,... Dr. Th. Limperg. Delftse Universitaire Pers



Vergelijkbare documenten
Copyright SBR, Rotterdam

Juridische aspecten van ketensamenwerking. Naar een multidisciplinaire benadering

VIJFTIG JAAR SCHEIKUNDIGE NIJVERHEID IN NEDERLAND

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag

Copyright SBR, Rotterdam

KRACHTENBUNDELING VOOR 2009 Corporate Identity BM-Support.org STICHTING BUSINESS MANAGEMENT SUPPORT STICHTING BUSINESS MANAGEMENT SUPPORT

Over inhoud, functie en kwaliteit van het bestek. rg(j3r Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Juridische handreiking relatie BIM-protocol en de DNR 2011 (voor adviseurs en opdrachtgevers) prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis

Recente ontwikkelingen rond bestekken. Leidraad voor de bestekschrijver. rs.br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

TELLEN EN REKENEN MET TIG

De hybride vraag van de opdrachtgever

I nventarisatie onderzoeksinstellingen in de bouwnijverheid. r(br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

Copyright SBR, Rotterdam

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

onderzoek op het hbo transformeert de samenleving tekst: Rob Voorwinden

Het Technasium is een vorm van onderwijs waarbij leerlingen projectmatig en probleemoplossend werken aan echte opdrachten uit het bedrijfsleven.

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2004

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Nieuws1010 Onafhankelijke uitgave van Meer1010

Weten het niet-weten

Voorwoord. Nienke Meijer College van Bestuur Fontys Hogescholen

BE HAPPY. 90-dagen Goed Gevoel conditionering programma

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

Eric Schneider LEZINGEN TER BEWUSTWORDING. Denken en intuïtie

Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap

Een (ver)pakkend verhaal...

KLV Onderzoek 2008 naar ondernemerschap bij Wageningse afgestudeerden en hun mogelijke inzet bij starters en spin-off in de Life Sciences.

Publicatie Bescherming van het intellectueel eigendom als ondernemer met een modemerk

2 Bedrijven van Wageningse ondernemers

Het beleidsplan in de bouwonderneming

eerste in oplossingen van morgen, vandaag XS4 //re-volution 11 jaar, 1,200,000 sloten, en nog steeds innoverend limited edition

Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten. Meest innovatieve regio s

Algemene voorwaarden

Business Lounge: uw klant aan de bestuurstafel!

Meer kansen, meer banen. SW-bedrijven als banenmakelaar

De oplossing voor duurzame inzetbaarheid van uw personeel. Brochure

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning

IT Governance. Studietaak 5

Zin en betekenis van (kennis)valorisatie belicht en toegelicht (av)

Missionstatement en core values

STARTFLEX. Onderzoek naar ondernemerschap onder studenten in Amsterdam

Weerbaarheidsnieuws. Thema: duurzame inzetbaarheid. Nr. 17 NIEUWSBRIEF. Inhoudsopgave: Weerbaarheidsnieuws

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl

ScaleUp Dashboard 2015

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4

Brochure. Primair onderwijs. Brochure. Primair onderwijs

M De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB

Praktische toelichting op de UAV 2012

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tentoonstellingskalender

WAAROM? MAKEN EN ONDERWIJS EEN INITIATIEF OM HET MAAKONDERWIJS DE PLEK TE GEVEN DIE HET VERDIENT.

Vervaardiging van een composietprodukt met een wikkelrobot. voor botsproef.

Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie?

Wiskunde en informatica: innovatie en consolidatie Over vragen in het wiskunde- en informaticaonderwijs

Ons nieuwe laboratoriuminrichtingssysteem

Manager. Vader. Fervent belegger. Koken Fotograferen. Schaatsen & Hardlopen Heeft eigen mening maar verkondigd deze niet snel. Dit is Jeroen.

Toespraak commissaris van de Koning Max van den Berg, seminar 'Wetenschap middenin de samenleving', Groningen, 30 mei 2013

Activiteiten ter verbetering van de. maatschappelijke rol van de Vlaams- Belgische Gebarentaal met het oog op. een grotere integratie van (vroeg)doven

Lodewijk het lieve beestje

I(ostenbewust beheer. s tichting >ouw r esearch. syllabus. Rekenmethodiek voor strategische aanpak naoorlogse woningcomplexen, buurten en wijken

VERSLAG STUDIEDAG DE TOEKOMST VAN HET PLATTELAND - 21 november 2018

* * Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. van. arbeidsrecht. arbeidsverhoudingen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Privaatrechtelijke Bouwregelgeving Editie 2013

Tabel 1 Aanbevelingen om de relatie met FoodValley te versterken. Overige betrokkenen ICT bedrijven, ICT Valley, BKV. situatie

Vacatures in de industrie 1

Bronnenbank Onderwijstheorie Tessa van Helden. Inhoudsopgave Pagina. Bron 1 Design Marcel Wanders. 2. Bron 2 ADHD in de klas. 2

KIDS CROWD. Kids Crowd is een initiatief van: Suzan Baldinger & Lex Hupe

M Ondernemerschap en strategie in het MKB

Aandacht voor jouw ambitie!

Baron op klompen. Baron op klompen. Wim Coster. Historia Agriculturae 40. Historia Agriculturae 40

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Handboek voor innovaties in de bouwonderneming. Richtlijnen voor het middelgrote bedrijf. t(br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

MKB investeert in kennis, juist nu!

Archivalia P.A. Blaisse

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING

Contextschets Techniek

Copyright SBR, Rotterdam

EXIN WORKFORCE READINESS opleider

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

Van. naar I Do. Kempense InnovatieRaad

Industrieel Ontwerpen

2. Beter nu dan later

EXIN WORKFORCE READINESS werkgever

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

De Geefwet en donaties aan cultuur in Nederland *1. René Bekkers, Saskia Franssen,

Een eeuw innovatie in de bouw De specifieke rol van de handel en toelevering. Frens Pries, directeur Balance&Result Peter van Heijgen, directeur HIBIN

Samenvatting. Samenvatting 9

Crelan Leerstoel aan de UGent ter bevordering van innovatie in de duurzame landbouw

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

BRAND. oorzaken. verzorgd door N.V. Erven B. van der Kamp, Groningen

Associatie KU Leuven: Sterke partners voor beter hoger onderwijs

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1

Transcriptie:

,... Dr. Th. Limperg Delftse Universitaire Pers

Innovatie zonder industrieel ontwerpen en vormgeven? Dr. Th. Limperg Voorwoord door Wim Crouwel Delftse Universitaire Pers / 1984 Bibliotheek TU Delft 1111111111111 C 851874

Uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers Mijnbouwplein 11 2628 RT Delft (015) 783254 @) Th. Limperg 1984 No part of th is baak may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher: Delft University Press. ISBN 906275 1423

j! Voorwoord Deze uitgave kon niet op een beter moment komen! De diskussies en studies rond het oprichten van een nieuw promotiecentrum voor het industrieel ontwerpen zijn weer volop gaande en verdienen een krachtige ondersteuning van onverdachte zijde. Deze samenvattende brochure levert die ondersteuning vooral omdat hierin alle nota's en rapporten, die de laatste jaren in het kader van de noodzaak om tot industriële vernieuwing te komen verschenen, eens worden doorgelicht op hun lacunes ten aanzien van de ïndustrial design'. Het wordt vooral duidelijk dat bij de industriële produktontwikkeling het begrip kwaliteit wel zeer eenzijdig wordt geïnterpreteerd. Naast een gefundeerd pleidooi voor het industrieel ontwerpen als een onverbrekelijk met de produktontwikkeling verbonden component, wordt gekonstateerd dat het innovatie- en designklimaat ernstig wordt verziekt door plagjaat. Wat industrieel ontwerpers zelf meestal niet konden uitspreken, omdat het preken voor eigen parochie een taboe is, wordt hier aan de orde gesteld en mondt uit in een oproep aan de overheid om het streven naar een promotie-organisatie te ondersteunen, een positief standpunt hierin duidelijk te maken via een eigen aankoop- en opdrachten beleid en de wetgeving ter bestrijding van plagiaat te optimaliseren. Wim Crouwel, Hoogleraar Industrieel Ontwerpen, T.H.-Delft. 3

1. Inleiding Dat het met onze ekonomie de laatste 10 jaren bergafwaarts is gegaan is voor geen enkele Nederlander verborgen gebleven. Wij zitten tot over onze oren in de ekonomische problemen en ruim 850.000 Nederlanders, tot werkloosheid gedoemd, voelen die problematiek aan den lijve. De overheid laat niet na onderzoek te doen en te stimuleren naar de oorzaken van deze deconfiture en naar de wijze waarop de moeilijkheden overwonnen zouden kunnen worden. Daarbij is de aandacht in het bijzonder gericht op het beleid, dat die overheid heeft te voeren om verdere teruggang van ons bedrijfsleven te voorkomen en dit, zo het kan, nieuw leven in te blazen. Daaraan hebben wij een reeks doorwrochte rapporten van onder anderen de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (zoals 'Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie") en Nota's van de Regering (zoals de Innovatie-nota 2 ) te danken. Ik noem deze publikaties met name omdat zij, en vooral het rapport van de WRR, het uitgangspunt zijn geweest voor de rapportage van de 'Advieskommissie inzake het industriebeleid' (het zogenaamde 'oranje' rapport 'Een nieuw industriëel elan'3), omgezet in de 'Advieskommissie inzake de voortgang van het industriebeleid' onder voorzitterschap van Mr G.A. Wagner en tot diens verdriet 'in de wandeling' naar hem Commissie-Wagner genoemd"'. De voortvarendheid van die Commissie is 'in de Haagse jungle van adviescolleges een verademing' genoemd ook al achten sommigen de hooggespannen verwachting gewekt door het 'oranje boekje' ietwat overtrokken geweest 5 In ieder geval zijn de uiteenzettingen van de verslagen van de Commissie-Wagner zeer leesbaar en ook voor een jurist (niet-ekonoom en niet-technoloog) als ik toch zeer begrijpelijk. 2. Nederland neo-industrieland Gemeten aan de werkgelegenheid heeft de Nederlandse ekonomie zich ontwikkeld van een overwegend agrarische naar een die meer op de nijverheid en de dienstensektor is gerichts. Wat zijn industrie betreft behoort Nederland tot de jonge industrielanden, waardoor het voor zou kunnen liggen op 'oude' industrielanden. Onze industrie kon en kan zich immers toeleggen op bedrijfstakken met groeiende afzetmogelijkheden, haar kracht zoeken in specialisatie en had en heeft het voordeel van moderne uitrusting'. Heeft Nederland die voorsprong weten uit te buiten? 5

-------~----~----------------------------------------------------~----~----~ Maakt men het bestek op van ons handelsverkeer met andere industrielanden, dan blijkt dat Nederland netto-importeur is van industrieprodukten (waaronder chemie, machinebouw en transportmiddelen) en netto-exporteur van 'overige' produkten (zoals voeding, genot, grondstoffen en energie)8. 3. Onze konkurrentiepositie Dat zou op zich zelf niet verontrustend behoeven te zijn ware het niet, dat onze konkurrentiepositie blijkt te zijn verzwakt en ons aandeel in de wereldhandel teruggelopen. Dat geldt niet alleen onze relatief kleine thuismarkt maar ook de Nederlandse buitenlandse markt. De analyse, die de WRR en de Commissie-Wagner geven van de oorzaken van die teruggang, liegt er niet om en wijst verschillende faktoren aan, die de afzet van onze nijverheid negatief hebben beïnvloed. Wat de thuismarkt betreft is er sprake van een toegenomen importpenetratie in sektoren waarin het Nederlandse produkt het kennelijk moet afleggen tegen en moet wijken voor het door de gebruiker meer gevraagde buitenlandse produkt. Als voorbeelden verschijnen in de rapporten vooral de textiel-, kleding-, leder-, elektrotechnische-, transportmiddelen- en meubel-industrie. Werd die marktpenetratie in 1970 nog gesteld op 38.5% en in 1978 op 45%, volgens het WRR-rapport, uitgebracht in 1980 is deze al ver boven 50% gestegen 9 Men moet niet denken, dat het vooral de ontwikkelingslanden zouden zijn, die onze industrie 'de das om doen': wat textiel betreft komt 2/3 uit ontwikkelde landen; onze meubelindustrie wordt zwaar bekonkurreerd door de Westduitse en Italiaanse. Wat ons exportpakket aangaat wordt gesteld dat het niet alleen eenzijdig is samengesteld, maar zelfs inferieur en verouderd is en dat de industrieprodukten (chemie uitgezonderd) zwak vertegenwoordigd zijn wat mede gezien de relatief smalle en eenzijdige industriële basis van ons land geen wonder is. Daarbij komt, dat Nederland zich teveel op de Europese markt heeft gekoncentreerd en bij het teruglopen daarvan onvoldoende kompensatie heeft gevonden op andere buitenlandse markten. 4. Ekonomisch herstel geboden Het is duidelijk, dat in deze situatie om wille van de stabiliteit van ons systeem van maatschappelijke voortbrenging en van de kontinuïteit niet kan worden berust en dat ekonomisch herstel zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde geboden is. Onze konkurrentiepositie moet dus verbeterd worden. Dat is ook het centrale thema van het WRR-rapport 18/1980 en van de adviezen van de Commissie Wagner'o. Welke 'medicijnen' worden daarvoor aangedragen, mede gezien de openheid waardoor onze Nederlandse ekonomie wordt gekenmerkt? De Commissie-Wagner heeft hoog in haar vaandel staan een bredere marktoriëntatie, het aktief 'inspelen' op veranderingen en verschuivingen in de markten en het aanboren van nieuwe markten, waaronder ook die van de ontwikkelingslanden (de zogenaamde 'derde wereld') gezien de toename van de koopkrachtige vraag aldaar. Inderdaad dus 'een verschuiving terug naar de marktekonomie' om met Prof. Van Duyn te spreken ". Daarbij moet Nederland zijn kracht zoeken in het aanbieden van produkten met een hoge toegevoegde waarde en hoge intensiteit qua onderzoek en scholing en in specialisatie. Die meerwaarde kan betrekking hebben op faktoren als de kwaliteit, 6 I '

