Gerard Stout. maborosi no hikari. de bedrieglijke eenvoud van een geruisloos man



Vergelijkbare documenten
Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Hans Kuyper. F-Side Story. Tekeningen Annet Schaap. leopold / amsterdam

Edward van de Vendel. De grote verboden zolder


Charles den Tex VERDWIJNING

Ze neemt nog een slok van haar rum-cola. Even lijkt het alsof de slok weer omhoogkomt.


Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

Het lam. Arna van Deelen

Johanna Kruit. Gedichten, geïnspireerd door bomen. Geheimen

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

Ik ga je wat vertellen, je hoeft alleen maar te volgen wat ik zeg, mijn stem is nu het enige wat voor jou belangrijk is om te volgen.

Paul van Loon. Dolfje Weerwolfje. Tekeningen Hugo van Look. Leopold / Amsterdam

Het tweede avontuur van Broer Vos en Broer Konijn

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Een mooie dag; een indianenverhaal. Daphne de Bruin 2010

Het raam achter het gordijn stond op een kier. Uit de nacht kwamen geluiden de kamer van Dolfje binnen. Tsjirpende krekels, brullende kikkers,

Verhaal: Jozef en Maria

Drink maar, schat. Ze gaat tegenover me zitten, een frons in haar voorhoofd. Liefje, zeg eens iets. Waar is Sander? Die slaapt nog, ik ben daarnet

Door het raam ziet ze Bea, de benedenbuurvrouw. Ze veegt de sneeuw weg van het pad voor de flat. Uitslover, denkt Alice.


Deel 1. Ze is jong, groot en sterk door het sporten. Ze trapt naar achteren. Raak. Maar haar dunne zomerschoenen doen hem geen pijn.

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen

WOONARK Rikus Koops 2003

Louis van Dievel. De onderbroek

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

KOOS MEINDERTS NAAR HET NOORDEN MET ILLUSTRATIES VAN ANNETTE FIENIEG

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

het laatste station van de wereld

Het paaltje van Oosterlittens Er stond weer een pot met bonen! Elke avond kreeg de schoenmaker van Oosterlittens bonen te eten. Maar de schoenmaker

DE INBREKER Rikus Koops 2014

Op een avond besloot Dolfje naar de dierentuin te gaan. Er stond een mooie volle maan aan de hemel, dus Dolfje was geen gewone jongen.

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

Sofie en Regenboog HOOFDSTUK ÉÉN

4. Het is ook het verhaal van een koe en van een foto, van de vader aan het begin van de vorige eeuw, een zwart-witfoto als herinnering met een koe er

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

Eerste druk, september Tiny Rutten


Yogales mei Ademoefening Prana Mudra!

Zeesteen. Janneke Holwarda. roman

Vlucht AVI AVI. Ineke Kraijo Veerle Hildebrandt. Kraijo - Hildebrandt Vlucht De Vier Windstreken. De Vier Windstreken AVI

Prent 1 : Klaslokaal. De kinderen zingen rond de kerstboom.

Voor Cootje. de vuurtoren

Televisie. binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_ indd 4

KINDEREN VAN HET LICHT

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER

De kleine wildebras. Th. Storm. Magda Stomps. Zie voor verantwoording:

LES 4. Handelingen 12:1-19; Van Jeruzalem tot Rome: Verlost uit de gevangenis blz

(8 jaar)

Maak je klaar voor de lange ontspanning. Pak wat je nodig hebt om comfortabel te liggen.

Rana, het regenboogkind. Esther Bohte-de Wilde

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

ISBN Daniel Nesquens Sergio Mora Tattoo-papa De Vier Windstreken. De Vier Windstreken

Deel 2. Begrijpend lezen Smoetie zoekt haar weg

Andrea Voigt. Augustus in Parijs. Uitgeverij De Geus

Uitgeverij Eenvoudig Communiceren / Lezen voor Iedereen

Serafina en het versplinterde hart

ROSANNE. Oh, oh, oh. Van Aemstel Produkties - De leukste uitjes van Amsterdam -

Het kasteel van Dracula

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven.

Tussen koppensnellers en krokodillen

( Hoe moet deze oefeningen doen? )

Bert staat op een ladder. En trekt aan de planten die groeien in de dakgoot. Hij verstopt de luidspreker en het stopcontact achter de planten.

Copyright Tekst 2013 Linda Dielemans Copyright 2013 The House of Books, Vianen/Antwerpen

Paul van Loon. Allemaal Onzin. Tekeningen Hugo van Look. Leopold / Amsterdam

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.


Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.

D Artagnan gaat naar Parijs


Yogales maart 2019!! Bewust staan

Eerste druk, Arinka Linders AVI E5 M6 Illustraties: Michiel Linders

Neus correctie Aanleiding. Intake gesprek. Stap 1: Wat gaan we doen

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Roodborstje tikt tegen 't raam, tik, tik, tik laat mij erin, laat mij erin. 't Is hier te guur en te koud naar mijn zin Laat mij er in, ja er in.

