De zorgprofessional als wenkend perspectief C. U. Ober i, E. M. Meijers ii, M. Feenstra iii, M. Regeling iv, S. Kreulen v, N. van Ree vi, 2012 De inhoud van opleidingen en beroepen in de zorg verschuift De vaste beroepsdomeinen verdwijnen en een afgeslankte beroepenstructuur blijft over. (Raad van Volksgezondheid en Zorg, 2011) Inleiding Het Instituut voor Zorgprofessionals ontwikkelt de komende jaren een nieuwe zorgopleiding. De zorgopleiding richt zich op het opleiden van de Zorgprofessional van de toekomst. In dit artikel wordt de noodzaak van een andere zorgprofessional inzichtelijk gemaakt. Met name de rapporten van de Raad van Volksgezondheid en Zorg (RVZ, 2011) zijn als basis gebruikt ter ondersteuning van de visie op de nieuwe opleiding tot zorgprofessional. De eerste lijn is in Nederland meestal kleinschalig georganiseerd. Daarnaast staat de eerste lijn nog steeds op zichzelf. Het is in Nederland dan ook lastig en tijdrovend om tot meer geïntegreerde vormen van eerstelijnszorg te komen. Vormen waarbij het niet alleen gaat om samenwerken als zodanig maar om het gezamenlijk werken aan dezelfde doelen, waarbij de som der delen een meerwaarde bereikt. De randvoorwaarden worden verbeterd, maar er zijn toch nog veel belemmeringen op financieel en organisatorisch vlak. (RVZ, 2011) De huidige paramedicus De huidige paramedicus wordt gezien als iemand die zich kenmerkt door een gefragmenteerd aanbieden van zorg vanuit specialistisch denken en handelen. De oefentherapeut, de fysiotherapeut, de logopedist en alle andere paramedici werken vanuit een combinatie van kennis, attitude en vaardigheden, op beroep specifiek terrein (Kuiper & Oostendorp, 2007; Schoot, 2009). De attitude behelst daarin naast de beroepsnormen ook de persoonskenmerken van de paramedicus zoals de communicatie en professionele houding (Kuiper & Oostendorp, 2007). Echter, de competenties van de huidige paramedici sluiten onvoldoende aan op de behoeften van de patiënten en de bevolking. Huidige paramedici zijn onvoldoende toegerust (competent) om goed te anticiperen op ontwikkelingen waar zij mee geconfronteerd worden. Deze conclusie wordt ontleend aan het adviesrapport van de Raad voor Volksgezondheid (2011) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In het adviesrapport wordt het onderzoek van de Commission on Education of Health Professionals for the 21st Century (2010) aangehaald. De commissie stelt dat paramedici in hun opleiding onvoldoende worden voorbereid om veranderingen het hoofd te bieden. Volgens het College voor de Beroepen en Opleiding in de Gezondheidszorg (CBOG, 2009, 2010) moeten zorgprofessionals een andere attitude ten opzichte van zorgvragers ontwikkelen en eigen maken: focussen op de zorgvraag, op zijn welbevinden en niet alleen op zijn ziekte(n) (Butterman & Vlaskamp, 2010). De zorg vraagt om innovatie De dynamiek waarmee de zorgvraag verandert, de toename van de technologische mogelijkheden en de verbreding en verdieping van wetenschappelijke kennis en inzichten hebben grote consequenties voor de mensen die in de zorg werken. Er is een ander type zorgprofessional nodig (Frenk et al. 2010). Van toekomstige zorgprofessionals wordt niet zozeer gevraagd om te reageren op 1
