WERKPROGRAMMA AWTI 2015

Vergelijkbare documenten
Werkprogramma Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie

WELKOM BIJ SURF MBO TREEDT TOE TOT SURF

Overzicht van onderzoeken door externe partijen (niet OCW of Inspectie) die impact hebben op de universiteiten Laatst bijgewerkt 26/04/16

Logistieke uitdagingen en kansen binnen Horizon 2020

Samenvatting. Balans van de topsectoren

AWTI-werkprogramma 2018

AWTI-werkprogramma 2018

Verbinden van wetenschap en samenleving. NWO-strategie

Kennis voor de samenleving

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Samenwerking hogescholen en MKB in de topsectoren ZWAARTEPUNTVORMING PROFILERING SAMENWERKING KWALITEIT DUURZAME VERANKERING

Blijvend in de TOP 5!

Profiel NWO. Voorzitter

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Het creëren van een innovatieklimaat

Samenvatting. Samenvatting 9

DE INDUSTRIE: MOTOR VAN VERNIEUWING. Drie acties voor een nieuw Kabinet. Manifest 2017

Aan de Statenleden van de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe. Groningen 30 juni 2015 Behandeld door bestuurszaken SNN Telefoonnummer

Contextschets Techniek

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken

We zien een datagedreven wereld vol kansen. Toepassingscentrum voor big data oplossingen

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Chinese borden Universiteiten in en uit balans

Kiezen voor ambitie en excellentie

Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie DURVEN DELEN OP WEG NAAR EEN TOEGANKELIJKE WETENSCHAP

FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM:

Hoe geven we zorg en gezondheid vorm in de informatiesamenleving?

Functieprofiel: Lector Functiecode: 0101

Publiek gefinancierd energieonderzoek In opdracht van het ministerie van Economische Zaken

Functieprofiel Innovatiemanager Provincie Zuid-Holland

Profiel. Opleidingsmanager HBO-Rechten. 10 mei Opdrachtgever Hogeschool van Amsterdam Faculteit Maatschappij en Recht

Onderwijs en Kennisoverdracht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Symposium Groene chemie in de delta

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Subsidiebesteding wetenschappelijk onderzoek

UNIVERSITY OF INFINITE AMBITIONS. MASTER OF SCIENCE SCIENCE EDUCATION AND COMMUNICATION

HU GERICHT IN BEWEGING

4. PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK

Opbrengst workshop: Onderwijs voor de toekomst, DAS conferentie 23 maart 2017

Vacatures Innovatief Ondernemen Innovatief Ondernemen is de handelsnaam waarmee MKB Steunpunt Energie en Chemie naar buiten treedt.

BETROKKENHEID EN FINANCIERING PUBLIEK PRIVATE KATAPULT NETWERKEN

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt. Onderzoek met impact. Hbo als emancipatiemotor. Hbo in vogelvlucht. #hbocijfers

Profiel NWO. Lid raad van bestuur tevens domeinvoorzitter Sociale en Geesteswetenschappen

NATIONALE COALITIE DIGITALE DUURZAAMHEID BEGINSELVERKLARING. CONCEPT 4 juni 2007 DE UITDAGING

samenvatting 1. Context, opdracht en aanpak

Overzicht gespreksonderwerpen uit de afgelopen IP-vergaderingen

Campus Zeeland Investeren in economische structuurversterking in de Zuidwestelijke Delta

Profiel NWO. Wetenschappelijke leden raad van bestuur, toekomstig domeinvoorzitters

Samenwerking in de praktijk: ICT lab voor studenten ICT-campus als verbinder

Regionale broedplaatsen voor onderzoek en praktijkleren

Nota Universiteitsraad UR Aan : Universiteitsraad. Van : College van Bestuur. Opsteller : Leon van de Zande

VALORISATIE in het HBO/bij de HAN. Christiaan Holland

Topsectoren. Hoe & Waarom

Mede naar aanleiding van mijn brief zijn flinke stappen gezet, zowel internationaal als nationaal:

Theo Koot Ivo de Nooijer Raffi Balder

Campus Zeeland Investeren in economische structuurversterking in de Zuidwestelijke Delta

Nederland: de Maritieme Wereldtop

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Talent in eigen hand. De positie van jonge wetenschappers in Nederland. december 2006

Opleidingsprogramma DoenDenken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

VOORBEELDEXEMPLAAR. Gegevens projectvoorstel. Aanvraagformulier Take-off hbo - fase 1 ronde 4

