De Clerck Erika, Van Caneghem Tom and Verbruggen Sandra. Centrum voor Economie en Management. Hogeschool Universiteit Brussel

Vergelijkbare documenten
Effect van het toepassen van Accounting Accruals op de kwaliteit van de gerapporteerde winsten

EEN NADERE ANALYSE VAN DE RELATIES TUSSEN AANDELENRENDEMENTEN EN WINSTEN, DIVIDENDEN EN CASH-FLOWS. Gert Hegge en Rezaul Kabir

Uitgestelde belastingkosten en de detectie van winststuring

Ter Reigerie 7 bus 3, 8800 Roeselare. Resultaatmanipulatie. Pouseele B. & C, Bedrijfsrevisoren

RESEARCH & DEVELOPMENT KOSTEN EN EARNINGS MANAGEMENT SCRIPTIE OPEN UNIVERSITEIT NEDERLAND FACULTEIT MANAGEMENTWETENSCHAPPEN

De transparantie van de winst in halfjaarberichten van beursgenoteerde ondernemingen in Nederland

Hoe cashflow te interpreteren. Volgens de lesgever <> begin liquiditeit einde liquiditeit hoewel alle reporting modellen wel zo

APPENDICES. Universiteit van Tilburg Departement Accountancy Jan Bouwens Edith Leung Arnt Verriest 25 februari 2011

Earnings quality and earnings management : the role of accounting accruals

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Resultaatsturing en kapitaalmarkten

Boekbesprekingen. Wat zijn de oorzaken en gevolgen van winststuring?

Het afronden door Nederlandse vennootschappen van hun winstcijfer tot net boven een referentiepunt Nx10 k-1.

GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA

Invloed van IFRS-toepassing op earnings management

Het effect van de SOx wetgeving op earnings management en de kwaliteit van financiële verslaggeving in bedrijven.

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Technische nota 2017/XX - Definiëring van EBIT / EBITDA na omzetting van de accounting richtlijn

Opbrengsten en Earnings Management

Earnings management bij topbestuurderveranderingen

Drijfveren voor winstmanagement voor Belgische beurs en niet-beursgenoteerde bedrijven

BELGISCHE VERENIGING VAN ASSET MANAGERS

Financiële economie. Opbrengsvoet en risico van een aandeel

Earnings management door public firms in Nederland Maken Nederlandse public firms meer gebruik van earnings management dan private firms?

G0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd Modeloplossing

Equitisation and Stock-Market Development

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Datum 20 april 2012 Betreft Openbare consultatie 'Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU'

Populaties beschrijven met kansmodellen

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Immateriële vaste activa en de nauwkeurigheid van winstvoorspellingen van analisten

Opgaven hoofdstuk 12 Enkelvoudige lineaire regressie

Beloningsonderzoek 2013 Onderzoek naar salaris, targets en werkomgeving

Koerseffecten van aandelenemissies aan de Amsterdamse Effectenbeurs Arts, P.; Kabir, M.R.

Rentabiliteitsratio s

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

Amsterdam Business School Earnings management in het primair onderwijs

Financiële economie. Luc Hens 7 maart Opbrengsvoet en risico van een aandeel

OP HET SNIJVLAK VAN HANDEL MET VOORKENNIS EN WINSTMANAGEMENT

Kwaliteitsverschillen tussen BIG4 en second-tier auditkantoren op de Belgische markt

EFFECTEN VAN HET COMBINEREN VAN STRATEGIEËN EN VAN MANAGEMENTCONCEPTEN RECENTE ONTWIKKELINGEN IN ONDERZOEK

Profit, performance, perception : a research into the use of alternative performance measures in the European Union

Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Universiteit van Amsterdam

Methodologie gebruikt voor de risicoberekening van ICB s. 1. ICB s zonder vaste looptijd en zonder kapitaalbescherming

Modelverslagen met betrekking tot de statistieken

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

IS EARNINGS MANAGEMENT TOEGENOMEN NA DE INVOERING VAN IFRS IN NEDERLAND?

De impact van de aanwezigheid van een interne auditdienst op earnings management

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Mamut Validis Jan de Wit, Channel Manager NL

ONTWERP, GEBRUIK EN EFFECTEN VAN VALUE- BASED MANAGEMENT RECENTE ONTWIKKELINGEN IN ONDERZOEK

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Themaonderzoek 2011 Winst per aandeel (IAS 33)

FINANCIËLE ANALYSE EN RATIO S

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Verwerking van gecensureerde waarden

De regionale impact van de economische crisis

Mutatie ( miljoen) Mutatie 2009* in %

WERKGROEP. comply or explain PRACTICALIA. Datum: 30 november EY, De Kleetlaan 2, 1831 Diegem. Nederlands en Frans

1. Verslag zonder voorbehoud met toelichtende paragraaf

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar

DE RELATIE TUSSEN ZWAKKE INTERNE CONTROLE EN DE KWALITEIT VAN ACCRUALS

Verplichte Audit-Firm Rotatie: de effecten op de kwaliteit van de accountantscontrole

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Nederlands bedrijfsleven netto-overnemer in het buitenland 1

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies

1 Inleiding. 2 Methode en selectie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

De evolutie in verkeersveiligheid op autosnelwegen beschreven aan de hand van blootstelling en risico

Beschouwen de Europese aandelenbeurzen een nul- of klein positief resultaat als een red flag?

Nieuwe boekhoudwetgeving op komst

Financiële verslaggeving in beweging. Programma

Financial due diligence: Toegevoegde waarde due diligence adviseur bij afrekenmechanismen

De classificatie van investeringscrediteuren en winststuringsonderzoek

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Earnings management in the airline industry Winststuring binnen de luchtvaartindustrie

Aanpak, risico s en waardering

De invloed van een jaarrekeningcontrole op de kenmerken van het resultaatcijfer

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

INLEIDING. Deelrapport Samenwerken voor Innovatie Innovatiemonitor Noord-Nederland Pagina 2 van 10

Wim Eysink Deloitte IIA Raad van Advies. Voorstellen herziene Corporate Governance Code

IMPRESSIE ICT BENCHMARK GEMEENTEN 2011

Gezien de commentaren ontvangen op deze openbare raadpleging;

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

11. Multipele Regressie en Correlatie

Klantonderzoek: statistiek!

