CRISIS- EN HERSTELWET:

Vergelijkbare documenten
Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet

Crisis- en herstelwet Wijzigingen in de Natuurbeschermingswet Niels Berg Directie Juridische Zaken

De Crisis- en herstelwet en Natura 2000

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Crisis- en herstelwet permanent, mr. Nijboer. 8 mei 2013 CRISIS- EN HERSTELWET PERMANENT CRISIS EN HERSTELWET

De laatste perikelen rondom de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998

* * Omgevingsvergunning * * Aanvraagnummer (OLO) :

Wet natuurbescherming

Tracébesluit doortrekken A15

Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen. #99 Solleveld & Kapittelduinen

Crisis- en herstelwet: Vragen en antwoorden

Wet Natuurbescherming veranderingen bij gemeenten

Actualiteiten Natuur. Marieke Kaajan

Natuurwetgeving & Windenergie op land. Marieke Kaajan 15 juni 2016 NWEA Winddagen

Q&A s over de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 van 1 februari

VMR Themamiddag PAS. Toepassing van de PAS in de ondernemingspraktijk met name veehouderijen

Programma van Eisen - Beheerplannen

Inhoud. Actualiteiten ten aanzien van: 1. Bestaand gebruik en bestaande rechten;

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

Bestemmingsplannen en PAS

O M G E V I N G S V E R G U N N I N G , 22 juni 2016

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent samenhangende besluiten Coördinatieverordening Deurne 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Veluwerandmeren. #76 Veluwerandmeren

O M G E V I N G S V E R G U N N I N G , 3 augustus 2016

De omgevingsvergunning in de praktijk

De nieuwe Natuurbeschermingswet Geldt vanaf 1 oktober 2005

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Dit is de derde uitgave van het zakboek Crisis- en herstelwet van de Langhenkel Groep.

Petra Vries Trainingen. Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. de wijzigingen in de Awb

Transitie naar Wet natuurbescherming Platform Natuur in de Gemeente - sessie Marieke Kaajan

Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

CVDR. Nr. CVDR367404_1. Coördinatieverordening gemeente Maastricht. 14 maart Officiële uitgave van Maastricht.

b e s l u i t : Pagina 1 van 7 Nr: De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr.

Wij wijzigen uw vergunning van 27 februari 2013 (kenmerk 2013/ ), zoals u heeft aangevraagd.

Dit betekent concreet dat gemeenten, provincies en Rijk bij vergunningverlening geen beroep meer kunnen doen op het PAS.

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Waddenzee. #1 Waddenzee

Procedure coördinatieregeling Wro

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RVS:2006:AZ4794

Actualiteiten Natuurbeschermingsrecht. Vereniging voor Milieurecht Marieke Kaajan ENVIR Advocaten

Actualiteiten Natuurbeschermingsrecht Vereniging voor Milieurecht Marieke Kaajan ENVIR Advocaten

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

Toelichting op de Coördinatieverordening

website - 47-RO ab.doc Pagina 1

H o e v e r d e r m e t b e s t e m m i n g s p l a n n e n v o o r h e t l a n d e l i j k g e b i e d n a d e

Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Besluit. H.T. Borstlap de heer H.T. Borstlap Schuineslootweg ST SCHUINESLOOT. Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De nieuwe Wet natuurbescherming in vogelvlucht

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming Opmerkingen

Gemeenteblad van Zaltbommel 2010 Nr. 3.4

VNG 14 december 2015 Gemeenten en de PAS

Wet natuurbescherming. Sessie gebiedsbescherming Regiobijeenkomsten sept./okt Marieke Kaajan

PASsend beoordelen. Marcel Soppe

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Vergaderdatum Gemeenteblad 2011 / Agendapunt. Aan de Raad

Het volgende stuk maakt onderdeel uit van de vergunning: plattegrondtekening d.d behorende bij de melding verplaatsen inrichting.

Nota zienswijzen en commentaar plan-mer buitengebied Delfzijl

Kerninstrumenten Omgevingswet. Simon Tichelaar 13 oktober 2016

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017

Aanvraag Wet Natuurbescherming - Basismodule

Hoe kunt u de Lex silencio positivo invoeren? Een handreiking voor medeoverheden

Actualiteitendag agrarisch recht natuurbescherming. 12 januari 2018 Franca Damen

Directe gevolgen van de PAS-uitspraken 4 juli VMR. Marieke Kaajan

Gedeputeerde Staten HK Haarlem. Betreft: technische briefing Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Geachte leden,

Presentatie vernieuwing natuurwetgeving. Sander Hunink

Op 14 oktober 2010 ontving ik uw aanvraag. Bij brief van 20 oktober 2010 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe

Olst-Wijhe, 2012 doc. nr.: Jaarverslag commissie van advies voor de bezwaarschriften 2011 gemeente Olst-Wijhe

Besluit. De heer L.L.M. Kortier Kortenroelefsweg PP HAAKSBERGEN. Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning. Geachte heer Kortier,

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Rijntakken. #38 Rijntakken

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: Plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d met bladnummer NB-02.