Associatie KU Leuven: Sterke partners voor beter hoger onderwijs

Op weg naar de (academische) opleidingsschool

Valorisatieagenda Kennis moet circuleren

Anders kijken, anders leren, anders doen

DE GRAAF THOM. knowing what to do, when you re not knowing what to do

Aanvraagformulier Nieuwe opleiding macrodoelmatigheidstoets beleidsregel 2014

onderzoek op het hbo transformeert de samenleving tekst: Rob Voorwinden

Visie op Valorisatie. van onderzoeken naar ondernemen. InnoTep, Radboud Universiteit Nijmegen, 30 september Maarten van Gils

Innoveren in de topsectoren chemie en energie. InnovatieLink biedt MKB ers praktische oplossingen en ondersteuning

D e n H a a g 2 mei T e l e f o o n n u m m e r E - m a i l

Wat zijn e-skills? Wat is het probleem met e-skills?? Wat is het probleem voor Nederland? TaskForce e-skills Nederland

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

OP Zuid. Programmaperiode

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Alle kinderen barsten van talent! Wetenschap en techniek haalt dit naar boven en prikkelt hun natuurlijke nieuwsgierigheid

Uw business case voor energiebesparing TKI-ISPT. RvT maart 2013

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

Haalt de universiteit 2040?

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 16 september 2014 Betreft Toekomstfonds

Samenvatting - Nederlands

Valorisatie addendum 169

Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

2 1 OKT. 20U /43/A.7, EZP Otten J.A. (050) n.v.t.

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Strategienota Ruimte, Relatie & Rekenschap

HAN en duurzame energie

Structurele samenwerking tussen kennis en beleid: een WRR-perspectief

Strategische agenda. Auteur Datum. Jan Bartling

Strategie Zuyd

DAS Lectorenbijeenkomst 13 november Annemarie Knottnerus Platform Bèta Techniek

De Communicerende Universiteit (20%)

Keuzemenu valorisatie indicatoren

Auditrapportage Bijlage 1 Typologieën en het fasemodel. Dynamiek onderweg

Transcriptie:

WERKPROGRAMMA AWTI 2015 Het werkprogramma van 2015 beoogt bij te dragen aan inzicht in de relatie onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven, aan beleidsopties rondom Science 2.0, aan vergroten van het kennisabsorptievermogen van bedrijven en kennisinstellingen en aan de verdere ontwikkeling van het topsectorenbeleid. De AWTI zal daarbij actief de samenwerking zoeken met de KNAW en de WRR, en waar zinvol ook met andere adviesraden en planbureaus. Ook met het Rathenau Instituut kan samenwerking vruchtbaar zijn. Daarnaast agendeert de AWTI, in verband met zijn nieuwe taakomschrijving, innovatie in de energiesector. Op dit onderwerp ligt samenwerking met de RLI voor de hand. Zoals ook in eerdere jaren, zal de AWTI aandacht besteden aan internationalisering van kennis en innovatie. Allereerst door in alle adviezen op zoek te gaan naar inspirerende voorbeelden uit andere landen. Daarnaast door een landenstudie te programmeren en een advies over samenwerking met India. Het werkprogramma 2015 bestaat zo uit zes onderdelen: 1. Een advies over de relatie onderzoek en onderwijs, voorafgegaan door een briefadvies over de MKB en Hogescholen 2. Een advies over kennisabsorptievermogen 3. Een samenvattend advies over Science 2.0 4. Een advies over innovatie in de energiesector 5. Een advies over de koers van de Topsectoren 6. Een landenstudie over Brazilië en India 1. ONDERZOEK ONDERWIJS - BEDRIJFSLEVEN De evolutie van het hoger onderwijs en bijbehorend onderzoek in Nederland vormgegeven binnen universiteit en hogeschool wordt sinds de jaren zestig van de vorige eeuw gedomineerd door de enorme expansie van studentenaantallen. Universiteiten en hogescholen hebben zich ontwikkeld van opleidingsinstituten voor een beperkte bovenlaag tot instellingen die ruim veertig procent van de bevolking bedienen. De organisatieontwikkeling van universiteit en hogeschool in de afgelopen decennia is grotendeels een antwoord op deze expansie geweest. Deze expansie heeft echter niet geleid tot een fundamenteel ander organisatiemodel. Dat zou in de toekomst wel eens kunnen veranderen. Universiteiten en hogescholen bereiden studenten voor op een veranderende arbeidsmarkt. Naast kennis zijn vaardigheden (of competenties) van belang om de opgedane kennis toe te kunnen passen. Daarbij kan het onder meer gaan om onderzoeksvaardigheden, kritisch denkvermogen, creatieve vaardigheden, ondernemerschap, communicatieve vaardigheden het vermogen tot (transdisciplinaire) samenwerking. Dat stelt eisen aan het vermogen van universiteiten en hogescholen om verbanden te leggen tussen het onderwijs, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de samenleving. Omgekeerd wordt van het bedrijfsleven en de samenleving gevraagd ruimte te bieden voor verwerving, benutting en valorisatie van kennis. Diverse belangrijke langlopende ontwikkelingen beïnvloeden de organisatie van het hoger onderwijs en onderzoek nu en in de toekomst waarschijnlijk ingrijpend beïnvloeden. Dat zijn: 1. De groei van onderzoek en ontwikkeling in de wereld en de opkomst van nieuwe spelers: het volume van het publieke en private onderzoek dat in de wereld verricht wordt, neemt hand over hand toe. 2. De internationalisering van het wetenschappelijk proces : wetenschappelijk onderzoek gebeurt steeds meer in internationale netwerken; de internationale mobiliteit van onderzoekers en studenten neemt toe en Nederlandse universiteiten en hogescholen positioneren zich steeds meer in een Europese 1