ontwikkelingen, maar meer innovatief te denken en handelen. In het rapport Bekwaam is bevoegd (RVZ, 2011) wordt sterk gepleit voor het doorbreken van domeinen. Het advies is een wake up call. Het is tijd om na te denken over de uitdagingen waarvoor zorgverleners in de nabije toekomst komen te staan. De problemen van morgen zijn niet die van gisteren. Er zijn andere professionals en andere opleidingen nodig (RVZ, 2011, p. 15). Hoe kunnen wij het aanbod van zorg meer in overeenstemming krijgen met de vraag? En zijn de bestaande scheidslijnen (medisch, verpleegkundig, paramedisch) wel houdbaar? De houdbaarheidsvraag geldt ook voor de bestaande verhouding tussen generalistische en specialistische beroepen en tussen de formele en de informele zorgarbeid. (RVZ, 2011) Om werkelijk een oplossing te kunnen bieden voor de vraagstukken in de gezondheidszorg (hoge zorgkosten, samenwerkings- en communicatieproblemen) is echt een andere paramedicus nodig; de zorgprofessional. Deze andere c.q. nieuwe zorgprofessional is in staat om geïntegreerde zorg te leveren waarbij de cliënt werkelijk centraal staat. Als met behulp van technologische ondersteuning de kennis over een bepaalde aandoening of een bepaald klachtenpatroon, die nu nog over meerdere specialismen verspreid is, in één persoon verenigd kan worden, zou dat de noodzaak tot intercollegiaal consult en overleg drastisch verminderen. (RVZ, 2011). De zorgprofessional Kenmerkend voor de zorgprofessional is dat hij verschillende disciplines integreert. Dit in tegenstelling tot de huidige paramedicus die gefragmenteerd met zorg bezig is. Het huidige zorgsysteem stimuleert deze fragmentatie. Hoewel er ook cliënten zijn die prima monodisciplinair behandeld kunnen worden, zien we langzaam maar een duidelijke verschuiving in de complexiteit van ziektebeelden en zorgvragen. De reactie op deze ontwikkelingen gaan traag. Zo ontbreekt nogal eens een schakel tussen de verschillende zorgverleners binnen één echelon, tussen echelons en buiten de eigen sector..het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet, de AWBZ, de WMO en de Wet publieke gezondheid leidt tot versnippering in zowel de financiering, de indicatie als het aanbod van zorg. Dat leidt tot onduidelijkheid en extra regelwerk voor de patiënt, maar ook tot afschuiven van verantwoordelijkheid of extra administratieve druk bij professionals in de zorg. (RVZ, 2011). De huidige werkwijze maakt een coördinator of schakel tussen de paramedici noodzakelijk. Er wordt nog te vaak gezocht naar een dergelijke schakel. Hiermee los je mogelijk wel het communicatieprobleem op, maar de vraag is of ook werkelijk de effectiviteit van zorg toeneemt. De behoefte aan coördinatie kan verminderd worden door minder professionals zich te laten bemoeien met de cliënt. De zorgprofessional van de toekomst is in staat om verschillende domeinen, zoals bijvoorbeeld problematieken rondom de huid, voeding en bewegen, die gezamenlijk bij een cliënt kunnen opspelen en elkaar negatief beïnvloeden, met elkaar te verbinden. De hulpvraag van de cliënt wordt in een breed perspectief bekeken en niet geïsoleerd benaderd. Een ander kenmerk dat typerend is voor de zorgprofessional is zijn coachende kwaliteit (Ossebaard & Coutinho 2011; Gerards, 2010; NPCF-CBO; 2010). Gerards (2010) geeft aan dat deze coachende kwaliteit zich met name richt op het ondersteunen van de cliënt in zijn zoektocht naar relevante 2
informatie en het nemen van adequate beslissingen. De zorgprofessional wordt partner en zorgt er voornamelijk voor dat de cliënt voldoende kennis heeft om weloverwogen keuzes te maken. De zorgprofessional wordt veel meer een speler in een web waarvoor samenwerken met de cliënt maar ook met overige zorgprofessionals rondom de cliënt van wezenlijk belang is (Jansen & Kuiper, 2011; RVZ, 2010-2; Gerards, 2010). Er wordt grote waarde toegekend aan het kunnen samenwerken met andere disciplines en aan communicatieve vaardigheden van de zorgprofessional. Ondanks dat communicatie voor zowel de huidige als de nieuwe zorgprofessional zeker belangrijke competenties zijn, is de nieuwe zorgprofessional een andere professional in de zorg dan een upgrading van de huidige paramedicus. De zorgprofessional van de toekomst kan straks ongeveer 60% van de klachten die zich in de eerstelijn (door