Supplement bij Stibbe/VNG-brochure Nieuwe Crisis- en herstelwet. (uitgave nr )

Conclusie. Beslissing. Overgangsrecht.

De aanvraag inclusief bijlagen maakt onderdeel uit van deze vergunning.

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1111

De aanvraag gaat over Schietbaanweg 8, kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie T, nummer 178 en is bij ons geregistreerd onder zaak

AKD Gemeentedag 2014 Prof. mr. G.A. van der Veen Rotterdam 20 maart 2014

De Stichting Oostflank Sint Pieter (hierna: SOS) tekent bij deze bezwaar aan tegen de omgevingsvergunning met kenmerk WB d.d

Gelet op hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn wij bevoegd om op deze aanvraag te beslissen.

Besluit. Kremer Diffelen de heer G.B.G. Kremer Grote Esweg DG DIFFELEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: de plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 10 november 2010.

Natura 2000 Botshol. Fleur Smout. Indeling van de avond. Stand van zaken beheerplan Presentatie Natuurmonumenten Terugkoppeling en vragenronde

Betreft : RAADSVOORSTEL - wijzigingsverordening APV (WA- BO)

Omgevingswet Procedureel

Bijlage ALGEMENE TOELICHTING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Het beheerplan voor Natura 2000-gebieden: een effectief instrument voor natuurbescherming? Sander Kole. VMR Verdiepingssessie 18 november 2014

HC 5, 14 mei 2019, Uitspraak. Tijdige en finale geschilbeslechting.

Transcriptie:

CRISIS- EN HERSTELWET: WAT VERANDERT ER IN DE NATUURBESCHERMING? V O G E L B E S C H E R M I N G N E D E R L A N D, 6 A P R I L 2 0 1 0 K I M W H E E L E R DOELSTELLING EN TOTSTANDKOMING De crisis- en herstelwet maakt onderdeel uit van een groter pakket aan maatregelen om de (gevolgen van) de economische crisis te bestrijden. De wet is gericht op het versnellen en vereenvoudigen van de procedures voor infrastructurele en andere grote bouwprojecten. De gedachte achter de wet is om allerlei (juridische) obstakels weg te nemen om stroperige besluitvorming rondom grote projecten en daarmee vertraging van urgente projecten tegen te gaan. Het naar voren halen van reeds geplande (infrastructurele) projecten zal op korte termijn een impuls aan de economie geven en tevens voor meer werkgelegenheid zorgen. De Crisis- en herstelwet verandert allerlei bestaande wetgeving en creëert ook nieuwe regels. Aan dit wetsvoorstel zijn door de minister van LNV gewenste wijzigingen van de Natuurbeschermingwet die los staan van de crisis toegevoegd. De wijziging van de Nbwet is daardoor snel behandeld in beide Kamers. De aanleiding voor het opnieuw wijzigen van de Nbwet ligt in het opnieuw vernietigen door de Raad van State van Natuurbeschermingswetvergunningen vanwege strijdigheid van stikstofdepositie met de Vogel- en Habitatrichtlijn. Tijdens een spoeddebat (9 april 2009) heeft de Tweede Kamer aangegeven de natuurregelgeving te willen wijzigen. De minister heeft hier tevens toegezegd om de natuurwetgeving werkbaarder te maken. Weliswaar met inachtneming van de natuurdoelen. Dit resulteerde in een advies van de Commissie Huys[1] tot de Rek en Ruimte maatregelen.[2] Aangezien een wetsvoorstel met deze rek en ruimte maatregelen en de stikstofaanpak toch in de maak was, zijn hieraan nog andere overige wensen aan toegevoegd. In de Tweede Kamer zijn tijdens de behandeling vele moties en amendementen ingediend die op sommige punten de scherpe randjes van de wet iets hebben kunnen bijschaven. Ook de Eerste Kamer toonde zich uitermate kritische maar ondanks dat over de schoonheid van de wet niet te twisten viel, vond een meerderheid deze wet toch een noodzakelijke impuls in economisch minder fijne tijden. 1 Meer dynamiek bij de uitvoering van nationale en Europese natuurwetgeving, Adviesgroep Huys, 19 juni 2009. 2 Brief minister LNV, 30 juni 2009, Kamerstuk 31 700 XIV, nr. 160.

