Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt



Vergelijkbare documenten
Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet verder gedaald

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

Werkloosheid daalt verder in september

Persbericht. Werkloosheid licht gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Regionale arbeidsmarktprognose

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juli 2011

Statistisch Bulletin. Jaargang

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder gestegen. Meer mannen én vrouwen werkloos. Aantal jonge werkzoekenden toegenomen

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid neemt verder toe. Stijging 10 duizend per maand in afgelopen halfjaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid licht gestegen

Werkloosheid in oktober vrijwel onveranderd

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid blijft afnemen. Opnieuw kleine daling werkloosheid

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Werkloosheid in augustus gedaald

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

jul/09 mei/09 jun/09 sep/09 sep/08 jan/09 feb/09 mrt/09 jun/09 aug/09 sep/09 aug/09

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Aantal werklozen in december toegenomen

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

Aantal werkzoekenden, ontslagaanvragen, vacatures en WW-uitkeringen

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Juni 2011

Monitor Kredietcrisis Zoetermeer

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Werkloosheid verder toegenomen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder toegenomen. Anderhalf jaar stijgende lijn werkloosheid

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Februari 2013

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder toegenomen

Werkloosheid gedaald, maar minder mensen aan het werk

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2012 / 1

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari >

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid opgelopen tot 6 procent

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2014 I

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Crisismonitor Drechtsteden

Kortetermijnontwikkeling

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid in augustus licht gestegen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Sterke stijging werkloosheid

Barometer Arbeidsmarkt Gelderland 2e kwartaal 2013

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2008

Arbeidsmarkt Achterhoek Februari 2013

Persbericht. Werkloosheid blijft dalen in januari Centraal Bureau voor de Statistiek. Trend werkloosheid blijft dalend

Langdurige werkloosheid in Nederland

Monitor Werkloosheid Noord-Veluwe 3 e kwartaal 2010

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Opnieuw minder werklozen

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Amersfoort

Persbericht. Kleine toename werkloosheid

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder opgelopen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Kleine daling werkloosheid. Vooral toename jonge werkzoekenden. Forse stijging nieuwe WW-uitkeringen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder toegenomen. Stijging 9 duizend per maand in afgelopen halfjaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid daalt voor de zesde maand op rij. Lichte daling aantal werkzoekenden

Crisismonitor Drechtsteden

Werkloosheid gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral meer 45-plussers werkloos

Statistisch Bulletin. Jaargang

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Forse toename werkloosheid in maart Lichte stijging aantal WW-uitkeringen

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Grafimedia in cijfers

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid onveranderd

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Opnieuw meer werklozen

Arbeidsmarkt in vogelvlucht

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid in mei verder opgelopen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Crisismonitor Drechtsteden

Persbericht. Werkloosheid daalt

November 2012 WW-uitkeringen bijna verdubbeld sinds begin crisis eind 2008 Niet-werkende werkzoekenden (NWW) met ruim 30.

Werkloosheid opnieuw gestegen

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Jeugdwerkloosheid. Arbeidsmarktregio Noord-Kennemerland (+ West-Friesland) mei UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktinformatie, 2009 Versie 0.

Mei Economische Barometer Weerterland en Cranendonck. Verwachting voor 2010 en 2011

Werkloosheid gedaald

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. December 2012

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Gorinchem

Statistisch Bulletin. Jaargang

Crisismonitor Drechtsteden

Februari 2012 Niet-werkende werkzoekenden (NWW) gestegen Meer WW-uitkeringen

Werkloosheid daalt opnieuw

De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor januari 2019

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid opnieuw toegenomen

HAAGSE MONITOR RECESSIECIJFERS januari 2010

Ontwikkelingen arbeidsmarkt: Uitzendbureau? Kans op werk!

Thermometer economische. crisis

Noord-Holland heeft hoogste startersquote

Transcriptie:

ECABO arbeidsmarktonderzoek Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt huidige ontwikkelingen en prognoses Odile Sondermeijer senioradviseur arbeidsmarktonderzoek januari 2010

Inleiding Deze rapportage schetst de huidige ontwikkelingen van de Nederlandse economie en de arbeidsmarkt. Hiervoor worden recente publicaties van het CBS, het CPB en UWV WERKbedrijf gebruikt. Ook gaat de blik vooruit. Met de raming van het CPB in december kunnen uitspraken worden gedaan over de te verwachten ontwikkelingen van de werkgelegenheid en de beroepsbevolking. De prognoses van de ontwikkelingen naar bedrijfssectoren en regio s zijn gebaseerd op o.a. de publicaties van EIM en ABN AMRO Sector Research en ING Economisch bureau. Daarna volgt een overzicht van maatregelen in het kader van arbeidsmarktbeleid van de overheid. De plannen van de ministeries van SZW en OCW laten zien hoe het kabinet Balkenende IV het beleid voor de resterende twee jaren van de regeerperiode vertaalt in maatregelen ter versterking van de economie, de arbeidsmarkt en het beroepsonderwijs. Tenslotte biedt de samenvatting een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen voor het ECABOdomein. 2