Marloes. een handdoek. 2.1 Met Ron naar school. naam: Kijk en vul in: groep: 1 De rat van Ron is nog wild. tam. Wie - wat waar

De brief voor de koning

Cambridge Health Plan Benelux BV

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

HANDIG DE TAAL VAN EEN HOND

Het is woensdagmiddag. Hij heeft alle tijd. Wat zal hij

Vlinder en Neushoorn

3e Statie: Jezus valt voor de 1e maal onder het kruis.

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

2. Het kistje. Joost weet niet wat hij hoort. Geadopteerd. Hij!

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Edward van de Vendel Toen kwam Sam. Met tekeningen van Philip Hopman

Het rommelt nog even om het huisje en dan is het weer stil. Aardedonker en doodstil.

Het. Boekenliefje. Helen Docherty & Thomas Docherty. Clavis

wat is dat eigenlijk? Denk mee over acht grote vragen

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

Oog om oog Mireille Oostrom

Noach. moest een ark gaan bouwen Ans Heij - de Boer /

Transcriptie:

Gerard Stout (1950) legt de levensgang van een leraar biologie vast op gevoelige plaatsen. Droom en werkelijkheid gaan naadloos in elkaar over. Een visioen van licht in de dagelijkse duisternis. HERINNERING in ZILVERZOUT maborosi no hikari Barok, associatief, verrassend en wonderlijk taalgebruik met erotomane trekjes. De binnenwereld naar buiten gekeerd. Een filosofisch getint boek om niet in één ruk uit te lezen. de bedrieglijke eenvoud van een geruisloos man ISBN-10: 90-809398-8-9 uitgeverij ISBN-13: 978-90-809398-8-2 ter verpoozing Gerard Stout

herinnering in zilverzout maborosi no hikari visioen van licht GERARD STOUT

Uitgeverij Ter Verpoozing ISBN-10: 90-809398-8-9 ISBN-13: 978-90-809398-8-2 NUR 300 G.H.W.J. Stout, Peize 2006 Eerste druk 2006 foto omslag: Gerard Stout Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder schiftelijke toestemming van de uitgever.

herinnering in zilverzout

IN HET LICHT RAAKT ALLES ONZICHTBAAR

1. SLOTGRACHT Als het zuivere water weg is, komen diepere lagen boven en die zijn niet altijd schoon en aangenaam, net als gods wegen. Uit de gracht rond het internaat was het water bijna weggepompt. De drassige bodem glinsterde hol en grillig in het middaglicht. De oogst van de schoonmaak leek tegen te gaan vallen. Even voorbij de brug stak een fietswiel uit het slijk schuin naar boven, het stuur was niet te zien, het frame en het achterwiel lagen in de modder weggeknikt, van de spaken hingen algendraden naar beneden tot in de drab. Verderop kwamen uit het zakkende water witgelakte vlakken naar boven met deukpatronen, een wasmachine, een koelkast, de kap van een kinderwagentje misschien. Braam hield zijn handen vaster om de brugleuning en boog naar voren, de bovenste knoop van zijn hemd sprong open, de stropdas schoof los. 'Het lijkt de school wel.' Niemand die Braam hoorde. Zijn woorden gleden weg in het piepen van zijn schoenzolen over de brugplanken. Onder hem stak een blikken speelgoedtreintje uit de blubber, een kind had er ooit mee over de reling geroetst, even niet opgelet en het laten glippen in stilstaand water. Braam zag restanten van vijftig jaar beschaving. Potscherven en munten uit de Middeleeuwen of van nog eerder verwachtte hij niet in de modder aan te treffen. Zo oud was het kasteeltje niet en in het laatste oorlogsjaar had de bezetter de gracht drooggelegd en grondig schoongemaakt. Braam zette zijn benen in lichte spreidstand, opnieuw piepten zijn schoenen over het hout. Hij schoof zijn handen over de reling uiteen en helde verder naar voren. Een kluit gleed van de brug en viel met een zuigende zucht in de modder uiteen. Boven de ogen van Braam verscheen een frons die snel weer wegtrok. Heel even zag hij de gracht niet. Braam zag niet hoe twee eenden op de oever neerstreken. De zware woerd met de witte halsband en de groenglimmende kop keek schichtig om zich heen. Het vrouwtje 7

