Bijenbotanie. Voortplanting van bloemplanten. 8 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

Vergelijkbare documenten
Bloemen. Duinroosje. Bloemen

Voortplanting. Lesbrief. Werkgroep Schoolactiviteiten. I.V.N. afd.hengelo. Tel. O

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Antwoorden Biologie Thema 7

tekst, tekeningen en foto's Arjen Neve

Werkgroep KNNV IJssel en Lek. Blauwe passiebloem (Passiflora caerulea)

Anatomie en Morfologie. Wortel. Plantencel. Stengel. Delen van een zaadplant

Alsemambrosia Ambrozijn Ambrosia artemisiifolia

Insectenbloemen worden dus alleen door bijen bezocht. Hieronder zie je een cartoon waarin beide soorten bloemen zijn afgebeeld.

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

Inhoud. Voorwoord 5. Trefwoordenlijst 113. Inhoud

Antwoorden Biologie Planten

Plantenfamilies leren herkennen

Ongeslachtelijke voortplanting : Een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu.

Het onderste deel van de stamper is het vruchtbeginsel. Hierin liggen de eicellen. Na bevruchting groeien hier vruchten.

Voorbereiding post 5. Kleuren om (van) te snoepen Groep

Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou

Wespenorchis (Epipactis)

LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten. Klokje (Campanula)

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten

PLANTEN VOORTPLANTING

Voortplanting bij planten

Bestuivingsinformatie

Determineren van planten

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden

Cursus natuurgids LES 2 : PLANTEN DETERMINEREN

LES 2 : PLANTEN DETERMINEREN

Voorbereiding post 5. Kleuren om (van) te snoepen Groep

Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme

Voorbereiding post 5. Kleuren om (van) te snoepen Groep 3-4

De teelt van zonnebloemen

LPW-Florasleutel samengesteld door Liliane Dedroog. Vetkruid (Sedum)

Suchmann. Natuur, hoofdstuk Lente en natuurverschijnselen

Docent: A. Sewsahai KLASSE: 6 VWO

GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3 GROEP 4 GROEP 5 GROEP 6

Bijen en bestuiving in de fruitteelt bij open teelten

Toorts (Verbascum) LPW-Florasleutel samengesteld door Johan Geusens

Vergeet-mij-nietje (Myosotis)

Warkruid (Cuscuta) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten

Cursus Natuur-in-zicht

De Wiershoeck, woensdag 18 april Beste natuurliefhebber/-ster,

Ganzenvoeten? Amarentenfamilie Amaranthaceae

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december Beste natuurliefhebber/-ster,

NME-leerroute Kleine inwoners van de stad 8

Basterdwederik (Epilobium)

Verslag Biologie Biologie dossier

de zon. De stokroos is in diverse kleuren te krijgen. Bijen bezoeken de bloem vooral om het stuifmeel. De hoogte varieert van 50 cm tot 2 meter.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 6, Winter

Samenvatting Biologie Planten en cellen

Molsla Paardenbloem. Achtergrondinformatie

Boterbloem (Ranunculus)

Voorbereiding post 5. Kleuren om (van) te snoepen Groep 3-4

Vruchten en Zaden. Schakel tussen de generaties

Voorplanting bij zaadplanten vmbo-b34

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 21 april Beste natuurliefhebber/- ster,

Voorplanting bij zaadplanten vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Plantenkennis. Bol en knolgewassen. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Planten. over bloemetjes en bijtjes Knollen en citroenen

Thema 4 Voortplanting

Nachtschade (Solanum)

Voortplanting bij zaadplanten vmbo-kgt34

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

krans, spatelvormige bladen, die van boven groen zijn, vorige vergadering werden monstrositeiten van Fuchsia-bloemen dergelijke verschijnselen,

Bloembiologie 1 De bouw van bloemen: 1 kelkbladen. 2 kroonbladen

Download het originele werkstuk in de bijlage voor de foto's van de bloemen.

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

Struweel aanplant. Struweel voor akkervogels. Voedsel (besjes), dekking en nestgelegenheid.

