Raadsvoorstel Agendapunt: 7 Onderwerp: Initiatief windenergie Netterden-Azewijn Portefeuillehouder: Wethouder F.S.A. Wissink Aanleiding: Op 6 mei 2003 diende Duvekot Rentmeesters namens een 8 tal agrariërs uit Azewijn en Netterden een verzoek in voor wijziging van het bestemmingsplan voor het realiseren van een aantal windturbines op grondgebied van de gemeenten Bergh en Gendringen. Het initiatief ligt tussen Azewijn en Netterden, ten westen van de Netterdenseweg/Papenkampseweg. Aangezien er in de gemeente Gendringen meerdere initiatieven waren ingediend en die gemeente één initiatief binnen haar grondgebied wel genoeg vond, moest daar nog een keuze uit gemaakt worden. Het college van Bergh heeft al wel op 15 juli 2003 besloten dat het initiatief in beginsel geschikt was en dat afgewacht werd hoe het afwegingsproces in Gendringen zou verlopen. Het college van de gemeente Bergh kwam mede tot dit oordeel nu de locatie in het streekplan alsmede de ontwikkelingskaart bij het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2000 (op basis van onderzoek door Weom B.V.) was aangeduid als zoekgebied windenergie, waarbij de raad van de voormalige gemeente Bergh destijds heeft besloten dat medewerking daaraan uitsluitend mogelijk was door een partiele herziening van het bestemmingsplan. Op 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Gendringen besloten de locatie Netterden-Azewijn verder te willen laten onderzoeken. Het college van de voormalige gemeente Bergh heeft op 27 april 2004 besloten dat voordat verdere medewerking aan het initiatief kon worden gegeven het noodzakelijk was dat de initiatiefnemers zouden kunnen beschikken over alle grond waarop de molens zijn gepland. Ook zou bekeken moeten worden in hoeverre binnen een straal van 400 meter woningen van derden waren gesitueerd aangezien het plaatsen van een molen dan uitgesloten is. Indien dit positief was en voorts sprake was van een volledige ruimtelijke onderbouwing, waaruit zou blijken dat het initiatief niet op ruimtelijke, dan wel milieuhygiënische, hetzij andere belemmering zou stuiten, zou na besluitvorming in college en raad een herziening van het bestemmingsplan kunnen worden opgestart. Daarbij werd uitgegaan van de variant van zes windmolens, waarbij twee zouden worden gerealiseerd op het grondgebied van de gemeente Bergh en 4 op het grondgebied van de gemeente Gendringen. Één en ander is op verzoek van Energroen bij besluit van 13 september 2005 nogmaals bekrachtigd. Ook uw raad is van dit besluit in kennis gesteld. Nu het college van de gemeente Oude IJsselstreek heeft uitgesproken het standpunt van de gemeenteraad van de voormalige gemeente Gendringen te willen handhaven, wordt thans gewacht op een principe uitspraak van uw raad ten einde in de benodigde bestemmingsplanherziening gezamenlijk op te kunnen treden. Situatie/probleem: Beleidskader a) BLOW akkoord Het BLOW akkoord (De Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie) is in 2001 door rijk, provincies en gemeenten ondertekend. Hierin is de doelstelling opgenomen om in 2010 te komen tot 1500 MW wind op land. De provincie Gelderland wil hier aan bijdragen door 100 MW windenergie in haar provincie in 2010 gerealiseerd te hebben. Tot nu toe lopen de verschillende plannen niet voorspoedig. De provincie overweegt dan ook om van haar nieuwe bevoegdheid in de Wet Ruimtelijke Ordening gebruik te maken. De provincie kan in de nieuwe WRO buiten de gemeente om een bestemmingsplan maken en kan zo zorgen dat windenergie wel gerealiseerd gaat worden.