IiI i duurzaamheid, milieu- en mensvriendelijkheid en dienstverlening. 5. Tweesporenbeleid De Commissie-Wagner staat om dat alles te realiseren een op de industrie gericht 'tweesporenbeleid' voor: 'herstel van het kansrijke bestaande door een behoorlijk sociaal-ekonomisch beleid met een daarbij behorend industriebeleid enerzijds en een herindustrialisatiebeleid anderzijds' '2. Een essentieel en onmisbaar ingrediënt van dat beleid is (het al jaren lang op aller lippen liggende hoge woord moet er ook hier uit... ): de innovatie. Daaronder worden verstaan zowel de vernieuwing van produkten als die van produktieprocessen en het marktgerichte zoeken van nieuwe produkten. Innovatie wordt algemeen als een noodzaak gezien en blijkens haar Innovatienota doet de Nederlandse Regering dat ook '3. 6. Innovatie inhoudelijk Wanneer men nu nagaat wat het streven naar innovatie inhoudelijk betekent dan blijkt dat het proces van innovatie allereerst wordt gezien als een dynamisch proces van technische aard, zij het dat er sprake is van een lange keten van deelprocessen lopende van het uitvindingsmoment tot en met de (geslaagde) introduktie in de gebruikswereld. In die keten zijn naast technisch-wetenschappelijke expertise ook niet-technische expertises van essentiële betekenis, die in operationeel teamverband moeten worden geïntegreerd 14. Daarbij wordt dan met name gedacht aan financiële, ekonomische-, markt-, verkoop- en distributieaspekten en 'personele zaken', wat onder dat laatste dan ook mag worden verstaan. Veelbetekenend is, dat hierbij in het WRR-rapport wordt aangetekend, dat die (onmisbare) inbreng van niet-technische expertise in het innovatieproces aanvankelijk stuitte op grote weerstand bij de 'onderzoekers', dat wil zeggen de technici en technologen '5. Intussen is men,wel tot het inzicht gekomen, dat de producent de ekonomische-, financiële- en marktexpertise niet vroeg genoeg kan inschakelen in het belang van het welslagen van het innovatieprojekt, dat hij onder handen heeft. Dat strookt dan ook weer met de filosofie van de WRR, die erkent, dat de techniek bij industriële produktie en behoef ten bevrediging een belangrijke rol speelt maar waarschuwt tegen het overtrekken van het technische element, waaraan hij grote maatschappelijke risiko's verbonden acht'6. 7. Argwaan Toch is argwaan hier op zijn plaats, die gevoed wordt door de vaststelling, dat nergens in de vele dikke en dunne rapporten, nota's en verslagen met zoveel woorden gewag wordt gemaakt van industrieel ontwerpen en vormgeven, laat staan dat aan de industriële ontwerper een rol zou worden toebedeeld in het innovatieproces. Die argwaan wordt alleen nog maar versterkt als men leest wat geschreven staat over O(nderzoek) & O(ntwikkeling) of zo men wil R(esearch) & D(evelopment) als men zich liever van het 'jargon' van de Innovatienota en de Commissie-Wagner bedient. 8. 0&0 Over de betekenis van industriëel onderzoek en ontwikkeling voor de innovatie 7

bestaat geen verschil van mening. Het WRR-rapport 18/1980 ziet daarin zelfs 'de kraamkamer van de innovatie'''. De Innovatienota wijdt een uitvoerig hoofdstuk aan het 'totstandbrengen en ondersteunen van vernieuwing vanuit de R & D-infrastruktuur... "8. Wel wordt er op gewezen, dat 0 & 0 in de 'proeffabriekfase' essentiëel zijn, maar dat zij slechts een onderdeel in een keten zijn en dat er altijd een konfrontatie met de werkelijkheid moet plaatsvinden in de vorm van een dialoog met niet-technici, met name met de ekonomische-, financiële- en markt-expertise om te komen tot een evaluatie en analyse van een idee of konceptie van de 0 & O-organisatie'9. 9. Techniek niet overtrekken Hoe belangrijk de technische research- en ontwikkelingsinspanning ook zijn voor de innovatie, toch moet men er zich kennelijk voor hoeden de inbreng daarvan te overschatten. In het jaarverslag van de Nederlandse Middenstandsbank over 1978 vond ik vermeld 'dat zeker 80% van alle innovaties niet het gevolg van technische research is maar van onderzoek van andere aspekten, waaronder de kommerciële en de algemeen leidinggevende'. Het jaarverslag-1978 van de NMB vervolgt dan: 'Ook moet innovatie niet steeds met het doen van uitvindingen worden geassocieerd. In verreweg de meeste gevallen is innovatie niet meer dan het overnemen van een idee of het aansluiten bij een trend'20. Daarmee nadert men dan tevens de gevarenzöne van het plagiaat, waarop ik hieronder zal terugkomen (sub 33-35). 10. Kreatief kennis-klimaat o & 0 genereert kennis en ervaring (zo men wil 'know how') en is uitermate gediend met de kennis en ervaring van anderen. Deze bestrijken een breed terrein van wetenschappelijke en technische disciplines. Voor het welslagen van de 0 & O-inspanning is het van cruciaal belang, dat die kennis en ervaring ook toegankelijk zijn voor anderen, zodat men zich niet blind blijft staren op de mogelijkheden en verworvenheden van de eigen onderneming maar ook profiteert van de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen daarbuiten, dus ook die in het buitenland. Kennis is een produktiefaktor 2 '. 11. 'Industrial design'? Nowhere... Lezing van de diverse rapporten, nota's en verslagen heeft mij sterk de indruk gegeven, dat innovatie en 0 & O-inspanning in de denkwereld van de WRR, de Commissie-Wagner en het Ministerie voor Wetenschapsbeleid eenzijdig toegespitst zijn op de natuurwetenschappen en de techniek. Daarbij valt het op, dat wanneer er in het kader van de beschouwingen over (technische) innovatie al bepaalde wetenschappelijke of technische disciplines met name worden genoemd en aan het woord worden gelaten, de belangrijke discipline van het industriëel ontwerpen en vormgeven (of zo men wil 'industrial design') er nergens of ternauwernood bij is. Bij de bespreking van de 'generieke struktuurkomponent' (kostenpeil ten opzichte van de naaste konkurrenten, infrastruktuur, algemeen kennis- en innovatiepotentiee!) legt het WRR-rapport 18/1980 er de nadruk op, 'dat men bij kennis- en innovatie-potentieel niet uitsluitend aan techniek en wetenschap moet denken, maar ook aan organisatie van de produktie en de afzet (marketing)'22. Maar ook in de beschouwingen, die in de diverse rapporten, nota's en verslagen aan deze beide 8