Aftekenlijst. Naam:

A. DE PLANT Een levend organisme dat doorgaans bestaat uit wortels, een stam of stengel en bladeren.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 maart Beste natuurliefhebber/-ster,

De lente! Werkboekje leeftijd: 10+

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 30 juni Beste natuurliefhebber/- ster,

CGM/ Advies Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde Geranium robertianum en Geranium pyrenaicum

De meiklokjes, Hyacinten en Sleutelbloemen strijden tegen elkaar. Wie kan aan het einde van het spel het mooiste bloementapijt vormen?

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 april Beste natuurliefhebber/-ster,

Munt: Methol wordt gebruikt in smaak- en geurstoffen als snoep thee en tandpasta Muntolie wordt gewonnen uit Pepermunt of Groene munt

17/03/2016. Planten 2. Cursus Natuurgids. 1. Overleven 2. Voortplanting 3. Concurrentie

Planten 2 Cursus Natuurgids

De rol van honingbijen bij de teelt van zaden

verspreiding van zaden

De bouw en functie van Bloemen

Planten: vorm en functie 1. Ginkgo biloba

Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6

Voortplanting bij bloemplanten. Volledige naam: Nummer: Klas:

Vogels en bloemen. door Erik Wevers. Blz. 28 Aviornis International- 38e jaargang nr. 218

Ooievaarsbek (Geranium)

Smeerwortel (Symphytum)

De bouw en functie van Bloemen

Planten 2. Cursus Natuurgids

Rupsklaver (Medicago)

COMPOSIETEN en... GELE composieten. PSGScousele 13 december 2017 Freddy Moorthamer

Ongeslachtelijke voortplanting vmbo-b34


Boterbloemen in het gras

Bollen en knollen Les 1: bollen en knollen... 2 Werkblad bol en knol... 4 Bol en knol stripverhaal... 5 Achtergrondinformatie... 6

Klaproos (Papaver) Grote klaproos (P. rhoeas ) afstaand of. aangedrukt behaard bleek rood, soms donkerrood, soms aan de voet zwart gevlekt

Inhoud. Voorwoord 5. Mag ik u een paar vragen stellen? 6

Lang bloeiende inheemse vaste planten voor bijen en vlinders

Transcriptie:

8 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen Bijenbotanie Van de zaadplanten leveren alleen vertegenwoordigers van de bloemplanten voedsel voor de Honingbij. Planten waarop nectar en/of stuifmeel wordt verzameld, worden in de imkerliteratuur over het algemeen als drachtplanten aangeduid. In deze publicatie worden ze bijenplanten genoemd, omdat het in de beschrijvingen niet zozeer om de dracht (opbrengst) gaat als wel om de ecologische aspecten van de Honingbij en de bloemen die worden bezocht. In een bepaald gebied vormen alle bijenplanten samen de bijenweide. Zie de collage op de binnenzijde van de kaft en de uitleg daarbij op pagina 2. De omvang van een bijenweide wordt bepaald door de diver siteit aan bijenplanten en door de bloemdichtheid van de tegelijkertijd in bloei staande soorten. De bijenweide is optimaal voor de bijen wanneer gedurende het gehele vliegseizoen voedsel kan worden verzameld. Honingbijen bezoeken een breed scala aan planten voor nectar en/of stuifmeel. Het is daarom van groot belang dat ze kunnen beschikken over een bijenweide met een grote verscheidenheid aan soorten. Ook een stedelijke omgeving kan een uitstekende bijenweide zijn. Voortplanting van bloemplanten In het verre verleden zijn tijdens het Krijt-tijdperk (ca. 65-145 miljoen jaren geleden) de bloemplanten (of bedektzadigen: planten met bloemen en vruchten) ontstaan. Eindelingse bladen kregen een speciale vorm en functie ten dienste van de voortplanting. Deze structuren vormen samen een bloem. Bloemen zijn van buiten naar binnen opgebouwd uit kelkbladen, kroonbladen, meeldraden en één of meer stampers. De kelkbladen dienen als bescherming en ondersteuning van de kroonbladen. In de regel zijn ze groen. Over het algemeen wordt door de kroonbladen vorm aan een bloem gegeven. Het zijn meestal ook dé elementen die kleur en geur aan de bloem geven. Ze verschaffen herkenningstekens voor bestuivers. De meeldraden zijn de mannelijke structuren binnen de bloem. Een meeldraad is opgebouwd uit een helmdraad en een helmknop. Deze laatste bestaat uit twee helmhokken, waarin zich het stuifmeel (pollen) vormt. In de stuifmeelkorrels bevinden zich de mannelijke voortplantingscellen (zaadcellen). Een stamper bestaat uit een vruchtbeginsel met daarop een stijl en een stempel. In het vruchtbeginsel bevinden zich één of meer zaadknoppen, waarin de vrouwelijke voortplantingscellen (eicellen) worden gevormd. Planten kunnen zich op twee manieren voortplanten: geslachtelijk en ongeslachtelijk. Bij de ongeslachtelijke voortplanting, ook wel vegetatieve voortplanting genoemd, ontstaat een nieuwe plant uit een enkele cel of een groep cellen van de oorspronkelijke plant. Er vindt daarbij geen versmelting van speciale cellen plaats. Bij de geslachtelijke voortplanting versmelten de mannelijke en vrouwelijke voortplantingscellen. Voor de geslachtelijke voortplanting is het nodig dat stuifmeel van een meeldraad wordt overgebracht naar een stamper, met andere woorden dat er bestuiving plaatsvindt. Wanneer na de bestuiving een stuifmeelkorrel op de stempel van de stamper tot kieming komt, vormt er zich een zogenoemde pollenbuis, die door de stijl naar een zaadknop in het vruchtbeginsel groeit. Door deze buis worden twee zaadcellen getransporteerd, waarvan er één de eicel in de zaadknop bevrucht, terwijl de andere een functie heeft bij het ontstaan van reservevoedsel Fig. 1. Voor het verzamelen van stuifmeel op de Gevlekte dovenetel (Lamium maculatum) bewerkt de bij met de voorpoten de tegen de bovenlip van de bloemkroon gelegen helmknoppen. Foto: Arjen Neve. Fig. 2. De strepen op de bloemkroon van de Beemdooievaarsbek (Geranium pratense) vormen samen het nectarmerk. Dat is voor de bijen een hulpmiddel bij het vinden van de nectar. Foto: Arjen Neve.

