BWK en Habitatkartering, een praktische handleiding. Deel 2: De heidesleutel. Versie 1, maart 2016 INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Vergelijkbare documenten
Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart te Emblem

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart van enkele percelen in Lommel

Aanwezigheid van habitattype 7140 overgangs- en trilveen in de Vallei van de Bosbeek

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart in Mol-Postel

Analyse van een aantal eenheden van de Biologische waarderingskaart

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H.

Handleiding natuurbeheerplan DEEL 2 Inventaris

Kartering van Natura2000-habitats op onbebouwde percelen van een verkaveling in het Kluisbos (Kluisbergen)

Deelgebied Stappersven

Deelgebied Kalmthoutse Heide 2009 Biezenkuilen - Drielingvennen

Planteninventarisatie Grenspark 2008 Deelgebied De Nol

Biotoop heide. Cursus natuurmanagement, 2019

Natuurmanagement Biotoop- Heide

BWK en Habitatkartering, een praktische handleiding. Deel 1: Methodologie: karteerregels, karteringseenheden en hoofdsleutel.

Advies over de aanduiding als Speciale Beschermingszone van het gebied Keiheuvel te Balen

GROOT MALPIEVEN. Fotoreportage: een jaar na ven-herstelwerken. (ge VALKENSWAARD. Jacques van Kessel

Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart Uitgave 2016 INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Aanvulling bij het advies betreffende de indicatieve situering van historisch permanente graslanden in de landbouwstreek Polders

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Planteninventarisatie Hangven Deelgebied Grenspark: (Vlaamse deel: Hangven)

Monitoring natuurkwaliteit (Ook) een leuke klus voor de WFD?

Advies over de biologische waarde van enkele percelen tussen de Beeldekensgatstraat, de Achterstraat en de Tervuursesteenweg in Tervuren

Validatie van de door de VLM opgemaakte attesten in het kader van bestemmingswijzigingen in ruimtelijke uitvoeringsplannen

Planteninventarisatie Putse Moer Deelgebied Grenspark: (Vlaamse deel: Putse Moer)

Historisch permanent grasland anno 2013 in de landbouwstreek Polders

Planteninventarisatie Groote Meer Deelgebied Grenspark: (Nederlandse deel: Groote Meer)

Deelgebied Grenspark:

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Erfgoedlandschap Abdij van Westmalle in uitvoering van het Mestdecreet

Deelgebied Grenspark:

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Zwinpolders in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Volvo Trucks Gent wijziging deelplan 18 in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Poelberg - Meikensbossen in uitvoering van het Mestdecreet

*Vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum (H2140) Verkorte naam: Duinheiden met kraaihei

SNL-monitoring in de praktijk. Jaap Bouwman Unie van Bosgroepen

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Herstructurering Vissenakker en omgeving in uitvoering van het Mestdecreet

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal

Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart, uitgave 2014

Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion (H7150) Verkorte naam: Pioniervegetaties met snavelbiezen

Europees beschermde natuur

Advies betreffende de opheffing van het bouwverbod op twee percelen gelegen binnen beschermd duingebied te Bredene

Afbakenen van potentiële leefgebiedenkaarten voor Europese en Vlaamse prioritaire soorten in het kader van de voortoets Versie 2.0

Natuurstreefbeelden inleiding

Aandeel Natura 2000-habitat in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden beheerd in functie van het behalen van de instandhoudingsdoelen

Natuurmanagement specialisatie boswachter

Heide als landschap: historie, bodem en ontwikkeling. Rienk-Jan Bijlsma & Rein de Waal

Regionale analyse gebieden Tariefklassen per gemeente (casus gebieden) Regionale analyses Zoekkaart mogelijkheden Boeren voor Natuur

Referentiewaarden grondwaterpeilen grondwaterafhankelijke habitats volgens dataset van NICHE

natuur in Gent monitoring

ONTWERPBESLUIT DROUWENERZAND

Advies over de bruikbaarheid van LSVI-tabellen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147)

Natuurstreefbeelden bos. Natuurmanagement: natuurstreefbeelden bos

30 maart 2013 Boshuizerbergen; KNNV afd Nijmegen; deel 4 1

Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen

Mogelijkheden en beperkingen voor de ontwikkeling van schrale graslanden en zomen in een bosomgeving

Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura Rienk-Jan Bijlsma

Natuurstudieartikels

Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart Uitgave 2018

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km

Vegetatie van de heide,

De Borkeld en het Junner Koeland 20 juni 2008 excursie Jeneverbes Gilde

Een nieuw begin in zicht

Een nieuw begin in zicht

WAARDEVOLLE VEGETATIE NA BEBOSSING VAN LANDBOUWGROND, KAN DAT?

De flora van Drentse wegbermen, nog niet zo lang geleden en nu

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota

KNOLLATHYRUS. heischrale zoomplant in vrije val. Eddy Weeda

Trosbosbes Effecten op het ecosysteem en mogelijkheden voor bestrijding

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld

Herintroductie van soorten door het opbrengen van maaisel. Marcel Horsthuis.

Auteurs: De Saeger S., Paelinckx D., Demolder H., Denys L., Packet J., Thomaes A. en Vandekerkhove K.

Een kluwen van bostypes, bosindelingen. Ecopedia wijst de weg.

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

De Biologische Waarderingskaart. Wetenschappelijke ondersteuning van het gebiedsgericht beleid

Is herstel hoogvenen succesvol? Bart van Tooren. Bjørn van den Boom, Senior beleidsmedewerker Natuurbeheer

Natura 2000 gebied 39 - Vecht- en Beneden-Reggegebied

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats

NATUURHERSTEL MOST-KEIHEUVEL

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal, BWK en Habitatkaart

NATUURHERSTEL MOST-KEIHEUVEL

SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg5

Natuurbeheerplan en kaartmateriaal. Natuurmanagement: natuurbeheerplan

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Denewet, L. (2001). Voorstel tot bescherming van het pompmolentje Casier te Waregem. Molenzorg- Molenecho s 29(1): 6-8.

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

SLOBKOUSNIEUWS 35 jrg5

Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (H4010) Verkorte naam: Vochtige heiden

BIJLAGE: Overschrijdingskaart N-deposities

OBN-onderzoek Randvoorwaarden voor het herstel van kenmerkende en bedreigde soorten in het natte zandlandschap

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

(Heivlinder Foto: archief GP) Vlinderinventarisatie Grenspark: (Beschrijving per route: alle routes met uitzondering van Steertse Heide)

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

VR DOC.0722/3

Transcriptie:

BWK en Habitatkartering, een praktische handleiding. Deel 2: De heidesleutel. Versie 1, maart 2016 Steven De Saeger, Geert De Blust, Patrik Oosterlynck, Desiré Paelinckx INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Auteurs: Steven De Saeger, Geert De Blust, Patrik Oosterlynck, Desiré Paelinckx Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is. Vestiging: INBO Brussel Kliniekstraat, 1070 Brussel www.inbo.be e-mail: bwk@inbo.be Wijze van citeren: De Saeger S., De Blust G., Oosterlynck P., & Paelinckx D.(2016). BWK en Habitatkartering, een praktische handleiding. Deel 2: de heidesleutel. Versie1, maart 2016.. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (11613662). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. D/2016/3241/091 INBO.R.2016.11613662 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann Druk: Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid Foto cover: Kalmthoutse heide (Yves Adams/Vilda) 2016, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