b) Streekplan In het streekplan van 2005, is de locatie Netterden-Azewijn aangewezen als zoekzone voor windenergie. Voor bepaling van de zoekzones is onder meer rekening gehouden met belangrijke natuurwaarden, voldoende afstand tot woonbebouwing, recreatiegebieden, openheid van het landschap en weidevogelgebieden. De locatiekeuzen en de afwegingen zijn in een integraal milieurapport behorend bij het streekplan vastgelegd. In het westen van de gemeente Montferland zijn nog twee locaties als zoekzone voor windenergie aangewezen. c) Regionale Duurzame energievisie In 2004 is door de regio Achterhoek een Duurzame Energievisie opgesteld. Hierin zijn vier locaties voor windenergie in de regio opgenomen die mogelijk geschikt zijn voor windenergie. Hiermee heeft de regio uitgesproken dat alleen in die vier locaties windenergie gewenst is. Elders in de Achterhoek is geen ruimte meer voor windenergie. Per locatie kan maar één windpark worden gerealiseerd. De locatie Netterden-Azewijn is één van de vier locaties. Een ander initiatief ligt in de gemeente Aalten en is verder gevorderd. In de twee andere gebieden loopt het niet zo voorspoedig. In de gemeente Bronckhorst heeft de raad het initiatief verworpen. Een kleine meerderheid vond het initiatief daar niet passen in het landschap. De gemeente Oostgelre is in gesprek met het ministerie van Defensie over een oude laagvliegroute. d) Reconstructieplan Het reconstructieplan heeft het gebied aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied. In landbouwontwikkelingsgebieden is in principe geen mogelijkheid voor windenergie. Dit moet zodanig worden uitgelegd dat zolang op hoofdlijnen de doelen van het landbouwontwikkelingsgebied niet worden geschaad er wel ruimte is voor windenergie. Gedeputeerde Staten hebben aangegeven bestaande initiatieven voor windenergie niet met dit plan te willen frustreren. Ook het vastgestelde streekplan, waarin het gebied als zoekzone voor windenergie is aangewezen, geeft aan dat de provincie belang hecht aan de realisatie van windenergie op die locatie. Het landbouwontwikkelingsgebied biedt mogelijkheden voor nieuw vestiging van agrarische bedrijven. Nieuw vestiging van agrarische bedrijven inclusief woning zal na realisatie van het windmolenpark alleen mogelijk zijn in het gebied binnen de 400 meter contour (zie kopje Wet Milieubeheer) als dit bedrijf meegaat participeren in het windmolenpark. Zonder participatie alleen buiten de 400 meter contour. e) Belang windenergie De toepassing van duurzame energie, zoals windenergie, leidt tot een evenredige vermindering van het verbruik van fossiele brandstoffen. Dit is belangrijk om de klimaatverandering tegen te gaan. De gemeente Montferland heeft in haar plan van aanpak klimaat- en duurzaam bouwen beleid aangegeven inspanningen te zullen verrichten om duurzame energie in haar gemeente te realiseren. Door het realiseren van windenergie wordt een deel van de taakstelling gehaald. Verder geeft de gemeente zo invulling aan haar voorbeeld functie voor de realisatie van duurzame energie. De 6 molens die voor de locatie Netterden-Azewijn gepland zijn zullen ongeveer 12 Mega Watt energie opbrengen. Hiervan kan 25 % van het totale aantal huishoudens in beide gemeenten van stroom worden voorzien, zo n 7500 huishoudens. Dit is een aanzienlijk aandeel van de energiebehoefte binnen beide gemeenten en zorgt voor een behoorlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. f) Bestemmingsplan Buitengebied 2000 (herziening 2002) Op grond van de Ontwikkelingskaart bij het bestemmingsplan Buitengebied 2000 is de locatie aangewezen als zoekgebied windenergie. Gezien de aard en omvang van het initiatief is destijds besloten daarop niet de wijzigingsbevoegdheid -waarop besluitvorming is voorbehouden aan het college- daarop van toepassing te laten zijn, maar medewerking slechts mogelijk te maken door middel van een partiele herziening van het bestemmingsplan ex artikel 10 WRO. De bevoegdheid zou in deze blijven aan de raad. Dit is thans aan de orde nu de aangeleverde ruimtelijke onderbouwing (zie onderstaand) -afgezien van de vraag in hoeverre een windmolenpark afgezet tegen de energieopbrengst, binnen het landschap aanvaardbaar wordt geacht- heeft uitgewezen dat geen sprake