vibreerde heftig met de staart. De woerd deed pasjes naar voren, aarzelde of hij de drabbige bodem zou betreden. Braam keek, hij keek alsof hij de gebeurtenissen beneden zich voor het eerst zag en voor het laatst. De camera van Braam lag in de la van zijn bureau, maar in zijn hoofd had het beeld zich al vastgezet. Elk moment zou hij het op kunnen roepen en kunnen bekijken als in een fotoalbum met jeugdherinneringen. De kleine burcht, eerder een groot uitgevallen herenhuis met bijgebouwen, dateerde uit het eind van de zeventiende eeuw. Landdrosten en graven hadden er ooit gewoond. De kleine adel was in de versukkeling geraakt. Bijna vijftien jaar geleden was het slot gerenoveerd en door de Internationale School in gebruik genomen. Kinderen van gegoede stand, of van ouders die het konden betalen, volgden er een middelbare schoolopleiding die resulteerde in een Cambridge Certificate, voor wie het diploma haalde vanzelf. Bijna alle leerlingen slaagden. Sommige kinderen vertrokken voortijdig als hun ouders naar een beschaafd land aan de andere kant van de aarde verhuisden, anderen bleven tot ze zelfstandig gingen wonen en gebruikten de vier jaar op Maborosi no hikari om volwassen te worden of om hun ouders, die al afscheid hadden genomen van hun kroost, te vergeten, tot de verwekkers zich op de een of andere dag weer zouden melden als herinnering uit de kindertijd, of door verleden dat op zou duiken uit enveloppen met exotische postzegels en brieven met foto's van overzee in een schoenendoos. Een mooie foto bij een wetenschappelijke publikatie over archeologie, of over geschiedenis van slotgrachten, of een artikel over wat dan ook, dacht Braam terwijl hij de drek overzag. Overal zat immers wel een verhaal in dat verder verteld kon worden. Onder de Japanse esdoorn, Acer palmatum Atropurpureum, waar de gracht naar rechts boog, was de bodem bedekt met rottend blad en kleine en grote takken met zachte vormen van drek en eendenkroos. Vanuit de ramen van de keuken, die, als water in de gracht stond vlak boven het oppervlak uitkeken, was geen afval in het water gegooid. Er staken geen voorraadbussen en potten of pannen 8

omhoog uit de drab. Met steeds minder water om de bodem te bedekken, veranderde de gracht in een modderige trog. Vissen lagen ademloos met de buik omhoog, de kieuwen wijd, met melk in de ogen. Braam liet de reling los en liep de brug af. De eenden keken opzij en hadden nog geen besluit genomen. Hun vertrouwde plek was bijna verdwenen. Door de dalende waterstand leken de vogels ontheemd geraakt. Traditie en herinnering leken het paar parten te spelen. Tussen het donkergrijs van het pleisterwerk trokken barsten met groene en bruine tinten eindeloze scheurketens. Bakstenen van onbestemde kleur kwamen tevoorschijn. Struikjes hielden zich tussen de voegen en de naden van het pleisterwerk vast. Van dichtbij was de muur een doolhof waarin pissebedden en duizendpoten hun weg zochten, een labyrint waar elk een plek leek te hebben. Gestaag sijpelde water door de muren. De anti-vochtbehandeling aan de binnenkant van de kelderruimtes en de keuken had onvoldoende geholpen. De renovatie zou aan alle problemen een eind maken. In een moeite werd de gracht schoongemaakt. Braam zag dat het een dankbare klus was. Er kwam genoeg boven water dat opgeruimd kon worden. Onder de oprijbrug, die toegang gaf tot het hoofdgebouw bromde een pomp. Water stroomde door een slang over het pad naar een sloot en verder naar de vijver in het gemeentepark. Door een overstort liep het water verder naar de Oude Aa. Twee planken lagen in V-vorm over de slang. Langs het internaat was geen doorgaande weg, wandelaars konden via een draaipoortje het schoolterrein aan de achterzijde verlaten. Af en toe keerde een chauffeur die een verkeerde keuze had gemaakt. Braam draaide zijn hoofd en keek over zijn schouder naar de burcht. De deuren stonden wijd open. De hal baadde in het licht van een kroonluchter. Achterin was de wenteltrap te zien die naar de eerste verdieping draaide en uitkwam tegenover de vergaderzaal. De kamer van Hoogdalen lag achter de trap tegenover de vergader- 9

zaal en keek uit op de binnenplaats, net als de kamer van Braam. Hun kamers maakten een haakse hoek met elkaar. Ze keken elkaar onder een hoek van 45 in de vensters. Hoogdalen keek vaak uit het raam. Braam was geregeld afwezig. Braam keerde zich van de school af. Hij liet de vingers van z'n handen tussen elkaar glijden, als wou hij in gebed voorgaan. De vingertoppen voelden koud en stram. Hij bewoog de handen heen en weer. Braam knikte zijn hoofd naar achteren en weer naar voren als wilde hij zichzelf in zijn gedachten bevestigen. Even vond zijn hoofd rust. Braam liep de brug af, pakte het eind van de brugleuning vast en keek naar beneden waar de dompelpomp telkens aan de laatste restanten water bezig leek te zijn, maar nooit verzadigd werd door zilveren stroompjes die overal vandaan kwamen. Wonderbaarlijk, dacht Braam, dat eindeloze. Hij stapte van de brug. Zijn voetstappen waren op het pad niet meer te horen, de planken hadden de klank van zijn schoenen opgenomen. De water-echo ontbrak, had het slurpen van de pomp als surrogaat achtergelaten. Braam is conrector van Maborosi no hikari. Met Erica Hoogdalen heeft hij de dagelijkse leiding over 86 kinderen van 16 nationaliteiten en 17 personeelsleden met net zoveel, zo niet meer, persoonlijke trekken. Braam is eind veertig. Hij heeft veel bevoegdheden. Hij geeft nog een paar uur biologie aan de hoogste klassen. Planten zijn z'n hartstocht, af en toe maakt hij foto's. Hij drukt ze zelf niet af. Met de bewegingen van z'n hoofd verschenen en verdwenen rillen in z'n nek, gegroefd met diepe huidnaden en littekens van meeëters die vaak waren uitgedrukt, maar telkens bleven komen. De nek van Braam was keurig geschoren, de haargrens liep in een hoekige, naar ovaal neigende rand. Braam was net naar de kapper geweest en het hoofdhaar was zo kort dat hij zonder een kam te gebruiken, een handdoek over het hoofd was genoeg, 's ochtends de deur uitkon. Rugharen staken niet langer wild en zwart boven de boord van zijn 10