BWK en Habitatkartering Een praktische handleiding. Deel 2: de heidesleutel. Versie 1, maart 2016. De Saeger S., De Blust G., Oosterlynck P. & Paelinckx D. INBO.R.2016.11613662

Dankwoord De opmaak van deze determinatiesleutel was niet mogelijk zonder hulp bij het uitschrijven, het nalezen en op het terrein uittesten. In de hoop niemand te vergeten, bedanken we hiervoor o.a. Rémar Erens, Robin Guelinckx, Dirk Hennebel, Indra Jacobs, Lon Lommaert, Toon Spanhove, Geert Sterkcx, Ward Tamsyn, Frank Van Oost, Marijke Thoonen, Martine Van Hove en Lieve Vriens. Samenvatting De BWK en Habitatkartering, een praktische handleiding bestaat uit verschillende deelrapporten. Het doel van deze rapporten is gebruikers een handleiding aanreiken, waarmee ze op terrein aan de slag kunnen. De handleiding bevat een gestandaardiseerde methodiek om habitattypen, rbb s en BWKeenheden te typeren op het veld. Dit deelrapport bevat richtlijnen en een veldsleutel voor het karteren en typeren van heiden in Vlaanderen. Het wordt sterk aanbevolen om ook het eerste deelrapport te raadplegen. In dat deelrapport wordt immers de globale methodologie, met de karteerregels, de gebruikte karteringseenheden, de opbouw geodatabank, behandeld. Het eerste deelrapport bevat tevens de hoofdsleutel om tot de biotoopgroep van de heiden te kunnen beslissen. Momenteel zijn enkel de karteersleutels voor de biotoopgroepen wateren, heide, bos en struweel beschikbaar. De veldsleutels voor de biotoopgroepen grasland, moeras, mariene biotopen, kust en duinen, ruigten en pioniervegetaties, urbaan gebied, akkers en tuinbouw worden gepubliceerd van zodra ze voldoende uitgetest en afgewerkt zijn. Voor de laatste stand van zaken over de deelrapporten: www.inbo.be/bwk 4 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

Inhoudstafel Dankwoord... 4 Samenvatting... 4 1 Inleiding... 6 2 Kaartvlakken afbakenen... 7 3 De heidesleutel... 8 3.1 Inleiding... 8 3.2 Enkele begrippen en definities... 8 3.3 De Heidesleutel... 9 4 De karteringseenheden... 16 5 Aanvullende gegevensinzameling (facultatief)... 17 5.1 Inleiding... 17 5.2 Extra gegevens... 17 5.3 Werkwijze... 17 6 Toepassingen... 19 6.1 Lokale staat van instandhouding (lsvi)... 19 6.2 Vereenvoudigde bodembedekkingskaart... 19 Referenties, geraadpleegde en geciteerde literatuur... 20 Bijlage 1: Begrippenlijst.... 21 Bijlage 2: Visuele ondersteuning van de gehanteerde bedekkingen en abundanties... 23 www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 5

1 Inleiding De BWK en Habitatkartering, een praktische handleiding bestaat uit verschillende deelrapporten. De handleiding bevat een gestandaardiseerde methodiek voor de opmaak van Biologische Waarderingskaarten en natura 2000 habitatkaarten in Vlaanderen. Dit deelrapport bevat richtlijnen en een veldsleutel voor het karteren en typeren van heiden. Het wordt sterk aanbevolen om ook steeds het eerste deelrapport (De Saeger et al. 2016a) te raadplegen. In dat deelrapport wordt immers de globale methodologie, met de karteerregels, de gebruikte karteringseenheden, de opbouw geodatabank, behandeld. Het eerste deelrapport bevat tevens de hoofdsleutel om tot de biotoopgroep van de heiden te kunnen beslissen. Met dit veldprotocol kan voor heidebiotopen in Vlaanderen het Natura 2000 habitattype en de BWKtypologie bepaald worden ( 3). Uit de BWKtypologie kan ook informatie over de lokale staat van instandhouding (lsvi) afgeleid worden ( 6.1). Deze veldsleutel is opgemaakt en uitgetest in diverse heidegebieden in Vlaanderen om voor heidebiotopen tot een juiste habitat en BWKtypologie te komen. Regelmatig voorkomende twijfel en grensgevallen (bv. heide versus heischraal grasland, verboste heide versus bos) zijn in de sleutel opgenomen. Soms verwijst de sleutel door naar een andere biotoopgroep (bv. naar de bossleutel). We zijn er ons van bewust dat we niet elke unieke veldsituatie en alle variatie in een veldsleutel kunnen voorzien. Indien het gebruik van de sleutel toch geen antwoord biedt, onduidelijk is of indien er moeilijkheden optreden, wordt gevraagd de auteur te contacteren. Gelieve de veldsituatie dan zo volledig mogelijk te omschrijven, te lokaliseren en zo mogelijk te documenteren met vegetatieopnames en foto s. 6 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

2 Kaartvlakken afbakenen De basisregels voor het afbakenen van kaartvlakken worden besproken in deelrapport 1 (De Saeger et al. 2016a). Specifieke aandachtspunten bij heidekarteringen zijn: Plagplekken (en brandplekken): o plagplek < 1000 m² gaat op in het omliggende heidebiotoop o plagplek 1000 m²: begroeid met een jongere heide, enkel qua structuur verschillend van omliggend groter heidebiotoop niet afzonderlijk gekarteerd onbegroeid of begroeiing sterk verschillend van omliggende heide afzonderlijk kaartvlak Plagplekken (vooral na omvorming uit een niet heidebiotoop) zijn dikwijls moeilijk te typeren. De vegetatieontwikkeling is hier nog volop aan de gang. Deze plaatsen evolueren ook snel waardoor de kartering snel achterhaald is. Daarom kan je in dergelijke situaties best enkele jaren wachten voor typering zodat de vegetatie tijd heeft om zich te ontwikkelen. Voor dergelijke pioniersvegetaties kan de BWKeenheid ku gebruikt worden, eventueel met extra duiding in het infoveld (bv. plagplek met pioniervegetatie). Het verspreid voorkomen van individuele (of kleine groepjes < 400 m²) bomen of struiken (samen < 10%) vormt integraal onderdeel van de heidebiotoop en wordt niet afzonderlijk aangeduid of gekarteerd. Een open plek in een bos met een heidevegetatie, kan pas als een heidebiotoop gekarteerd worden indien: o 400 m² en vegetatie van de open plek duidelijk verschillend van de ondergroei van het omliggende bos o 1000 m² (Zand)paden in een heidegebied: o zandpaden (<5m breed) in een droge heide op landduin (HT 2310): indien het open zand en de typische soorten van HT 2330 beperkt zijn tot de paden, worden deze niet afzonderlijk als HT 2330 aangeduid, maar maken ze deel uit van de omliggende psammofiele heide (HT 2310) o vochtige paden: voorgaande regels gelden eveneens voor vochtige tot natte paden met pioniersvegetaties of paden met droogvallende plassen van voedselarm water in een natte heide (HT 4010) o brede, lange (brand)wegen ( 5m breed en 1000 m²) met een vegetatie die sterk afwijkt van de omliggende heide worden wel afzonderlijk gekarteerd Habitattype 7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion kan zowel voorkomen in permanente slenken en laagten in een natte heide (HT 4010) als tijdelijk op plagplekken. De sleutelsoorten van HT 7150 zijn ook vaste begeleiders in een goed ontwikkelde natte heide. Wanneer deze soorten op een voldoende grote oppervlakte domineren, worden ze als HT 7150 gekarteerd, zowel als aparte habitatvlek, als in complex (zie 3, stap 21). www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 7

