Taalblokken>Blokken> Leren> Gesprekken voeren A2 4.1 Taalblokken: Les 4, oef. 1 t/m 7 4.2 Les 4, oef. 8 Een afspraak verzetten In tweetallen: oef. 8 leren en laten horen. 1. Receptionist: Good afternoon. Leeds Central Hospital. Can I help you? 2. Visitor: Hallo, u spreekt met (je eigen naam). We hadden om 3 uur een afspraak (appointment). 3. Receptionist: Yes, that's right. 4. Visitor: We hebben een vertraging (delay). Is het goed als we om 4 uur komen? 5. Receptionist: Sorry, I can't hear you very well. It's a very bad line. 6. Visitor: Is het goed als we om 4 uur komen? 7. Receptionist:Yes, that's okay. 8. Visitor: Dank u wel. Tot 4 uur dan. 9. Receptionist: Okay. Bye. 10. Visitor: Tot ziens. 4.3 Taalblokken: Les 4, oef. 9 4.4 Les 4: oef. 10 De dokter bellen (2)
In tweetallen: Maak onderstaand gesprekje af in het Engels en laat het dan horen. 1. Assistant : [U spreekt met Nicole ]. I'm [dokter Williams]'s assistant. 2. Mrs Pym: [Dag, met mevrouw Pym.] 3. Assistant : [Goedemorgen, mevrouw Pym. Wat kan ik voor u doen?] 4. Mrs Pym : [Mijn zoon Peter is vanochtend van de trap gevallen. Ik ben bang dat zijn enkel verzwikt is.] 5. Assistant : Oh dear, you will have [het beste een afspraak maken met de dokter.] 6. Mrs Pym : Yes, is that possible today? 7. Assistant : Well, I [zie hier een mogelijkheid voor vanmiddag om half 3.] Will [schikt dat]? 8. Mrs Pym : I cannot leave the house at [half 3]. Do you have a later [kan het iets later]? 9. Assistant : Let's see. How about [kwart over 4]? 10. Mrs Pym : Yes, perfect. By the way, until when can I reach you by phone? 11. Assistant : You can call us [iedere werkdag van 8 uur 's ochtends tot half 6 's avonds] It is best [als u ons tussen half 10 en 11 uur belt.] 12. Mrs Pym : I'll write that down immediately for the future. Thank you. Goodbye. 13. Assistant : [Dag mevrouw Pym, bedankt voor het bellen.] Voorbeelduitwerking bij oefening 10 1. Assistant : Nicole speaking. I'm doctor Williams's assistant. 2. Mrs Pym: Hello, I'm Mrs Pym. 3. Assistant : Good morning Mrs Pym. How can I help you? 4. Mrs Pym : My son Peter fell down the stairs this morning. I'm afraid he twisted his ankle. 5. Assistant : Oh dear, you will have to see a doctor th en. 6. Mrs Pym : Yes, is that possible today? 7. Assistant : Well, I see we have an opening this afternoon at half past two. Would that be all right? 8. Mrs Pym : I cannot leave the house at half past two. Do you have a later opening? 9. Assistant : Let's see. How about a quarter past four? 10. Mrs Pym : Yes, perfect. By the way, until when can I reach you by phone? 11. Assistant : You can call us every working day from 8 a.m. until 5.30 p.m. It is best when you call us between 9.30 and 11 a. m. 12. Mrs Pym : I'll write that down immediately for the future. Thank you. Goodbye. 13. Assistant : Bye, Mrs Pym. Thank you for calling. 4.5 Les 4: oef. 11 Advies van de dokter In tweetallen: Maak onderstaand gesprekje af in het Engels en laat het dan horen.