overhemd. Het gouden wieltje aan de punt van z'n stropdas, groen met hellende rode en gele strepen, tikte tegen de broekriem. Het hemd puilde een eindje uit de broek. De onderste knoop was los. Tussen de nagels van de duim en wijsvinger knelde hij neusharen vast en trok met een korte ruk. De hand kwam abrupt tot stilstand, gefixeerd in de turende en zoekende blik. Een haar had zich gewonnen gegeven. Braam keek aandachtig naar het hoesje van de haarwortel die vettigglimmend de neusvleugel had verlaten. De korte stekende pijn van de operatie had hem een aangenaam gevoel gegeven. Achtergebleven neusharen staken naar buiten en krulden tot in z'n korte snor. Een glimlach kwam op zijn gezicht, alsof hij een oude en aangename herinnering had opgehaald. Braam had niemand om de haren weg te knippen met het schaartje dat hij er speciaal voor had gekocht, maar, dat hij in bochten voor de spiegel van de badkamer, niet wist te hanteren. Braam kon niet met zichzelf overweg als links en rechts onverhoeds verwisseld werden. Braam bewoog z'n neusvleugels als de woerd zijn staart en schoof opnieuw de vingers van zijn handen ineen. De pomp gorgelde. Over het water lag olie, een dunne film met spectrale randen en af en toe geelrode kleuren erin van een monomoleculaire laag. Natuur was voor Braam natuurwetenschappen. Om de veelheid aan indrukken van de dagelijkse waarnemingen te bezweren ontleedde hij de werkelijkheid in atomen en moleculen, in schema's en tabellen, in grafieken en doorsneden. Het was alsof hij de chaos buiten en in zijn hoofd met Latijn en formules kon bezweren, zoals een kind nieuwe indrukken vertrouwd maakt met eindeloze herhalingen van toverspreuken tot de magie in het woord verdwijnt en een stoel een stoel wordt, en een schoen een schoen, zoals papa eerder papa was geworden en mama een vertrouwde vrouw met een vertrouwde klank. Zolang als het duurde. Water, H 2 O, stroomde naar de zuigpomp. Braam eigende zich het zuchten van de pomp toe, reutelend verlieten keelklanken de mond van Braam. Onder de brug was een modderwandje doorgebroken 11

en had water aan de lokroep van de onderdruk beantwoord. De reis van Braam was niet tevergeefs geweest. De aankomst had al tijdens de vlucht bezit van Braam genomen. De landing was ingezet. De wielen draaiden nog niet, maar reikten verlangend naar de baan en zochten het vertrouwde asfalt en beton dat na een korte confrontatie houvast zou geven. De baan was hem op het lijf geschreven, eerst de lessen biologie en scheikunde voor alle klassen en in de marge begeleidingsgesprekken met leerlingen als onderdeel van het mentoraat. Twee jaar geleden had Braam uren ingeleverd en zich ingewerkt in de taken van de conrector die met pensioen zou gaan. Over de troebele gracht zag Braam achter zijn rug de aankomsthal, nog in twinkellicht van glazen kristallen, maar met belofte van ontvangst. Hier in het Internaat zou hij zicht op zijn bestemming krijgen. Hij was op vertraging en op luchtzakken voorbereid. Braam vertrouwde op zijn hoofd. Hij vertrouwde zijn hoofd aan zijn lichaam toe. Op de valreep had Hadderingh het pensioen niet gehaald. Braam had de leerlingen en het personeel in de assembly hall toegesproken. Het was een groot uitgevallen vergaderzaal, maar in navolging van zusterscholen elders in de wereld spraken ze op Maborosi over assembly hall. Hij was ingegaan op de tumor die in het hoofd van Hadderingh een langzame ravage had aangericht. Woekercellen die wellicht al in een vroeg stadium mede het karakter en de werkzaamheden op school van de overledene hadden bepaald. Hadderingh was op school niet geliefd geweest, maar er was ook niemand die hem haatte. Hadderingh was punctueel, maar had weinig kleur gehad. Kleur kwam enkel als de lessen voorbij waren en hij het over astronomie had, over Pollux, Orion, de Perseïden, over verduisteringen van zon en maan en over eclips naast ellips. 'Hadderingh was maanziek, daar is hij ook aan gestorven.' Dat was Wemelsfelder de rector die toen al druk was met het keerpunt in zijn eigen loopbaan en zijn eigen ster achternaliep. Braam had het dankwoord uitgesproken en af en toe aan z'n stropdas gevoeld, voor de gelegenheid een donkerblauwe met enkele roodgele 12