paramedische beroepen) voordoen, diagnosticeren en behandelen. De nieuwe zorgprofessional maakt altijd deel uit van een team van zorgprofessionals. In dit zorgteam is nog eens voor ongeveer 20% aan aanvullende expertise aanwezig om cliënten met specifieke hulpvragen te begeleiden. De overige 20% van de cliënten heeft geen verdere zorg nodig of wordt door de zorgprofessional doorverwezen naar de tweedelijn (ziekenhuizen en geestelijke gezondheidszorg). Dit scheelt veel overleg en voor de cliënt is er voortdurende efficiënte en effectieve afwisseling van professionals om hem heen. Een nieuwe zorgopleiding De zorgprofessional als de ultieme generalist is gezien de huidige inrichting en organisatie van opleidingen nog ondenkbaar. Zorgprofessionals die ongeveer 60% van de zorgvragen kunnen beantwoorden, moeten op een geheel andere manier worden opgeleid dan de huidige paramedici. De opleiding tot zorgprofessional integreert de competenties op het gebied van zorg en dienstverlening van alle paramedische disciplines. Dit betekent niet dat een zorgprofessional alle disciplines volledig vervangt. Naast het kunnen herkennen (diagnosticeren) en behandelen (interventies) van de meest voorkomende aandoeningen binnen de paramedische domeinen zal de zorgprofessional zo worden opgeleid dat hij flexibel op zorgvragen van de cliënt kan inspelen: De professional van de toekomst moet in staat zijn tot transformationeel leren en werken. Met transformationeel leren wordt bedoeld dat de opleiding niet zo zeer gericht is op het uitputtend en volledig bestrijken van het deskundigheidsgebied van een professional als wel op het verwerven van de professionele competenties die nodig zijn om flexibel op de zorgvragen van patiënten te kunnen inspelen. (RVZ, 2011). We moeten toe naar een systeem van bewezen losse competenties op basis van een afgeslankte beroepenstructuur. We moeten af van vaste beroepsdomeinen. Wat telt is bekwaamheid: competenties en competentieniveaus. Interprofessioneel opleiden en bij en nascholen en duidelijkheid over elkaars feitelijke bekwaamheden en verantwoordelijkheden dragen bij aan het slechten van domeinen. (RVZ, 2011). Het gaat binnen de nieuwe zorgopleiding primair om het verwerven van competenties. De competenties verwerven die nodig zijn om flexibel op de zorgvragen van patiënten te kunnen inspelen. Competentiegericht onderwijs is geen doel op zich, maar een middel om de nieuwe zorgprofessionals te leren om met elkaar, door organisaties en beroepskolommen heen, de juiste zorg voor de cliënt te bieden. Competentiegericht onderwijs is daarom geen statisch, maar een dynamisch concept. 3
De zorgvragen en de gezondheidsproblemen waaruit zij voorkomen vormen het uitgangspunt van de nieuwe zorgopleiding. Daaruit wordt afgeleid welke competenties professionals nodig hebben om de problemen aan te kunnen pakken. Het curriculum dient te worden ingericht op het verwerven van die competenties. Terugkoppeling vanuit de praktijk maakt het mogelijk om het curriculum indien nodig aan te passen. Taakherschikking Om de nieuwe zorgprofessional op te leiden volgens de uitgangspunten zoals hier beschreven, wordt, ondanks dat dit niet een vanzelfsprekendheid is, van de huidige opleidingen en professionals gevraagd om muren en curricula open te breken: Zo grijpen veel opleidingen vanwege grote aantallen studenten, te weinig docenten of krappe accommodaties makkelijk terug op hoorcolleges. Bovendien zijn er de verschillende faculteiten en curricula, stammenoorlogen tussen professies, superspecialisatie binnen sommige beroepen en accreditatienormen die de mogelijkheden tot samen opleiden beperken. (RVZ, 2011). De vraag is nu of taakherschikking, begeleid vanuit de huidige opleidingen, een impuls kan zijn om tot geïntegreerde