Regionale Verschillen in Loonkosten en Arbeidsproductiviteit. Jozef Konings & Luca Marcolin

Statistieken over bezettingsgraden: enkele methodologische beschouwingen

(Voor de EER relevante tekst)

Resultaatmanipulatie: verschillen tussen grote en kleine ondernemingen

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

Winststuring in de kennisintensieve sector Earnings management bij hightechondernemingen

De verkoop van vaste activa om het resultaat te sturen: een Europese studie

NIVE Controllerscongres Creatieve verslaggeving ontmaskerd! Drs. S.N. Betting RA April 2019

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Transcriptie:

HUB HUB RESEARCH PAPER Winstbesturing bij Belgische ondernemingen: bevindingen op basis van de verdeling van gerapporteerde resultaten De Clerck Erika, Van Caneghem Tom and Verbruggen Sandra Centrum voor Economie en Management HUB RESEARCH PAPER 2007/25. SEPTEMBER 2007 Hogeschool Universiteit Brussel Stormstraat 2, 1000 Brussel, Belgium T: +32 2 210 12 11 F: + 32 2 217 64 64

p. 1 BEVINDINGEN OP BASIS VAN DE VERDELING VAN GERAPPORTEERDE RESULTATEN DE CLERCK Erika VAN CANEGHEM Tom 1 VERBRUGGEN Sandra 1 ABSTRACT In deze bijdrage wordt aan de hand van een analyse van de verdeling van ondernemingsresultaten nagegaan of Belgische ondernemingen de door hen gerapporteerde resultaten sturen met het oog op het vermijden van een (klein) verlies en/of het voorleggen van een toename in het resultaat ten opzichte van het voorgaande boekjaar. Tal van studies (zie bv. Burgstahler en Dichev, 1997, Holland en Ramsay, 2003) tonen aan dat dergelijke vormen van winststuring gangbaar zijn bij beursgenoteerde ondernemingen uit verschillende landen. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat ook niet-beursgenoteerde (Belgische) ondernemingen hun resultaten sturen om een klein verlies te vermijden. Uit onze analyses blijkt immers dat kleine winsten (verliezen) significant vaker (minder vaak) voorkomen dan men normaal zou verwachten. De bevindingen met betrekking tot winststuring met het oog op het evenaren van het resultaat van het voorgaande boekjaar zijn minder éénduidig en suggereren dat deze vorm van winststuring enkel wordt toegepast als het management geconfronteerd wordt met een zeer kleine afname van het resultaat. 1 Tom Van Caneghem en Sandra Verbruggen zijn beiden docent aan EHSAL (Hogeschool Universiteit Brussel).

p. 2 1. INLEIDING Boekhoudschandalen zoals Enron in de Verenigde Staten en Lernout & Hauspie in België, hebben de discussie over de betrouwbaarheid van financiële rapportering door bedrijven doen oplaaien. Deze rapportering is gebaseerd op boekhoudregels waarin steeds een zekere mate van flexibiliteit is ingebouwd. Deze flexibiliteit is nodig om de reglementering toepasbaar te maken op ondernemingen met diverse activiteiten, van verschillende omvang, in uiteenlopende sectoren. Ze laat echter ook ruimte om de gerapporteerde cijfers op een opportunistische manier te beïnvloeden. Dit wordt algemeen aangeduid via de term earnings management (in het Nederlands spreekt men doorgaans over winststuring en dat is dan ook de term die we in het vervolg van deze bijdrage zullen hanteren). De meest geciteerde definitie is wellicht deze van Healy en Wahlen (1999, p.365): Earnings management occurs when managers use judgment in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers. In voorgaand onderzoek werd de nadruk gelegd op winststuring door beursgenoteerde ondernemingen, doorgaans uit de Verenigde Staten. Dit onderzoek is gericht op winststuring door Belgische bedrijven, voornamelijk niet-beursgenoteerd. Eerder onderzoek toonde al aan dat Belgische bedrijven gebruik maken van keuzes in de boekhoudreglementering om hun resultaten te sturen. Hierbij werd gebruik gemaakt van accruals om de aanwezigheid van winststuring aan te tonen. In deze studie wordt gekeken naar de verdeling van gerapporteerde ondernemingsresultaten om na te gaan of er sprake is van winststuring door Belgische ondernemingen.

p. 3 2. LITERATUUROVERZICHT Er is in de loop der jaren zeer veel onderzoek gedaan naar winststuring, waarbij verschillende perspectieven (motieven, technieken, beperkingen en gevolgen) aan bod kwamen. Hierbij ging de aandacht vooral uit naar Amerikaanse, beursgenoteerde ondernemingen. In navolging van deze studies begon men het fenomeen ook in andere landen te onderzoeken, waaronder ook België. Het hoeft weinig betoog dat het kader voor winststuring sterk kan verschillen van land tot land. Het relatieve aantal beursgenoteerde ondernemingen, de concentratie van eigendom, de finaliteit van financiële rapportering (informeren van overheid, belastingsinstanties, schuldeisers of aandeelhouders als prioriteit), de boekhoudreglementering (Code Law versus Common Law) zijn voorbeelden van domeinen waarop de VS en België sterk van elkaar verschillen (Vander Bauwhede et al., 2000). Dit impliceert dat resultaten van Amerikaans onderzoek niet zondermeer kunnen getransfereerd worden naar de Belgische situatie. 2.1. Motieven voor winststuring Aangezien winstmanipulatie niet kosteloos is (verlies van reputatie, gerechtelijke vervolging, suboptimale beslissingen in het geval van real transactions earnings management ), zullen bedrijven hun resultaten manipuleren in het geval ze er ook een voordeel uit kunnen halen. Eén duidelijk voordeel bestaat in het beïnvloeden van de beurskoers van het aandeel. Als een onderneming erin slaagt de voorspelling van beursanalisten te bereiken of te overschrijden, heeft dit gunstige effecten op de beurskoers van het aandeel (Degeorge et al., 1999; Payne en Robb, 2000; Matsunaga en Park, 2001; Bartov et al., 2002; Burgstahler en Eames, 2006). Bovendien kan deze stijging van de aandelenkoers ook weerspiegeld worden in de beloning van het (top)management (Bartov en Mohanram, 2004; Park en Park, 2004; Cheng en Warfield, 2005). Een tweede motief voor winststuring is het afvlakken van de resultaten. Zowel internationale (Barton, 2001; Petrovits, 2006) als