KORT INHOUDELIJK OVERZICHT Het wetsvoorstel Crisis- en herstelwet is een uitgebreid wetsvoorstel waarin vele onderwerpen (anders) worden geregeld.[3] Grosso modo kunnen al die onderwerpen in twee categorieën verdeeld worden: Tijdelijke maatregelen voor projecten en categorieën van projecten. Permanente wijzigingen van bijzondere wetten (o.a. Natuurbeschermingswet en Onteigeningswet). De tijdelijke maatregelen gelden tot 2014 ten aanzien van de in Bijlage I en II bij de Crisis- en herstelwet opgenomen projecten en categorieën van projecten. Deze categorieën zijn behoorlijk breed geformuleerd waarmee bijna alles wat bij het publiek weerstand op zou kunnen roepen eronder valt. Deze tijdelijke regelingen zijn vooral wijzigingen van het bestuursprocesrecht. Zo is het vanaf 31 maart niet mogelijk voor deze projecten een pro forma beroepschrift in te dienen, worden termijnen verkort en mogen decentrale overheden niet in beroep tegen besluiten van andere overheidsinstanties. Daarnaast worden zogenaamde experimenteergebieden aangewezen waar de wetgeving tijdelijk opzij wordt gezet. Dit zijn de zogenaamde milieu-ontwikkelingsgebieden. Daarnaast is voor Bijlage 2 projecten een alternatievenonderzoek en advies van de commissie m.e.r. niet langer verplicht. En bevat Bijlage 3 een lijst met vergunningenstelsels waarop het principe van wie zwijgt stemt toe van toepassing wordt. De permanente wijzigingen uit het wetsvoorstel zijn dus ook na 2014 nog van kracht. De voor de natuurbescherming relevante wijzigingen zijn: de wijziging van de Natuurbeschermingswet en in mindere mate ook de stroomlijning van de Onteigeningswet. Deze laatste is echter voor zo n kleine groep mensen relevant dat ik hier niet verder op in zal gaan. De gewenste inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet was 1 januari 2010 maar omdat de Eerste Kamer afdoende de tijd wilde nemen het wetsvoorstel adequaat te bespreken, is deze datum niet gehaald en treedt de wet op 31 maart 2010 in werking. TIJDELIJKE REGELING VOOR PROJECTEN EN CATEGORIEËN VAN PROJECTEN Projecten en categorieën van projecten op Bijlage I en II vallen tot 1 januari 2014 onder de tijdelijke regelingen uit de Crisis- en herstelwet. Projecten die begin 2014 nog niet zijn afgerond blijven onder deze tijdelijke regelingen vallen mits het eerste besluit ter uitvoering van een project is genomen voor 1 januari. In Bijlage II is een lijst met projecten opgenomen waarvoor veranderde regels ten aanzien van de milieu effectrapportage gelden. Een alternatieven onderzoek en advies van de Commissie mer is niet langer vereist. In Bijlage III van de wet kunnen vergunningenstelsel worden opgenomen. Dat betekent dat hierop dan de zogenaamde lex silencio positivo van toepassting wordt. (paragraaf 4.1.3.3 Awb). Wanneer een vergunning is aangevraagd en het bevoegd gezag niet binnen de wettelijke termijn een besluit neemt, de aanvraag van rechtswege is goedgekeurd. Wie zwijgt, stemt dus toe. Op dit moment staat alleen art. 3.16 Wro (de aanlegvergunning) op de bijlage. De lijsten van Bijlage 1, 2 en 3 kunnen op een later moment door de regering bij AMVB aangevuld worden met andere projecten. 3 Aan wijzigingen die geen of nauwelijks raakvlakken vertonen met het natuurbeschermingsrecht wordt in dit document geen aandacht besteed. Zoals bijvoorbeeld: wijzigingen in de Leegstandwet en bepalingen over de aanleg van glasvezelnetten. 2