bijenbotanie 9 Fig. 3. Bloemen van de Winterakoniet (Eranthis hyemalis) hebben grote kelkbladen en kleine komvormige kroonbladen, waarin de nectar wordt afgescheiden. Foto: Arjen Neve. voor het jonge plantje (embryo) dat na de bevruchting ontstaat. Daarna groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht en de zaadknop tot een zaad (één tot heel veel per vrucht). Zie verder onder Stuifmeel van bloemplanten: Wat is een stuifmeelkorrel? Bestuivers Zelfbestuiving kan plaatsvinden wanneer stuifmeel van een meeldraad op een stempel binnen dezelfde bloem terechtkomt. Maar als een plant geen zaad kan vormen door zelfbestuiving, hij is dan zelfsteriel en afhankelijk van kruisbestuiving, dan is hulp van buitenaf nodig. De meeste bloemplanten zijn daarbij aangewezen op bestuiving door dieren, zoals zoogdieren, vogels en insecten. Deze bezoeken de bloemen meestal om daar hun voedsel (nectar, olie en/of stuifmeel) uit te halen. De belangrijkste bestuivers zijn insecten, vooral kevers (Coleoptera), vliesvleugeligen (Hymenoptera), vliegen (Diptera) en vlinders (Lepidoptera). Er zijn ook bloemplanten waarvan de bestuiving afhankelijk is van de luchtstroom (windbestuiving) of van water (planten die onder water bloeien). Sommige bloemen hebben bewegende meeldraden die het stuifmeel op de stempel brengen als kruisbestuiving uitblijft. Honingbijen als bestuivers Van de vliesvleugeligen hebben de bijen (Apoidea) zich het sterkst aangepast aan de bloemplanten. Ze verzamelen zowel nectar als stuifmeel. Solitair levende bijen vertonen een grote afhankelijkheid van de planten die ze bestuiven, en zijn voor het maken van hun nest sterk afhankelijk van het weer en het vinden van een geschikte plaats. De Honingbij (Apis mellifera) Fig. 4. Bij Muurpeper (Sedum acre) zitten de nectariën onderaan op de vruchtbeginsels. Op deze foto glanst de nectar in de zon. Foto: Arjen Neve. is onafhankelijker en daarom ook beter geschikt als bestuiver. Zij produceert zelf materiaal voor het nest in de vorm van was en is het hele jaar actief als de temperatuur maar hoog genoeg is. De Honingbij is polylectisch, dat wil zeggen dat zij een breed scala van niet met elkaar verwante plantensoorten bezoekt. De bijen bezoeken de planten uiteraard puur uit eigen belang. Ze verzamelen er de nodige voedingsstoffen, nectar en stuifmeel. Hiermee voorzien ze in de behoefte van hun volk aan koolhydraten (nectar) en eiwitten (stuifmeel). Wat betreft het verzamelen van nectar zijn er wel beperkingen. De bloemen moeten overdag in bloei staan en de nectar moet voor de bij bereikbaar zijn. Bovendien moet het gehalte aan suiker in de nectar zodanig hoog zijn dat het door de bij kan worden waargenomen. Ook voor het verzamelen van stuifmeel is de bereikbaarheid een vereiste. Stuifmeel wordt ook verzameld op bloemen van soorten zonder nectar, zoals de Bosanemoon (Anemone nemorosa) en windbestuivers als grassen (Poaceae), en van soorten waar de nectar onbereikbaar is, zoals de Gevlekte dovenetel (Lamium maculatum; fig. 1) en de Vingerhelmbloem (Corydalis solida). In twee eigenschappen verschilt de Honingbij van de meeste andere bestuivers. 1. Honingbijen zijn bloemvast, dat wil zeggen één enkele bij bezoekt in een bepaalde periode (bijna) alleen bloemen van dezelfde plantensoort. Bloemvastheid is het resultaat van een leerproces, waarbij de combinatie vorm-kleur-geur wordt ingeprent.

