Mantelzorg en ruimtelijk ontwikkelingen 26 juli 2006, gewijzigd 17 november 2009, vastgesteld 1 december 2009
1. Inleiding Mantelzorg is de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten: familieleden, vrienden, kennissen en buren. Kenmerkend is de reeds bestaande persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald is. In Nederland zijn er 3,7 miljoen mensen die voor een ander zorgen. Zo'n 750.000 mantelzorgers zorgen meer dan 8 uur per week en langer dan 3 maanden voor een ander. De meeste mantelzorgers vinden het vanzelfsprekend om voor hun naaste te zorgen, maar lopen wel tegen tal van problemen aan. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om de zorg te combineren met een betaalde baan, is het moeilijk om de zorg tijdelijk over te dragen en maken veel mantelzorgers extra kosten. In sommige gevallen kan mantelzorg alleen plaatsvinden als de zorg aan huis geboden wordt. Probleem hierbij kan ruimtegebrek zijn of de behoefte om aangepaste voorzieningen te realiseren. Maar wat als het bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden biedt? Over deze problematiek gaat het in deze beleidsnotitie. 2. Aanleiding De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de invoering van de Wmo is mantelzorg de verantwoordelijkheid van gemeenten geworden. Het doel van de Wmo is dat mensen zo veel mogelijk voor zichzelf en voor elkaar zorgen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hecht veel belang aan goede mantelzorg: zorg aan huis door familie en vrienden. De gemeente zal daarom mantelzorgers ondersteunen. Sociaal beleid heeft ruimtelijke gevolgen en ruimtelijk beleid heeft sociale gevolgen. Bij de planontwikkeling wordt soms onvoldoende rekening gehouden met sociale voorzieningen en de ruimte die daarvoor nodig is of beschikbaar gesteld moet worden. 2
Zo wordt de gemeente Kaag en Braassem geconfronteerd met verzoeken om inwoning van ouderen en zorgbehoevenden in aanbouwen, al dan niet speciale vrijstaande units of bestaande bijgebouwen bij woningen. De mogelijkheden die bestemmingsplannen bieden zijn beperkt. De voorschriften in de bestemmingsplannen in onze gemeenten over aan - en uitbouwen zijn per bestemmingsplan verschillend. Over het algemeen mag er bij recht 50-70 m 2 aan aan- en uitbouwen gerealiseerd worden. Is er al een schuurtje of uitbouw aanwezig op een perceel dan is de kans groot dat een standaard zorgunit van ca. 24m 2 de maximaal toelaatbare vierkante meters overschrijdt. Gegronde en onderbouwde aanvragen en initiatieven kunnen daardoor niet gerealiseerd worden. De nota Regels voor Ruimte (die geldt vanaf 1 januari 2007) vormt met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. In deze nota wordt de vestiging van een zorgfunctie in vrijkomende agrarische bebouwing mogelijk gemaakt. Initiatieven moeten dan wel voldoen aan de uitgangspunten zo als vermeld in de provinciale nota zorg in het buitengebied. Daarom is bij het opstellen van deze notitie uitgegaan van de provinciale regeling. 3. Doel en toepassing van de notitie Het doel van deze regeling is om de maatschappelijke vraag naar huisvesting ten behoeve van mantelzorg te faciliteren. Dit betekent dat deze regeling niet kan worden gehanteerd in het kader van de zgn. rustende boer regeling 1. Er is intern gekeken of mantelzorg zich leent voor een gebiedsgerichte aanpak. Bij een dergelijke aanpak kan namelijk per gebied worden bezien onder welke specifieke voorwaarden de regeling toegepast kan worden. Een argument om binnen het stedelijk gebied terughoudend om te gaan met tijdelijke bewoning van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg zou de nabijheid en aanwezigheid van zorgvoorzieningen zijn. Aan een andere kant zou er beleidsmatig juist in het 1 De rustende boer regeling is een regeling om huisvesting van een oudere boer op zijn voormalige bedrijf mogelijk te maken. Omdat er geen sprake is van hulpbehoevendheid (zie definitie mantelzorg op pagina 4) kan er niet van deze regeling gebruik gemaakt worden. 3