zorg te komen. De huidige opleidingen kunnen een stap zetten door na te denken welke taken door anderen uitgevoerd kunnen worden. Veel vormen van taakherschikking die een paar jaar geleden nieuw waren, zijn inmiddels gewoon geworden. Denk aan de praktijkassistent die taken overneemt van de huisarts en aan de mondhygiënist die steeds meer taken overneemt van de tandarts. Hoewel deze beroepen nog niet helemaal uitgekristalliseerd zijn, maken ze inmiddels wel deel uit van de dagelijkse praktijk. De kwaliteit van zorg heeft vrijwel nooit te lijden onder een andere toebedeling van taken of de toetreding van een nieuw type professional. Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van zorg zelfs verbetert, vooral doordat patiënten beter begeleid en ondersteund worden. Taakherschikking wordt over het algemeen goed door patiënten geaccepteerd (Van der Rol & Schmit Jongbloed, 2010). Het stelsel van beroepen en opleidingen in de zorgsector is in beweging. Nieuwe en steeds complexere zorgvragen vereisen nieuwe competenties van de zorgprofessional. Ook maken nieuwe interventiemogelijkheden het nodig dat nieuwe beroepen ontstaan. (RVZ, 2011) Conclusie Dé zorgprofessional bestaat nog niet. Wel bestaan de verschillende paramedici in de gezondheidszorg. Om de slag te maken naar de zorgprofessional is het interprofessioneel leren cruciaal. Interprofessioneel leren biedt de mogelijkheid om zicht te krijgen op het handelen van professionals uit andere disciplines en daarop kritisch te reflecteren. Dat creëert ruimte om ieders bekwaamheden optimaal af te stemmen op de zorgvraag en, waar nodig, taken te herschikken. Een zorgteam van verschillende disciplines kan de eerste stap zijn naar een echte grote stap voorwaarts: De zorgprofessional in een team met andere zorgprofessionals met ieder zijn eigen expertise en competenties. In een team van zorgprofessionals is geen sprake meer van multidisciplinair samenwerken, maar heet het gewoon samenwerken in de het belang van de cliënt. Sterke twijfels bestaan of in de huidige structuur en organisatie van opleidingen werkelijk de zorgprofessional zoals hier beschreven ontstaat. Problemen die in een bepaald kader zijn ontstaan, laten zich maar moeilijk in hetzelfde kader met dezelfde middelen oplossen. Een nieuw kader is nodig. Niet om de muren te doorbreken, maar om de ruimte te bieden aan de zorgprofessional. Multidisciplinair samenwerken is mooi als het lukt, maar de stammenoorlogen tussen disciplines zorgen voor een enorme vertraging. 4
Andere belangen dan de belangen van de cliënt zijn in het geding. Identiteit, trots of andere persoonlijke gevoeligheden. In dit geval betekent de cliënt centraal dat elke afzonderlijke discipline gefragmenteerd, dus enkel vanuit hun eigen expertise, naar een probleem kijkt zonder dat de cliënt in zijn geheel er beter van wordt. De zorgprofessional kijkt anders naar de wereld in het algemeen en de zorg in het bijzonder; hij of zij denkt en handelt anders. De zorgprofessional begrijpt de tunnelvisie en het handelen van de huidige paramedicus niet. Andersom begrijpt de huidige paramedicus weinig van de zorgprofessional. Hoe kan hij zoveel kennis en vaardigheden in zich verenigen waardoor het aantal disciplines dat zich bemoeit met de zorg van een cliënt met ongeveer 60% vermindert? Alleen al de efficiëntie die wordt geboekt door de verminderde noodzaak tot overleg tussen de verschillende disciplines levert al een enorme winst op voor zowel cliënt als zorgprofessional. De visie en handelen van de zorgprofessional is een aanslag op de identiteit en waarde van de huidige paramedici. Het zal de zorgprofessional weinig uitmaken of het om fysiotherapie, huidtherapie, logopedie of oefentherapie gaat. Hij gaat daarmee heel bewust voorbij aan