laatste komponenten gewijd zijn zal men tevergeefs naar de 'industrial design' zoeken. 12. Meubelindustrie Even denkt men, dat de dageraad gaat gloren namelijk daar waar het WRRrapport 18/1980 een 'Schets van enkele exemplarische bedrijfstakken' geeft en daarbij de (houten) meubelindustrie als voorbeeld van een ambachtelijke bedrijfstak bespreekt. Deze bedrijfstakstudie is verricht met inbreng van 14 deskundigen uit de meubelindustrie, waaronder 12 representanten van de Nederlandse meubelfabrikanten maar ook 2 vakbonds-vertegenwoordigers. Zij legt de vinger op verschillende knelpunten waardoor deze industrie het aflegt tegen de buitenlandse (vooral Duitse en Italiaanse) meubelindustrie. Een van die knelpunten is,dat het management zich te veel op de produktiekant en het technische aspekt richt en nauwelijks aandacht besteedt aan het modellenbeleid en het kreëren van een 'eigen gezicht' van de desbetreffende onderneming 23. Het bedenkelijke is, dat het WRR-rapport 18/1980 het ontbreken van een modellenbeleid ziet als een falen van 'de marketing (waaronder de vormgeving)' zoals het WRR-rapport 18/ 1980 letterlijk zegt 24. 13. Falend beleid Het gaat hier in tegendeel om een falend ontwikkelings- en ontwerp-beleid, dat een breed multi-disciplinair terrein bestrijkt waarvan het ontwerp (of design-) beleid maar één aspekt is. Het woord 'Design' komt nog één keer terug in het WRR-rapport waar op bladzijde 179/180 onder de 'lichte vorm' van interventie op sektorniveau onder andere wordt gesproken van 'bundeling en bevordering van "Design", waarbij dan met name is gedacht aan de konsumentengoederen-industrieën (meubelen, schoenen, kleding, grafische produkten). Deze geborneerde zienswijze getuigt niet bepaald van een juist begrip voor het fenomeen industriëel ontwerpen en vormgeven. Of de Commissie-Wagner het te smalle pad van de WRR ten deze volgt is niet helemaal duidelijk. Zij heeft de belangrijkste kansen en bedreigingen voor de Nederlandse industrie in schema gebracht. De faktoren waarnaar die kansen en bedreigingen beoordeeld zijn heeft zij in drie rubrieken ingedeeld: externe faktoren, interne faktoren, performance kriteria. Onder de interne faktoren is de 'marketing' opgenomen, dus het afzetbeleid, met als sub-faktoren onder andere 'produktontwikkeling (waaronder vormgeving, mode)'25. 14. Plaats van produkt-ontwerpen Produktontwikkeling heeft stellig met marketing te maken maar niet alleen daarmee en is niet (althans niet alleen) daaraan ondergeschikt. Onder de 'bedreigingen' van enige gevoelige bedrijfstakken (waaronder onder andere de meubelindustrie) rangschikt de Commissie-Wagner de (falende of onvoldoende) aanpassing van de produktie-organisatie aan marketingeisen. Niet alleen de produktie-organisatie moet aan de marketing-eisen worden aangepast maar ook het produkt. Produkt en produktie-organisatie moeten niet alleen naar de vraagzijde worden aangepast maar ook naar de zijde van de producent zoals Prof. Or J. Eekels ons leert. 'Een industriëel produkt moet... naar twee kanten funktioneren: het moet een sociaal-ekonomische funktie vervullen voor de gebruiker en het moet een bedrijfse- 9

konomische funktie vervullen voor de fabrikant' 26. Het beperkte en onsystematische kader waarin het industriëel ontwerpen en vormgeven in de rapporten en verslagen wordt geplaatst als er zeer incidenteel sprake van is bergt ook het gevaar in zich, dat men 'industrial design' alleen maar benadert vanuit de iavalshoek van de zwakke of gevoelige bedrijfstakken, als ware zij een wonder-medicijn. Men verliest zo doende uit het oog, dat het hier om een basis-komponent gaat voor welhaast alle industriële produktie-aktiviteiten, niet alleen waar het gaat om de produktie van gebruiksgoederen (zoals instrumenten, apparaten, huishoudelijke artikelen enzovoort) maar ook bij de produktie van kapitaalgoederen (zowel roerend als onroerend, zoals machines, installaties, schepen, bruggen, gebouwen enzovoort). 15. Innovatiepersoneel Hierboven, sub 11, was sprake van de sterke en eenzijdige toespitsing van de geraadpleegde rapporten, nota's en verslagen over industrialisatie en innovatie op de natuurwetenschappen en de techniek. Dat blijkt ook uit de personen aan wie een rol wordt toebedeeld of op wie het beleid gericht wordt of dient te worden. In de schets, die het WRR-rapport 18/1980 geeft van het proces van technische innovatie zal het volgens de WRR veelal 'van doorslaggevende betekenis zijn dat de produkten een kwaliteit bezitten waardoor zij gunstig afsteken tegen konkurrerende produkten uit het buitenland'27. Hoewel die kwaliteit ook door niet-technische aspekten bepaald kan zijn prijst het WRR-rapport ons land gelukkig omdat het 'over een groot aantal hoog-gekwalificeerde natuurwetenschapsbeoefenaren en technologen beschikt'. En wat is daarvan voor Nederland het bijzondere Voordeel? Dat die hoog-gekwalificeerden 'stellig in staat zijn informatie over buitenlandse ontwikkelingen snel te doorgronden en toe te passen als de omstandigheden dat toelaten'2a. Zou de WRR bij die 'omstandigheden' wellicht de mogelijkheid van inbreuk op bestaande oktrooien op het oog hebben? (Van andere vormen van geestelijke eigendom heeft de WRR, het zij hier en passant opgemerkt, althans blijkens zijn rapport 18/1980 geen weet). Van kreatief ondernemerschap gesproken...! Het is natuurlijk ook geen toeval, dat in het 'Verslag van een reeks interviews', dat de WRR in 1978 publiceerde onder de titel en gewijd aan 'Techniek en wetenschap als basis voor industriële innovatie', vrijwel uitsluitend wetenschappers uit de wereld van de natuurwetenschappen en techniek aan het woord komen en in ieder geval geen enkele autoriteit op het gebied van de 'industrial design'29. 16. De ingenieurs In hetzelfde beeld past de bijzondere aandacht, die de Innovatienota aan de raadgevend ingenieurs en ingenieursbureaus geeft waar het gaat om de voor innovatieprocessen noodzakelijke wisselwerking en kennisoverdracht tussen personen en groepen, die bij vernieuwingsprocessen betrokken zijn. De Innovatienota heeft speciaal de TH-ingenieurs op het oog al kent zij ook het bestaan van HTSingenieurs en de rol die zij vooral in de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) spelen 30 Het WRR-rapport 18/1980 ziet deze vooral als 'aanvankelijk geduchte rivalen' van pas-afgestudeerde TH-ingenieurs... 3'. De Innovatienota noemt de raadgevend ingenieurs bij uitstek vanwege hun rol niet alleen in de kennis-verwerving, maar ook in de kennis-overdracht en kennishandel, waaronder hun intermediair bij oktrooiëring en licentieverlening of -neming 32. 10