stippen. Een krans uit het leerlingenfonds, een advertentie in de plaatselijke krant en een redactioneel stukje van een kolombreedte dat over Hadderinghs' sterren ging, niet over de loopbaan op Maborosi. De begrafenis was stijlvol verlopen. In paradisum deducant te Angeli. Onder geknetter van kinderen die zich op brommertjes uitleefden op het cross-terrein achter de begraafplaats was de kist in de betonnen bak gezakt. Op het kerkhof aangekomen wordt het lijk in het graf neergelaten. Zo stond dat in het missaal bij de requiem-mis en zo gebeurde dat met het ontzielde lichaam, als met de anderen die hem voorgingen om weer stof te worden. Terwijl leerlingen langs het graf liepen en takjes van een liguster, Liguster lucidum, op de kist wierpen, was Wemelsfelder naar Herbert gekomen. De rector had boodschappen van het bestuur; twee mededelingen: of Herbert Braam bereid was om de taken van de conrector met ingang van heden, -verleden, had Braam gedacht, terwijl hij de stoet langs het graf zag krimpen, nee, toch heden,- van de overledene over te nemen en ten tweede: dat Wemelsfelder zelf een nieuwe betrekking had aanvaard en over een maand de internationale school zou verlaten. Hetgeen hem speet. 'Maar sommige zaken in het leven,' Wemelsfelder had z'n blik naar het graf gewend, 'sommige dingen in het leven zijn onvermijdelijk en hebben hun eigen dynamiek.' Het speet Braam niet, misschien waren er collega's of leerlingen die andere gevoelens over het vertrek van Wemelsfelder hadden, maar dat interesseerde Braam op dat moment niet. Braam kon oprecht genieten van een volle maan aan een heldere hemel, ook van een nieuwe maan trouwens. Hadderingh, in ontbinding, lag niet meer wakker van schoolse en hemelse zaken, zoveel was helder. Sommige momenten in het leven hebben hun eigen traagheid. En dat kan wel eens onze redding zijn, dacht Braam, maar ook daarover zweeg hij. Braam zou geen rector worden, die ambitie had 13

hij ook niet, maar daar had Wemelsfelder geen weet van. Niet iedereen hoefde alles te weten. Hadderingh leefde door na de dood. Enzymen trokken zich weinig aan van de gestaakte ademhaling en stemden hun activiteiten enkel af op vochtigheid, temperatuur en zuurgraad, de anaërobe vleesverteerders in elk geval. Nog weken zou het onder de aarde een drukte van belang zijn. In de sarcofaag zouden macrofagen een feestmaal hebben. In de serre van café Aan de Markt werd met kistenbier nageborreld tot de sterren aan de hemel knipperden. Hadderingh had zijn bestemming bereikt nu zijn spieren hun rust hadden gevonden en vlees waren geworden. Braam daalde met een korte draai de oever af. Het gras was kort en glad. Glijsporen trokken landingsbanen naar beneden. Hij was niet de eerste die de drab had willen onderzoeken. De eenden poetsten hun witte en bruine borst, staken hun snavel tussen hun veren. Braam gooide een kluit, de vogels zochten kwakend een plek onder de esdoorn. De brug naar het hoofdgebouw telde drie bogen. De voorste en achterste waren van baksteen opgetrokken. De middelste was van beton dat verscholen ging achter een voorzetmuurtje en verving een ophaalbrug die de oorlogsjaren niet had doorstaan. De tijd had het metselwerk van de bogen bijna gelijkwaardig gemaakt en het verleden gewist. Midden op de brug waren de planken blijven liggen. Met een takje stak Braam in de drek. Misschien zou hij een verdwaalde kogel aantreffen. Gasbellen plopten naar boven. Zwavelwaterstof prikte in Braams neus. De maximaal aanvaarde concentratie was ruim overschreden. De reukgrens lag, en dat was niet alleen met giftige stoffen zo, ver onder de MAC-waarde. Het deed Braam goed de geur van verrotting op te snuiven. De lessen scheikunde lagen achter hem, maar af en toe verlangde hij intens naar de witte laboratoriumjas met schroeivlekken en zwavelzuurgaten in katoen. Hij had wens naar handen die in de zakken losjes 14