markt voor onderzoek en onderwijs. Om hierin mee te kunnen hebben (toekomstige) wetenschappers andere vaardigheden en vermogens nodig dan voorheen. 3. Het dieper doordringen van nieuwe ICT-technologie in het functioneren van wetenschap en hoger onderwijs: de opkomst van digitale technieken in het hoger onderwijs, het intensiever gebruik van digitale netwerken en digitale instrumenten in het wetenschappelijk onderzoek. Studenten hebben, aansluitend hierop, digitale vaardigheden nodig. 4. De sterkere verbondenheid van hoger onderwijs en onderzoek met organisaties en bedrijven in de samenleving. Er is een toenemende aandacht voor de maatschappelijke en/of economische impact van onderzoek, valorisatie en publiek-private samenwerking. Er is vanuit de onderwijsinstellingen vraag naar werkervaringsplaatsen, vanuit het bedrijfsleven vraag naar kennis en goed opgeleide mensen. Ondanks deze sterke verbondenheid haalt het MKB slechts een klein deel van zijn benodigde kennis uit het HBO. Geleidelijk vervagen grenzen, tussen Nederland en de rest van de wereld, tussen kennisinstellingen en bedrijven, tussen wetenschappers en niet-wetenschappers. Nieuwe technologie faciliteert nieuwe processen en organisatievormen in zowel onderzoek als onderwijs. Dit alles heeft zijn weerslag op universiteiten en hogescholen. De AWT zal twee deelonderwerpen aansnijden: (a) de relatie tussen onderwijs en onderzoek en (b) het benutten van de kennis van hogescholen door het MKB. De AWTI gaat hiermee voorbij aan brede onderwijskundige aspecten daar ligt niet zijn deskundigheid. Het onderwerp (b) zal mogelijk de vorm krijgen van een briefadvies. A. DE BETEKENIS VAN ONDERZOEK VOOR ONDERWIJS In aansluiting op de hierboven genoemde trends, kijkt de AWTI naar de verhouding tussen onderzoek en onderwijs. Van oudsher combineren universiteiten onderzoek en onderwijs, en tien jaargeleden is met de invoering van het lectoraat ook enige koppeling in het hoger onderwijs aangebracht. Er zijn twee aanleidingen om de waarde van deze zo vanzelfsprekende koppeling eens onder de loep te nemen: a. De universiteit is steeds minder een opleidingsinstituut voor onderzoekers, waarin de nauwe koppeling van onderwijs en onderzoek functioneel is, en steeds meer een brede school die opleidt tot allerlei professies die in de dagelijkse beroepsuitoefening vrij ver van academisch onderzoek afstaan (bijvoorbeeld artsen en tandartsen, juristen, economen en psychologen, architecten en ingenieurs, etc.). Bij hogescholen is het opleiden voor beroepen zelfs de kerntaak. Promovendi worden opgeleid als onderzoeker, maar vinden hun baan vaak niet in academisch onderzoek. Dit roept de vraag op op welke kennis en vaardigheden studenten en promovendi moeten aanleren, en welke plaats onderzoek daarin inneemt. Welke differentiatie tussen disciplines is nuttig en welke niet? b. De aanname is dat koppeling van onderzoek en onderwijs nuttig is omdat ze bijdraagt aan (i) beter onderwijs door gedreven onderzoekers en (ii) de ontwikkeling van vaardigheden en competenties zoals het kritisch denkvermogen, analytische vaardigheden en de creatieve vermogens, en het aanwakkeren van wetenschappelijke nieuwsgierigheid. De vraag is of deze aannames overal kloppen en in praktijk ook voldoende tot uitdrukking komen? De financiering van onderzoek aan universiteiten is voor een deel gekoppeld aan de studentenaantallen. Een vraag is of deze koppeling van de onderzoeksfinanciering aan de financiering van onderwijs in de toekomst nog houdbaar is. Binnen hogescholen is de onderzoeksfunctie sinds een aantal jaren in ontwikkeling. Het onderzoek binnen hogescholen is nog relatief kleinschalig en probeert zich van het universitaire onderzoek te onderscheiden door een meer toegepast karakter en een directere aansluiting op de onderzoeksbehoeften van bedrijven en andere organisaties in de regio. Ook hier speelt de vraag naar de functie van het onderzoek voor het onderwijs. 2