'Ontwerpen voor de industrie' merkt op dat ingenieurs als konstrukteurs van professionele produkten en kapitaalgoederen doorgaans, binnen de traditie, een hogere prioriteit geven aan het technisch funktioneren dan aan aspekten van vormgeving en gebruik (bladzijde 45). 17. Welke (andere) externe deskundigen? De Innovatienota spreekt hier en daar wel van (andere) externe deskundigen, specialisten en adviesbureaus uit de dienstensektor, maar ik heb nergens kunnen ontdekken of zij daarmee iemand of iets anders op het oog heeft dan marketingadviseurs, organisatie-adviesbureaus, software-bureaus en juridische en fiskale specialisten 33. Van de beroepsverenigingen noemt de Innovatienota dan ook alleen het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en de Nederlandse Ingenieursvereniging, naast de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging 34. De Commissie-Wagner laat meer ruimte voor de inschakeling van anderen dan natuur-wetenschappers en technici door bij het onderzoek van kansrijke gebieden en de uitwerking daarvan een groot gewicht toe te kennen aan onder anderen 'deskundigen en adviseurs uit het desbetreffende aktiviteitenveld'35. Ofschoon ook hier geen nadere konkretisering wordt gegeven, is er ook geen sprake van de beperking, die WRR-rapport en Innovatienota in dit opzicht kennen. 18. De vergeten ontwerpers Met name is het mij hier te doen om de kennelijk vergeten maar voor de ware innovatie onmisbare specialisten, die de industriële- of produktontwerpers zijn en waarvan de meesten georganiseerd zijn in de Kring Industriële Ontwerpers (KIO) te Amsterdam. De KIO kent verschillende kategorieën leden, waaronder lid-ontwerpers (per 1.1.1983 107). Van de 88 produktontwerpers zijn er 43 zelfstandig (free-lance) ontwerper en 45 bedrijfsontwerper. Van de 31 textiel- en modeontwerpers zijn er 18 zelfstandig en 13 bedrijfsontwerper. Zowel onder de produktontwerpers als onder de textiel- en modeontwerpers zijn er enkelen, die bedrijfsontwerper zijn als deeltijdbaan. Onder de lid-ontwerpers zijn er ten minste 8 (mede) in het onderwijs werkzaam. Van de 80 ontwerpers, die gewoon- of erelid zijn, is meer dan de helft free-lance werkzaam en ten minste 6 in het onderwijs. De verhoudingen liggen in Nederland dus iets anders dan bijvoorbeeld in de Bondsrepubliek Duitsland, waarvan Udo Bauer (industrieel ontwerper te Nürnberg) ons in zijn bijdrage in 'Ontwerpen voor de industrie' meedeelt, dat ongeveer 80% van de ontwerpers in vaste dienst zijn (van ondernemingen of ontwerpbureaus) en ongeveer 20% free-lance 36. De inschakeling van free-lance ontwerpers behoeft niet alleen een kostenkwestie te zijn, maar kan, ook bij ondernemingen met een eigen ontwerp-afdeling, dienen om bedrijfsblindheid te voorkomen. De Innovatienota ziet als funkties van ingenieurs-bureaus afgeleid van de hoofdfunkties, vooral bij kleine en middelgrote ondernemingen (KMO), zowel in de verkenningsfase bij technologische innovatie als bij de uitwerking het fungeren als schakel tussen opdrachtgever en externe deskundigen 3 '. Zonder af te dingen op het belang van de raadgevende ingenieursbureaus in dit opzicht, wil ik er toch op wijzen, dat een dergelijke belangrijke rol ook toekomt en zeer wel toevertrouwd kan worden aan industriële ontwerpers, die daarvoor aan Technische Hogeschool of Akademie speciaal multidisciplinair zijn opgeleid en geïndoktrineerd om hun 11

. 'H"""_ veelzijdige en coördinerende inbreng in team-verband te leveren. Het is een bedenkelijke lacune in de diverse rapporten, nota's en verslagen, dat aan de industriële- of produktieontwerpers met stilzwijgen voorbij wordt gegaan. Het is evenmin in het belang van een nieuw industriëel elan of van het welslagen van het innovatiestreven, dat men zelfs geen blijk geeft weet te hebben van het bestaan van zoiets als een opleiding tot industrieel- of produktontwerper, ofschoon dergelijke opleidingen al jarenlang bestaan op het niveau van universitair of hoger beroepsonderwijs. 19. Opleiding Dat komt al heel frappant tot uitdrukking waar sprake is van de bronnen van de kennis, het kennispotentieel, waaraan zo'n groot belang wordt gehecht in het innovatieproces en met name waar sprake is van het onderwijs. De Innovatienota 1979 is daarin meer expliciet dan het WRR-rapport 18/1980. Zij ziet met name de Technische Hogescholen als 'kreatieve kennisbronnen' en ontwerpt daarvoor en voor enkele andere instellingen een struktuur van transferpunten voor kennis. Van het onderwijs verwacht de Innovatienota, dat het voorziet in 'mensen, die in staat zijn om tijdig marktbehoeften te herkennen en die daar met technisch vernuft op weten in te spelen'. Het onderwijs moet de mensen vertrouwd maken met technologie en technologische ontwikkelingen, waar zij kreatief mee moeten leren omgaan. Aan de studenten moet een innovatie-gerichte attitude worden bijgebracht. Zowel met het oog op de doorstroming van kennis, als in het belang van aansluiting op de praktijk van het bedrijfsleven worden stages van studenten bepleit en wordt gewezen op de speciale rol, die buitengewoon hoogleraren kunnen spelen en de wenselijkheid van adviseursschappen van docenten 3 ". Uit niets blijkt, dat de Innovatienota zich er van bewust is, dat het hier niet meer gaat om de vervulling van een wensdroom maar om een plaatje dat al jaren in de realiteit is omgezet: op het niveau van het hoger wetenschappelijk onderwijs in de Tussenafdeling van het Industriëel Ontwerpen van de TH te Delft (sedert 1969) en op het niveau van het hoger beroepsonderwijs in verschillende regionaal verspreide Academies, waarvan de bekendste zijn de Academie Industriële Vormgeving Eindhoven (sedert 1949), de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te 's Gravenhage (sedert 1950) en de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam (sedert 1955). Het WRR-rapport, verschenen na de Innovatienota, ziet als één van de vele taken van de overheid, gerubriceerd in de paragraaf gewijd aan 'Een toekomstbeeld van regionale specialisatie' (31.5) 'het bevorderen van een aanpassing in de opleiding'39, maar wanneer zij dan verderop beschrijft wat de specialiteiten van de Nederlandse TH's zijn, dan ligt bij Delft de nadruk op instrumentatie, micro-electronica en signaalverwerkingsalgoritmes. Wat de ingenieursopleiding betreft gaat het 'om de techniek en de praktijk... met een zo hoog mogelijk niveau van theoretische kennis die voor de praktijk relevant is... Het konstrueren en laten funktioneren van technische apparatuur en produktiesystemen vereist gedegen praktische kennis, met name ook in bedrijfsvoering en management op en boven de bedrijfsvloer'. Aldus het WRR-rapport 18/1980, dat wijst op richtingen bedrijfskunde en bedrijfsekonomie verbonden aan de drie TH' s, dus ook aan de TH Delft. Maar geen woord over de hierboven al genoemde Tussenafdeling van het Industriëel Ontwer- 12