is van ruimtelijke, milieuhygiënische hetzij andere belemmeringen die aan medewerking aan het initiatief in de weg staan. Ruimtelijke onderbouwing 1. Landschappelijke inpassing Windmolens hebben impact op het landschap. Het zijn nieuwe landschapselementen die vanaf grote afstand zichtbaar zijn. Ze overstijgen als het ware het landschap. Niet iedere locatie is daarom geschikt voor een windmolenpark. Mede in het kader van het streekplan is daarom bekeken op welke locaties windenergie mogelijk is. De locatie Netterden-Azewijn is daaruit als een van de zoekgebieden naar voren gekomen. In het landschapsbeleidsplan uit 2000 heeft het gebied geen noemenswaardige landschappelijke- en of natuurwaarden. Maar in dit onderzoek is nooit de mogelijkheid van een windmolenpark in het landschap meegenomen. Het effect van het plaatsen van de windmolens op die locatie op het landschap is daarom ook nader onderzocht. Onderzoek In het onderzoek naar landschappelijke inpassing is bekeken op welke manier windmolens het best landschappelijk kunnen worden ingepast. Hierbij is gekeken naar het open kommenlandschap rond het Azewijnsche en Netterdense Broek, het stuwwallandschap van Montferland en het glooiende rivierenlandschap ter hoogte van Gendringen. Eveneens is gekeken naar de invloed van de Duitse molens net over de grens. Een rechte lijn, een geknikte lijn of een gebogen lijn zijn onderzocht. Volgens het onderzoek valt de geknikte lijn af, omdat dit vaak niet als eenheid in het landschap zal worden herkend. Er is verder geen duidelijke voorkeur voor een rechte lijn of gebogen lijn. De rechte lijn sluit beter aan bij de richting van het landschap (het Oude-IJsseldal), de gebogen lijn zal sneller als een zelfstandige opstelling ervaren worden bij de Duitse molens. Fotovisualisatie Vanwege de grote impact van windmolens op het landschap is er een fotovisualisatie uitgevoerd. Hierbij zijn de beide opstellingsvarianten via een computerprogramma in foto s van de bestaande situatie in beeld gebracht. De locaties voor de foto s zijn dusdanig gekozen dat het park vanuit verschillende hoeken en afstanden wordt bekeken. De fotovisualisatie probeert een zo realistisch mogelijk beeld te geven van de visuele situatie waarbij de windmolens in het landschap zijn geplaatst. De toekomstige werkelijke belevingswaarde wordt zo goed mogelijk nagestreefd. Advies Gelders Genootschap Het Gelders Genootschap is verzocht om advies uit te brengen inzake de landschappelijk inpassing van de molens. Uiteindelijk heeft het Gelders Genootschap negatief geadviseerd ten aanzien van het windmoleninitiatief. Het Gelders Genootschap is onder meer van oordeel dat de windmolens een negatief effect hebben op het Montferland, dat volgens provinciaal beleid een waardevol landschap is. Gebleken is echter dat welstand in alle gevallen negatief blijkt te hebben geadviseerd omtrent het plaatsen van windturbines in het landschap nu deze in alle gevallen het landschap overstijgen en deze redelijkerwijs met een dergelijke hoogte niet zijn in te passen in het landschap. De provincie Gelderland reageert dienaangaande dat het plaatsen van windturbines binnen als zodanig aangeduide zoekgebieden niet ter discussie staat en welstand binnen genoemde beleidskaders dient te adviseren. Zij komt derhalve op korte termijn met een brief waarin ze aangeeft hoe ze tegen de adviezen van het Gelders Genootschap aankijkt. De gemeenten Aalten en Duiven hebben het advies van het Gelders Genootschap naast zich neergelegd. Ons college en het college van Oude-IJsselstreek hebben dit eveneens gedaan met het advies over de locatie Netterden-Azewijn. 2. Opstellingskeuze Er zijn drie opstellingsvarianten beoordeeld op de verschillende van belang zijnde aspecten zoals ondergenoemd: een rechte lijn van 6 molens, een geknikte lijn van 6 molens en een gebogen lijn van 6 molens. In alle gevallen staan twee van de zes molens op het grondgebied van Montferland.