1. Assistant: Good morning, [met het. van dokter James] office. 2. Jane: [Hallo, u spreekt met Jane.] 3. Assistant: [Hoe kan ik u helpen?] 4. Jane: [Mijn knie doet pijn.] I can hardly [hem buigen] It's been like this [al een paar dagen] now. 5. Assistant: Oh dear. Does the pain keep you awake at night? [Neemt u pijnstillers?] 6. Jane: I can sleep all right. But [als ik wakker word, doet mijn knie heel erg pijn] Then I take some [pijnstillers] 7. Assistant: You will [een afspraak moeten maken met de dokter]. 8. Jane: Yes, I think that would be best. When is it possible? 9. Assistant: Well, [ik kijk even], this afternoon I have [een gaatje] at [half drie] and another one at [kwart voor vijf]. 10. Jane : [Ik ben bang dat] I won't be able to come today. [Ik moet werken] Do you have [morgen een gaatje?] 11. Assistant: Tomorrow, hmmm, busy day... ah, here's an opening. [Wat dacht u van kwart over vier s middags?] 12. Jane: [Ja, dat is prima. Dank u wel. Dag.] 13. Assistant: [Dag. Tot morgen] then. Voorbeelduitwerking bij oefening 11 1. Assistant: Good morning, doctor James' office. 2. Jane: Hello, Jane speaking. 3. Assistant: How can I help you? 4. Jane: My knee hurts. I can hardly bend it. It's been like this for a couple of days now. 5. Assistant: Oh dear. Does the pain keep you awake at night? Do you take painkillers? 6. Jane: I can sleep all right. But when I wake up, my knee really hurts. Then I take some painkillers. 7. Assistant: You will have to see a doctor then. 8. Jane: Yes, I think that would be best. When is it possible? 9. Assistant: Well, let's see, this afternoon I have an opening at ten past two and another one at a quarter to four. 10. Jane : I'm afraid I won't be able to come today. I have to work. Do you have an opening tomorrow? 11. Assistant: Tomorrow, hmmm, busy day... ah, here's an opening. How about 11.30? 12. Jane: Yes, fine. Thank you. Bye. 13. Assistant: Goodbye. We'll see you tomorrow then. 4.6 In tweetallen: taaltaak 4 uitwerken, leren en laten horen. Je moet beide rollen kennen.
5.1 Taalblokken: Les 5, oef. 1 De weg uitleggen 5.2 ASKING THE WAY Werk de gesprekjes uit in het Engels, laat ze nakijken en laat ze horen. How do I get to...? Hoe kom ik naar...? What's the best way to...? Wat is de snelste weg naar...? Where is...? Waar is...? Go straight on (until you come to...). Ga rechtdoor (tot je komt bij...). Turn back./go back. Draai om./ga terug. Turn left/right. Ga linksaf/rechtsaf. Go along... Ga langs... Cross the road Steek de straat over... Take the first/second road on the left/right. Neem de eerste/tweede straat links/rechts. It's on the left/right. Het is aan je linkerhand/rechterhand. straight on rechtdoor opposite tegenover near in de buurt van next to naast between tussen at the end (of) aan het eind (van) on/at the corner op de hoek behind achter in front of voor (just) around the corner (net) om de hoek traffic lights stoplichten crossroads, junction kruising signpost verkeersbord roundabout rotonde Take the third exit at the roundabout Neem de rotonde driekwart Excuse me, I'm looking for the town hall. Pardon, ik ben op zoek naar het stadhuis How far is it from the centre to the station? Hoe ver is het van het centrum naar het station? Is it far from the centre to the station? Is het ver van het centrum naar het station? It takes about 10 minutes by bus. Met de bus is het ongeveer 10 minuten. It's a 10-minute walk. Het is 10 minuten lopen.