3 De heidesleutel 3.1 Inleiding De heidesleutel is opgemaakt om heidevegetaties op perceel of vegetatievlekniveau te bepalen. Bij het sleutelen ligt de aan of afwezigheid van bepaalde soorten vaak aan de basis van een opsplitsing. Dikwijls wordt hierbij een bedekking of abundantie vermeld. Bij de bedekkingen worden altijd met de absolute bedekking (%) gerekend. Enkel voor bedekkingen van bomen en (dwerg)struiken wordt de kroonprojectie bedoeld, dit is de loodrechte projectie van de kruin van een boom op de bodem (zie figuur in Bijlage 1). Voor abundanties wordt met de Tansleyschaal gewerkt. Deze vegetatieschaal is ontwikkeld om op grotere oppervlakten de abundantie (talrijkheid) van plantensoorten weer te geven (zie Bijlage 2). 3.2 Enkele begrippen en definities Landduin: Het onderscheid tussen beide habitattypen van droge heide, enerzijds 2310 psammofiele heide en anderzijds 4030 droge Europese heide, is op basis van de vegetatie vaak moeilijk te maken. Het onderscheid is in de eerste plaats geomorfologisch bepaald. De bodemkaart kan daarbij als bron voor onderscheid tussen beide typen gebruikt worden: type 2310 komt voor op landduin (op bodemkaart code = X). Op alle andere bodemtypen gaat het om habitattype 4030, tenzij het reliëf en/of de aanwezige vegetatie (abundant open zand, korstmosvegetaties, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, heidespurrie of klein tasjeskruid) op droge, profielloze zandafzettingen duidt. Dwergstruiken: kleine struiken die meestal niet hoger dan een halve meter worden zoals kruipwilg, struikheide, dophei, kruipbrem, stekelbrem, kleine veenbes, rode en blauwe bosbes. Kroonprojectie: is de loodrechte projectie van de kruin van een boom op de bodem (zie figuur, http://www.dcminfo.nl). Hierbij wordt geen rekening gehouden met openingen in de individuele boomkruin. Struiken: overige struiken (dus exclusief dwergstruiken) zoals geoorde wilg, sporkehout, Amerikaanse vogelkers, vlier, gagel, meidoorn, sleedoorn, 8 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

3.3 De Heidesleutel 0 Bedekking bomen en struiken (kroonprojectie; exclusief dwergstruiken): 10% 1a > 10% and < 50% 2 50% 00 N2000 habitattype BWK code Opmerking dwergstruiken = Calluna, Erica, Vaccinium, Genista Het vers preid voorkomen van individuele of kleine groepjes (< 400 m²) bomen of struiken vormt 00 Bedekking (kroonprojectie) va n wilde gagel 50% 40 Recent verbos te heide: minder dan 10% bedekking van Een recent verbos te heide wordt nog hogere (> 6m) bomen en struiken en soorten van open als een heidehabitat aanzien als heide (struikhei, gewone dophei, rode dophei, blauwe 12 de ondergroei gedomineerd wordt bosbes, beenbreek, veenpluis, buntgras) domineren op door de typisch soorten van open pijpenstrootje, bochtige smele, struisgras spec, varens en heide. bosplanten anders zie sleutel bossen & struwelen (Vandekerkhove et al. 2016) 1a jeneverbes: afwezig of < 10 ex. 1b jeneverbes: 10 ex. aanwezig 10 Bij aanwezigheid: het aantal jeneverbessen vermel den in 1b Vegetatie gedomineerd door pijpenstrootje, bochtige smele, fijn schapengras of struisgrassen en hun bedekking > 50% (= vergraste heide) Vegetatie gedomineerd door adelaarsvaren (bedekking > 50%) (= adelaarsvaren gedomineerde heide) 30 Recente plagplekken of pioniervegetaties met witte of bruine snavelbies, moeraswolfsklauw, ronde of kleine 32 zonnedauw (= plagplekken en pioniersvegetaties) anders (= open heide en duin) 15 3 2 Open heide met veel verspreide bomen of in evolutie naar verboste heide 1a..b + boomcode Vermeld meest aanwezige boomen/of struiksoort en vervolg bij 1a zonder rekening te houden met de beboste delen bij het inschatten van verhoudingen. Vergraste heide (< 50% bomen of struiken; grassen dominant en > 50% bedekkend) 3 Struisgras spec en/of fijn schapengras domineert de graslaag 4a Bochtige smele domineert de graslaag 5a Pijpenstrootje domineert de graslaag 6a Vergraste heide (dominantie van struisgras spec en/of fijn schapengras) 4a Op profielloos landduin of droge profielloze zandgrond en met abundant soorten van het Buntgrasverbond: buntgras, ruig haarmos, vroege haver, zandzegge of korstmossen (o.a. Cl adonia 's en Cetraria's). Struikhei meestal minder dan 10% bedekkend. 2330_bu hac Open, grazige vegetati e op kalkarme, droge zandgrond met minstens abundant éénjarigen, waarbij meerdere va n de typische soorten vroege haver, klein vogel pootje, zilverhaver, klein tasjeskruid, dwergviltkruid, eekhoorngras 2330_dw hat en zandblauwtje tesamen minstens frequent aanwezig zijn, naast de overblijvende soorten zoals struisgras spec, gewoon biggenkruid en schapenzuring. anders 4b Indien 10% open zand, dan wordt dm als eenh2 (kwaliteitsindicator) toegevoegd. Indien soorten van 2330_bu en 2330_dw samen voorkomen: wordt niet als een complex va n beide subtypen gekarteerd; de soorten met het hoogste aandeel in de vegetatie bepalen het subtype. 4b Bedekking van dwergstruiken 20% 4c Anders (struisgrasland) zie sleutel graslanden (in opmaak) 4c Op profielloos landduin of met frequent typische soorten van binnenlands (stuif)duin (korstmossen, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, klein tasjeskruid, vroege haver) 2310 ha+cg Anders 4030 ha+cg www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 9