Uit de onderzoeken komen zowel de gebogen lijn als de rechte lijn het beste uit de bus. Aangezien het Geldersgenootschap goede argumenten heeft aangedragen voor de rechte lijn van 6 molens, heeft het college de voorkeur uitgesproken voor deze opstellingsvariant. 3. M.e.r-beoordelingsplicht Een windmolenpark is m.e.r.-beoordelingsplichting indien het gezamenlijk vermogen gelijk is aan, of meer bedraagt dan 15 MW. Het initiatief zoals dat er nu ligt heeft een gezamenlijk vermogen van 12 MW en is dus niet m.e.r.-beoordelingsplichting. Door alle onderzoeken die reeds zijn uitgevoerd alsmede de bekeken alternatieven ligt er toch een m.e.r-achtige rapportage waarin alle van toepassing zijnde ruimtelijke- en milieuaspecten uitgebreid zijn onderzocht. Deze ruimtelijke onderbouwing zal als basis dienen voor de partiele herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. 4. Wet Milieubeheer Een windmolenpark kan een milieuvergunningplichtig zijn. Dit hangt onder andere af van het totale vermogen en van de afstand van de windmolen tot woningen van derden of ander geluidgevoelige bestemmingen. Indien deze afstand groter is dan vier maal de masthoogte, voor de locatie Netterden- Azewijn vierhonderd meter, kan volstaan worden met een melding. Is de afstand kleiner dan moet een milieuvergunning worden afgegeven. Voor de locatie Netterden-Azewijn liggen er binnen de afstandseis (op nederlands grondgebied) uitsluitend woningen van medeparticipanten. Uit jurisprudentie blijkt dat deze woningen moeten worden aangemerkt als bedrijfswoningen en niet als woningen van derden. Het windmolenpark blijkt hiermee te kunnen volstaan met een melding in het kader van het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (Activiteitenbesluit). 5. Geluid Windmolens veroorzaken geluid. Mechanisch geluid veroorzaakt door de generator en de tandwielkast boven in de molen en het zoevende geluid van draaiende rotorbladen in de wind. Om geluidsoverlast voor omwonenden te beperken zijn wettelijke normen opgesteld voor het toegestane geluidsniveau op de gevel van nabij gelegen woningen. Uit het akoestisch onderzoek is naar voren gekomen dat een aantal woningen binnen de geluidscontouren zijn gelegen. Dit betreft uitsluitend woningen van participanten in het project. Omdat deze mee participeren in het project worden deze woningen als bedrijfswoningen aangemerkt en hoeven ze niet worden getoetst aan het Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer (Activiteitenbesluit). Onderhavig aspect vormt derhalve geen belemmering voor het initiatief. 6. Slagschaduwonderzoek De rotorbladen van windmolens kunnen bij helder weer een bewegende schaduw in de omgeving veroorzaken, te weten slagschaduw. Achter ramen van woon- en werkruimten kan dan door de snel wisselende lichtintensiteit hinder ontstaan. De hinder door slagschaduw is afhankelijk van een groot aantal factoren zoals de hoeveelheid zonlicht die op de rotorbladen valt, de invalshoek, de passeerfrequentie en de locatie van de ramen van de woning ten opzichte van de molen. Uit het onderzoek blijkt dat een aantal woningen binnen de slagschaduwcontour van de molens vallen. Slechts 1 hiervan participeert niet mee in het project. Slagschaduw behoeft geen belemmering te zijn voor het ontwikkelen van een windmolenpark. In jurisprudentie is een hinderduur van maximaal 64 dagen per jaar met een maximum van twintig minuten per dag als aanvaardbaar aangemerkt. Om te voorkomen dat woningen binnen de contour meer hinder ondervinden dienen de molens daarom uitgevoerd te worden met een automatische stilstandvoorziening om de slagschaduwhinder te beperken. Één en ander vormt geen belemmering voor de uitvoering van het project. 7. Archeologisch onderzoek Uit bureauonderzoek is gebleken is gesuggereerd dat zich rond of nabij het uiterste zuiden van het plangebied een door de wind gevormde landduin zou bevinden. Deze hoger gelegen landschappelijke eenheden zijn tijdens de steentijden veelvuldig in gebruik geweest als bewoningslocaties en zijn daarom archeologisch interessant.
