de belastingplichtige vrij zijn kasmiddelen bij voorrang aan te wenden voor de financiering van het privé-gedeelte en de lening voor het beroepsgedeelte. Indien de belastingplichtige de bestemming van de gelden niet kan bewijzen, mag worden aangenomen dat het geleend kapitaal bij voorrang heeft gediend voor de beroepsmatige investeringen. (Circ. 29.04.2002) 3. Interesten van herfinancieringsleningen. Niettegenstaande een herfinancieringslening niet werd aangegaan om een onroerend goed mee te verwerven, maar om een eerder aangegane lening af te lossen komen de interesten van een herfinancieringslening toch in aanmerking voor een aftrek. Indien evenwel meer ontleend wordt dan het saldo van de aanvankelijke lening, dient de aftrekbare interest herleid, in de volgende verhouding: overblijvend saldo van de eerste lening totaal bedrag van de nieuwe lening. Indien het excedent van de nieuwe lening evenwel gediend heeft voor het financieren van een verbouwing, kan dit excedent ook tot de interestaftrek aanleiding geven (tenzij in kader van toepassing woonbonus). 4. Aftrekmodaliteiten. Aangifte Belastingplichtigen die alleen worden belast. De schuld voor het verkrijgen of het behouden van onroerende inkomsten is uitsluitend aangegaan door de belastingplichtige de interesten zijn integraal aftrekbaar van diens onroerende inkomsten en mogen derhalve integraal in de aangifte worden vermeld. De schuld is aangegaan door meerdere belastingplichtigen in dit geval mag bij het invullen van de aangifte slechts het gedeelte van de interest worden vermeld dat overeenstemt met het aandeel van de belastingplichtige in het onroerend goed. Er zal verder geen bewijs meer gevraagd worden om na te gaan of de belastingplichtige effectief dat deel heeft betaald, dan wel de mede-ontlener. (bijv. bij feitelijk samenwonenden die gezamenlijk een lening hebben M.VAN WETTERE 24

aangegaan tot aankoop van een woning waarvan zij ieder voor de helft eigenaar zijn. In dit geval mag verondersteld worden dat zij ieder de helft van de betaalde interest hebben betaald). Belastingplichtigen namens wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd. Zowel de interesten van een lening die is aangegaan door beide echtgenoten als de interesten van een lening die is afgesloten door één van de echtgenoten mogen vrij worden omgedeeld tussen de echtgenoten, voorzover de inkomsten van het betreffende onroerend goed in de belastbare basis van de beide echtgenoten zijn opgenomen. Concreet mogen de echtgenoten bij het invullen van hun aangifte de interesten dus vrij omdelen over beide kolommen indien volgende voorwaarden vervuld zijn : er wordt een gemeenschappelijke aanslag gevestigd; het inkomen van het onroerend goed waarvoor de lening werd aangegaan is over beide echtgenoten verdeeld. (in het wettelijk stelsel, of in het stelsel van scheiding van goederen wanneer het goed in onverdeeldheid aan beide echtgenoten toebehoort). Het is dus niet vereist dat de lening hoofdelijk en onverdeeld is aangegaan door beide echtgenoten in geval ze een gemeenschappelijke aanslag ondergaan. Berekening netto onroerend inkomen De interest wordt bij voorrang en evenredig afgetrokken van de andere inkomsten (Belgische en buitenlandse) van onroerende goederen dan het kadastrale inkomen van de eigen woning, met dien verstande dat de aanrekening van de interesten van elke echtgenoot in eerste instantie afzonderlijk wordt verricht op de aanslagbasis van elke echtgenoot. Wanneer de interesten van één van de echtgenoten groter zijn dan de inkomsten van diens onroerende goederen, zal het saldo automatisch op de onroerende inkomsten van de andere echtgenoot worden aangerekend. Erfpacht- en opstalvergoedingen Voor de betaalde erfpacht-, opstal- en gelijkaardige vergoedingen, gelden mutatis mutandis dezelfde regels. M.VAN WETTERE 25