36 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

aspergefamilie 37 Wilde hyacint (Hyacinthoides non-scripta) Door nieuwe inzichten is de ordening van het plantenrijk voortdurend in beweging. Mede door het gebruik van dnaanalyses heeft men nu een heel andere kijk op de evolutie van planten gekregen. Het gevolg daarvan is dat er een andere stamboom van planten moest worden gemaakt en flora s moesten worden aangepast. Heel duidelijk is dat te zien aan de 23ste druk van de Heukels Flora van Nederland. De composieten en de klokjes staan nu bovenaan in de stamboom en hebben daarom achterin de flora een plaats gekregen. Ook de Wilde hyacint is van plaats veranderd. Stond de plant voorheen achter in de flora, nu staat deze soort aan het begin. Bovendien is hij ondergebracht bij een andere familie: vroeger bij de Leliefamilie (Liliaceae), nu bij de Aspergefamilie (Asparagaceae). Dezelfde soortnaam Linnaeus beschouwde de Wilde hyacint als een hyacint. In afwijking van andere hyacinten hebben de bloemen echter geen strepen op de bloemdekbladen. Hij gaf de plant daarom de naam non-scripta (niet beschreven, ongevlekt). Een plant kan dan wel in een ander geslacht worden ondergebracht, de wetenschappelijke soortnaam blijft ze behouden. Verwilderd en ingeburgerd Het geslacht Hyacinthoides telt circa 10 soorten die hun natuurlijk areaal in West-Europa en het westelijk deel van het Middellandse-Zeegebied hebben. Het natuurlijk verspreidingsgebied van de Wilde hyacint ligt in Noord-Frankrijk, België, Luxemburg en Groot-Brittannië. De noordgrens van het areaal op het continent ligt halverwege België. De plant is in ons land verwilderd en nu geheel ingeburgerd. De plant voelt zich van nature thuis op kalkarme gronden langs bosranden en in stinsenmilieus. We vinden hem voornamelijk langs de binnenduinrand en bij buitenplaatsen. Bolgewas Wilde hyacint heeft een bol, waarvan de schubben met elkaar zijn vergroeid. Daaruit ontspringen de lijnvormige bladeren, die een parallelle nervatuur bezitten. In april en mei valt de bloeiperiode. Meestal heeft een plant één bloeistengel, waaraan de bloemen een trosvormige bloeiwijze vormen. Aan de voet van een bloemsteel staan een lang schutblad en een kort steelblaadje, beide ook weer lijnvormig. De klok- tot buisvormige bloemen zijn blauw, roze of wit. In knop staan ze rechtop en als ze volop in bloei staan, zijn ze schuin naar beneden gericht. Ze zijn drietallig en hebben twee kransen van drie bloemdekbladen, vrijstaand en aan het einde naar buiten omgebogen. Op ieder bloemdekblad staat een meeldraad ingeplant. Het stuifmeel is licht geelgroen. De korrels hebben één kiemopening, een van de karakteristieke eigenschappen van de eenzaadlobbigen, waartoe de plant behoort. Nectariën op het vruchtbeginsel Zoals ook bij andere soorten van de familie, liggen de nectariën op de vruchtbladen. Ze zijn gelegen op de naar binnen omgebogen randen van de vruchtbladen, die de tussenschotten van het vruchtbeginsel vormen. De nectar komt bovenaan opzij van het vruchtbeginsel naar buiten. Insectenbezoek De bloemen krijgen bezoek van zweefvliegen en bijen. Sommige hommels maken inbraakgaatjes in de bloemdekbladen om gemakkelijker bij de nectar te kunnen komen. Voor de bestuiving hebben ze dan geen betekenis. Vermeerdering Wilde hyacint vermeerdert zich door de vorming van zaad en door het vormen van bolletjes aan de bol. Na de bloei vallen de bloemdekbladen af en vormen zich eivormige dopvruchten, die door een vervorming van de bloemsteel weer rechtop komen te staan. Als het zaad rijp is, gaan de vruchten op drie plaatsen aan de top open. De bolronde zwarte zaden worden bij het heen en weer bewegen van de stengel, bijvoorbeeld door de wind, uit de vruchten geslingerd. Ze ontkiemen in de herfst. Pas in het vijfde jaar komt een uit zaad gegroeide plant in bloei. plaat 6. Wilde hyacint A bol met het begin van een plant; B bloeiwijze; C blad, nervatuur voor een deel aangegeven; D bloemdekblad met meeldraad; E stuifmeelkorrel (monocolpaat): 1 polair (distaal) aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus boven en in tectum); F stamper; G stempel; H vruchten; I zaad.