speelden met strookjes lakmoespapier, spatels, wattendotten, verbandgaas, met een pleisterschaar. Verrotting en stank was voor hem een teken van verandering, een aanklacht tegen starheid en stilstand. De modder in de grachtgleuf volgde de twijg in een donkerblauwe streep. Over een uur zou de klei grauwzwart zijn als de bodem van de Waddenzee bij eb, wanneer het water zich tijdelijk terug had getrokken om daarna de openheid weer te verhullen. Vanaf de brug hoorde Braam een geluid als een zacht geblaf. Een lange schaduw viel naast Braam en weer hoorde hij zachtjes blaffen als van een pekineesje. Erica Hoogdalen kuchte opnieuw. De waarschuwing gaf haar tijd om over een opmerking na te denken. De rector wist niet goed wat ze zeggen zou om de aandacht van Braam te trekken. In haar hoofd duizelden begrotingscijfers en aanmeldingsgetallen. Grafieken met staafdiagrammen in pastelkleuren zweefden tussen de esdoorn en de brugleuning heen en weer. Met de tak pulkte Braam, een conrector van een internationale school onwaardig, in de modder onder Hoogdalen. Braam keek omhoog. Wat zou haar achtergrond zijn? vroeg hij zich af. Zou ze bodem hebben, zou ze iets groots of iets kleins meegemaakt hebben?. Braam viste met de tak klei en dode planten omhoog. Vluchtige amines, ammoniak, zwavelwaterstof, trokken in zijn neus. Hoogdalen keek onbewogen. Was dat de conrector, of was die man een biologieleraar die in de diepte botanisch of microbiologisch onderzoek deed? 'Nog iets gevonden, Braam?' De klanken van de woorden klommen langzaam omhoog als van een beginnende verbazing, maar haar stem verried geen gevoelens. Hoogdalen streek het haar achteren dat krullend terugviel en het doolhof van haar oren opnieuw bedekte. Ze stond op de plek die Braam zoëven krakend had verlaten. Het hout van de brug glooide licht. De planken wisten wie ze droegen, veerden mee. Hoogdalen zette haar ellebogen op de reling, de handen gevouwen, alsof dat een natuurlijke houding is voor mensen die naar de diepte kijken. Onder de hakken van haar pumps kraakten de planken. 15

'Iets voor een project, een eigen scheikundeonderzoek.' Braam zwaaide met zijn vrije hand. Hoogdalen knikte. 'Leuk voor de derde klas.' Zijn wenkbrauwen trokken naar boven, rimpels verschenen en verdwenen op zijn voorhoofd. Braam wees naar de modder en stak de twijg er diep in als een geulmarkering voor een vissersboot. Hij veegde zijn hand af aan de broek, bemerkte zijn vergissing en haalde tussen duim en wijsvinger een zakdoek tevoorschijn. Donkere vegen kropen over het witte katoen. De hand van Braam ging naar boven, als wilde hij zijn neus snuiten, maar hij bedacht zich. Achter hem kropen de kleuren in de modder naar elkaar. De naad sloot zich langzaam, glibberde als verse lever die door de slagersvrouw is aangesneden en in de vitrine lellend is achtergelaten. Hoogdalen rechtte haar rug en trok aan de zijnaad van haar rok. Ze liep de brug af naar het pad om de gracht. Braam klauterde langs de glijbaan omhoog, een hand strak om de spijlen van de brugleuning, met de andere duwde hij de zakdoek terug in zijn broekzak. 'Ik zal er met Raaf over praten, misschien voelt hij er iets voor. Dat project.' Braam stampte met zijn voeten op de gravel. Hij kuchte zachtjes als wilde hij als een hondje terugblaffen. De modder bleef aan zijn schoenen plakken. Raaf zou er vast niet voor voelen om met de derdeklassers de samenstelling van het grachtwater, laat staan van de modder, te bepalen. Misschien zou Van der Linden, die uren biologie met Braam deelde, er voor voelen, maar zeker was dat nooit. Het lesprogramma lag vast. Veranderingen zorgden enkel voor onrust. Deeltijddocenten hadden altijd andere bezigheden als het er op aan kwam. Braam stampte naast Hoogdalen op de grond en probeerde opnieuw modder en gras van de zolen te vegen. Hoogdalen keek mee en toen Braam zag dat het niet hielp, zette hij z'n voeten naast elkaar en wees naar het fietswiel dat uit de modder stak. 'Die heeft betere tijden gekend,' zei hij, 'minder stuurloos. Jammer dat het treintje te ver naar het midden ligt. Ik had het wel willen 16