De vraag is dus wat de betekenis is van onderzoek voor onderwijs en hoe verschilt die over vormen, richtingen en stadia van hoger onderwijs? Zijn er waar nodig - voldoende prikkels om onderzoek en onderwijs te integreren? Zijn er omgekeerd prikkels die aandacht voor kwaliteit van het onderwijs in de weg staan? Wanneer is een directe koppeling van onderzoek aan onderwijs van belang en hoe kan die koppeling dan het best worden vormgegeven? Hoe sluiten onderzoeksvaardigheden aan op de eisen die op de arbeidsmarkt gesteld worden. Met het ministerie van OCW zal in overleg een nadere afbakening gemaakt worden. Oplevering: maart/april 2015. Samenwerking met: Onderwijsraad. Daarnaast zal voortgebouwd worden op het werk van de WRR (Naar een lerende economie). B. HOGESCHOLEN EN MKB Dit onderdeel sluit aan bij het in 2014 uitgebrachte advies Briljante bedrijven, en concentreert zich op een aspect dat daarin onderbelicht is gebleven. Centraal staat de vraag op welke wijze het MKB optimaal gebruik kan maken van de beschikbare toegang tot kennisontwikkeling, in het bijzonder het praktijkgericht onderzoek van hogescholen, waarin de overheid extra investeert. Oplevering: Eerste kwartaal 2015 Samenwerking: Met de Onderwijsraad en met het Rathenau Instituut, dat onderzoek doet naar de aansluiting van R&D in het bedrijfsleven op het wetenschappelijk onderzoek. Verder met het Platform Betatechniek, dat veel ervaring heeft op dit terrein. 2. KENNISABSORPTIEVERMOGEN Van alle nieuwe kennis die in de wereld gegenereerd wordt, neemt Nederland nu nog ongeveer anderhalf à twee procent voor zijn rekening de rest komt vanuit andere landen. Met de genoemde groei van de academische wereld en de opkomst van nieuwe spelers zal het volume aan buitenlandse kennis enorm toenemen en het aandeel van Nederland in het totaal in de toekomst verder dalen. Kennis van elders moet via allerhande kanalen zijn weg naar Nederland zien te vinden, naar de plaatsen waar behoefte aan deze kennis bestaat. Het vermogen om als samenleving die kennis te identificeren en te begrijpen, te importeren en te benutten, noemen we het kennisabsorptievermogen. Kennisabsorptievermogen omvat niet alleen de absorptie van formele en expliciete kennis door buitenlandse publicaties en websites te lezen, conferenties te bezoeken en directe contacten te onderhouden maar ook de absorptie van tacit knowledge, die ontwikkeld en overgedragen wordt door zelf ervaren en doen. Dit is wat het organiseren van kennisabsorptievermogen ingewikkeld maakt. Het benodigde kennisabsorptievermogen moet op verschillende plaatsen gewaarborgd zijn. Allereerst in de wetenschap: onderzoekers moeten voldoende aangesloten zijn op internationale netwerken om nieuwe ontwikkelingen in hun vakgebied (maar vanwege het steeds meer transdisciplinaire karakter van onderzoek ook die in andere vakgebieden) te kunnen volgen en daaraan bij te kunnen dragen. In de tweede plaats in het bedrijfsleven: ondernemingen moeten voldoende aangesloten zijn op de internationale kennisontwikkeling hetzij rechtstreeks, hetzij via banden met lokale kennisinstellingen om nieuwe relevante kennis op te kunnen pikken en te vertalen naar hun behoeften. In de derde plaats in de samenleving als geheel: publieke en maatschappelijke organisaties moeten voldoende op inzicht hebben in nieuwe kennisontwikkelingen om de relevantie voor Nederland te kunnen identificeren en te weten welke maatregelen te nemen om relevante 3