stedelijk gebied ruimte gecreëerd moeten worden voor (extra) woonruimtes en moet juist in het buitengebied terughoudend worden omgegaan met extra bewoningen. Gelet op het feit dat er zowel binnen het stedelijk als landelijk gebied vraag is naar bewoning van bijgebouwen c.q. aanbouwen ten behoeve van mantelzorg hebben we ervoor gekozen om geen onderscheid te maken tussen het buitengebied en het stedelijk gebied. De regeling wordt niet toegepast op bedrijventerreinen omdat toename van een woonfunctie daar ongewenst is. 4. Definities Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Mantelzorg is langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voorvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt 2. Mantelzorg is dus niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. De noodzaak moet worden aangetoond. Inwoning: hiervan is sprake als iemand die mantelzorg behoeft inwoont in (een complex van) gebouwen die op grond van het bestemmingsplan bestemd zijn voor woondoeleinden. Om van inwoning te kunnen spreken dient op zijn minst sprake te zijn van gemeenschappelijke voorzieningen en een gezamenlijke toegang; er blijft sprake van één huishouden. 2 Definitie mantelzorg in de WMO: artikel 1, lid1 onder b. 4
Bijwoning: hierbij is sprake van een min of meer zelfstandige woning in een aanbouw of bijgebouw met een eigen toegang is en eigen voorzieningen. De bijwoning, bewoond door iemand die mantelzorg behoeft, is gerelateerd aan de hoofdwoning. Er wordt dus geen extra woonbestemming gecreëerd. 5. Voorwaarden Voorwaarden waaronder medewerking aan huisvesting ten behoeve van mantelzorg verleend kan worden: de bewoning is vanuit een oogpunt van mantelzorg noodzakelijk; de zorgbehoefte moet aantoonbaar zijn. Verlener en ontvanger van mantelzorg verklaren dat de zorg en hulp geheel vrijwillig en buiten organisatorisch verband gegeven wordt; het gaat om inwoning of bijwoning. Er wordt geen zelfstandige woning gecreëerd; het plaatsen van een zorgunit geniet de voorkeur; pas als een zorgunit niet tot de mogelijkheden behoort wordt een afweging gemaakt voor een andere huisvestingvariant; de tijdelijke unit of het bestaande bijgebouw ten behoeve van mantelzorg is gesitueerd op het perceel van de hoofdwoning, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van één in/uitrit; de bijwoning dient plaats te vinden binnen een afstand van 30 meter van de hoofdwoning; de bereikbaarheid van algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen moet gewaarborgd blijven; de bereikbaarheid voor hulpdiensten moet gewaarborgd blijven; er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de belangen van omwonenden en (agrarische) bedrijven; er mag geen onevenredige afbeuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing; om huisvesting ten behoeve van mantelzorg in een unit, bijgebouw of aanbouw mogelijk te maken moet een aanvraag om bouwvergunning worden ingediend bij afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling; de bouwaanvraag dient overeenkomstig artikel 44 van de Woningwet geweigerd te worden als het plan niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit en Bouwverordening; de bouwaanvraag wordt getoetst aan het bestemmingsplan. Mocht het bestemmingsplan geen bebouwingsmogelijkheden bieden dan kan hiervoor een vrijstellingsprocedure toegepast worden; 5