440 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

klokjesfamilie 441 Zandblauwtje (Jasione montana) Het Zandblauwtje behoort tot de Klokjesfamilie (Campanulaceae). Het geslacht Jasione telt 12 soorten, die inheems zijn in Europa, West-Azië en het Middellandse- Zeegebied. Het Zandblauwtje is de meest verspreide soort in Europa. In ons land komt het veel voor op de kalkarme zandgronden in het oosten en zuiden en in de duinen. Droogtebestendig Zandblauwtje is goed bestand tegen langdurige droogte. Dat heeft de plant te danken aan zijn wortelstelsel, dat bestaat uit een penwortel en een grote hoeveelheid zijwortels, die tot een halve meter diep kunnen reiken. De plant is tweejarig, soms meerjarig. Nadat het zaad in de herfst is ontkiemd, vormt zich eerst een stevig wortelstelsel en een bladrozet, waarmee hij overwintert. Afhankelijk van de omstandigheden varieert de hoogte van 5 tot 50 centimeter. In het volgende seizoen ontwikkelen zich de stengels, die zich veelal direct boven de bladrozet vertakken. Aan de basis zijn ze bezet met zittende lancetvormige bladeren met een gave rand. Het bebladerde deel van de stengel en ook de bladeren zelf zijn behaard; verder is de plant kaal. Hemelsblauwe bloemen Van juni tot augustus tooit het Zandblauwtje zich met hemelsblauwe bloemen. Een heel enkele keer kunnen we een plant met witte bloemen aantreffen. De bloemen staan in hoofdjes op de hoofd- en zijstengels. De hoofdjes op de zijstengels bevatten aanmerkelijk minder bloemen. Onderaan een hoofdje staan een of meer kransen van omwindselbladen, de buitenste vierkant van vorm, de binnenste langwerpig. De bloemen in het hoofdje zijn kortgesteeld. De kelk is klokvormig en heeft langs de rand vijf lange, smalle slippen. Het klokvormige deel is met het onderstandige vruchtbeginsel vergroeid. De kroon bestaat uit vijf smalle slippen, die in de knop nog met elkaar vergroeid zijn. Bij het opengaan van de bloem wijken ze van onder naar boven uit elkaar. Afwisselend met de kroonslippen staan vijf meeldraden. De helmknoppen zijn aan hun bases met elkaar verkleefd. In het knopstadium vormen ze een kokertje. Tussen de helmknoppen staat de nog niet uitgegroeide stijl, waarvan het uiteinde harig en knotsvormig verdikt is. De bloemen zijn proterandrisch. Al in het knopstadium gaan de helmhokken aan de naar binnen gerichte zijde open en komt al het stuifmeel in de beharing van de stijl terecht. Als een bloem open gaat, zijn de meeldraden al gedeeltelijk verdord en is de stijl uitgegroeid. Het harige uiteinde is dik bepoederd met stuifmeel, zodat dit makkelijk door bezoekende insecten kan worden meegenomen. In een later stadium worden de stempels rijp om stuifmeel te ontvangen. Ze blijven tegen elkaar staan en wijken niet uiteen zoals bij andere soorten van de familie. Bijenbezoek Honingbijen weten verspreid staande zandblauwtjes moeiteloos te vinden. Dat het Zandblauwtje langdurige droge perioden kan doorstaan is ook aan het bijenbezoek af te lezen. In droge zomers, als andere bijenplanten het laten afweten, is er op de bloemen van het Zandblauwtje nog nectar te halen. Die wordt afgescheiden aan de bovenzijde van het vruchtbeginsel. De bloemkroon is diep gespleten, zodat het nectar puren geen probleem is voor de bijen. De bloemen zijn prima stuifmeelleveranciers. In een honing van de Boschplaat op Terschelling trof ik 30% stuifmeel van het Zandblauwtje aan. De stuifmeelklompjes zijn roodachtig paars. Verspreiding In het vruchtbeginsel wordt een groot aantal kleine glanzendbruine zaden gevormd. De doosvrucht gaat aan de bovenzijde met twee kleppen open. Het zaad wordt uit de vruchten weggeslingerd als het vruchthoofdje in beweging wordt gebracht. plaat 208. Zandblauwtje A deel van bloeiende plant; B bloemknop; C doorsnede bloemknop met meeldraden en stijl; D bloem; E doorsnede bloem in vrouwelijk stadium; F stuifmeelkorrel (triporaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht; G rijpende doosvrucht; H zaad.