kennis te absorberen. Dit is vooral van belang waar witte vlekken in de eigen Nederlandse kennisproductie ontstaan. Er zijn verschillende instrumenten of mechanismes die kennisabsorptievermogen en kennistransfer versterken. Bekend zijn conferenties, wetenschappelijke tijdschriften, websites, leerboeken en andere onderwijsvormen. Het gaat echter ook om nieuwe werkwijzen: open innovatie, transdisciplinaire samenwerking, academische werkplaatsen, living labs open data, maar ook intellectueel eigendom (patenten). De AWTI buigt zich over de vraag hoe het vermogen om (buitenlandse) kennis te absorberen geborgd en versterkt moet worden. Daarbij kan verdere digitalisering van het onderwijs een rol spelen. Als eerste stap zal de raad onderzoeken wat Nederland aan absorptievermogen nodig heeft en hoe het hiermee momenteel gesteld is. Hij zal daarbij gebruikmaken van het werk van KNAW en Rathenau op het gebied van witte vlekken. Juist op die gebieden kan het nodig zijn het kennisabsorptievermogen te versterken. De voor ondernemingen relevante nieuwe kennis komt tegenwoordig grotendeels uit het buitenland. Het kennisabsorptievermogen van het bedrijfsleven, met name het MKB zal daarom een centrale plaats krijgen in het advies. Oplevering: Najaar 2015 Samenwerking met: KNAW, Rathenau Instituut en de WRR (Naar een lerende economie). Daarnaast zal samenwerking gezocht worden met de AIV. 3. SCIENCE 2.0 Science 2.0 (of de nu ook wel gehanteerde term Open Science) is een breed begrip dat gaat over de grote veranderingen in de werking van de wetenschap en haar rol in de samenleving. Daarbij gaat het om verschillende aspecten. Allereerst is kennis niet meer het exclusieve domein van hoogopgeleide academici. Allereerst doordat (wetenschappelijke) kennis buiten de academie wordt ontwikkeld. Een webinitiatief als www.zooniverse.org bundelt citizen science projecten die samen met academische wetenschappers worden ondernomen. Er zijn bijvoorbeeld amateurastronomen die zelf sterren ontdekken, buiten de muren van de universiteit. Talloze wereldburgers werken samen aan enorme kennisbanken als Wikipedia. Daarnaast willen burgers meepraten over onderzoeksagenda s en onderzoek zelfs meefinancieren. Behalve lekenparticipatie is er een hele tak van private professionele kennisontwikkeling: consultancies, adviesbureaus en ingenieursbureaus. De kennis binnen deze organisaties is vaak in de praktijk opgedane kennis, die academici niet tot hun beschikking hebben, en die ook niet zonder meer met hen wordt gedeeld. Een tweede aspect van Science 2.0 is de toenemende digitalisering en groeiende datasets. Dit brengt nieuwe mogelijkheden maar ook nieuwe uitdagingen. De vraag is of Big Data wezenlijk andere methoden en werkwijzen in de wetenschap brengt, en wat precies het verschil met wetenschap as usual is. Hoe kan over de kwaliteit van datasets geoordeeld worden en hoe zit het met het eigendom van Big Data. Ten derde agendeert het pamflet van Science in Transition elementen als publicatiedruk, andere manieren van reputatiemeting en communicatie tussen vakgenoten en met de bredere samenleving. De discussie over Science 2.0 wordt ook gevoed door de bredere legitimiteitsvraag ten aanzien van de wetenschap: krijgt de burger waar voor zijn geld? Integriteitsvraagstukken kunnen daarbij een rol spelen. Ten slotte is Open Access een van de thema s onder Science 2.0. Onderzoek dat met publiek geld gefinancierd is zou ook breed toegankelijk moeten zijn. Er zijn meerdere initiatieven om dit te realiseren er zijn echter ook nog belemmeringen. 4