p. 4 Belgische onderzoeken (Branson en De Rycke, 1999; Vander Bauwhede et al., 2003) tonen aan dat ondernemingen geneigd zijn om het resultaat in jaren met hoge winst wat af te zwakken om dit appeltje voor de dorst terug boven te halen in een mager jaar. Andere motieven (belastingen ontwijken, overheidsinmenging vermijden, reputatie van het topmanagement opwaarderen, etc.) laten we hier buiten beschouwing. 2.2. Technieken van winststuring Er zijn in essentie twee manieren om het resultaat van de onderneming te sturen. De eerste manier heeft betrekking op het gebruik van boekhoudkundige technieken (manipulatie van accruals, waarderingstechnieken, timing van adoptie van nieuwe boekhoudregels, etc.). Een tweede techniek kan worden gekenmerkt als reële winststuring, waarbij de timing of de omvang van reële transacties wordt gewijzigd om het resultaat te beïnvloeden (bv. de verkoop van een materieel vast actief met een niet-uitgedrukte meerwaarde). In dit literatuuroverzicht beperken we ons tot een korte bespreking van de accruals. Accruals kunnen het best gedefinieerd worden als het verschil tussen het resultaat en de kasstroom. Aangezien de kasstroom boekhoudkundig niet gemanipuleerd kan worden, kan het resultaat enkel beïnvloed worden door aanpassingen van de accruals. Stel dat een onderneming haar resultaat opwaarts manipuleert door het terugnemen van voorzieningen en het vervroegd erkennen van opbrengsten. Het resultaat zal stijgen, maar de kasstroom wordt niet beïnvloed. Het verschil tussen beide, de accruals, zal hoger zijn dan in normale jaren. 2.3. Onderzoeksmethoden Het probleem waarmee onderzoekers geconfronteerd worden is het feit dat opportunistische winststuring niet direct waarneembaar is en dus via statistische methoden achterhaald moet worden. In dit overzicht worden de twee technieken besproken die in voorgaand onderzoek het meest gebruikt worden.

p. 5 De eerste methode zoekt naar winststuring in gerapporteerde resultaten door het bestuderen van de accruals. De meest bekende accruals-modellen zijn deze van Healy (1985), DeAngelo (1986) en Jones (1991). Deze laatste werd aangepast door Dechow et al. (1995). Elk van deze modellen tracht accruals op te splitsen in normale (verwachte, ongemanipuleerde) en abnormale (onverwachte, gemanipuleerde) component. Door analyse van de accruals in het verleden tracht men de relatie tussen accruals en andere boekhoudkundige cijfers (bv. het balanstotaal, het vast actief, de vorderingen) vast te leggen in parameters. Via de aldus bekomen relatie (parameters) voorspelt men de accruals van de te bestuderen periode. Het verschil tussen deze voorspelde accruals en de werkelijke accruals wordt dan beschouwd als abnormale of gemanipuleerde accruals. Deze modellen worden zeer vaak gebruikt in onderzoek naar winststuring. Ook studies op Belgische ondernemingen maken gebruik van deze techniek en bevestigen de aanwezigheid van abnormale accruals in diverse omstandigheden (zie bv. Vander Bauwhede et al., 2000 en 2003, Sercu et al., 2002 en 2006) Verschillende studies (Guay et al., 1996; Bernard en Skinner, 1996, Bartov et al., 2001) hebben de accruals-modellen getest. De conclusie luidt dat de modellen de onverwachte accruals met (grote) onnauwkeurigheid schatten, waarbij het Jones-model en aangepaste Jones-model meestal beter presteren dan de andere modellen. Hansen (1999) toonde aan dat accrual-modellen een verkeerde meting van winststuring opleveren in het geval van structurele veranderingen (grote investeringen) in de onderneming. McNichols (2000) argumenteert dat een juiste inschatting van normale accruals alleen mogelijk is bij volledige afwezigheid van winststuring in de eerste periode. Kothari et al. (2005) pleiten voor performance-matching om de betrouwbaarheid van de modellen te verhogen. Ball en Shivakumar (2006) bekritiseren de lineariteit in de modellen. Omdat er geen symmetrie is in de erkenning van kosten en opbrengsten (de eersten worden sneller erkend dan de laatsten) leidt een lineair model tot misspecificatie van accruals en dus ook van gemanipuleerde accruals.