de maximale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg mag 60 m 2 bedragen en de maximale inhoud ten hoogste 180m 3 ; ter waarborging van de rechtszekerheid zal een toestemming worden verleend in de vorm van een persoonsgebonden gedoogbeschikking, waarin voorwaarden worden opgenomen. De gedoogbeschikking is niet overdraagbaar. Het voornemen tot het geven van een gedoogbeschikking zal worden gepubliceerd; het gebruik van de unit, het bijgebouw of de aanbouw in het kader van mantelzorg is tijdelijk; bij beëindiging van de zorgbehoefte (als gevolg van verhuizing of overlijden) of bij beëindiging van de mantelzorg (de zorgverlener wil of kan mantelzorg niet langer leveren, door bijvoorbeeld hulpbehoevendheid of overlijden), moet de oude situatie binnen redelijke termijn worden hersteld en het geheel weer door de hoofdbewoner in gebruik genomen. Dit betekent dat de tijdelijke zorgunit verwijderd moet worden. Als een bijgebouw als tijdelijke woning gebruikt werd, dan moeten deze na beëindiging van de zorgbehoefte weer in oorspronkelijke staat teruggebracht worden. Deze voorwaarde zal in de ontheffing opgenomen worden. 6. Hardheidsclausule Het college besluit overeenkomstig deze beleidsregel tenzij dat gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doel (artikel 4:81 Awb). 7. Bronvermelding (bij de wijziging) Wet maatschappelijke ondersteuning nota Regels voor Ruimte nota Zorg in het buitengebied in Zuid-Holland vigerende bestemmingsplannen gemeente Kaag en Braassem Algemene wet bestuursrecht Gemeentewet 6
BIJLAGEN Tijdelijke persoonsgebonden gedoogverklaring in het kader van de mantelzorgregeling Gegevens hulpbehoevende(n): Naam Adres Postcode Woonplaats Telefoonnummer Naam Adres Postcode Woonplaats Telefoonnummer De persoonsgebonden gedoogverklaring geldt alleen voor de bovengenoemde persoon/personen. Deze beschikking is niet overdraagbaar en vervalt zodra de zorgbehoefte niet meer aan de orde is (als gevolg van verhuizing of overlijden) en/of zodra de mantelzorg ter plaatse niet langer verleend kan worden. Ondanks de gedoogverklaring blijft het gebruik strijdig met het bestemmingsplan. 7
De tijdelijke persoonsgebonden gedoogverklaring houdt in dat de gemeente tijdelijk afziet van het gebruik maken van haar handhavingbevoegdheden. Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd bestuursdwang toe te passen als u na vervallen van de zorgbehoefte niet in redelijke termijn over gaat tot het herstellen naar de oude situatie. De tijdelijke unit moet verwijderd / het gebruik van het bijgebouw of aanbouw moet worden beëindigd. Ingeval er sprake is van een achterblijvende partner zal de situatie voor één jaar worden gedoogd, om zodoende de achterblijvende partner de gelegenheid te geven vervangende woonruimte te vinden of een op zich zelf betrekking hebbende vrijstelling aan te vragen. Roelofarendsveen,... (datum) Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, de gemeentesecretaris, M.E. Spreij de burgemeester, H.B. Eenhoorn 8
Checklist mantelzorgregeling Betreft aanvraag VRAGEN JA NEE OPMERKINGEN Is er sprake van mantelzorg conform de definitie? Is er sprake van tijdelijke inwoning of bijwoning? Wordt er voor de afhankelijke woonruimte gebruik gemaakt van één in-/uitrit? Is de bereikbaarheid voor algemene voorzieningen gewaarborgd? Is de bereikbaarheid voor hulpdiensten gewaarborgd? Is er of wordt er een aanvraag om bouwvergunning ingediend bij RO? Voldoet het bouwplan aan de voorschriften van het bouwbesluit en bouwverordening? Is er sprake van een maximale oppervlakte van 60m 2 en maximale inhoud van 180m 3? Voldoet het plan aan de milieuhygiënische en brandveilige randvoorwaarden? Past het verzoek binnen de omgeving (geen aantasting van belangen, geen bezwaren)? Vindt de bijwoning plaats binnen een afstand van 30 meter van de hoofdwoning? Conclusie: kan de regeling toegepast worden? Opmerking: Indien er op alle vragen een positief antwoord wordt gegeven, dan kan de regeling ten behoeve van mantelzorg toegepast worden. 9