In de achtergrondstudie over e-science heeft de AWT onlangs aandacht besteed aan een aantal van deze deelonderwerpen. De AWTI bouwt hierop voort, maar ook op het werk van anderen. Het gaat om beantwoording van vragen als: Hoe moet de overheid omgaan met de veranderende wetenschap? Kan de wetenschap de verandering onder Science 2.0 zelf oplossen, of is een actieve opstelling van de overheid gewenst? Hoe kunnen burgers en niet-academische professionals een bijdrage leveren aan wetenschappelijke vooruitgang? Welke randvoorwaarden kan of moet de overheid (nationaal en/of EU niveau) creëren om veranderingen vroegtijdig te faciliteren? Daarbij kan de e-infrastructuur aan de orde komen, maar zeker ook de financieringsvoorwaarden, de peer review- en evaluatiemethodes, en de voorzieningen voor het communiceren van niet-positieve onderzoeksresultaten. De Europese Commissie heeft onlangs een consultatieronde georganiseerd en betrokkenen uit de wetenschap een aantal vragen voorgelegd. De resultaten kunnen bijdragen aan de beantwoording van de adviesvraag. Het Nederlands voorzitterschap 2016 wil aandacht besteden aan Science 2.0. Oplevering: medio 2015 Samenwerking: KNAW, Rathenau Instituut 4. ENERGIE-INNOVATIE De AWTI zal in 2015 advies uitbrengen over innovatie in de energiesector. De energiesector is een sector waarin grote investeringen nodig zijn. Wind op zee, kerncentrales, kolencentrales zijn allemaal kapitaalintensief. Lock-in effecten kunnen innovatie sterk belemmeren: een gedane investering is niet in een paar jaar terug te verdienen. Met de opkomst van decentrale, meer kleinschalige elektriciteitsopwekking kan dit veranderen en kan de innovatieve kracht van de sector toenemen. Maar ook voor decentrale ontwikkelingen is de vraag wat de beste manier is om innovatie te bevorderen. De overheid stuurt aan op een groter deel hernieuwbare energie, maar er is ook beleid ingezet om de fossiele ketens schoner te maken. Vooralsnog is duurzame energie vaak duurder dan fossiele energie. Innovatie is nodig om de business case voor duurzame energie zonder subsidies mogelijk te maken. Moet deze innovatie uit marktpartijen zelf komen? Of kan de overheid een doorslaggevende rol spelen, zoals in de VS? In een analyse van het energieakkoord heeft het PBL opgemerkt dat het akkoord de innovatie in de energiesector niet of te weinig bevordert. De vraag is hoe innovatie in de energiesector het best bevorderd kan worden? Moet de overheid zich richten op duurzame energie of is juist veel winst te halen bij verduurzaming van fossiele ketens. Is de decentrale innovatieketen anders dan die van grootschalige centrale opwekking, en wat betekent dat voor het overheidsbeleid? Welk omvang en welke leertijden zijn nodig? Welke belemmeringen zijn er voor innovatie en welke daarvan hebben hun oorsprong in het (Europese) beleid gericht op duurzame energie? Wat kan Nederland leren van andere landen (bijvoorbeeld VS, Duitsland, Zweden)? Wat betekent het topsectorenbeleid voor innovatie in de energiesector? Welke cross-overs, welke raakvlakken met andere sectoren zijn relevant? Oplevering: eind 2015 Samenwerking met de RLI, maar ook met kennisinstellingen als ECN en PBL NB: In overleg met het ministerie van EZ zal een nadere afbakening gekozen worden. 5

5. TOPSECTOREN Het project Balans van de Topsectoren is een doorlopend project van de AWT, dat om de twee jaar resulteert in een rapport waarin de balans wordt opgemaakt. In de tussenliggende jaren levert het project capita selecta op over een of meer deelonderwerpen, al naargelang daar behoefte aan bestaat. Een onderwerp voor 2015 is nader in te vullen. Te denken valt aan de aansluiting van de topsectoren bij Horizon 2020, aan internationalisering in brede zin of aan cross-overs tussen topsectoren. De keuze voor internationalisering ligt voor de hand, mede omdat hier een link ligt met het advies Kennisabsorptievermogen. Oplevering: 2015 Samenwerking: onder andere het CPB 6. LANDENSTUDIE In 2015 wordt de studie over India afgerond. Daarnaast zal begin 2015 de studie over Brazilie (uit het werkprogramma 2014) uitgevoerd worden. Reden hiervoor is dat het adviestraject Strategische agenda al in 2014 werd opgestart. Oplevering: Medio 2015 6