BIJLAGE 1: DE VOLLEDIGE BIJLAGE IS TE VINDEN IN DE CRISIS- EN HERSTELWET. HIERONDER EEN SELECTIE VAN PROJECTEN WELKE VANUIT HET OOGPUNT VAN NATUURBESCHERMING INTERESSANT KUNNEN ZIJN: - AANLEG OF UITBREIDING VAN WINDENERGIE. - ONTWIKKELING EN VERWEZENLIJKING VAN OVERIGE RUIMTELIJKE EN INFRASTRUCTURELE PROJECTEN TEN BEHOEVE VAN HET LEVEREN VAN DUURZAME ENERGIE. - AANLEG VAN BEPAALDE LANDELIJKE SPOORWEGEN, HOOFDWEGEN EN WEGAANPASSINGSPROJECTEN, WATERKERINGEN, WATERSTAATSWERKEN EN VAARWEGEN. - ONTWIKKELING EN VERWEZENLIJKING VAN LUCHTHAVENS. - PROJECTEN TER UITVOERING VAN DE NADERE UITWERKING RIVIERENGEBIED BIJLAGE 2: DE VOLLEDIGE BIJLAGE IS TE VINDEN IN DE CRISIS- EN HERSTELWET. HIERONDER EEN KORTE SELECTIE VAN PROJECTEN WELKE VANUIT HET OOGPUNT VAN NATUURBESCHERMING INTERESSANT KUNNEN ZIJN: - WATERDUNEN - NIJMEGEN WAALFRONT - WESTELIJKE VEENWIDEN - IJSSELDELTA - IJSSELSPRONG - WINDMOELENPARK TWEEDE MAASVLAKTE - KUSTLIJN EN KUSTFUNDAMENT NOORDZEE (OA ZANDSUPPLETIES) - LUCHTHAVEN TWENTE, LELYSTAD EN EINDHOVEN - VERSCHILLENDE SNELWEGEN, BRUGGEN EN SPOORWEGEN TIJDELIJKE REGELS BIJLAGE I EN II PROJECTEN BEPERKING BEROEPSRECHT DECENTRALE OVERHED EN Niet tot de centrale overheid behorende publiekrechtelijke rechtspersonen of decentrale bestuursorganen kunnen geen beroep instellen tegen een besluit 3

aangaande een Bijlage I en II project als dat besluit niet is gericht tot die rechtspersoon of tot een orgaan van die rechtspersoon. De gemeente kan dus bijvoorbeeld in Barendrecht niet juridisch (bestuurlijk) opkomen tegen de komst van CO2 opslag in de gemeente. De reden hiervoor is dat volgens de regering het niet past in de onderlinge verhoudingen tussen de overheid als zij hun gelijk via de rechter in plaats van bestuurlijk overleg moeten halen. Wel blijven overheden overigens de mogelijkheid behouden om via het civiel recht een procedure tegen de (centrale) overheid aan te spannen. INSTANDLATEN GEBREKKIG BESLUIT ALS BELANGHEBBENDE NIET BENADEELD Wanneer door de rechter of bestuursorgaan in een beroepsprocedure of bezwaarprocedure besloten wordt dat de indiener van het beroep of bezwaar gelijk heeft, wordt doorgaans het besluit vernietigd. Art. 6:22 Awb regelde al dat vormgebreken niet een vernietiging van het besluit tot gevolg hoeven te hebben. In de tijdelijke regeling is nu opgenomen voor Bijlage I en II projecten dat ook wanneer het beroep gegrond is, het besluit toch in stand kan blijven mits de indiener van het bezwaar of beroep daardoor niet wordt benadeeld. De reden voor deze wijziging is volgens de regering dat de rechter niet langer bij kleine gebreken het gebrek hoeft weg te poetsen zodat het besluit in stand kan blijven. Het zal soms lastig te bepalen zijn of de belanghebbende wel of niet benadeeld wordt. Daarom moet het aannemelijk zijn dat dat niet het geval is. Hoe die benadeling ingevuld wordt bij algemene belangen zal in de jurisprudentie moeten blijken; is de schending van de natuurbeschermingswet ook een benadeling van een bewoner? Of alleen een benadeling van de beschermde natuurwaarde? PRO FORMA BEROEP NIET MEER MOGELIJK In de huidige praktijk wordt vaak gebruik gemaakt van het pro forma beroep. Het is een manier om meer tijd te krijgen om een beroepschrift op te stellen. Soms is een termijn van zes weken niet lang genoeg om alle argumenten te verzamelen. Met een pro forma beroep stelt de appellant binnen de beroepstermijn beroep in tegen het besluit en wordt gevraagd om een termijn waarbinnen de beroepsgronden moeten worden ingestuurd. Hiermee wordt in feite de oorspronkelijke termijn een aantal weken opgerekt. Om procedures te kunnen versnellen is in de Crisis- en herstelwet bepaald dat deze figuur voor Bijlage I en II projecten niet meer mogelijk is. Bij overschrijding van de termijn volgt niet-ontvankelijkheid en kan men niet meer tegen het besluit opkomen. Alle beroepsgronden moeten dus binnen de gestelde termijn volledig in het beroepschrift zijn opgenomen. 4