444 bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen

watergentiaanfamilie 445 Watergentiaan (Nymphoides peltata) De Watergentiaan behoort tot het geslacht Nymphoides van de Watergentiaanfamilie (Menyanthaceae). Het telt ongeveer 20 soorten, die voor het merendeel in de tropen voorkomen. De Watergentiaan is de meest noordelijke soort. Ons land vormt de noordwestelijke uitloper van het areaal, dat zich verder uitstrekt in de gematigde streken van Eurazië. Bij ons is de Watergentiaan een vrij algemene soort in sloten, vaarten en kanalen, vooral in klei- en veengebieden. Lange kruipende stengels Watergentiaan is overblijvend. De plant heeft op of net in de bodem lange kruipende stengels, met een beperkt aantal wortels op de knopen. Aan deze stengels zitten lang gesteelde bladeren. In de oksels van de bladstelen ontwikkelen zich korte en lange zijstengels. De korte dragen wortels en dienen voor de vermeerdering en overwintering. Aan hun uiteinden hebben ze lang gesteelde bladeren. Uit deze korte stengels ontwikkelen zich ook lange kruipende stengels, waardoor de plant zich vegetatief vermeerdert. Aan de uiteinden van de lange zijstengels vormen zich kort gesteelde bladeren en bloemen. De bladeren zijn min of meer rond en vertonen veel gelijkenis met die van de Witte waterlelie (Nymphaea alba), maar zijn kleiner. De geslachtsnaam Nymphoides betekent op Nymphaea lijkend. De bladeren drijven en dienen de bloemen tot steun als die naar het wateroppervlak groeien. De bloemen ontluiken als ze boven water komen. Elke bloem is maar één dag open. Nectar beschermd De bloem heeft vijf kelkbladen, die aan de basis met elkaar vergroeid zijn. De bloemkroon is sierlijk van vorm en goudgeel. Hij bestaat uit een kort buisvormig gedeelte en vijf slippen, die een toegespitst stevig middendeel hebben en overigens dun en teer zijn. De rand van de slippen is fijn gewimperd. De meeldraden staan afwisselend met de kroonslippen. Ze zijn met het buisvormige deel van de bloemkroon vergroeid. Aan de voet van de slippen zitten behaarde schubvormige steriele meeldraden (staminodiën), die tot kroonbladachtige organen zijn vervormd. De beharing van deze structuren sluit de bloemopening geheel af, waardoor de vrijgekomen nectar wordt beschermd tegen weersinvloeden. De nectariën zijn vijf lichtbruine, bolvormige kussentjes op de bloembodem. Hommels en honingbijen zorgen voor de bestuiving. De bloemen vallen voor deze bestuivers goed op omdat de kroonslippen behalve geel ook nog ultraviolet terugkaatsen. Voor honingbijen zijn de bloemen bijenpurper, met een geel hart op de plaats waar zich de nectar bevindt. Drijvende zaden Ongeveer een dag nadat een bloem is uitgebloeid verdwijnt de rijpende vrucht onder water. Daar groeit het vruchtbeginsel uit tot een platte flesvormige doosvrucht. Daarin komen talrijke lichtbruine, waterafstotende zaden tot ontwikkeling. Ze kunnen lange tijd blijven drijven en zich via het wateroppervlak verspreiden. Langs de rand van de zaden staan stekeltjes, waardoor ze zich makkelijk aan het verenkleed van watervogels hechten. Als de zaden enige tijd onder water worden gebracht, zinken ze spoedig naar de bodem. Voor het ontkiemen hebben ze licht nodig. Voor de bijenweide in het water Het was in de beginperiode van mijn interesse voor bijenplanten, dat iemand me vroeg of ik ook bijenplanten voor de vijver wist. Hij had het plan opgevat een vijver in de tuin aan te leggen en wilde de bijenweide tot in het water doorzetten. Waar het enthousiasme van een imker al geen aanleiding toe kan geven. Toen wist ik niet direct een antwoord op zijn vraag te geven. Nu zou ik adviseren: probeer het eens met de Watergentiaan. Na een tijdlang de bloemen van deze plant bekeken te hebben, weet ik dat ze graag door Honingbijen bevlogen worden. De vijver moet niet aan de kleine kant zijn, want de Watergentiaan heeft ruimte nodig om zich in de breedte te kunnen ontplooien. plaat 210. Watergentiaan A deel van bloeiende plant; B ontluikende bloem; C onderzijde bloem; D staminodium; E meeldraad; F stuifmeelkorrel (syncolpaat): 1 polair aanzicht, 2 equatoriaal aanzicht, 3 korreloppervlak (focus boven en in/onder tectum); G stamper, nectarium en deel van bloemkelk en meeldraden met geopende helmhokken; H stempel; I vrucht; J zaden.