p. 6 Het grote probleem bij het gebruik van dergelijke modellen is dat we uitgaan van de gerapporteerde resultaten (de ist -situatie) waaruit we de ongemanipuleerde resultaten (de soll -situatie) proberen te distilleren. Een methode die tegemoet komt aan dit probleem is de methode van de verdeling van gerapporteerde resultaten. Deze methode werd ontwikkeld door Hayn (1995), Burgstahler en Dichev (1997) en Degeorge et al. (1999). Volgens deze methode worden de gerapporteerde resultaten niet ontleed in geschatte normale en gemanipuleerde resultaten, maar wordt de verdeling ervan gecontroleerd op onregelmatigheden. Er wordt hier uitgegaan van de hypothese dat managers aan bepaalde doelstellingen of benchmarks willen voldoen. In de literatuur worden doorgaans drie benchmarks naar voren geschoven: het rapporteren van winst, het resultaat van het vorige boekjaar evenaren en voldoen aan de verwachtingen van de analisten (cfr. supra). Winststuring wordt hier dus niet geanalyseerd door middel van lineaire regressie, maar grafisch op basis van een histogram. De resultaten van de ondernemingen in de steekproef worden gedeeld door een wegingsfactor, zoals totaal actief (o.a. Holland and Ramsay, 2003) of marktwaarde van het eigen vermogen( Burgstahler en Dichev, 1997). De hypothese die aan de grondslag ligt van deze methode is dat ongemanipuleerde resultaten een normaalverdeling volgen, grafisch geïllustreerd via de Gauss-curve. De resultaten van voorgaand onderzoek bevestigen dit, met uitzondering van een zekere discontinuïteit bij het nulpunt. Deze discontinuïteit wordt niet alleen grafisch, maar ook statistisch getest en bestaat erin dat er meer observaties zijn in het eerste interval rechts van het nulpunt dan in het eerste interval links van het nulpunt (Hayn, 1995; Burgstahler en Dichev, 1997; Degeorge et al., 1999). De resultaten van voornoemde studies geven met andere woorden aan dat kleine winsten (kleine verliezen) vaker (minder vaak) voorkomen dan men normaal zou verwachten en suggereren bijgevolg dat managers die geconfronteerd worden met een klein verlies, geneigd zullen om dit klein verlies door middel van winststuring om te zetten in een kleine winst. Ook buiten de VS werden gelijkaardige resultaten bekomen: Holland en Ramsay (2003) en Van Caneghem (2005) deden dezelfde vaststellingen voor ondernemingen uit, respectievelijk, Australië en het Verenigd Koninkrijk.

p. 7 Een tweede benchmark is het evenaren van het resultaat van het voorgaande boekjaar. Hiervoor analyseert men de (gewogen) wijziging in het resultaat op analoge manier. Burgstahler en Dichev (1997) en Degeorge et al. (1999) vinden significant meer kleine resultaatstijgingen en significant minder kleine resultaatdalingen dan men normaal zou verwachten. Hier suggereren de resultaten bijgevolg dat managers die geconfronteerd worden met een kleine afname van het resultaat, geneigd zullen zijn om deze afname door middel van winststuring om te zetten in een kleine toename. Bovendien stellen de laatste auteurs vast dat de drijfveer om het resultaat te sturen toeneemt naarmate het aantal opeenvolgende jaren met een winsttoename groter wordt. Beaver et al. (2003) vinden dergelijke discontinuïteit niet terug in de verdeling van de wijzigingen van het resultaat voor belastingen (en uitzonderlijke posten), wat erop wijst dat voornamelijk de toename van het nettoresultaat een benchmark vormt. De derde benchmark werd reeds eerder toegelicht: ondernemingen trachten de voorspellingen van beursanalisten te behalen of te overschrijden. Deze benchmark is volgens Brown en Caylor (2004) in meer recente jaren belangrijker geworden dan de eerste twee benchmarks, die in een vroegere periode belangrijker leken voor managers. Beaver et al. (2000) en Gore et al. (2002) toonden aan dat de discontinuïteit in de verdeling van de resultaten haar oorzaak kan vinden in winststuring, aangezien de verdeling van de resultaten exclusief gemanipuleerde accruals geen discontinuïteit bij nul vertoont. Ayers et al. (2006) tonen aan dat deze associatie tussen gemanipuleerde accruals en het halen van benchmarks niet noodzakelijk het gevolg is van winststuring. Uit hun analyse blijkt immers dat de verhoogde aanwezigheid van gemanipuleerde accruals zich niet alleen voordoet rond de benchmarks (rapporteren van winst en winststijging) maar ook in andere punten in de distributie. Dit bleek niet het geval te zijn voor de benchmark van het behalen van de voorspellingen door analisten. Ook andere verklaringen kunnen worden gevonden voor de discontinuïteit. Zo is het effect van belastingen volgens Beaver et al. (2003) een mogelijke verklaring voor het relatief hogere aantal kleine winsten. Voor verlieslatende ondernemingen is de verdeling van het resultaat voor belastingen immers gelijkaardig aan het nettoresultaat. Bij winstgevende

p. 8 ondernemingen verschuift het resultaat ehter meer naar nul. Durtschi en Easton (2004) schrijven de discontinuïteit bij het nulpunt toe aan de weging van de resultaten. Hun onderzoek op basis van absolute resultaten vertoont geen discontinuïteit rond nul. Dit wordt echter niet bevestigd in het onderzoek van Van Caneghem (2005) waarin de verdeling van absolute resultaten en gewogen resultaten gelijkaardige bevindingen (discontinuïteit) oplevert. 3. METHODOLOGIE Zoals eerder aangehaald, wordt winststuring in deze studie opgespoord door gebruik te maken van een methode die gebaseerd is op het detecteren van discontinuïteiten rond bepaalde benchmarks (d.i. nul, het resultaat van het vorige boekjaar en voorspellingen van analisten) in de verdeling van gerapporteerde ondernemingsresultaten. Als maatstaf voor winststuring om een verlies te vermijden, kijken we naar volgende verhouding: # ondernemingen die een kleine winst rapporteren # ondernemingen die een klein verlies rapporteren Een resultaat wordt beschouwd als een kleine winst ( klein verlies) als het gewogen resultaat (d.i. het resultaat van het boekjaar gedeeld door het totaal actief op het einde van het vorige boekjaar) van de onderneming binnen het interval [0,000; 0,005] ([-0,005; 0,000[) ligt. Een grotere waarde voor deze verhouding suggereert meer winststuring. Op een gelijkaardige wijze wordt volgende verhouding: # ondernemingen die een kleine toename van het resultaat rapporteren # ondernemingen die een kleine afname van het resultaat rapporteren gebruikt als maatstaf voor winststuring ingegeven door de behoefte om een toename in het resultaat te rapporteren. Er is sprake van een kleine toename ( kleine afname) van het resultaat als de gewogen wijziging in resultaat ten opzichte van het vorige boekjaar (d.i. (resultaat t - resultaat t-