N2000 BWK code habitattype Opmerking Vergraste heide (dominantie van bochtige smele) 5a dwergstruiken = Calluna, Erica, Bedekking van dwergstruiken 20% 5b Vaccinium, Genista Anders 5c 5b Op profielloos landduin of met frequent typische soorten van binnenlands (stuif)duin (korstmossen, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, klein tasjeskruid, vroege haver) 2310 cd + cg Op andere bodems en blauwe en/of rode bosbes domineren de dwergstruiklaag 4030 cd + cv Op andere bodems, anders 4030 cd + cg 5c Grasland of zoom met minstens 3 typische soorten van heischraal grasland occasioneel aanwezig: heischrale soorten: Blauwe knoop, Bleeksporig bosviooltje, Bleke zegge, Borstelgras, Dicht havikskruid, Echte guldenroede, Fijn schapengras, Fraai hertshooi, Gelobde maanvaren, Gevlekte orchis, Heidekartelblad, Hondsviooltje, Kleine tijm, Klokjesgentiaan, Knollathyrus, Kruipganzerik, Liggend walstro, Liggende vleugeltjesbloem, Mannetjesereprijs, Spits havikskruid, Stijf havikskruid, Stijve ogentroost, Tandjesgras, Tormentil, Trekrus, Tweenervige zegge, Veelbloemige veldbies, Welriekende nachtorchis, Zaagblad Op profielloos landduin of droge profielloze zandgrond en met minstens abundant soorten va n het Buntgrasverbond: buntgras, ruig haarmos, vroege haver, zandzegge of korstmossen (o.a. Cladonia's en Cetraria 's ). Struikhei meestal minder dan 10% bedekkend. zie sleutel graslanden (HT 6230, in opmaak) 2330_bu hac Open, grazige vegetati e op kalkarme, droge zandgrond met minstens abundant éénjarigen, waarbij de typische soorten vroege haver, klein vogelpootje, zilverhaver, klein tasjeskruid, dwergviltkruid, eekhoorngras en zandblauwtje tesamen minstens frequent aanwezig zijn, naast de soms aanwezige algemenere, overblijvende soorten zoals struisgras spec, gewoon biggenkruid en schapenzuring. 2330_dw hat Anders 5d Indien 10% open zand, dan wordt dm als eenh2 (kwaliteitsindicator) toegevoegd. Indien soorten van 2330_bu en 2330_dw samen voorkomen: wordt niet als een complex va n beide subtypen gekarteerd; de soorten met het hoogste aandeel in de vegetatie bepalen het subtype. 5d Vegetatievlek deel uitmakend van een groter heideterrein 5e Op een kapvlakte of als ondergroei van een (recente) bos(aanplant) Op een open plek omgeven door bos of andere niet heidebiotopen zie sleutel bossen & struwelen (Vandekerkhove et al. 2016) 5f 5e Op profielloos landduin of met frequent typische soorten van binnenlands (stuif)duin (korstmossen, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, klein tasjeskruid, vroege haver) 2310 cd Anders 4030 cd 5f Open plek < 1000 m² en vegetatie sterk gelijkend aan deze van de bosondergroei Open plek van 400 à 1000 m² en vegetatie duidelijk verschillend van de bosondergroei 5g Anders (vegetatievlek va n 1000 m² ) 5g maakt deel uit va n het bos en gaat op in de omliggend bosbiotoop 5g Struikhei minstens frequent aanwezig 5e Struikhei afwezig of hooguit occasioneel aanwezig geen habitat cd 10 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

Vergraste heide (dominantie van pijpenstrootje) 6a Bedekking van dwergstruiken 20% 6b Anders 6c N2000 habitattype BWK code Opmerking 6b 6c Op profielloos landduin of met frequent typische soorten van binnenlands (stuif)duin (korstmossen, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, klein tasjeskruid, vroege haver) 2310 cm + cg Op drogere bodem, dwergstruiken gedomineerd door struikhei en typische natte heidesoorten (veenpluis, beenbreek, zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan 4030 cm + cg of veenbies) < frequent Op natte bodem en dwergstruiken gedomineerd door gewone dophei of typische natte heidesoorten (veenpluis, beenbreek, zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan 4010 cm + ce of veenbies) frequent Rode bosbes frequent aanwezig 9c Dwergstruiken gedomineerd door blauwe bosbes 9c 7 Pijpenstrootje in de grasmat niet pollenvormend, weinig strooisel en aandeel heischrale soorten zoals tandjesgras, borstelgras, tormentil, liggende vleugeltjesbloem, heidekartelblad, trekrus, stekelbrem, gevlekte orchis, zie sleutel graslanden (HT 6230, in opmaak) tweenervige zegge > aandeel typische soorten natte heide: gewone dophei, veenpluis, beenbreek, zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan of veenbies Anders 7 Op profielloos landduin of met frequent typische soorten van binnenlands (stuif)duin (korstmossen, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, klein tasjeskruid, vroege haver) Met 20% gewone dophei, beenbreek, veenpluis, veenbies, snavelbiezen en/of zonnedauw Ven(oever): pijpenstro vormt (hoge) verspreid staande bulten met ruime open slenken; de gezamenlijke bedekking van deze slenken met open water, waterveenmos, veelstengelige waterbies, knolrus is 70% 8 4010 cm+ce zie sleutel wateren (Scheers et al. 2016) Verland ven: pijpenstro vormt (hoge) vers prei d staande bulten met ertussen permanent natte slenken; de gezamenlijke bedekking van deze slenken met open water, waterveenmos, veelstengelige waterbies, knolrus is 50 à 70% zie sleutel waterencm/ao anders 9a indien permanent natte slenken met snavelbiesvegetaties: aandeel 7150 toevoegen (zie 21) Raadpleeg de watersleutel (Scheers et al. 2016) om het habitattype te bepalen 8 9a Op profielloos landduinen, met aandeel pioniersvegetaties van korstmossen, ruig haarmos, grijs kronkelsteeltje, buntgras, zandstruisgras, zandzegge, heidespurrie, klein tasjeskruid, vroege haver > aandeel struikhei. 2330_bu cm Anders 2310 cm Op vochtige tot natte bodem; pijpenstro vormt een ogenschijnlijk alles bedekkend geheel van hoge bulten waaronder natte slenken waarin veenmos s en of typische soorten va n natte heide (gewone dophei, veenpluis, 4010 cm beenbreek, zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan of veenbies) aanwezig zijn Op natte bodem met abundant bultvormende veenmossen (S. papillosum, S. magellanicum, S. rubellum) en/of aanwezigheid van kleine veenbes, lavendelhei of eenarig wollegras 7140_oli cm + ces Op droge bodem; geen uitgesproeken bultenslenkenpatroon; soorten van droge heide (struikhei, blauwe bosbes, rode dophei, ) min. fequent aanwezig en typische soorten va n natte heide (veenpluis, beenbreek, 4030 cm zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan of veenbies) afwezig Anders 9b Indien 10% open zand, dan wordt dm als eenh2 (kwaliteitsindicator) toegevoegd. andere veenmossoorten zoals S. fallax en S. auriculatum zijn dan meestal ook abundant aanwezig www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 11