RECHTER HEEFT KORTERE TERMIJN VOOR UITSPRAAK De administratieve rechter moet bij een beroep tegen een Bijlage I of II project binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak doen. Dit is een behoorlijk korte termijn en heeft mogelijk tot gevolg dat de termijn waarop uitspraak gedaan wordt in andere zaken langer wordt. De capaciteit van de rechterlijke macht neemt namelijk niet toe. Ook de termijn waarbinnen de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) een advies moet doen, wordt verkort. RELATIVITEITSVEREISTE Dit is een lastig begrip dat gemakkelijk te verwarren is met de term belanghebbende. Het is namelijk al langer zo dat in het natuurbeschermingsrecht alleen belanghebbenden bezwaar of beroep kunnen instellen tegen een besluit. Belanghebbenden zijn bijvoorbeelden mensen die in een Natura 2000-gebied wonen. Wanneer zij zicht hebben op de natuurwaarden die gevaar lopen, dan zijn zij belanghebbende bij een besluit tot het vernietigen of verstoren van die natuurwaarden. De belanghebbende kan vervolgens beroep instellen tegen het besluit. In dat beroepschrift worden verschillende gronden genoemd waarom het besluit niet had mogen worden genomen. Het relativiteitsvereiste beperkt niet de personen die beroep kunnen instellen tegen een besluit, maar beperken het aantal rechtsregels waar een belanghebbende zich op kan beroepen. Alleen die rechtsregels die strekken tot de bescherming van de belangen van die belanghebbende mogen worden ingeroepen. Een besluit kan dan dus niet vernietigd worden vanwege argumenten waar de belanghebbende zich niet op zou moeten beroepen. Zoals bijvoorbeeld een ondernemer die een rechtszaak begint op basis van het natuurbeschermingsrecht terwijl hij eigenlijk zijn concurrentie in toom wil houden. De jurisprudentie zal moeten uitmaken tot welke bescherming een rechtsregel kennelijk strekt. Zeker wanneer het een algemeen belang als natuurbescherming betreft. Strekt de Natuurbeschermingswet alleen tot bescherming van de natuurwaarden of ook tot de bescherming van de mensen die van die natuurwaarden willen genieten of daarvan afhankelijk zijn voor hun inkomen? Er zijn door de ministeries wel al uitspraken gedaan dat algemene belangen tot ieders bescherming strekken. Een andere uitleg zou ook in strijd zijn met het internationale recht, maar van een officiële regel is nog geen sprake. OUDE SITUATIE UITGANGSPUNT BIJ NIEUW BESLUIT Wanneer een besluit over een Bijlage I of II project is gesneuveld bij de rechter, mag het bevoegd gezag bij het nemen van een nieuw besluit uitgaan van de situatie zoals deze was ten tijde van het nemen van het oorspronkelijk besluit. Dus als er in de tussentijd wijzigingen zijn opgetreden en de actuele situatie dus veranderd is, dan mag het bevoegd gezag de nieuwe situatie negeren en toch op basis van de oude situatie een besluit nemen. Dit is alleen niet zo wanneer onjuiste feiten de reden 5

vormden voor het sneuvelen van het oorspronkelijk besluit. Dan moeten de feiten opnieuw vastgesteld worden, overeenkomstig de actuele situatie. WIJZIGING VAN DE NATUURBESCHERMINGSWET Zoals al eerder genoemd wijzigt de Crisis- en herstelwet ook permanent de Natuurbeschermingswet. Deze wijzigingen zijn dus niet beperkt tot bepaalde projecten of categorieën van projecten. De belangrijkste wijzigingen van de wet, zijn hieronder uiteen gezet. NIET IN BEHEERPLAN OPGENOMEN BESTAAND GEBRUIK VERGUNNINGVRIJ Bestaand gebruik dat geen significante effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen is sinds begin 2009 vergunningvrij verklaard als tijdelijke maatregel om de periode waarin de beheerplannen worden opgesteld soepel te laten verlopen. Nadat het beheerplan definitief is, zou dit bestaand gebruik (voorzover het niet in het beheerplan is opgenomen) niet meer vergunningvrij zijn. Met deze wijziging van de Natuurbeschermingswet vervalt de tijdelijkheid van deze regeling en is bestaand gebruik ook nadat een beheerplan is opgesteld vergunningvrij. Dus vanaf nu is zowel bestaand gebruik dat wel en niet in het beheerplan is opgenomen, vergunningvrij (art. 19d lid 3). Belangrijk hierbij is wel de zinsnede behoudens indien dat gebruik een project is dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar dat afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Gezien het bekende Kokkelvisserij effect valt veel bestaand gebruik onder deze definitie en is het dus nog maar de vraag hoeveel ondernemers gebruik kunnen maken van deze vrijstelling. Risico van deze vrijstelling is dat het voor ondernemers niet langer van toegevoegde waarde is om hun activiteiten in het beheerplan ondergebracht te krijgen. Er geldt toch geen vergunningplicht als stok achter de deur. In het beheerplan is vervolgens geen totaaloverzicht van de activiteiten en invloeden beschikbaar. Toch kan het een voordeel zijn voor ondernemers om hun bestaand gebruik op te laten nemen in het beheerplan. Tegen overeenkomstig het beheerplan uitgevoerd bestaand gebruik is het bevoegd gezag niet gemachtigd om passende maatregelen (aanschrijvingsbevoegdheid) te nemen. In andere gevallen moeten wel passende maatregelen genomen worden wanneer dat nodig is om verslechtering en verstoring van natuurwaarden te voorkomen. Dus ook beperkende maatregelen voor vergunningvrij bestaand gebruik als dat nodig is om verslechtering en verstoring te voorkomen. 6