p. 9 1)/totaal actief t-2) binnen het interval [0,000; 0,0025] ([-0,0025; 0,000[) ligt. Grotere waarden suggereren ook hier meer winststuring. Om de statistische significantie van de discontinuïteiten te beoordelen, doen we beroep op een teststatistiek die gebruikt wordt door Burgstahler en Dichev (1997). Deze test gaat het verschil na tussen het werkelijke en het verwachte aantal observaties in een bepaald interval en vervolgens wordt dit verschil gedeeld door de geschatte standaardafwijking van het verschil. Het verwachte aantal observaties in een bepaald interval wordt bekomen door het gemiddelde te nemen van de geobserveerde aantallen in de onmiddellijk aangrenzende intervallen. Tenslotte is het nuttig op te merken dat, in tegenstelling tot de meeste voorgaande studies, in deze bijdrage voorspellingen van analisten niet mee opgenomen worden als bijkomend benchmark. Dit omwille van het feit dat onze steekproef voor de overgrote meerderheid uit niet-beursgenoteerde ondernemingen bestaat, waarvoor analistenvoorspellingen vanzelfsprekend niet beschikbaar zijn. Zoals eerder aangegeven doen eerdere studies beroep op steekproeven beursgenoteerde ondernemingen die doorgaans wel door analisten gevolgd worden. 4. STEEKPROEF De gegevens die in deze studie worden gebruikt, zijn afkomstig uit de BELFIRST-databank van Bureau van Dijk. De BELFIRST-databank omvat de jaarrekeninggevens van Belgische beursgenoteerde en niet-genoteerde ondernemingen. Op basis van deze databank werden alle ondernemingen geselecteerd die een jaarrekening volgens het volledig schema neerleggen (d.i. de zogenaamde grote ondernemingen, zoals bepaald in artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen). Net zoals in voorgaand onderzoek (zie bvb. Burgstahler en Dichev, 1997; Holland en Ramsay, 2003) worden banken, financiële instellingen en overheidsinstellingen uit de steekproef geweerd (d.i. omwille van afwijkende rapporteringsvereisten). Deze criteria werden vervolgens toegepast op ondernemingen waarvoor de jaarrekening voor het boekjaar 2005 beschikbaar is in BELFIRST. Op die manier werd een

p. 10 steekproef van 16.643 ondernemingen bekomen die als basis dient voor het onderzoek. Daar op basis van de literatuur onmogelijk kan bepaald worden welke resultaatsmaatstaf managers doorgaans opsmukken, werd besloten volgende maatstaven op te nemen in het uitgevoerde onderzoek: (1) resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening, vóór belasting; (2) resultaat van het boekjaar vóór belasting; en (3) resultaat van het boekjaar. De analyses worden met andere woorden voor elke resultaatsmaatstaf afzonderlijk uitgevoerd. 5. RESULTATEN 5.1. Winsturing om een verlies te vermijden In Tabel 1 wordt voor elke resultaatsmaatstaf het aantal kleine winsten, het aantal kleine verliezen en de verhouding kleine winsten over kleine verliezen gerapporteerd. Uit het teken van de teststatistieken kan men afleiden dat elke maatstaf meer (minder) kleine winsten (verliezen) vertoont dan men normaal zou verwachten. Bovendien blijken alle afwijkingen significant op het 1% niveau. De bevindingen in Tabel 1 zijn bijgevolg volledig consistent met winststuring om een klein verlies te vermijden. Uit de laatste kolom van Tabel 1 (d.i. de verhouding kleine winsten over kleine verliezen) kan men afleiden dat de bevindingen het meest (minst) uitgesproken zijn voor het resultaat van het boekjaar (resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening, vóór belasting). Hoe groter de verhouding, hoe groter de discontinuïteit en bijgevolg hoe sterker de indicatie van winststuring. Men zou hieruit kunnen concluderen dat het management zich bij deze vorm van winststuring toespitst op het resultaat van het boekjaar. Desalniettemin is het belangrijk op te merken dat de bevindingen van Beaver et al. (2003) suggereren dat een deel van de discontinuïteit rond het nulpunt een gevolg is van de asymmetrische behandeling van verliezen en winsten inzake vennootschapsbelastingen. Het feit dat de discontinuïteit nog steeds zeer

p. 11 uitgesproken is voor het resultaat van het boekjaar vóór belasting toont aan dat belastingen niet de enige verklaring zijn voor het geobserveerde fenomeen en geven bijgevolg aan dat er wel degelijk sprake is van winststuring. TABEL 1: Verdeling van de verschillende resultaatsmaatstaven Kleine winst (A) Klein verlies (B) Teststatistiek Teststatistiek # Obs. # Obs. Resultaat van het BJ 1.145 27,85 ** 463-14,34 ** 2,47 Resultaat van het BJ vóór belasting Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening, vóór belasting * = significant op het 5% niveau ** = significant op het 1% niveau #A/#B 830 16,10 ** 395-9,59 ** 2,10 833 11,60 ** 512-3,80 ** 1,63 Figuur 1 geeft de verdeling van het resultaat van het boekjaar vóór belasting grafisch weer en illustreert mooi de discontinuïteit rond het nulpunt (cf. de enorme piek rechts van het nulpunt) die algemeen beschouwd wordt als een indicatie voor winststuring om een (klein) verlies te vermijden. Teneinde na te gaan of deze vorm van winststuring beïnvloed wordt door bepaalde ondernemingskenmerken, wordt de volledige steekproef vervolgens opgesplitst in functie van de grootte van de onderneming en de sector waartoe deze behoort. Net zoals Holland en Ramsay (2003), splitsen we de steekproef op in grote en kleine ondernemingen op basis van het totaal der activa. Grote (kleine) ondernemingen zijn dan die ondernemingen waarvan het totaal actief groter (kleiner) is dan de mediaan. De bevindingen voor beide subgroepen zijn terug te vinden in Tabel 2. Het is nuttig op te merken dat de bevindingen gerapporteerd worden op basis van de verdeling van het resultaat van het boekjaar vóór belasting om de mogelijke vertekening ten gevolge van vennootschapsbelastingen (cf. supra) te elimineren.