I ----------------------------------------------------------------------------------~-' I I pen, waar juist dat accent op bedrijfsvoering en management wordt gelegd, in tegenstelling tot de opleidingen aan de Academies waar het accent meer ligt op het kreatieve ontwerpen van gebruiks- en kapitaalgoederen en van de presentatie daarvan 4o. De Commissie-Wagner stelt in de 'Conclusies en aanbevelingen' van haar rapport 'Een nieuw industrieel elaï,', sub 15, dat de afstemming van het onderwijs op het bedrijfsleven dient te worden verbeterd. Blijkbaar heeft zij daar het technische beroepsonderwijs mee op het oog waarvan zij vindt dat het een andere status moet krijgen, met name door het hanteren van andere selectiekriteria, zoals kreativiteit, handvaardigheid, technische belangstelling en wiskundige aanleg. Indien de Commissie-Wagner ook gedacht heeft aan het hoger beroepsonderwijs en aan het onderwijs aan de TH's, wat niet duidelijk blijkt, dan is die desbetreffende aanbeveling bij voorbaat in vervulling gegaan in het onderwijs aan de TH Delft en de bovengenoemde Academies. Ook het pleidooi van de Commissie-Wagner voor de stimulering van nevenwerkzaamheden van hoogleraren en hun staf is niet aan dovemansoren gericht; menig docent blijft ook als ontwerper of adviseur werkzaam en is bij voorbeeld in plagiaatzaken als deskundige zeer gezocht. Dat geldt trouwens ook voor docenten, verbonden aan Academies". De Commissie-Wagner noemt als een van de knelpunten bij het hoger beroepsonderwijs het gebrek aan moderne outillage op de scholen 42. Ik weet uit eigen aanschouwing dat dit niet geldt voor de Akademie Industriële Vormgeving Eindhoven en slechts in mindere mate voor de Gerrit Rietveld Akademie. Voor de Tussenafdeling van het Industriëel Ontwerpen van de TH Delft ligt hier al helemaal geen probleem. Er zijn bovendien ook nog de stages, ingebouwd in het onderwijsprogramma, die uiteraard bij voorkeur in producerende bedrijven worden doorgebracht. 20. Andere kennisbronnen Behalve de kennisbronnen gelegen in de externe adviesbureaus en het onderwijs, kennen de rapporten, nota's en verslagen ook nog vele andere kennisbronnen als daar zijn: - de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), bij de wet geregeld, met talloze onderhorige instituten; - de Rijksnijverheidsdienst; - Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen; - Industriëel Dienstencentrum. AI deze instellingen hebben - de een meer dan de ander - het industriëel ontwerpen zo niet in hun vaandel geschreven, dan toch in hun dienstenpakket opgenomen. De TNO, die haar hoofdtaak omschrijft als praktijkgericht onderzoek en kennisoverdracht ten behoeve van de samenleving, waarbij wordt ingespeeld op de veranderende maatschappelijke behoeften, heeft dank zij nieuwe initiatieven van de laatste jaren voor de verschijning van de Innovatienota (1979) zich ook geworpen op de aktiviteit van 'integrale ondersteuning van het bedrijfsleven bij produktontwikkeling inklusief de evaluatie van produktenpakketten, vormgeving, kleurstelling en dergelijke'43; voor zover ik heb kunnen nagaan de enige plaats in de Innovatienota van 286 bladzijden waar gewag wordt gemaakt van iets wat zweemt naar 'industrial design' al is deze natuurlijk met 'vormgeving, kleurstelling, en dergelijke' niet bekeken! 13

TNO zelf is over haar dienstenpakket en het kader waarin die diensten kunnen worden verleend gelukkig meer expliciet. Haar bemoeienissen met industriële innovatie zijn thans ondergebracht in Instrumentum TNO, Delft. Blijkens haar desbetreffende brochure is zij bij industriële innovatie (als bedrijfskundig gebeuren vaak 'a risky affair... ') uit op een systematische aanpak van de produktontwikkeling met volledige integratie van alle aspekten, niet alleen de technische, maar ook zulke als: industrial design, ergonomics, product software, electronic designs, designs for serial and mass productions, the production of prototype and pilot series, graphic design and presentation... 44. Mag men het WRR-rapport 18/1980 geloven, dan levert de organisatie en het funktioneren van TNO heel wat problemen op (zij somt er 9 op) vooral naar de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) toe, waarover hieronder, sub 21, nader'5. 21. 0 en 0 grote ondernemingen Zeer belangrijke bronnen van 0 en 10- en van kennis-potentieel zijn de ondernemingen zelf, waarbij evenwel een ondèrscheid moet worden gemaakt tussen de grote ondernemingen enerzijds en de KMO anderzijds. De Innovatienota merkt op dat het beeld van de 0 en 0 (R en 0) in de Nederlandse industrie grotendeels wordt bepaald door de 'grote vijf' die van de 0 en O-uitgaven in de partikuliere sector ruim 70% voor hun rekening nemen; het WRR-rapport 18/ 1980 komt voor de 6 grootste Nederlandse ondernemingen op ongeveer 80%46. Onder die groten behoort onder andere Philips Gloeilampen Fabriek N.V., waarvan alom bekend is, dat zij er een afzonderlijke, belangrijke afdeling 'industrial design', de Concern Industrial Design Centre (CIDC) onder leiding van een bekende (Amerikaanse) industrieel ontwerper op na houdt. Van de openbare nutsbedrijven is het bekend, dat bij voorbeeld het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie (PTT), een van onze grootste werkgevers, veel Oen O-potentieel in huis heeft, waaronder een afzonderlijke Dienst Esthetische Vormgeving (DEV). 22. KMO Ook al is het 0 en O-potentieel zelfs van de grote ondernemingen niet oneindig en brengen de hoge kosten van innovatieprojekten grote risico's met zich mee (en daardoor een afnemende geneigdheid zich op nieuwe terreinen te begeven) toch is men het er wel over eens, dat de KMO wat dat betreft kwetsbaarder is en veel meer op hulp en inbreng van kennis van buitenaf door informatie en kennisoverdracht is aangewezen. Onder KMO verstaat men doorgaans de ondernemingen met minder dan 500 werknemers' ISterke punten van de KMO acht men de grotere flexibiliteit, de aanwezigheid van individuele inventiviteit (soms van vader op zoon... ) en de grotere mogelijkheden en aantrekkelijkheid van specialisatie. Belemmerende faktoren bij de KMO zijn een nauwe horizon, de kleinschaligheid, een falen in het 'bijbenen' van het tempo van de technische vernieuwing in de grote industrielanden, het ontbreken van deskundigheid om een vraagstelling goed te formuleren of antwoorden te interpreteren, de kostenfaktor, een psychologische faktor (een weerstand tegen bemoeienis van derden of 'drempelvrees') en ten slotte een tekort aan weerbaarheid tegenover de grotere ondernemingen 47 Ondanks deze hinderpalen zijn er in Nederland talloze KMO, die er een eigen 'industrial design' -afdeling op na houden met daaraan verbonden een of meer industriële ontwerpers. Men vindt deze zowel in de kapitaalgoederenindustrie (schepen, 14