The centre is within walking distance. What's the best way to the station? Where is the nearest bus stop? Where is the next bus stop? You can't miss it. Do you know the way around here? Excuse me, could you tell me where the nearest police station is? I ve lost my way. Could you help me out? There s a bus stop at the end of the street. Where s the Tourist Information Office? It s up the street. It s across the bridge. Then follow the signs. It s opposite the post office. Je kunt naar het centrum lopen. Hoe kom ik het snelst bij het station? Waar is de dichtstbijzijnde bushalte? Waar is de volgende bushalte? U kunt het niet missen. Bent u hier bekend? Pardon, kunt u mij misschien zeggen waar het dichtstbijzijnde politiebureau is? Ik ben de weg kwijt. Kunt u mij misschien helpen? Er is een bushalte aan het eind van de straat. Waar is de VVV? Het is verderop in de straat. Het is aan de andere kant van de brug. Volg daarna de wegwijzers. Het is tegenover het postkantoor. 1 A: Vraagt de weg naar het postkantoor B: Natuurlijk. Neem de eerste straat links en dan de tweede rechts. A: Herhaalt B: Inderdaad. A: Heel erg bedankt. 2 A: Vraagt de weg naar het station. B: Deze straat door, neem de tweede straat links. A: Is het ver hiervandaan? B: Nee. Slechts 5 minuten lopen. A: Heel erg bedankt. 3 A: Vraagt naar de dichtstbijzijnde bank. B: Die is daar om de hoek tegenover de supermarkt. 4 A: Kunt u mij zeggen hoe ik bij hotel De Doelen kom? B: Alsmaar rechtdoor, dan links bij de eerste kruising. 5 A: Is er hier een drogist in de buurt? B: O ja. Loop deze straat door, en neem dan de tweede straat rechts. U ziet de drogist direct aan uw rechterhand, naast een cafe.
5.3 Les 5: oef. 2 De weg vragen en uitleggen In tweetallen: Onderstaande zinnetjes laat je in het Engels horen. -Pardon. Weet u waar het busstation is? -Kunt u mij de weg naar East Street vertellen? -Volg de borden. -Ga recht door. -Loop langs de kerk. -Sla bij de stoplichten rechtsaf. -Het is tegenover het treinstation. -Het is aan uw rechterhand. -Het is net om de hoek. 5.4 Taalblokken: Les 5, oef. 3 De weg wijzen 5.5 Les 5: oef. 4 De weg uitleggen In tweetallen: Maak onderstaand gesprekje af in het Engels en laat het dan horen. 1. Elisa: [Goedemiddag, kunt u mij helpen?] 2. Fred: [Natuurlijk. Wat kan ik voor u doen?] 3. Elisa: [Ik ben helemaal de weg kwijt]. I'm on my way [naar het ziekenhuis]. 4. Fred: [Bedoelt u St. John's? Aan Stirling Road?] 5. Elisa: Yes! [Ik heb de borden gevolgd] and took a right [bij de rotonde]. Now I don't see any more [borden]. 6. Fred: [Dat is vreemd. Maar het is niet ver. Ziet u die kerk aan de linkerkant van de straat?] 7. Elisa: [Ja, het is een grote kerk.] 8. Fred: [Precies]. Well, turn [daar linksaf]. Drive [langs de kerk en neem dan de tweede straat rechts. Dat is Shilling Street.] 9. Elisa: [Oké] 10. Fred: [Aan het eind van die straat gaat u weer rechts. Dat is Stirling Road. Het ziekenhuis ligt] further down [die straat, aan de linkerkant. ] 11. Elisa: Let me repeat that: [bij de kerk ga ik links. Dan neem ik de tweede straat rechts. Aan het eind ga ik weer rechtsaf en dan zie ik het ziekenhuis aan de linkerkant. ] 12. Fred: [Dat is 'm.] Good luck! 13. Elisa: [Dank u wel. Dag.] 5.6 Taalblokken: Les 5: oef. 6 In een restaurant