p. 12 FIGUUR 1: Verdeling resultaat van het boekjaar vóór belasting 900 800 700 600 Frequentie 500 400 300 200 100 0-0,25 0 0,25 Deze figuur geeft de verdeling van het gewogen resultaat van het boekjaar vóór belasting weer (d.i. resultaat van het boekjaar 2005 vóór belasting/totaal der activa op het einde van boekjaar 2004). De intervalbreedte die werd gehanteerd bij het opstellen van deze grafiek bedraagt 0,005. Het nulpunt wordt in de grafiek aangegeven door middel van de stippellijn. TABEL 2: Verdeling van het resultaat van het boekjaar vóór belasting - grote vs. kleine ondernemingen Kleine winst (A) Klein verlies (B) Teststatistiek Teststatistiek # Obs. # Obs. Grote ondernemingen 547 17,13 ** 241-7,92 ** 2,27 Kleine ondernemingen 283 4,22 ** 154-5,23 ** 1,84 * = significant op het 5% niveau ** = significant op het 1% niveau #A/#B Uit tabel 2 blijkt dat zowel grote als kleine ondernemingen significant meer (minder) kleine winsten (verliezen) vertonen dan men normaal zou verwachten. Onze bevindingen suggereren met andere woorden dat zowel grote als kleine ondernemingen hun resultaten sturen om een klein verlies te vermijden. Desalniettemin geven onze bevindingen aan dat deze vorm van winststuring meer voorkomt bij grote ondernemingen. De verhouding kleine winsten over kleine verliezen (cf. laatste kolom in Tabel 2) ligt immers

p. 13 aanzienlijk hoger voor de subgroep grote ondernemingen (d.i. 2,27 voor grote ondernemingen vs. 1,84 voor kleine ondernemingen). De opsplitsing van de volledige steekproef in functie van de sector waartoe de onderneming behoort geeft het volgende: TABEL 3: Verdeling van het resultaat van het boekjaar vóór belasting - overzicht per sector Kleine winst (A) Klein verlies (B) Teststatistiek Teststatistiek # Obs. # Obs. Groothandel 200 11,13 ** 57-8,18 ** 3,51 Transport, communicatie en gebruiksvoorwerpen 86 7,61 ** 39-3,31 ** 2,21 Productie 134 4,44 ** 66-3,72 ** 2,03 Dienstverlening 99 6,10 ** 50-3,02 ** 1,98 Verzekeringen en immobiliën * = significant op het 5% niveau ** = significant op het 1% niveau #A/#B 155 9,36 ** 88-2,84 ** 1,76 De indeling in sectoren is gebaseerd op de US SIC (United States Standard Industrial Classification) codes. Sectoren met minder dan 1.000 observaties werden voor deze analyse buiten beschouwing gelaten. Tevens werden alle ondernemingen waarvoor de US SIC code niet beschikbaar was in BELFIRST geëlimineerd. Ook hier zien we dat het fenomeen zich voordoet in elke sector (d.i. elke sector vertoont significant meer (minder) kleine winsten (verliezen) dan men normaal zou verwachten) en dat er zich aanzienlijke verschillen voordoen tussen de sectoren (d.i. op basis van de verhouding kleine winsten over kleine verliezen). 5.2. Winststuring om het resultaat van het vorige boekjaar te evenaren In Tabel 4 wordt voor de wijziging in elke beschouwde resultaatsmaatstaf het aantal kleine stijgingen, het aantal kleine dalingen en de verhouding kleine stijgingen over kleine dalingen weergegeven. De resultaten in Tabel 4 zijn minder éénduidig dan deze voor winststuring om een (klein) verlies te vermijden (zie Tabel 1). Daar waar alle resultaatsmaatstaven significant

p. 14 meer kleine stijgingen vertonen dan men normaal zou verwachten, geldt het omgekeerde doorgaans niet voor het aantal kleine dalingen. Zo wijken de aantallen kleine dalingen voor twee van de drie resultaatsmaatstaven (d.i. resultaat van het boekjaar en resultaat van het boekjaar vóór belasting) niet significant af van wat men normaal zou verwachten. Slechts één maatstaf (d.i. resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening) vertoont een patroon dat volledig consistent is met winststuring om het resultaat van het vorige boekjaar te evenaren (d.i. significant meer (minder) kleine stijgingen (dalingen) dan men normaal zou verwachten). Het voorgaande tekent zich ook zeer duidelijk af in de verhouding kleine stijgingen over kleine dalingen die doorgaans beduidend lager ligt dan de verhouding kleine winsten over kleine verliezen (cf. Tabel 1) voor diezelfde resultaatsmaatstaf. Bovendien is het opmerkelijk dat de grootste (kleinste) verhouding hier opgetekend wordt voor het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening (resultaat van het boekjaar), waar dit in Tabel 1 net omgekeerd was. Hieruit zou men kunnen afleiden dat het management zich toespitst op het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening bij deze vorm van winststuring, maar het lijkt ons niet echt logisch dat het management zich voor beide types winststuring op een andere resultaatsmaatstaf toelegt. TABEL 4: Verdeling van de wijziging in de verschillende resultaatsmaatstaven Kleine toename (A) Kleine afname (B) # Obs. Test- # Obs. Test- Resultaat van het BJ 843 22,47 ** 661 1,58 1,28 Resultaat van het BJ vóór belasting Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening, vóór belasting * = significant op het 5% niveau ** = significant op het 1% niveau #A/#B 756 23,69 ** 562-1,83 1,35 793 21,87 ** 559-4,85 ** 1,42 Figuur 2 geeft opnieuw de verdeling van de wijziging in het resultaat van het boekjaar vóór belasting grafisch weer. Wanneer we deze grafiek vergelijken met Figuur 1, dan kunnen we duidelijk vaststellen dat de discontinuïteit in deze grafiek veel minder uitgesproken is.