schoonspoelen. Misschien kan het nog rijden.' Braam wees naar de gracht. Hoogdalen volgde zijn wijsvinger. Ze kneep haar ogen tot spleetjes. 'Het valt me nog mee dat er niet meer rommel in de gracht ligt,' zei hij. 'Misschien zie je niet alles wat er te zien is.' Hoogdalen keek langs Braam naar de ramen van de keuken. Ze sloeg de panden van haar jasje over elkaar en hield ze met haar onderarm over haar buik geklemd. Onder haar arm krulde het jasje in wijde vouwen. De coupe-naden lieten de stof naar voren gulpen en accentueerden haar borsten. Meer dan koninklijk, dacht Braam. Zijn lichaam had een zwak voor borsten, zijn hoofd had nog geen keuze gemaakt. Op de rechtermouw van haar jasje zat een vetvlek. Die zat er al maanden. Een smetje op een rijpe vrouw, dacht Braam, misschien het enige. Hoogdalen hield haar bekken naar voren gekanteld. De rok bolde strak over haar buik die kinderloosheid verried en reikte donkerblauw tot net boven haar knieën. Braam liet z'n blik over haar lichaam gaan, als voerde hij een keuring uit, als bereidde hij een biologieles voor over de anatomie van het menselijk lichaam, en dan met name het lichaam van een vrouw, en dan Hoogdalen in het bijzonder. Op onverwachte momenten dreven die acties bij hem binnen, dan was hij tijdens een vergadering over toekomstig beleid bezig de aanwezigen te ontleden. Braam zette dan het mes in collega Raaf, sneed gulzig met een scalpeermesje plakjes van de gele vervette lever, de foie gras, van die ganzerik, Anser ruficollis, met z'n rode nek. De beenspieren van Erica Hoogdalen waren gespannen, wisselden elkaar in ijltempo af en verbruikten ATP dat in een cyclus met fosfaat en zuurstof in ADP werd omgezet en weer terug. In de personeelskamer sneed Braam van harte in de pupillen van Kounellis die aan de koffietafel een toets Franse grammatica corrigeerde. Zijn mes kraste en schuurde over de blik in haar ogen. Met ingehouden genoegen kwam Jeronimus onder het slagersmes juist voor de chef-kok naar de keuken zou verdwijnen om toezicht te houden op de bereiding 17

van aardappelen met vette jus. Aan het eind van de pauze gaf Van der Linden, met de billen altijd strak tegen elkaar en met minieme spleetoogjes, hevig bloedend haar kloppend hart aan hem prijs. Van borsten bleef hij af, daar sneed Braam niet in, die terughoudendheid regelde zijn lichaam. De lage hakken maakten Hoogdalen nauwelijks groter. Laarzen zouden haar goed staan, zwarte strakke laarzen. Braam kon de rector recht in haar ogen kijken, hij deed dat ook. Groen waren ze. Braam was niet bang voor Hoogdalen, niet op de brug naar de school. Andere paden kende hij niet met haar. Braam had Hoogdalen voorgedragen toen Wemelsfelder meldde dat hij naar Australië zou vertrekken, nadat de eerste keuze van de sollicitatiecommissie had bedankt 'wegens gebrek aan uitdaging en uit gezondheidsoverwegingen'. Wat een mens al niet bedenkt om een taak te ontlopen, had Braam nog gedacht. Hij was bepaald milder geworden. 'Maandag ben ik afwezig,' zei Hoogdalen. Ze draaide haar hoofd en ontweek de blik van Braam. Hoogdalen wilde niet alles zien wat er te zien was, daarin verschilde ze van Braam. Ze hield haar buik niet langer vast. Nu had ze wel moeder kunnen zijn, maar ze was het niet, wist Braam. Haar jasje hing weer recht. De blouse was licht gekreukt. Hoogdalen boog haar hoofd een eindje naar achteren. Ze hield haar armen langs haar lichaam, trok aan de zijnaad van haar rok. Dat had ze van haar moeder, dat had ze in een openhartige bui verteld. Braam vroeg niet naar de reden van haar afwezigheid. Als Hoogdalen iets kwijt wilde, dan moest ze dat maar zeggen. De geur van zwavelwaterstof raakte op de achtergrond. Braam rook kaneel, kruidnagelen, hij kon de geur niet goed thuisbrengen. Misschien was het een melange van oregano, bergamot en wintergroenolie. De schouders van Braam maakten een stompe hoek met de schouders van Hoogdalen. Ruim 120. De hoek tussen hun heupen was kleiner, maar meer dan haaks. Hoogdalen draaide naar Braam. Ze zweeg en keek naar de haren die uit de neusgaten van 18

Braam staken. Daar voelde hij haar blik, alsof ze bij hem binnen wilde dringen 'Ik zal er rekening mee houden.' Onhoorbaar blies hij lucht door zijn neus naar buiten. Braam veegde zijn handen opnieuw aan zijn broek af, krabde aan z'n hals en stak zijn wijsvinger bij de kraag van zijn hemd naar binnen. Hij merkte dat de boordeknoop los was en trok de stropdas strakker aan. Er kwam een donkere veeg op de das. Straks zou hij de das afdoen en een glaasje bier drinken op het platje achter z'n huis en zijn snijtocht door de personeelsleden voortzetten met Franse en Zwitserse kaas op de plank, en kipkerriesalade misschien. 'Ik wil wel eens van die noodlokalen af.' Hoogdalen wees naar de barakken die achter de beuken en eiken onzichtbaar probeerden te worden. De planken afgebladderd en een bron voor algen en microben. Braam kende de lokalen van binnen en van buiten. De algen en microben kende hij bij naam. In het Latijn. Het biologielokaal lag, met een klein kabinet ertussen, naast het schei- en natuurkundelokaal. 'Mooie foto zou dit opleveren.' Braam maakte met zijn hand een wijds gebaar vanaf de hoek van het kasteeltje langs de bomen met daarachter de barakken tot aan het huis van de boarding master die naast de hoofdpoort aan de rand van het schoolterrein woonde. De zon liet oranjerood licht over het dak van de barak glijden. Boven was de lucht donkerblauw. Het zou een kleurenfoto moeten zijn, maar zwartwit was ook goed. Braam had de tuin op het westen. Daar kon hij straks een foto maken, als het licht nog mooi zou zijn. Dat kon altijd nog. Hij zou eerst de planten verzorgen. De Myosotis sylvatica in de Keulse potten op Braams platje waren aan water toe. Braam zou ze straks ruim met de gieter verwennen, nog voor hij een glas bier zou inschenken, nog voor de Franse en de Zwitserse kaas en de Griekse olijven met fèta, nog voor de salade. 'Mooie foto, dat zeker.' 19