Karterend booronderzoek heeft echter anders uitgewezen. Er is geen landduin aangetroffen en de afzettingen die zijn gevonden hebben een lage archeologische trefkans. Verder onderzoek is dan ook niet nodig geacht. Onderhavig aspect vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het project. 8. Bodemonderzoek Op de plaatsen waar de zes molens worden opgesteld zijn een aantal grondboringen verricht en is het grondwater onderzocht. Hierbij is niets aangetroffen dat kan duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Aanvullend onderzoek is dan ook niet nodig en de bodem is geschikt voor het beoogde gebruik. 9. Flora- en fauna onderzoek Uit een eerste verkenning is geconcludeerd dat mogelijke effecten van de windmolens beperkt zullen blijven tot vleermuizen en vogels. Vleermuizen Er is een veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen. Er blijkt een trekroute van de Rosse Vleermuis de opstelling van de windmolens te kruisen. Mogelijk kan dit effect hebben op de lokale populatie van deze soort. Er is echter weinig bekend over de aanvaringsrisico s van vleermuizen met windmolens. Buitenlands onderzoek geeft aan dat er bij vergelijkbare opstellingen 1 tot enkele slachtoffers per jaar kunnen vallen. Vooralsnog kan gesteld worden dat de geplande opstelling geen of nauwelijks slachtoffers zal veroorzaken, maar een eenduidige redenatie is niet te geven. Het verdient daarom aanbeveling om de ontwikkelingen met betrekking tot vleermuisslachtoffers te gaan monitoren. Op dit moment is het onderzoek niet belemmerend voor het windmoleninitiatief. Door initiatiefnemer zal om ontheffing dienen te worden verzocht in het kader van de Flora- en faunawet. Vogels In de omgeving van het plangebied komen een beperkt aantal overwinterende vogels voor. Het aanvaringsrisico is waarschijnlijk beperkt, aangezien de windmolens op redelijke afstand van elkaar worden geplaatst en er voldoende open gebied aanwezig is, zodat de vogels om de molens heen kunnen vliegen. Er zal dan ook geen effect op de populatie optreden als gevolg van de plaatsing van windmolens. Er hoeft daarom ook geen vervolg onderzoek uitgevoerd te worden en er is ook geen ontheffing van de flora- en faunawet nodig. 10. Watertoets Afstemming met de waterbeheerder vindt plaats in het kader van het vooroverleg ex artikel 10 Bro met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan. Nu kan al worden gesteld dat alleen gedurende de bouw van de windmolens er mogelijk tijdelijk bemalen gaat worden. Als de molens eenmaal in werking zijn wordt er niets veranderd aan de oppervlaktewater- en grondwaterstructuur op de locatie. Het windmolenpark is dan ook niet relevant voor waterhuishoudkundige aspecten. 11. Veiligheid Gelet op de afstand van het plangebied tot bebouwing, wegen, dijklichamen en waterkeringen, aanvliegrouten en dergelijke in de nabije omgeving vormt een windmolenpark op die locatie geen gevaar voor dergelijke objecten. 12. Economische ontwikkelingen Bekeken is of er ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied spelen die mogelijk interfereren met het windmolenpark. De wens van het gemeentebestuur is om de rondweg Zeddam door te trekken naar de Meilandsedijk. Een logische verbinding in de economische as Doetinchem - s-heerenberg Emmerich. Momenteel onderzoekt het college de mogelijkheden voor uitbreiding van het Euregionaal bedrijventerrein met 30 ha. Deze uitbreiding zou mogelijk kunnen interfereren met het windmolenpark. De mogelijke consequenties van het windmolenpark op de uitbreiding van het bedrijventerrein zijn bekeken. De voorkeursvariant van het college van 6 molens in een rij heeft geen
effect op de gewenste uitbreiding van het bedrijventerrein. De windmolens zouden in de toekomst als afronding van het bedrijventerrein kunnen worden gezien. 13. Uitvoerbaarheid en planschade Economische uitvoerbaarheid Op basis van ervaringen met andere reeds uitgevoerde windmolenprojecten kan worden aangenomen dat deze plannen economisch uitvoerbaar zijn. Er is sprake van een particulier initiatief. Als meer bekend is over de inhoud van de nieuwe subsidieregeling voor duurzame energie kan hier definitief uitsluitsel over worden gegeven. Planschadeovereenkomst Tussen gemeenten en initiatiefnemer Energroen zal een planschadeovereenkomst worden gesloten. Energroen draagt zo volledige verantwoordelijkheid voor mogelijke planschadeverzoeken. 