VERPLICHTING TOT NEMEN PASSENDE MAATREGELEN (AANSCHRIJVINGSBEVOEGDHEID) GEWIJZIGD De aanschrijvingsbevoegheid tot het nemen van passende maatregelen door het bevoegd gezag om waar nodig verslechtering en verstoring te voorkomen, bestond al. Deze bevoegdheid was gecreëerd als vangnet voor verslechtering en verstoring van natuurwaarden vanwege het vergunningvrij verklaren van bestaand gebruik. Het wordt nu echter een algemene plicht/bevoegdheid. Deze bevoegdheid is op twee punten gewijzigd ten opzichte van de eerdere regeling. 1. De bevoegdheid/verplichting tot het nemen van passende maatregelen ligt niet langer bij de minister maar bij het bevoegd gezag voor de natuurbeschermingswetvergunning. 2. Het nemen van passende maatregelen is niet mogelijk wanneer het bestaand gebruik wordt uitgevoerd overeenkomstig het beheerplan (art. 19c). Met name het tweede punt is natuurlijk merkwaardig. De Habitatrichtlijn verplicht expliciet tot het voorkomen van verslechtering en verstoring. Wanneer dit wordt veroorzaakt door bestaand gebruik dat in het beheerplan is getoetst en waarvan de effecten blijkbaar zijn onderschat, ook dan zou het bevoegd gezag maatregelen moeten kunnen nemen. Overigens, wanneer een ondernemer zijn activiteiten aanpast of uitbreidt zijn wel passende maatregelen mogelijk, het wordt dan namelijk niet meer uitgevoerd overeenkomstig het beheerplan. PROGRAMMATISCHE AANPA K STIKSTOF Een heel nieuw artikel (art. 19kd) is ingevoegd voor het regelen van de stikstofdepositie bij de vergunningverlening en beheerplannen. De bedoeling van deze programmatische aanpak is om niet langer naar de individuele uitstoot te kijken, maar een samenhangende beoordeling te geven over een totaal aan maatregelen en uitstoot, waarbij er per saldo geen toename van de depositie mag zijn. In de programmatische aanpak wordt beschreven, onder andere met behulp van tussen-doelen, hoe de totale depositie omlaag zal gaan. Wanneer de depositie sneller daalt dan die tussendoelen vereisen, ontstaat er ontwikkelruimte. Wanneer ondernemers zich houden aan de afspraken uit deze programmatische aanpak en zij geen bijdrage leveren aan de verergering van de stikstofproblematiek, zijn zij vrijgesteld van de vergunningplicht (Natuurbeschermingswet). Of er sprake is van verergering wordt gemeten ten opzichte van het moment 7 december 2004. Het moment waarop de Habitatrichtlijngebieden op de communautaire lijst zijn geplaatst. De keuze van dit ijkmoment betekent niet dat wanneer de huidige depositie van een bedrijf lager is dan die ten opzichte van 2004, deze weer aangevuld mag worden en dan toch onder deze vrijstelling valt. Het bedrijf is dan in betekenende mate gewijzigd en valt niet onder de vrijstelling van de vergunningplicht. 7