Opmerking N2000 BWK code habitattype 9b Deel uitmakend van een groter, open heideterrein 4010,4030 cm Op een (recente) kapvlakte of als ondergroei va n (recente) bos(aanplant) zie sleutel bossen & struwelen (Vandekerkhove et al. 2016) Op een open plek omgeven door bos of andere niet heidebiotopen 9d 9c Aanwezigheid van rode bosbes, in combinatie met grote wolfsklauw, klein wintergroen, veenmos s en, gewone dophei, dubbelloof, stippelvaren. 4010 cm + cv Anders 4030 cm + cv 9d Struikhei minstens frequent aanwezig 4030 cm Struikhei afwezig of hooguit occasioneel aanwezig geen habitat cm heide met jeneverbes Juniperus heathland 10 Bedekking boom en struiklaag (excl. jeneverbes) < 50% 11a Bedekking boom en struiklaag (excl. jeneverbes) 50% zie sleutel bossen & struwelen (Vandekerkhove et al. 2016) 11a 11b Minimaal 10 jeneverbesstruiken komen (deels) gegroepeerd voor en bedekken > 10% Jeneverbes aanwezig, maar in lagere aantallen of zeer ijl vers prei d Recent verbos t jeneverbesstruweel: minimaal 10 jeneverbesstruiken komen gegroepeerd voor en bedekken > 10% Recent verbos te heide met jeneverbes, maar < 10 exemplaren of zeer ijl vers preid 5130_hei c.. + jun 1b 5130_hei sz/c. + jun 13 Volg ook stap 1b voor het bepalen van het BWKdeel c.. Bij aanwezigheid, het aantal Jeneverbessen vermelden in infoveld. Volg ook stap 1b voor het bepalen van het BWKdeel c.. Bij aanwezigheid, het aantal Jeneverbessen vermelden in infoveld. Recent verboste heide Bedekking van struiken en jonge bomen (< 6m) 50% met minder dan 10% bedekking van hogere (> 6m) bomen en struiken en aandeel typisch 12 Jeneverbes aanwezig 11b Jeneverbes afwezig 13 dwergstruiken = Calluna, Erica, Vaccinium, Genista 13 Op profielloos landduin of met frequent typische soorten van binnenlands (stuif)duin (korstmossen, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, klein tasjeskruid, vroege haver) Op andere droge bodems; ondergroei gedomineerd door struikhei en/of blauwe bosbes Op vochtige tot natte bodems; ondergroei gedomineerd door gewone dophei, veenpluis, gagel, veenmossen 14 gh gh sz/cg + boomcode sz/cg + boomcode Vermeld meest aanwezige (max. 2) boom en/of struiksoort(en) 14 Gagel is (co)dominant in struiklaag 40 Anders gh Open heide en landduin 15 Vegetatie gedomineerd door dwergstruiken, pijpenstrootje, veenmos s en en/of veenpluis 16 Onbegroeid tot grotendeels gefixeerd landduin en pioniersvegetaties op weinig humeuze zand of lichte leemgronden gedomineerd door open zand, grijs 25 kronkelsteeltje, haarmossen, korstmossen, éénjarigen, zandstruisgras, buntgras en/of zandzegge Open (pioniers)vegetaties op brand en plagplekken 32 sz/ce + boomcode Vermeld meest aanwezige (max. 2) boom en/of struiksoort(en) dwergstruiken = Calluna, Erica, Vaccinium, Genista 12 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

Open heide 16 Veenmosrijke heide met Sphagnum rubellum + slijkzegge (enkel bekend van Ven onder de Berg) Veenmosrijke heide met bultvormende veenmossen minstens abundant (dikwijls is ook Beenbreek abundant aanwezig) aandeel heischrale soorten (tandjesgras, borstelgras, fijn schapenras, trekrus, tormentil, kruipganzerik, liggende vleugeltjesbloem, heidekartelblad, bleke zegge, veelbloemige veldbies, liggend walstro, tweenervige zegge, gevlekte orchis) > heidesoorten (dwergstruiken, veenmos, beenbreek, zonnedauw, snavelbiezen, veenbies) Anders 18 N2000 habitattype 7110 t 17 BWK code Opmerking zie sleutel graslanden (HT 6230, in opmaak) 17 Veenmosrijke heide met aanwezigheid va n kleine veenbes, lavendelheide en/of eenarig wollegras 7140_oli ces Veenmosrijke heide met hoogveenveenmossen (Sphagnum magellanicum en/of S. rubellum) 7140_oli ces Veenmosrijke heide met abundant voorkomen va n veenmosbulten van S. papillosum, zonder de hierboven vermelde soorten 7140_oli ces Anders 18 andere veenmossen zoals S. auriculatum en S. fallax zijn meestal ook abundant aanwezig 18 Struikhei dominant en typische natte heidesoorten (veenpluis, beenbreek, zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan of veenbies) < frequent Blauwe en/of rode bosbes (co)dominant in de dwergstruiklaag Vochtige/natte bodem met dwergstruikenvegetatie van gewone dophei (dikwijls ook struikhei), vaa k met goed ontwikkelde moslaag met veenmossen (o.a. S. compactum, S. molle, S. tenellum); ook pijpenstrootje, kleine en ronde zonnedauw, veenpluis, witte snavelbies, veenbies, beenbreek, klokjesgentiaan en/of tweenervige zegge 19 20 21 19 Op profielloos landduin of met frequent typische soorten van binnenlands (stuif)duin (korstmossen, ruig haarmos, buntgras, zandzegge, klein tasjeskruid, vroege haver) 2310 cg op andere bodems 4030 cg 20 Op stenige noordhellingen, met abundant rode bosbes, in combinatie met gewone dophei, veenmossen, dubbelloof, stippelvaren, grote wolfsklauw, klein wintergroen 4010 cv Op (noordhelling van) landduinen; meestal met abundant rode bosbes 2310 cv Anders 4030 cv vochtige bosbeshei 21 Aanwezigheid van vegetatievlekken va n minstens 4 m² met open, natte pioniersvegetaties, gekenmerkt door het samen minstens abundant aanwezig zijn van moeraswolfsklauw, kleine zonnedauw, witte en/of bruine snavelbies (op plagplekken, langs venoevers of in natte laagten) Afwezigheid van de hierboven beschreven vegetatievlekken; de vermel de soorten komen verspreid in de natte heide voor, de vegetatievlekken zijn < 4 m² of zijn afwezig 4010 + 7150 ce 4010 ce Aandeel van beide habitattypen inschatten www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 13

Opmerking N2000 BWK code habitattype Binnenlands (stuif)duin 25 Open, onbegroeid of (deels) gefixeerde landduin gekenmerkt door korstmossen, ruig haarmos, grijs kronkelsteeltje, buntgras, zandstruisgras, zandzegge, heidespurrie, klein tasjeskruid, vroege haver en struikhei. 26 Open grazige vegetatie op kalkarme, droge zandgrond met Indien soorten van 2330_bu en een hoog aandeel éénjarigen, waarin typische soorten als 2330_dw samen voorkomen: wordt Vroege haver, Klein vogelpootje, Zilverhaver, Klein niet als een complex va n beide tasjeskruid, Dwergviltkruid en Zandblauwtje abundant 2330_dw hat subtypen gekarteerd; de soorten aanwezig zijn naast de soms aanwezige algemenere, met het hoogste aandeel in de overblijvende soorten zoals struisgras spec, gewoon vegetatie bepalen het subtype. biggenkruid, kleine leeuwentand,... Anders (vb. op meer lemige ronden) zie sleutel graslanden (in opmaak) 26 Open, zandplekken 50% 27 Open, zandplekken < 50% en aandeel struikhei < 50% 28 Open, zandplekken < 50% en aandeel struikhei 50% 2310 cg 27 Open, zand > 90% 2330_bu dm Open, zandplekken 50% en 90% 2330_bu dm + hac 28 Open, zandplekken < 10% 2330_bu hac Open, zandplekken 10% 2330_bu hac + dm heide met dominantie van adelaarsvaren 30 Kleine vl ek ( 400 m²) in een groter heideterrein gaat op in de omliggend heide Grotere vlek (> 400m²) in een groter heideterrein en met 4030 cp minstens frequent struikhei Anders zie sleutel ruigten en pioniersvegetaties (in opmaak) Open (pioniers)vegetaties op brandvlekken of plagplekken in de hei 32 Brandplek/plagplek nagenoeg vegetatieloos en geen 33 permanent water vormend Anders 34 33 Brand/plagplek in een natte heide 4010,7150 c info: 'plagplek' of 'brandvlek' Brand/plagplek in een droge heide Op profielloos landduin 2310,2330 c info: 'plagplek' of 'brandvlek' Brand/plagplek in een droge heide op andere bodems 4030 c info: 'plagplek' of 'brandvlek' Plagplek op een kapvlakte van een bos of struweel gh se info: plagplek Plagplek op een grasland, akker of ander nietheide biotoop gh ku info: plagplek 34 35 Open pioniersvegetatie met een kruidlaag gedomineerd door witte en/of bruine snavelbies, moeraswolfsklauw en kleine zonnedauw; meestal met een hoog aandeel open bodem (al dan niet met wieren) aanwezig. Typische soorten van natte heide (gewone dophei, veenpluis, beenbreek, klokjesgentiaan, veenbies, pijpenstrootje) nemen een kleiner aandeel in dan de vermelde pioniersoorten. 7150 ce In periodiek droogvallende heideslenken en op venoevers, maar meestal tijdelijk op plagplekken = deel va n omliggende heide, zelden afzonderlijk kaartvlak Vegetatie gedomineerd (bedekking 50%) door grassen (pijpenstrootje, bochtige smele en struisgrassen spec.) (= 3 info: 'plagplek' of 'brandvlek' vergraste heide) Anders 35 Een jonge heide op vochtige tot natte bodem met abundant gewone dophei, veenpluis, veenbies, blauwe zegge, snavelbiezen, zonnedauw, (aandeel natte heidesoorten > 4010 ce info: 'plagplek' of 'brandvlek' aandeel droge heidesoorten) Een jonge heide op droge bodem met abundant struikhei, stekelbrem, vroege haver, buntgras, ruig haarmos, (aandeel droge heidesoorten > aandeel natte 36 heidesoorten) Bij gelijk aandeel van kenmerkende soorten van droge en natte heide 4010,4030 c info: 'plagplek' of 'brandvlek' Anders 37 14 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