14. Welstandscriteria Omdat een windmolenpark een geheel nieuw object is in beide gemeenten dat niet in overeenstemming is met de huidige welstandscriteria zullen hiervoor gezamenlijk aparte projectcriteria opgesteld worden ten aanzien van het uiterlijk van de windmolens. Aangezien de windturbines qua constructie en vormgeving redelijk standaard zijn, zal dit met namen betrekking hebben op kleurstelling, waarbij tevens advies zal worden ingewonnen bij gemeenten, waarbij één en ander reeds een gepasseerd stadium is. Bij een positief standpunt zullen deze welstandscriteria in de komende raadsvergadering ter vaststelling aan u worden voorgelegd. Conclusie Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken of het initiatief voor windenergie Netterden-Azewijn mogelijk is, zijn verschillende aspecten die betrekking hebben op de plaatsing van windturbines c.q. de realisatie van een windmolenpark, onderzocht. Het voorliggende initiatief Netterden-Azewijn levert na beoordeling van alle plannen, aspecten en onderzoeken geen nadelige effecten op voor de omgeving en geeft geen ruimtelijke problemen dan wel milieuproblemen bij de realisatie. Het college is dan ook voornemens om een voorontwerp bestemmingsplan op te stellen en tegelijkertijd een artikel 19 lid 2 WRO procedure op te starten. Oplossing: In principe medewerking verlenen aan de realisatie van het windmolenpark Netterden-Azewijn, zodat het college een voorontwerp bestemmingsplan in procedure kan brengen en bij een positieve reactie van VROM en de provinciale diensten een eventuele artikel 19 lid 2 WRO procedure kan opstarten. Communicatieparagraaf: De pers is afgelopen maart reeds op de hoogte gebracht van het gezamenlijk optrekken van de gemeenten in dit initiatief. Op de websites van beide gemeenten is veel informatie over het initiatief te vinden. Zo worden alle onderzoeken toegelicht, wordt antwoord gegeven op de meest gestelde vragen en kan doorgelinkt worden naar websites over windenergie. Tijdens de ruimtelijke procedure zullen de normale inspraak momenten open staan voor burgers. Met de ontwikkelaar is afgesproken dat na realisatie van de windmolens een informatiepaneel bij het park wordt geplaatst. Financiële consequenties: Niet van toepassing Advies: In principe medewerking verlenen aan de realisatie van het windmolenpark Netterden-Azewijn, zodat het college een voorontwerp bestemmingsplan in procedure kan brengen en bij een positieve reactie van VROM en de provinciale diensten een eventuele artikel 19 lid 2 WRO procedure kan opstarten.
Commissiebehandeling: De commissie Grondgebied heeft het voorstel behandeld in de vergadering van1 april 2008. De commissie adviseert het presidium het voorstel te agenderen voor de raadsvergadering van 24 april 2008. Naar aanleiding van de commissiebehandeling heeft de portefeuillehouder de overwegingen van de commissie over een eventuele gebogen variant meegenomen ter bespreking in het college. Het college is van mening dat door alle belangen tegen elkaar af te wegen en beide varianten nog eens goed in ogenschouw te nemen de voorkeur van de commissie en insprekers zwaarder wegen dan de argumenten van het Geldersgenootschap. Het college heeft hierop dan ook het raadsvoorstel gewijzigd en legt de gebogen lijn daarom dan ook nu aan de gemeenteraad voor. Tevens heeft de portefeuillehouder naar aanleiding van vragen in de commissie de laatste stand van zaken ten aanzien van het Rijksbeleid bekeken. De exacte plannen zijn nog niet bekend, deze worden in juni dit jaar waarschijnlijk gepubliceerd. Wel staat vast dat de capaciteit van windenergie op land moet worden verdubbeld van 1500 Mega Watt naar 3000 Mega Watt. Ook is aangegeven dat het nieuwe beleid geen invloed zal hebben op lopende initiatieven. Het nieuwe beleid heeft betrekking op de lange termijn visie van windenergie, vooral gericht op projecten na 2015. Eindadvies: In principe medewerking te verlenen aan de realisatie van een windmolenpark van 6 molens in gebogen lijn opstelling op de locatie Netterden-Azewijn, waarvan 2 molens in gebogen variant op grondgebied van Montferland gepland zijn. Didam, 8 april 2008 Burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland, De secretaris, T.M.J.M. Evers De burgemeester, C.C. Leppink-Schuitema