Braam hield zijn handen voor zijn gezicht en tuurde tussen zijn vingers door de denkbeeldige zoeker. Zijn wijsvinger knipte. Braams lippen tuitten een eindje naar voren. De foto was gemaakt. Hoogdalen streek het haar naar achteren, het viel weer naar voren. Ze zette haar bril recht. Even leek het of ze het gebaar van Braam zou herhalen, maar ze stak haar handen in de zakken van haar jasje. Haar buik bolde verder naar voren. De naad van haar slipje trok een keerkring in de rokstof even beneden de plek waar Braam haar moederkoekknoop vermoedde. In Braams hoofd scharnierden Hoogdalens gewrichten over kraakbeen van bijna vijftig jaar. Heiligbeen, schaambeen, schaamheuvel, pubic hill, pubic hair. In het Linnaeuslatijn en in het Engels had Braam er geen moeite mee mannelijke en vrouwelijke beginselen van plant, dier en mens aan leerlingen duidelijk te maken. In het Engels schaamde Braam zich niet voor geslachtsorganen, en vagina klonk in de voertaal op Maborosi verdacht veel als: van China, en daar woonden spleetogen en spleten en gespletenen, net als elders en waar dan ook. Dat zei Braam er nooit bij. Hij keek dan enkel naar Ling Mah. Het meisje verschoot nooit van kleur, ze bloosde niet. Hoe wonderbaarlijk de volkeren op aarde! Gloria in excelsis geo. Kounellis groette in het voorbijgaan. Ze kneep met haar ogen. Tasje stevig onder haar arm geklemd. Kounellis had nooit veel bij zich. Ave verum, corpus homo femina. Braam boog zijn hoofd. Kounellis kende geen Latijn, ze hield het bij Grieks, Frans en Romeins misschien. Ze liep met holle rug en strakke pasjes naar de parkeerplaats achter de barakken. Over de waterslang nam ze een grote stap, bleef staan en veegde haar schoen af aan het gras. Aan de zolen bleef drek. De werktijd was voorbij. Personeel haastte zich naar buiten. Josje meldde dat ze het bureau had afgesloten en dat ze morgen een uurtje later zou komen. 'De dokter.' 20

In Braams hoofd echode die dikke o van Josjes dialect. Hoogdalen knikte enkel. Ze kende de mededeling al en wist welke kwaal Josje bezighield. Josje had paarsvette lippen en een lichte streep onder haar ogen. Haar achterste deed Braam aan een hinde denken, met een grote witte spiegel. Elke ram kon zichzelf in Josje beminnen. Braam voelde geen drift bij Josje. Ze had te kleine borsten, een te grote spiegel. Ze was zuinig met haar signalen. Haar geurdrempel verborg ze onder een zoete parfum. Braam had geen zin aan de parade van het personeel dat op weg was naar huis. Raaf bleef gelukkig meestal in de barakken, waar hij in het kabinet onbestemde experimenten voorbereidde en uitvoerde. Van der Linden koos meestal de achteruitgang. Ze kwam te voet naar school. 'De dokter.' Twee woorden, dat was genoeg. En opnieuw een o als in toktok. Herhaling was niet nodig. Josje loste op in de middaglucht. Braam liep naast Hoogdalen naar binnen. Hij stemde zijn stappen af op de engte van haar rok. Dat gaf hem een heerlijk gevoel, alsof hij even in het lichaam van Hoogdalen was opgenomen en zo een jongensdroom in vervulling deed gaan. Op de deurmat bleef een grijze veeg achter. Braam zag zijn beeldvlak groter worden. Hij zag, maar wilde niet alles weten. Boven de rector hing de kroonluchter. Alle lampjes brandden, er was niet een stuk. Hoogdalen ging Braam voor op de wenteltrap. Erica keek om en gleed, als was het een gewoontegebaar, met haar rechterhand over haar linkerborst. Het leek een gebaar van troost en geruststelling. Herbert kreeg het warm. Ze droeg geen nylons. In haar knieholtes schenen blauwpaarse aders door de huid. 21