Opmerking N2000 BWK code habitattype 36 Op profielloos landduinen met aandeel struikhei > aandeel pioniersoorten 2310 cg info: 'plagplek' of 'brandvlek' Op profielloos landduinen met aandeel pioniersoorten Indien 10% open zand, dan wordt (buntgras, grijs kronkelsteeltje, vroege haver, heidespurrie, ruig haarmos) > aandeel struikhei 2330_bu hac dm als eenh2 toegevoegd; info: plagplek Op andere bodems 4030 cg info: 'plagplek' of 'brandvlek' 37 Een plagplek op zeer natte bodem, bijna jaar rand onder water en hoofdzakelijk soorten van voedselarme wateren: open water, waterveenmos, vensikkelmos, knolrus Plagplek met vnl. opslag van jonge bomen, struiken en bramen; indicatieve heidesoorten hoogstens frequent aanwezig Plagplek met indicatieve heidesoorten afwezig of hoogstens frequent aanwezig. heide met wilde gagel (kroonprojectie 50% gagel) 40 Gemiddelde hoogte va n de gagelstruiken 1m boven maaiveld Gemiddelde hoogte va n de gagelstruiken < 1m boven maaiveld zie sleutel wateren (Scheers et al. 2016) zie sleutel bossen & struwelen (Vandekerkhove et al. 2016) zie sleutel van pioniervegetaties (in opmaak) 41 42 41 Boomlaag ( 6 m) < 10% bedekkend rbbsm sm Boomlaag ( 6 m) 10%, maar < 50% bedekkend rbbsm smb Boomlaag ( 6 m) 50% bedekkend zie sleutel bossen & struwelen (Vandekerkhove et al. 2016) 42 Boomlaag ( 6 m) 50% bedekkend zie sleutel bossen & struwelen (Vandekerkhove et al. 2016) Anders 43 43 Typische soorten van natte heide (gewone dophei, veenpluis, beenbreek, zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan of veenbies) minstens abundant in de ondergroei Typische soorten van natte heide (gewone dophei, veenpluis, beenbreek, zonnedauw, witte snavelbies, klokjesgentiaan of veenbies) hooguit frequent in de ondergroei Venige natte heide met abundant bultvormende veenmos s en (S. papillosum, S. magellanicum, S. rubellum) en/of aanwezigheid va n kleine veenbes, lavendelhei of eenarig wollegras 4010 ce+myr gagelrijke natte heide 4010 cm+myr gagelrijke natte heide 7140_oli ces+myr gagelrijk overgangsveen www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 15

4 De karteringseenheden 4.1 Biologische waarderingskaart Volgende BWKeenheden (inclusief alle varianten) worden tot de heidebiotopen gerekend: c, cg, ce, ces, cm, cd, cp, cv, dm, hac, hat en t. Voor deze eenheden geldt dat: de boven/ondergrenzen in de determinatiesleutels beter, strikter worden beschreven; de en de * duiden op respectievelijk een zwak en een goed ontwikkelde vorm van het biotoop. Per karteringseenheid worden hieronder kort andere belangrijke verschillen qua interpretatie of gebruik t.o.v. de BWK versie 2 methodiek (Vriens et al. 2011) geduid. c. c.b bos: de grens tussen open heide (c.), heide met boom en struikopslag (c.b) en bos(opslag) wordt nu strikter vastgesteld. Vooral de karteringseenheden voor heide met boom en struikopslag (cgb,cvb, ceb, cmb) werden vroeger ruimer gebruikt en de bedekking (kroonprojectie) aan bomen of struiken kon toen meer dan 50% zijn. c : nieuwe karteringseenheid om een geplagde heide aan te duiden nog geen of nauwelijks vegetatieontwikkeling plaats vond. hac en hat: dit zijn nieuwe karteringseenheden (varianten van) die vroeger ressorteerden onder ha (en hac deels ook onder dm). Ze staan respectievelijk voor vegetaties die behoren tot het buntgrasverbond (Corynephorion) en het dwerghaververbond (TheroAirion). dm: wordt nu enkel nog voor de vegetatieloze delen van stuifduinen gebruikt. cp: wordt nu enkel nog voor heide met adelaarsvaren gebruikt. De overgrote meerderheid van de in BWK versie 2 als cp aangeduide polygonen betreft relicten van oud boslocaties, ondergroei van bos, open bosplekken, boszomen, Deze zullen in de toekomst op een andere wijze aangeduid worden (zie sleutel ruigten en pioniersvegetaties; in opmaak). 4.2 Habitatkaart Volgende codes worden in de habitatkaart gebruikt om de habitatwaardige heiden aan te duiden: De Natura 2000 habitat(sub)typen van de heidesleutel en hun officiële Nederlandse naam: 23 Oude, ontkalkte landduinen 2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista 2330 Open grasland met Corynephorus en Agrostis soorten op landduinen 2330_bu buntgrasverbond 2330_dw dwerghaververbond 4 Heide en struikvegetaties van de gematigde klimaatzone 4010 NoordAtlantische vochtige heide met Erica tetralix 4030 Droge Europese heide 5 Thermofiel struikgewas 5130 Juniperus communis formaties in heide of kalkgrasland 5130_hei Jeneverbestruweel in heide 7 Venen 7110 Actief hoogveen 7140 Overgangs en trilveen 7140_oli Oligotroof en zuur overgangsveen 7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion 16 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