I I------------------------------~~' wagon bouw, kranen, hoogspanningsmasten enzovoort) als in de gebruiksgoederen-industrie (zoals metalen en houten huishoudelijke artikelen, glas- en plasticwaren, metalen en houten huis- en kantoormeubelen, tapijten, kachels, lampen, kopieer-apparatuur enzovoort). Voorbeelden zijn Océ van der Grinten, Gispen + Staalmeubel B.V., Ahrend B.V., Fokker, DAF en Brabantia. Talrijker zijn nog de KMO, die zich bedienen van de adviezen en ontwerpen van zelfstandige free-lance ontwerpers of ontwerpbureaus waarover wij in Nederland te kust en te keur op alle terreinen van de nijverheid beschikken, vaak van internationale bekendheid. Men erkent algemeen, dat een aanmerkelijk deel van de technische innovaties afkomstig is van de KMO en de KMO van grote betekenis is bij het streven naar vernieuwing, niet alleen van technische of technologische aard. Dat is ook de ervaring in het buitenland, zoals de Innovatienota aan de hand van publikaties uit vele industrielanden konstateert 48 23. Informatie Wie op de kennis van buitenaf aangewezen is moet daarover natuurlijk wel geïnformeerd zijn en daar toegang toe hebben. Dat geldt vooral voor de KMO, maar ook voor de grote bedrijven met een eigen Oen O-apparaat, dat ook niet alwetend kan zijn. Ook wat die informatie betreft liggen de grote bedrijven voor op de KMO, onder andere doordat de transferpunten voor haar toegankelijker zijn, wat in het bijzonder geldt voor de universiteiten en technische hogescholen, in mindere mate voor TNO, hoewel daar weer andere bezwaren tegen bestaan, zoals hierboven aangestipt'9. Er is wat de KMO betreft een duidelijke behoefte aan toegang tot elders ontwikkelde innovatie via (al of niet exclusieve) licentie en verwerving van 'know-how' en tot gestruktureerde informatie ten behoeve van toepassing. Er zijn nu eenmaal ondernemers, die 'de weg naar een specialist niet kunnen ontdekken, of die niet in staat zijn fundamentele kenniselementen naar toepassing te vertalen', aldus het WRR-rapport 18/1980 50 Dat geldt a fortiori voor het specialisme 'industrial design' en de gespecialiseerde industriële ontwerpers. Beiden zijn onmisbaar voor een innoverend ontwerp-beleid. Hoe komt het, dat nog te veel ondernemingen daarover onvoldoende geïnformeerd zijn en worden? 24. Informatie over i.d. Dat kan maar voor een klein deel toegeschreven worden aan de omstandigheid, dat een organisatie van industriële ontwerpers, zoals die nu bestaat in de Kring Industriële Ontwerpers, al opgericht in 1951, maar moeizaam van de grond is gekomen en pas sedert juni 1982 over een volwaardig gemustreerd en lezenswaardig informatief tijdschrift ('Bulletin') beschikt. Veeleer is het de overheid die hier ernstig in gebreke is gebleven. De Minister van Wetenschapsbeleid, verantwoordelijk voor de Innovatienota van oktober 1979 verkondigde nog in de krant IV 79, verschenen bij gelegenheid van de eindexamenexpositie van de Akademie Industriële Vormgeving Eindhoven in een interview het volgende letterlijk: 'Industriële vormgeving is een wezenlijk aspekt van het op de markt brengen van ieder nieuw produkt, dat is steeds meer gaan gelden. Ik denk dat de mogelijkheden voor succesvolle innovatie enorm beperkt worden, als het aspekt van 15

de industriële vormgeving verwaarloosd zou worden.' Maar in de Innovatienota wordt dit essentiële aspekt praktisch doodgezwegen. In zijn voorwoord tot het boek 'Ontwerpen voor de industrie' (waarin opgenomen de katalogus van de gelijknamige tentoonstelling over industrieel ontwerpen en vormgeving, in 1982 georganiseerd door het Bonnefantenmuseum, Maastricht), schrijft de toenmalige Minister van Economische Zaken, Dr. J.C. Terlouw: 'In een tijd waarin de begrippen innovatie en kwaliteit een steeds grotere rol moeten spelen in de nederlandse industrie, wordt (sic!l.) ook het begrip industriëel ontwerpen en vormgeven aktueel. Het is verheugend dat dit onderwerp meer en meer in de belangstelling komt, niet in de laatste plaats bij het Nederlandse bedrijfsleven'. Als deze late ontdekking met de realiteit overeenstemt kunnen wij met een gerust hart zeggen dat die opkomst van belangstelling voor industriëel ontwerpen niet aan de overheid te danken is. In tegendeel, zij heeft door in 1976 de subsidies van de Ministeries van Economische Zaken (destijds Minister Drs. R.F.M. Lubbersl. van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruim~ telijke Ordening (samen een povere f 295.000,-) aan de Stichting Industriële Vormgeving op te zeggen een belangrijk en onmisbaar transferpunt van kennis en informatie noodzakelijk voor de innovatie 'om zeep' geholpen. Met het faillissement van de SIV in februari 1976 ging ook het tijdschrift 'Vorm', uitgave van die Stichting, ter ziele. Door deze gang van zaken is er niet alleen een lacune in de informatie- en kennisoverdracht ontstaan naar het bedrijfsleven toe, maar ook naar de industriële ontwerpers en zelfs naar het publiek toe, om van de individuele uitvinders nog maar te zwijgen, waarvan de 'opvang' de Innovatienota zo ter harte gaat S '. Die nota geeft er intussen nergens blijk van zich van een lakune op dit punt bewust te zijn. Dat ligt een beetje anders in het WRR-rapport 18/1980, maar vraag niet hoe... Ergens weggestopt in een voetnoot kan men na een intensieve speurtocht de volgende passage lezen: 'Het gemis van een centrum voor industriële vormgeving doet zich toch gevoelen. De opheffing indertijd van het Centrum (?L.) voor industriële vormgeving vechten wij hier niet aan, maar in de lakune is toch onvoldoende voorzien' S2. Ik geloof dat Wim Crauwel (bekend ontwerper en thans als hoogleraar verbonden aan de Tussenafdeling van het Industrieel Ontwerpen van de TH te Delft) in 1979 al en thans nog steeds gelijk heeft zeggende in een interview met de Volkskrant: 'Op het moment dat ze (het Ministerie van Economische Zaken; L.) ongeveer één miljoen vrij gingen maken voor het opzetten van een bureau voor technische innovatie, onttrokken ze de subsidie aan het Instituut voor Industriële Vormgeving. En waarom? Omdat het denken over innovatie een ontzettend beperkt denken is bij ekonomen, die niet in de gaten hebben dat design (vormgeving) nu juist een van de meest belangrijke faktoren is bij een groot a,ijfltal industrieën, om juist daar dat stuk innovatie te pakken's3... Ik wil niet zo ver gaan als A.A. (Loek) van der Sande (direkteur van Total Design, Amsterdam en Sekretaris-Generaal van de I.C.S.I.D., Brussel) die in zijn bijdrage in 'Ontwerpen voor de industrie' onder andere stelt: 'Er zijn geen aanwijzingen dat de Nederlandse overheid ook maar het geringste benul heeft van de mikro- of makro-betekenis van industriële vormgeving, 16