p. 15 FIGUUR 2: Verdeling van de wijziging in het resultaat van het boekjaar vóór belasting Frequentie 800 700 600 500 400 300 200 100 0-0,15 0 0,15 Deze figuur geeft de verdeling van de gewogen wijziging in het resultaat van het boekjaar vóór belasting weer (d.i. (resultaat van het boekjaar 2005 vóór belasting resultaat van het boekjaar 2004 vóór belasting)/totaal der activa op het einde van boekjaar 2003). De intervalbreedte die werd gehanteerd bij het opstellen van deze grafiek bedraagt 0,0025. Het nulpunt wordt in de grafiek aangegeven door middel van de stippellijn. Daar de bevindingen voor deze vorm van winststuring niet overtuigend zijn, werd de steekproef niet verder opgesplitst in functie van de grootte van de ondernemingen en de sector waartoe de onderneming behoort. 5.3. Sensitiviteitsanalyse Zoals besproken bij de methodologie, worden kleine resultaten en kleine wijzigingen in het gerapporteerde resultaat geïdentificeerd door gebruik te maken van een bepaalde afkapgrens (respectievelijk 0,5% en 0,25%). Om na te gaan of onze bevindingen gevoelig zijn voor de gebruikte afkapgrens, werden de analyses opnieuw uitgevoerd door gebruik te maken van twee alternatieve afkapgrenzen. Deze bijkomende grenzen werden gedefinieerd als het dubbel en de helft van de oorspronkelijke afkapgrens (d.i. 1% en 0,25% voor kleine resultaten en 0,5% en 0,125% voor kleine

p. 16 resultaatwijzigingen). De bevindingen op basis van de kleine resultaten blijken ongevoelig voor het gebruik van een alternatieve afkapgrens. Voor beide afkapgrenzen geven de analyses opnieuw significant meer (minder) kleine winsten (verliezen) dan men normaal zou verwachten. De bevindingen voor de kleine wijzigingen in het gerapporteerde resultaat blijken echter wel gevoelig voor de gebruikte afkapgrens. Zo zijn de bevindingen voor alle beschouwde resultaatsmaatstaven wel volledig consistent met winststuring om het minstens even goed te doen als het voorgaande boekjaar (d.i. significant meer (minder) kleine stijgingen (dalingen) dan men zou verwachten) als we de kleinste afkapgrens hanteren. Het feit dat enkel op basis van de kleinste afkapgrens overtuigende sporen van winststuring bekomen worden, geeft mogelijk aan dat deze vorm van winststuring voor Belgische ondernemingen als minder belangrijk wordt beschouwd en enkel toegepast wordt als het om zeer kleine afname van het resultaat gaat. 6. BESLUIT In verscheidene studies (zie bv. Burgstahler en Dichev, 1997; Holland en Ramsay, 2003) werd reeds aangetoond dat beursgenoteerde ondernemingen hun gerapporteerde resultaten sturen om aan bepaalde benchmarks te voldoen (d.i. het rapporteren van een winst, een beter resultaat voorleggen dan het voorgaande boekjaar en het inlossen van de verwachtingen van analisten). Volgens Degeorge et al. (1999) is dit gedrag te verklaren door het feit dat beleggers bij de beoordeling van ondernemingsresultaten terugvallen op deze benchmarks. Het niet halen van één van voormelde benchmarks zal dan een negatieve reactie uitlokken bij beleggers en de aandelenkoers negatief beïnvloeden. Teneinde deze negatieve reactie te vermijden, zullen managers geneigd zijn om hun resultaten door middel van winststuring boven de benchmark te tillen indien de benchmark net niet gehaald wordt. Op basis van een analyse van de verdeling van gerapporteerde resultaten werd in deze studie nagegaan of Belgische ondernemingen (die voor de overgrote meerderheid niet-beursgenoteerd zijn) hun resultaten sturen met

p. 17 het oog op het rapporteren van een winst en/of het rapporteren van een toename in het resultaat ten opzichte van het vorige boekjaar. De resultaten geven aan dat Belgische ondernemingen hun resultaten sturen met het oog op het rapporteren van een winst. Het feit dat deze vorm van winststuring ook voorkomt bij een steekproef die voornamelijk uit nietbeursgenoteerde ondernemingen bestaat, geeft aan dat ook andere stakeholders (vb. kredietverstrekkers, klanten,...) gevoelig zijn voor het al dan niet rapporteren van een winst (d.i. bedrijven sturen hun resultaten enkel indien ze er voordeel uit kunnen halen). Bevindingen met betrekking tot winststuring met het oog op het evenaren van het resultaat van het voorgaande boekjaar zijn minder éénduidig en suggereren dat deze vorm van winststuring enkel wordt toegepast als het management geconfronteerd wordt met een zeer kleine afname van het resultaat.