5 Aanvullende gegevensinzameling (facultatief) 5.1 Inleiding Uit de BWKtypologie van de heidebiotopen kan informatie over de lokale staat van instandhouding (lsvi) afgeleid worden (vnl. gunstige versus ongunstige toestand; 6.1; T Jollyn et al. 2009, Oosterlynck et al. in voorbereiding ). In kader van de programmatorische aanpak stikstof (PAS), de Databank Passende Beoordeling (DPB), het herstelbeheer en de beheeropvolging is het dan ook interessant om naast de grenswaarde nodig voor het bepalen van de BWKtypologie (zie 3 en 6.1 ), ook het effectieve aandeel van een bepaalde LSVIindicatoren te noteren. 5.2 Extra gegevens Eutrofiëring en verzuring (via lucht) zijn voor heidebiotopen belangrijke milieudrukken. Bij een aanvullende gegevensinzameling is het dan ook aangewezen om de LSVIverstoringsindicatoren vergrassing en verruiging te kwantificeren. Ook de abundantie van de invasieve exoot (grijs kronkelsteeltje) is gelinkt aan hoge Ndepositie. Verruiging door bramen (of andere soorten van voedselrijkere milieus) kan op een gelijkaardige wijze genoteerd worden. Zo kan de ruimtelijke variatie in kaart gebracht worden en kunnen evoluties van de lokale staat van instandhouding opgevolgd worden. 5.3 Werkwijze Voor LSVIindicatoren met een abundantie, wordt de individuele of gezamenlijke abundantie volgens de Tansleyschaal (bijlage 2) genoteerd. Voor LSVIindicatoren met een %aandeel, wordt het procentueel aandeel in stappen van 10% genoteerd. Hierbij wordt extra aandacht besteed bij een aandeel rond een grenswaarde (zie keuzes met %aandeel in de veldsleutel): 0% (afwezig) < 5% (aanwezig, maar duidelijk minder dan 5%) 5% 10%, 20% 90%, 100% Figuur 2 geeft een beeld van een Habitat en BWKkartering waarbij naast het bepalen van de BWKtypologie en de habitattypen, ook het aandeel vergrassing, verbossing, open zand en de abundantie van exoot grijs kronkelsteeltje op vegetatievlekniveau is ingeschat. BWK Habitatkaart www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 17

Vergrassing (%) Verbossing (%) Grijs kronkelsteeltje (abundantie, Tansleyschaal) Open zand (%) Figuur 1. Voorbeeld van een BWKhabitatkartering waarbij aanvullend de vergrassing (%), de verbossing (%), de abundantie grijs kronkelsteeltje (Tansleyschaal) en het aandeel open zand (%) afzonderlijk zijn ingeschat (luchtfoto AGIV 2013). 18 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

6 Toepassingen 6.1 Lokale staat van instandhouding (lsvi) Uit de BWKtypologie kan voor enkele LSVIcriteria afgeleid worden of ze in een gunstige of ongunstige toestand zijn. Onderstaande tabel geeft voor een kaartvlak behorende tot vermeld habitattype de BWKeenheden aan die wijzen om een (on)gunstige lsvi. 2310 2330_bu 2330_dw 4010 4030 5130 vergrassing gunstig vergrassingongunstig (>50%) verbossing gunstig verbossingongunstig (>10%) verruigingongunstig dwergstruikengunstig (>50%) dwergstruikenongunstig naakte bodemgunstig naakte bodemongunstig cg hac, dm hat ce cg cg cm hac hat cm cm cm cg, cm hac hat ce, cm cg, cm cg, cm cgb, cmb hacb hatb ceb, cmb cgb, cmb cgb, cmb cp cp cp cg, cv ce cg, cv cg cm cm cm cm hac + dm dm of hac zonder dm 6.2 Vereenvoudigde bodembedekkingskaart Vaak wordt de BWK op basis van de eerste karteringseenheid vereenvoudigd tot een bodembedekkingskaart met een tiental grote klassen (heide, grasland, urbaan gebied, ). Volgende BWKeenheden (inclusief alle varianten) worden tot de heidebiotopen gerekend: cg, ce, cm, cd, cp, cv, dm, hac, hat, t Let wel op, bij oudere karteringen (voor 2010) zitten nog regelmatig heterogene complexen met BWKeenheden die tot andere biotoopgroepen horen. Bij karteringen die gebruik maken van deze handleiding, is dit in principe veel minder het geval (De Saeger et al. 2016a). www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 19

Referenties, geraadpleegde en geciteerde literatuur CRNFB (2006). Cahiers 'Natura 2000'. Habitats de l'annexe I de la Directive Habitats présents en Wallonie. Version 3 provisoire. Centre de Recherche de la Nature, des Forêts et du Bois; Direction générale des Ressources naturelles et de l'environnement. Ministère de la Région wallonne. Bunce R.G.H., Bogers M.M.B., Roche P., Walczak M., Geijzendorffer I.R. & Jongman R.H.G. (2011).Manual for habitat and vegetation surveillance and monitoring. Temperate, Mediterranean and desert Biomes. Alterra rapport 2154, Wageningen. Bunce R.G.H., Bogers M.B.B., Evans D. and R.H.G. Jongman (2012). Rule based system for in situ identification of Annex I habitats. Alterra rapport 2276, Wageningen. De Saeger S., Oosterlynck P., Guelinckx R. & Paelinckx D. (2016a). BWK en Habitatkartering. Een praktische handleiding. Deel 1: Methodologie: karteerregels, karteringseenheden en hoofdsleutel. Versie 1, maart 2016. Rapporten van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek 2016, INBO.R.2016.11613609. Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, Brussel. Elkington T., Dayton N., Jackson D.L. and I.M. Strachan (2001). National Vegetation Classification: Field guide to mires and heaths. Joint Nature Conservation Committee. Peterborough, UK. European Environment Agency (2015). EUNIS (European Nature Information System) biodiversity database. Weblink: http://eunis.eea.europa.eu/habitats.jsp JNCC (2004). Common Standards Monitoring Guidance for Lowland Heathland. Version February 2004. Joint Nature Conservation Committee (JNCC), UK. ISSN 17438160 Ministerie van LNV (2008). Profielen habitattypen en soorten, eindconcept habitattypen, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Nederland. Weblink: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=profielen Oosterlynck P. et al. (In voorbereiding). Criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de NATURA 2000habitattypen, versie 3.0. Rapporten van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, Brussel. Schaminée J., Sýkora K., Smits N. & Horsthuis M. (2010). Veldgids: Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Nederland. Scheers K., Packet J., Denys L., Meeskens V. & De Saeger S. (2016). BWK en Habitatkartering. Een praktische handleiding. Deel 3: Veldsleutel tot de stilstaande wateren van Vlaanderen. Versie 1, maart 2016. Rapporten van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek 2016, INBO.R.2016.11613720. Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, Brussel. T jollyn, F., Bosch, H., Demolder, H., De Saeger, S., Leyssen, A., Thomaes, A., Wouters, J., Paelinckx, D. & Hoffmann, M. (2009). Criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de NATURA 2000habitattypen, versie 2.0. Rapporten van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek 2009 (46). Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, Brussel. Vandekerkhove K., De Saeger S., Thomaes A., De Keersmaeker K., Oosterlynck P, Van Oost F. en Jacobs I. (2016). BWK en Habitatkartering, een praktische handleiding. Deel 4: De Bossleutel. Versie 1, maart 2016. Rapporten van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek 2016, INBO.R.2016.11613777. Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, Brussel. Vandenbussche, V.; T'jollyn, F.; Zwaenepoel, A.; De Blust, G. & Hoffmann, M. (2002a). Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor : deel 2 : heide.[in.r.2002.13]. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud, 2002(13). Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. Vriens L., Bosch H., De Knijf G., De Saeger S., Oosterlynck P., Guelinckx R., T jollyn F., Van Hove M. & Paelinckx D. (2011). De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Mededelingen van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, INBO.M.2011.1. Brussel. Zwaenepoel, A., T'Jollyn, F., Vandenbussche, V. & Hoffmann, M. (2002). Systematiek van natuurtypen voor het biotoop grasland. Instituut voor Natuurbehoud (IN); Universiteit Gent (RUG); WestVlaamse Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand (WVI), Brussel, Gent, Brugge. 20 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