gevoel van de individuele disciplines. Het gaat de zorgprofessional immers niet om de behandelaar maar om de cliënt. De cliënt met diens zorgvraag, waarbij de zorgprofessional als intermediair en knowledgebroker een betekenisvolle rol in het zorgproces wil spelen. Zoals de Raad voor Volksgezondheid in haar adviesrapport (2011) aangeeft gaan met de zorgprofessional van de toekomst de vaste beroepsdomeinen tot het verleden behoren. Dit idee is niet ingegeven door iemand die in een glazen bol kijkt, maar een logisch gevolg van de ontwikkelingen in de gezondheidszorg en maatschappij. De zorgprofessional moet kunnen aantonen kwalitatief goede zorg te kunnen leveren. De nieuwe zorgopleiding is daarom gericht op de behoeften van de cliënten. Doordat de zorgprofessional als generalist wordt opgeleid wordt de doorstroom naar andere functies in de gezondheidszorg bevorderd. Competentiegericht onderwijs vormt daartoe de sleutel. Bronnen Butterman, O. & Vlaskamp L. (2010). Nieuwe uitdagingen voor zorgverleners in de eerste lijn; beschikbaar op: http://www.cbog.nl/uploaded/files/htmlcontent/projecten/eerstelijnszorg/nieuwe%20uitd agingen%20voor%20zorgverleners%20in%20de%20eerstelijn.pdf CBOG. Taakherschikking in de mondzorg. Utrecht: CBOG, juni 2009. CBOG. Wat moet er gebeuren om structuur en samenhang van de beroepen (in de gezondheidszorg) toekomstbestendig te maken? Utrecht: CBOG, Versnellingskamer, 30 juni 2010. Frenk, J., Chen, L., Bhutta A, Z., Cohen, J., Crisp, N., Evans, T., et al. (2010). Health professionals for a new century: transforming education to strengthen health systems in an interdependent world. the Lancet, (376) 1923-1958. Gerards,R.A.E. (2010). Komt een patient bij zijn coach... Een nieuwe blik op patientenbeleid. den Haag: RVZ. 5
Hansen, J., Greuningen, M. van & Batenburig, R. S. (2010). Monitor multidisciplinaire samenwerking binnen de eerste lijn: achtergronden en resultaten van een trend- en verdiepingsstudie. Utrecht; Nivel, 2010. 101 p. Jansen, M., & Kuiper de, M. (Red.). (2011). de nieuwe zorgprofessional. Oisterwijk: BOXPress. Kuiper, C., & Oostendorp, R. (Eds.). (2007). De gepassioneerde zorgprofessional. Den Haag: Lemma. NPCF-CBO. (2010). Verkennend onderzoek zelfmanagment. Utrecht: Centraal BegeleidingsOrgaan. Ossebaard, H., & Coutinho, R. (2011). epublic health: nieuwe wegen in gezondheidscommunicatie. In W. Bosch van den, Bijblijven 2011-8 ehealth (pp. 38-45). Houten: Bohn Stafleu en Lochem. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. (april 2011). Bekwaam is bevoegd: Innovatieve opleidingen en nieuwe beroepen in de zorg. Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Den Haag. Raad voor Volksgezondheid en Zorg (2011). Sturen op gezondheidsdoelen. den Haag: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Rol, M. van der & Schmit Jongbloed, L. J. (2010). Zorgdistributie: sturen op kwaliteit en doelmatigheid in de zorg. Achtergrondstudie voor dit advies; LSJ Medisch Projectbureau. Schoot, T. (2009). Clientgeorienteerde zorg blijkt niet zo eenvouding: balanceren in dialoog. Stimulus, (28) 165-179. i C. U. Ober, MSc. Oefentherapeut, onderwijskundige en directeur van het Instituut voor Zorgprofessionals. ii Drs. E. M. Meijers. Bewegingswetenschapper, onderwijskundige en directeur van het Instituut voor Zorgprofessionals. iii M. Feenstra, MSc. Bewegingswetenschapper/onderzoeker/projectleider binnen het Instituut voor Zorgprofessionals. iv M. Regeling, BHS. Kinderoefentherapeut en zorgadviseur binnen het Instituut voor Zorgprofessionals. v S. Kreulen, BHS. Oefentherapeut en zorgadviseur binnen het Instituut voor Zorgprofessionals. vi N. van Ree, BHS. Sport-en revalidatietherapeut, zorgadviseur en projectleider zorgpraktijk binnen het Instituut voor Zorgprofessionals. 6