Belangrijk bij het bepalen of sprake is van verergering is dat er op geen enkel plek, geen enkele soort of habitat en op geen enkel moment in het jaar een significant effect mag optreden. Het rechten opkopen van een andere ondernemer is dus niet altijd mogelijk. Naast het verlenen van een vrijstelling aan bestaand gebruik, geldt ook hier weer een aanschrijvingsbevoegdheid die het vergunningverlenend bevoegd gezag verplicht tot het nemen van maatregelen. Het bevoegd gezag kan of een beschikking nemen: er worden bijvoorbeeld beperking opgelegd aan een ondernemer. Of er kan een provinciale verordening worden vastgesteld, hiermee worden generieke maatregelen afgedwongen. De provincie kan in zo n verordening alleen maatregelen voorschrijven voor ondernemingen die een inrichting zijn in de zin van de Wet Milieubeheer. Overigens kunnen ook nieuwe bedrijven (van na 7 december 2004) onder deze vergunningvrije regeling vallen, mits zij per saldo geen bijdrage leveren aan de problematiek. Dit wil niet zeggen dat bijvoorbeeld agrarische ondernemers nooit meer een natuurbeschermingswetvergunning hoeven aan te vragen. Er kunnen naast de stikstof problematiek ook andere effecten zijn die getoetst moeten worden op hun natuureffecten. Alleen het element stikstof hoeft dus niet te worden meegenomen in de passende beoordeling en vergunningverlening. Dit zorgt er dus wel voor dat een beperkte cumulatieve effecten toetsing kan worden uitgevoerd en dat in sommige gevallen waar alleen stikstof een rol speelt, een natuurbeschermingswetvergunning niet langer nodig is. Wanneer een project van nationaal belang is of gebiedsoverstijgend dan mag deze ontwikkelruimte niet worden opgenomen in het beheerplan maar moet het opgenomen en passend beoordeeld worden in de programmatische aanpak. MOGELIJKHEID MINISTERIËLE REGELING: SIGNIFICANTIE BEPALING Via een nieuw artikel ( art. 19kb) kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over de wijze waarop (significante) effecten worden bepaald en hoe dit wordt vastgesteld. Zo kunnen bijvoorbeeld rekenmodellen, onderzoeksmethoden of meetmethoden verplicht worden gesteld. Er is op dit moment nog geen ministeriële regeling. MOGELIJKHEID MINISTERIËLE REGELING: MELDPLICHT In art. 19kc wordt de mogelijkheid gecreëerd om bij ministeriële regeling een meldplicht in te voeren voor handelingen die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben. In deze regeling kan geen meldplicht in het leven worden geroepen voor handelingen met betrekking tot wegen, vaarwegen, spoorwegen, waterkeringen, havens, luchthavens en luchtvaart. Ook deze regeling is nog niet in de maak en van een meldplicht is voorlopig nog geen sprake. 8

BEROEP TEGEN BEHEERPL AN BEPERKT TOT BESCHRIJVING EN VOORWAARDEN ACTIVITEITEN Dit artikel wijzigt eigenlijk niks maar formuleert helderder waartegen je beroep kan aantekenen wanneer je het niet eens bent met een beheerplan. In art. 39 lid 3 wordt expliciet bepaald dat alleen beroep kan worden aangetekend tegen de beschrijvingen van handelingen die het bereiken van de instandhoudingsdoelstelling niet in gevaar brengen en de daarbij in voorkomend geval aangegeven voorwaarden en beperkingen. Beroep is dus niet mogelijk tegen het formuleren van de maatregelen en de tijdslijn waarbinnen de instandhoudingsdoelstellingen moeten worden gerealiseerd. VERMINDERDE BESCHERMI NG BESCHERMD NATUURMONUMENT-DOELEN De natuurmonument doelen kunnen doelen zijn ten aanzien van bepaalde natuurwaarden, maar kunnen ook algemener zijn zoals stilte en openheid. De doelstellingen voor beschermde natuurmonumenten hadden voorheen (in Natura 2000-gebieden) dezelfde status als die van de Natura 2000-doelen. Dat is met deze wetswijziging weer teruggedraaid. Ook de status van beschermde natuurmonumenten die niet Natura 2000-gebied zijn, is veranderd. Wijzigingen voor beschermde natuurmonumenten: 1. Het voorzorgbeginsel is geschrapt voor natuurmonument doelen. Significante effecten hoeven niet langer te kunnen worden uitgesloten om vergunningverlening voor handelingen (etc.) mogelijk te maken. Er is sprake van een zogenaamde open belangenafweging. Het natuurbelang wordt tegen het (economisch/sociaal etc) belang van de activiteit afgewogen. Wanneer het beschermd natuurmonument ook Natura 2000-gebied is, geldt bovendien: 2. De externe werking vervalt. Dat betekent dat activiteiten buiten de begrenzing van het beschermd natuurmonument niet getoetst hoeven te worden aan de natuurmonumentdoelen. Behalve bij die activiteiten die expliciet in het aanwijzingsbesluit zijn opgenomen. (De externe werking voor beschermde natuurmonument doelen die niet Natura 2000-gebied zijn, blijft dus bestaan.) 3. De natuurmonumentdoelen hoeven niet langer verplicht te worden uitgewerkt en meegenomen te worden in de beheerplannen voor Natura 2000-gebieden. Het mag wel. 4. Wanneer bestaand gebruik vergunningvrij is ten aanzien van de doelen van Natura 2000, dan is het ook vergunningvrij ten aanzien van de natuurmonument-doelen. Wel geldt de aanschrijvingsbevoegdheid dan ook ten aanzien van natuurmonument doelen. 5. Voor activiteiten in een Natura 2000-gebied dat voorheen beschermd natuurmonument was geldt nu dus een dubbele vergunningplicht en een dubbel toetsingskader. Namelijk de significante effecten en de open belangenafweging. Een activiteit mag wel middels één vergunningaanvraag worden ingediend. 9