gezien het volstrekte ontbreken van enig beleid op dit gebied'54. Maar het geeft toch wel ernstig te denken, dat de advies-instanties van de regering blijkens haar nota's, rapporten en verslagen niet of nauwelijks weg weten met het industrieel ontwerpen en vormgeven en dat de cruciale betekenis daarvan voor de innovatie maar langzaam tot de lagere regerings-regionen doordringt. Dan kan het ook nauwelijks verbazing wekken, dat bij gebreke van gerichte informatie over en promotie van industrieel ontwerpen en vormgeven er over het wezen daarvan nog allerlei misvattingen, vooral in het bedrijfsleven, bestaan. 25. Industrial Design Volgens de laatste definities van 'industrial design' opgesteld door de International Council of Societies of Industrial Design (lcsid, Brussel) is industrial design: 'A creative activity whose aim is to determine the formal qualities of objects produced by industry. These formal qualities include the external features but are principally those structural and functional relationships which convert a system to a coherent unity both from a point of view of the producer and user. Industrial design extends to embrace all aspects of human environment which are conditioned by industrial production'. Industrieel ontwerpen en vormgeven houdt al lang niet meer op bij de uiterlijke vorm, bij 'styling', bij het omhangen van een esthetisch 'jasje' om een door technici gekonstrueerd funktioneel object. Industrieel ontwerpen en vormgeven is een multidisciplinair gebeuren ter optimalisering van een produkt zowel naar de producent als naar de gebruiker toe. De vele aspecten van industrieel ontwerpen en vormgeven kan men goed aflezen aan de kriteria, die in de Bondsrepubliek Duitsland gehanteerd worden bij de jaarlijkse jurering van de 'Gute Industrieform' ter gelegenheid van de Hannover Messe: - nuttigheid en praktische bruikbaarheid - veiligheid - lange levensduur en overeenkomstige stilistische levensduur - ergonomische aanpassing - geen imitatie of plagiaat ~ - milieuvriendelijkheid - afleesbaarheid van funktie of gebruik - overtuigende strukturele opbouw; herkenbaarheid en konsistente toepassing van ontwerpprincipes; kernachtige en heldere toepassing van vormelementen - logische vormgeving met betrekking tot materiaal, fabrikageproces, gebruik en onderhoud 55 Vaak strekt de bemoeienis van de industrieel ontwerper zich ook uit tot de verpakking en presentatie van het produkt en tot de 'corporate identity' (huisstijl) van de producent. Industrieel ontwerpen en vormgeven is een zaak van teamwork en slaagt het best als het ingebed is in de hele bedrijfsvoering en geschiedt op direktie-niveau onder leiding van een projektleider of koördinator met beslissingsbevoegdheid. De industrieel ontwerper is evenmin als de ingenieur een duizendpoot, allesweter of medicijnman, maar een multidisciplinair en praktijkgericht opgeleide kreatieve figuur. Het is hier niet de plaats om dieper op de genoemde en niet genoemde aspekten van industrieel ontwerpen in te gaan. Een recente goede introduktie in 17

~------------------------===-~~ ~~Ea~...u~ ~"~~ ~U.,,~~l deze materie is te vinden in het rijk gemustreerde boek 'Ontwerpen voor de industrie'56. 26. Overheid Het is dringend noodzakelijk, dat de overheid langs alle mogelijke wegen in Innovatienota, WRR-rapport 18/1980 en verslagen van de Commissie-Wagner aangewezen, het industrieel ontwerpen en vormgeven in het kader van het produktontwerpen in het belang van de innovatie positief gaat bevorderen. De huivering bij het bedrijfsleven om een beroep te doen op industriële ontwerpers moet zo snel mogelijk overwonnen worden en de industrieel ontwerper moet waar mogelijk ingeschakeld worden als 'missing link' tussen wetenschapper, ingenieur, kunstenaar en gebruiker om Dr. N. Franken te citeren, verbonden aan de N.V. Industriebank LlOF, Maastricht, een van de gangmakers van de tentoonstelling 'Ontwerpen voor de industrie'57. Het is te hopen dat de overheid haar kans om hieraan daadwerkelijk, dus met een substantieel subsidie, bij te dragen niet ongebruikt voorbij zal laten gaan als er dank zij initiatieven uit het bedrijfsleven en die van de industriële ontwerpers sprake zal zijn van de oprichting van een promotie-organisatie industrieel ontwerpen. De overheid dient hier voor te gaan, belanghebbenden zullen dan ongetwijfeld volgen. 27. Buitenland Dat is ook een kwestie van zelfbehoud want Nederland ligt wat dat betreft ver ten achter bij het buitenland, vooral bij de Bondsrepubliek Duitsland en Groot-Brittannië. De Bondsrepubliek Duitsland kent in verschillende steden (onder andere Darmstadt, Berlijn, Essen, Stuttgart) centra voor industriële vormgeving en verschillende goede tijdschriften gewijd aan industriële vormgeving, waaronder Form. Engeland kan bogen op een Design Council te Londen, die een druk bezocht Design Centre te Londen exploiteert met een filiaal in Glasgow en een showroom te Cardiff (200 medewerkers: budget US $ 15.000.000). Ook daar diverse tijdschriften, waaronder Design, uitgave van The Design Council. Deze heeft onlangs samen met de Crafts Council een genlustreerde design-krant voor de schooljeugd gestart (Designing) uit de terechte overweging, dat het vertrouwd maken van de bevolking met 'industrial design' al op school moet beginnen. Frankrijk kent een Institut National de la Propriété IndustrielIe (lnpi) en een Centre de Création IndustrielIe (CCI) in het bekende Centre Georges Pompidou, Parijs (90 medewerkers, budget DM 3.500.000). Japan heeft een Industrial Design Promotion Organisation met een budget van US $ 200.000 en een Design Foundation te Osaka met een budget van $ 1.000.000. De Deutsche Demokratische Republik heeft in Oost-Berlijn een Amt für Industriëlle Formgestaltung (200 medewerkers; budget 750.000 Ostmark)58. Het sukses dat de Scandinavische landen en Finland wereldwijd, ook in Nederland, hebben gehad en deels nog hebben met de vormgeving van (houten) meubelen en allerlei gebruiksvoorwerpen is alom bekend. Mede dankzij van overheidswege gesteunde promotie is zij een begrip geworden en bepalend voor het 'gezicht' van de produkten uit die landen en voor menige producent van meubelen, serviesgoed, bestekken, kleding en bekledingsstoffen en wat dies meer zij. 18