p. 18 BIBLIOGRAFIE Ayers, B.C., Jiang, J. en Yeung, P.E. (2006). Discretionary Accruals and Earnings Management: An Analysis of Pseudo Earnings Targets. The Accounting Review, 81(3), 617-652. Ball, R. en Shivakumar L. (2006). The Role of Accruals in Assymetrically Timely Gain and Loss Recognition. Journal of Accounting Research, 44(2), 207-242. Barth, M.E., Elliott, J.A. en Finn, M.W. (1999). Market Rewards Associated with Patterns of Increasing Earnings. Journal of Accounting Research, 37(2), 387-413. Barton, J. (2001). Does the Use of Financial Derivatives Affect EM Desicions? The Accounting Review, 76(1), 1-26. Bartov, E., Gul, F.A. en Tsui, J.S.L. (2000). Discretionary-Accruals Models and Audit Qualifications. Journal of Accounting and Economics, 30(3), 421-452. Bartov, E., Givoly, D. en Hayn, C. (2002). The rewards to meeting or beating earnings expectations. Journal of Accounting and Economics, 33, 173-204. Bartov, E. en Mohanram, P. (2004). Private Information, Earnings Manipulations, and Executive Stock-Option Exercises. The Accounting Review, 79, 889-920. Beaver, W., McNichols, M., en Nelson, K. (2003). Management of the Loss Reserve Accrual and the Distribution of Earnings in the Property- Casualty Insurance Industry. Journal of Accounting and Economics, 35(3), 347-376. Beaver, W.H., McNichols, M.F. en Nelson, K.K. (2003). An Alternative Interpretation of the Discontinuity in Earnings Distributions. Working Paper, Stanford University. Bernard, V. en Skinner, D. (1996). What Motivates Managers' Choice of Discretionary Accruals?. Journal of Accounting and Economics, 22(1-3), 313-325. Branson, J. en De Rijcke, C. (1999). Jaarrekeningbeleid door Belgische ondernemingen: het gebruik van voorraadbewegingen. Accountancy en Bedrijfskunde, Kwartaalschrift, 24(1), 3-21. Branson, J. en Loits, G. (1997). Resultaatmanipulatie in België: het gebruik van uitzonderlijke opbrengsten en kosten. Accountancy en Bedrijfskunde, Kwartaalschrift, 22(1), 3-31.

p. 19 Brown, L.D. en Caylor, M.L. (2004). A temporal analysis of thresholds: propensities and valuation consequences. Working Paper, Georgia State University. Burgstahler, D. en Dichev, I. (1997). Earnings Management to Avoid Earnings Decreases and Losses. Journal of Accounting and Economics, 24, 99-126. Burgstahler, D. en Eames, I. (2006). Management of Earnings and Analysts Forecasts to Achieve Zero and Small Positive Earnings Surprises. Journal of Business, Finance and Accounting, 33(5-6), 633-652. Cheng, Q. en Warfield, T.D. (2005). Equity Incentives and Earnings Management. The Accounting Review, 80(2), 441-476. DeAngelo, L. (1986). Management Buyout of Public Stockholders. The Accounting review, 61(3), 400-420. Dechow, P.M., Sloan, R.G. en Sweeney, A.P. Detecting Earnings management. The Accounting Review, 70(2), 193-225. Degeorge, F., Patel, J. en Zeckhauser, R. (1999). Earnings Management to Exceed Thresholds. Journal of Business, 72, 1-33. Durtschi, C. en Easton, P. (2004). Earnings Management? Alternative Explanations for Observed Discontinuities in the Frequency Distribution of Earnings, Earnings Changes, and Analyst Forecast Errors. Working Paper, University of Notre Dame. Gore, P., Pope, P.F. en Singh, A.K. (2001). Discretionary Accruals and the Distribution of Earnings Relative to Targets. Working Paper, Lancaster University. Guay, W.R., Kothari, S.P. en Watts R.L. (1996) A market-based evaluation of discretionary accrual models. Journal of Accounting Research, 34(supp), 83-105. Hansen, G.A. (1999). Bias and Measurement Error in Discretionary Accrual Models. Working paper, Penn State University. Hayn, C. (1995, September). The Information Content of Losses. Journal of Accounting and Economics, 20(2), 125-153. Healy, P. (1985). The effect of bonus schemes on accounting decisions. Journal of Accounting and Economics, 7(1-3), 85-107. Healy, P. en Wahlen, J. (1999). A review of the earnings management literature and its implications for standard setting. Accounting Horizons, 13(4), 365-383.

p. 20 Holland, D. en Ramsay, A. (2003). Do Australian Companies Manage Earnings to Meet Simple Earnings Benchmarks? Accounting and Finance, 43(1), 41-62. Jones, J. (1991). Earnings management during import relief investigations. Journal of Accounting Research, 29, 193-228. Kothari, S., Leone en Wasley, C. (2005). Performance matched discretionary accrual measures. Journal of Accounting and Economics, 39, 163-197. Matsunaga, S.R. en Park, C.W. (2001). The Effect of Missing a Quarterly Earnings Benchmark on the CEO's Annual Bonus. The Accounting Review, 76, 313-332. McNichols, M.F. (2000). Research Design Issues in Earnings Management Studies. Journal of Accounting and Public Policy, 19, 313-345. Park, M.S. en Park, T. (2004). Insider sales and earnings management. Journal of Accounting and Public Policy, 23(5), 381-411. Payne, J.L. en Robb, S.W.G. (2000). Earnings Management: The Effect of Ex Ante Earnings Expectations. Journal of Accounting, Auditing and Finance, 15(4), 371-392. Petrovits, C.M. (2006). Corporate-sponsored foundations and earnings management. Journal of Accounting and Economics, 41, 335-362. Sercu, P., Vander Bauwhede, H. en Willekens, M. (2002). Earnings Quality in privately held firms: the roles of external audits, stakeholders and governance mechanisms. Working Paper 0235, Katholieke Universiteit Leuven. Sercu, P., Vander Bauwhede, H. en Willekens, M. (2006) Earnings Management and debt. Working Paper, Katholieke Universiteit Leuven. Thomas, J. en Zhang, X.-J. (2000). Identifying unexpected accruals: a comparison of current approaches, Journal of Accounting and Public Policy, 19(4), 347-376. Van Caneghem, T. (2005). Audit quality, materiality & threshold-induced earnings management. ICFAI Journal of Audit Practice, 3(2), 60-77. Vander Bauwhede, H., Gaeremynck, A. en Willekens, M. (2000). Drijfveren voor winstmanagement voor Belgische beurs en niet-beursgenoteerde bedrijven. Tijdschrift voor Economie en Management, XLV (3), 367-386. Vander Bauwhede, H. en Willekens, M. (2003). Earnings management in Belgium: a review of the empirical evidence. Tijdschrift voor Economie en Management, XLVII(2), 199-218.