TRACÉWET EN SPOEDWET WEGVERBREDING Voor Tracébesluiten en wegaanpassingsbesluiten geldt geen vergunningplicht Natuurbeschermingswet meer. In het (ontwerp)tracébesluit moeten de gevolgen voor de natuur meegenomen worden (met passende beoordeling). Kortom: één besluit over alles. MILIEUONTWIKKELINGSGEBIEDEN Deze regeling moet ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken ondanks dat deze milieurechtelijke grenzen overschrijden. Gebieden kunnen bij AMvB aangewezen worden als ontwikkelingsgebied (als dat de duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van dat gebied bijzonder versterkt). Vervolgens stelt de gemeenteraad of provinciale staten voor dit ontwikkelingsgebied een gebiedsontwikkelingsplan op dat onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan dan wel van het inpassingsplan. Hierin wordt aangegeven hoe milieuruimte kan worden vrijgemaakt om andere ontwikkelingen mogelijk te maken. Aan de ene kan verminder je de milieudruk en aan de andere kant sta je ruimtelijke ontwikkelingen toe. Binnen een aantal jaar moet in dit gebied zijn voldaan aan de gestelde milieunorm. Tegen dit plan staat beroep open. 10

BIJLAGE: EEN OVERZICHT PER PROJECT/KENNISVELD NB. De gewijzigde Natuurbeschermingwet voor alle projecten, behalve wanneer geoordeeld is dat een Nbwetvergunning niet langer noodzakelijk is bijvoorbeeld omdat de natuureffecten in het Tracébesluit moeten worden meegenomen. In dat geval staat het hieronder vermeldt. 1. Kustverdediging (inclusief zandsuppleties) De kustverdediging valt onder de tijdelijke regeling (2010 t/m 2013). Er zal wel discussie komen of zandsuppleties onder bestaand gebruik vallen. 2. Vaargeulen Door de koppeling met de Tracéwet vallen verdiepingen en uitbreidingen van hoofdvaarwegen onder de tijdelijke regeling maar is ook geen vergunning op grond van de Nbwet nodig (art 3.12 onder B). Natuureffecten moeten getoetst worden in het kader van het Tracébesluit. 3. Havens- en industrie Voor havens en industrie is vooral de energievoorziening (naast windmolens) van belang. Dat betreft wkk, bodemenergie, glastuinbouwenergielevering. Deze onderdelen van de energievoorziening vallen onder de tijdelijke regeling. Daarnaast vallen alle projecten, die geregeld worden via een inpassingsplan (lees: het bestemmingsplan provincie of rijksbelangen) onder de tijdelijke regeling. 4. Gas, olie en zout Winning van koolwaterstoffen (gas, olie) onder een Natura 2000-gebied of een natuurmonument valt onder de verplichte rijkscoördinatieregeling binnen de Wro. 5. Defensie en Visserij Voor defensie en visserij verandert er niet veel (behalve wellicht bij de uitbreiding van vliegvelden). 6. Waterstaatswerken Alle aanpassingen aan waterstaatswerken en het in stand houden van de basiskustlijn (inclusief zandsuppleties) vallen onder de tijdelijke regeling, net als aanleg of wijziging van hoofdvaarwegen. Voor zover er wel een Nbwetvergunning nodig is, zoals bijvoorbeeld bij zandsuppleties, is de minister van LNV bevoegd in plaats van GS. Waar het rijk bevoegd gezag is voor het beheerplan zal er wel geprobeerd worden om waterstaatswerken in het beheerplan geregeld te krijgen (zandsuppleties bijvoorbeeld). Het is een kan-bepaling geworden bij amendement, maar daar zal het rijk zeker gebruik van willen maken. 7. Landschaps- en natuurprojecten Projecten voor inpassing van projecten in het landschap, natuurontwikkeling of recreatie die samenhangen met infrastructuur (inclusief waterstaatswerken) vallen onder de tijdelijke regelingen. 11