5.7 Les 5: oef. 7 Een bestelling doen in een restaurant In tweetallen: Onderstaande zinnetjes laat je in het Engels horen -Mag ik het menu, alstublieft? Can I see the menu, please? -Pardon, ik wil graag iets bestellen. Excuse me, I would like to order something. - Ik wil graag een cola light, alstublieft. I would like a diet coke, please. - Mag ik de rekening, alstublieft? Can I have the bill, please. 5.8 Taalblokken: Les 5: oef. 8 5.9 Les 5: oef. 9 Reisinformatie vragen
Voorbeeldzinnen: -Excuse me, when's the next train to Liverpool? -When does the last train to Glasgow leave? -At what time does the train arrive in Chester? -Where can I find the timetable? -How much is a single ticket? In tweetallen: dit gesprekje laat je in het Engels horen. Je moet beide rollen kennen. spoor = platform 5.10 Taalblokken: Les 5: oef. 10 Bellen naar een hotel 5.11 Les 5: oef. 11 Het reserveren van een hotelkamer In tweetallen: dit gesprekje laat je in het Engels horen. Je moet beide rollen kennen. 1. Receptionist: Goedemorgen. Arkaig Hotel. Waarmee kan ik u van dienst zijn? 2. Leontine: Goedemorgen, ik zou graag een kamer willen boeken voor volgende week dinsdag. 3. Receptionist: Wilt u een tweepersoons- of een eenpersoonskamer? 4. Leontine: Is er een groot prijsverschil? 5. Receptionist: Nee. Een eenpersoonskamer kost 30 en een tweepersoonskamer 42, inclusief ontbijt. 6. Leontine: Goed. Ik reserveer een tweepersoonskamer. 7. Receptionist: Oké. We hebben een tweepersoonskamer voor dinsdag 2 april. Hoe is de naam? 8. Leontine: Leontine Jaspers. 9. Receptionist: Kunt u uw achternaam voor mij spellen? 10. Leontine: Dat is: J - A - S - P - E - R - S. 11. Receptionist: Goed. Dat is een tweepersoonskamer voor mevrouw Jaspers voor dinsdagavond 2 april. 12. Leontine: Oké. Dank u wel. Dag. 13. Receptionist: En bedankt voor de reservering. Tot ziens. 6.1 Taalblokken: Les 6, oef. 2, 3, 5, 8 en 9
6.2 Les 6, oef. 10 Rollenspel In tweetallen: Maak het gesprekje in Taalblokken af in het Engels en laat het dan horen. aanwijzingen voor dit gesprekje: Wat erg! = I'm sorry to hear that! John is gevallen = he had a bad fall hij bloedde hard = there was quite a lot of blood Heeft hij veel pijn?= Does it hurt a lot? Hij moet naar de tandarts = he must /should see a dentist. in plaats van = instead of 1. Kate: Neem op met 'goedemorgen' en noem je naam. 2. Ms Johnson: Groet en noem ook je naam. 3. Kate: Vraag wat je voor Ms Johnson kunt doen. 4. Ms Johnson: Vertel dat je de moeder van John bent. Vraag of John in Kates groep zit. 5. Kate: Zeg dat John altijd op woensdag en vrijdag in je groep zit. 6. Ms Johnson: Vertel dat John is gevallen. 7. Kate: Leef mee en vraag hoe het nu met John is. 8. Ms Johnson: Vertel dat hij hard bloedde. Zeg dat alleen zijn tand loszat. 9. Kate: Leef mee en vraag of John veel pijn heeft. 10. Ms Johnson: Zeg dat dat niet zo is. Zeg dat John wel naar de tandarts moet. 11. Kate: Reageer daarop. 12. Ms Johnson: Vraag of John in plaats van woensdag op donderdag kan komen. Omdat hij dus woensdag naar de tandarts moet. 13. Kate: Zeg dat dat geen probleem is. 14. Ms Johnson: Bedank Kate en neem afscheid. 15. Kate: Neem afscheid. 6.3 Les 6, oef. 11 Voicemail
In tweetallen: Bereid de 4 voicemailberichten voor in het Engels en laat ze dan horen.