Bijlage 1: Begrippenlijst. Biotoopgroep: alle biotopen worden binnen dit project ingedeeld in 10 biotoopgroepen: heide, wateren, bos & struweel, grasland, moeras, mariene biotopen, kust & duinen, ruigten & pioniervegetataties, urbaan gebied en akkers & tuinbouw. Voor het bepalen van de biotoopgroep is er de hoofdsleutel (zie kadertekst in 1, De Saeger et al. 2016a). Voor elke biotoopgroep is er een afzonderlijke veldsleutel. Databank Passende Beoordeling (DPB): een databank in opmaak op het INBO, die de kennis bundelt over de toestand en de trends van de habitats en soorten in een bepaald Habitatrichtlijn(deel)gebied. Dwergstruiken: kleine struiken die meestal niet hoger dan een halve meter worden zoals kruipwilg, struikheide, dophei, kruipbrem, stekelbrem, kleine veenbes, rode en blauwe bosbes. Eenjarige: Een eenjarige plant voltooit zijn levenscyclus van kieming tot zaad binnen één jaar. Het zijn planten met een levensduur van slechts enkele maanden. Ze brengen het ongunstige jaargetijde meestal door als zaad. Bij ons is dit bijna altijd de winter. Voorbeelden zijn kleine veldkers, klaproos en vroege haver. Frequent: soorten (of andere indicatoren) die talrijk voorkomen, maar die niet significant bedekkend zijn. De bedekking wordt als minder dan 5% van het oppervlak beschouwd (bijlage 2), in functie van het kwantificeren van de gebruikte termen. Een (gebruiks)perceel is een perceel op het terrein zichtbaar begrensd op basis van gelijksoortig gebruik, waarbij naast de bodembedekking en het grondgebruik eveneens rekening wordt gehouden met fysische begrenzingen zoals afsluitingen, bomenrijen, houtkanten, sloten, waterlopen en wegen. Grenswaarde (lsvi): een waarde die voor alle criteria, voor het bepalen van de lokale toestand, de grens tussen ongunstige en gunstige lokale SVI bepaald (Oosterlynck et al. 2014). Gunstige lokale toestand (= gunstige lokale staat van instandhouding): die toestand waarvan kan verwacht worden dat de habitat langdurig kan blijven bestaan zonder of met regulier (dus niet remediërend) beheer; hierbij inbegrepen zijn de ecologische processen en structuren, nodig voor het ongewijzigd functioneren van de habitat en haar typische soorten. Habitattype (HT): in dit rapport wordt met habitattype steeds een Natura 2000habitattype bedoeld. De Interpretation Manual of European Union Habitats (European Commission 2003) vormt voor heel Europa de basis voor de definitie van de habitattypen. Hierin worden kort en bondig 218 habitattpen besproken en beschreven. In Vlaanderen komen 47 van deze habitattypen voor (Louette et al. 2013). De Vlaamse interpretatie van deze typen en een meer uitgebreide beschrijving is terug vinden in het boek Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee. Habitattypen Dier en plantensoorten (Decleer 2007). Habitatrichtlijn: richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora. Deze Habitatrichtlijn is er op gericht de biologische diversiteit te garanderen door de natuurlijke Europese habitats en de wilde flora en fauna in stand te houden. De lidstaten moeten speciale beschermingszones aanduiden voor bepaalde habitats en soorten van communautair belang. Deze zones worden Habitatrichtlijngebieden genoemd of, met een afkorting SBZH (speciale beschermingszones in het kader van de Habitatrichtlijn). Samen met de Vogelrichtlijn vormt de Habitatrichtlijn de pijler van de Europese wetgeving rond milieubescherming. HT: habitattype, in dit rapport wordt met habitattype steeds een Natura 2000habitattype bedoeld. Lokale staat van instandhouding (lsvi): de staat van instandhouding op een habitatlocatie. Deze kan gunstig of ongunstig zijn. Een gunstige lokale staat van instandhouding houdt een goed ontwikkelde habitatstructuur en vegetatiesamenstelling in, maar ook afwezigheid van, of een laag aandeel aan storingsindicatoren (t Jollyn et al. 2009). www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 21

Kaartvlak: een door grenslijnen afgebakend deel van de kaart. Op de BWKhabitatkaart zijn kaartvlakken percelen, zones of gebieden voor met eenzelfde bodembedekking en/of vegetatie. Een synomien voor kaartvlak is polygoon. Kroonprojectie: is de loodrechte projectie van de kruin van een boom op de bodem (zie figuur, http://www.dcminfo.nl). Daarbij wordt geen rekening gehouden met openingen in de individuele boomkruin. Kruidlaag: de laag met kruidachtige gewassen en verjonging van de struik en boomlaag tot 2 m hoogte (bosinventaris; zie ook figuur onder boomlaag). Maaiveld: bodemoppervlak, grensvlak tussen de ondergrond en de lucht. Mozaïek: zie vegetatiemozaïek Naakte bodem: vlekken binnen een voorkomen van een habitattype waar de bodem niet begroeid is met een vegetatie die bestaat uit vaatplanten, mossen of korstmossen. Hieronder vallen ook vlekken die wel begroeid zijn met algen en mariene wieren. PAS: programmatorische aanpak stikstof, een pakket maatregelen van de Vlaamse overheid om natuurbehoud en herstel te verzoenen met economische ontwikkeling. Perceel: zie gebruiksperceel Pioniersoorten: soorten die zich als eerste en veelal massaal op een groeiplaats vestigen. Dit zijn meestal lichtminnende soorten. Pioniervegetatie: open vegetatie die worden gedomineerd door één en tweejarige soorten of soorten met een groot vegetatief voortplantingsvermogen, op instabiele of recent ontstane of van vegetatie ontdane standplaatsen. Polygoon: zie kaartvlak. Regionaal belangrijk biotoop (rbb): zijn vegetaties die niet behoren tot de Europees te beschermen habitats. Wel gaat het om zeldzame vegetaties met een hoge natuurwaarde die in Vlaanderen voorkomen, of om vegetaties die wettelijke bescherming genieten overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu op Vlaams niveau. Deze vegetaties zijn beschreven in de natuurtypen van Vlaanderen (www.inbo.be), de legende van de Biologische Waarderingskaart en in Paelinckx et al. (2007). Staat van instandhouding (svi): van een habitat, is de som van de invloeden die op de betrokken habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten in het Vlaamse Gewest (Natuur en Bosdecreet). Struiklaag: de laag met houtige gewassen groter dan 2 m maar met een diameter (op borsthoogte) kleiner dan 7cm. 22 INBO.R.2016.11613662 www.inbo.be

Bijlage 2: Visuele ondersteuning van de gehanteerde bedekkingen en abundanties Deze bedekkingen en abundanties gelden voor een perceelgrootte van ca. 1 ha, bij kleinere oppervlaktes blijven de aantallen dezelfde, voor grotere oppervlaktes worden de aantallen herberekend met de factor van de oppervlaktetoename. www.inbo.be INBO.R.2016.11613662 23