Inhoudsopgave pag 1 Actueel beeld van de conjunctuur 4 2 Landelijke arbeidsmarktontwikkelingen 5 2.1 Forse banenkrimp 5 2.2 Ontwikkeling aantal banen naar bedrijfstak 5 2.3 Vacatures 6 2.4 Vacatures naar bedrijfssector 7 2.5 Werkloosheid 8 2.6 Krapte- indicator UWV WERKbedrijf 8 3 Vooruitzichten voor de Nederlandse arbeidmarkt 10 3.1 Decemberraming van het CPB 10 4 Prognoses naar sectoren 11 4.1 Analyse ABN AMRO Research 12 4.2 Cijfermatige prognose EIM 13 5 Regionale verschillen 15 6 Vooruitzichten middellange termijn 18 7 Overheidsbeleid 19 7.1 Ministerie van OCW 19 7.2 Ministerie van SZW 21 8 Samenvatting 23 Bijlage Geraadpleegde bronnen 3

1 Actueel beeld van de conjunctuur De Conjunctuurklok van het CBS is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het verloop van de Nederlandse conjunctuur. Zoals een klok de actuele tijd laat zien, zo toont de Conjunctuurklok de actualiteit van de conjunctuur. Een belangrijk kenmerk van de conjunctuur is namelijk dat deze cyclisch verloopt. Perioden van hoge groei wisselen af met perioden van nauwelijks groei, of zelfs van krimp. De conjunctuur wordt bepaald aan de hand van een aantal conjunctuurrelevante indicatoren. In de Conjunctuurklok is daarom een selectie van belangrijke indicatoren opgenomen. Door de vijftien geselecteerde indicatoren gezamenlijk af te beelden, ontstaat een samenhangend beeld van de stand van de conjunctuur. De Conjunctuurklok beschrijft niet een bepaalde verslagperiode, maar geeft het conjunctuurbeeld op een bepaald moment (in de regel ultimo van de maand). Figuur 1.1 Conjunctuurklok, stand november 2009 Bron: CBS Conjunctuurklok, cbs.nl Op de verticale as (de y-as) van de Conjunctuurklok is voor iedere indicator zijn afwijking tot de langetermijntrend uitgezet. Op de horizontale as (de x-as) van de klok is de periode-opperiodeontwikkeling geplaatst. Er zijn vier fasen te onderscheiden: Boven trend en afgenomen (het kwadrant links boven, kleur oranje) Onder trend en afgenomen (het kwadrant links onder, kleur rood) Onder trend en toegenomen (het kwadrant rechts onder, kleur geel) Boven trend en toegenomen (het kwadrant rechts boven, kleur groen). Het conjunctuurbeeld was eind november beter dan eind oktober. Dit komt vooral door het lichte herstel van de economie en doordat het aantal faillissementen verder is afgenomen. Het zwaartepunt van de indicatoren in de Conjunctuurklok ligt minder diep in de fase van laagconjunctuur en gaat gestaag richting herstelfase. Alle indicatoren presteren nog wel onder hun langjarig gemiddelde. Van de vijftien indicatoren in de klok staan er eind november zeven in het rode en acht in het gele kwadrant 4

2 Landelijke arbeidsmarktontwikkelingen De situatie op de arbeidsmarkt verslechtert. Het aantal banen van werknemers neemt in het derde kwartaal van 2009 flink af en de werkloosheid loopt, evenals het aantal ww-uitkeringen, verder op. Na scherpe dalingen in de voorgaande drie kwartalen stabiliseert het aantal openstaande vacatures. 2.1 Forse banenkrimp In het derde kwartaal van 2009 waren er 7,9 miljoen banen van werknemers. In vergelijking met het derde kwartaal van 2008 waren er 140 duizend banen minder. Deze banenkrimp van 1,8 procent is afgeremd door de introductie van de deeltijd-ww in 2009. De ontwikkeling van het aantal banen kent een duidelijk seizoenpatroon. Na correctie hiervoor was het aantal banen van werknemers in het derde kwartaal 50 duizend lager dan in het tweede kwartaal van 2009. Dit is de derde kwartaal-op-kwartaalkrimp van het aantal banen op rij. In het eerste kwartaal gingen 41 duizend verloren en in het tweede kwartaal 60 duizend. De recessie werkt met enige vertraging nu ook stevig door in de werkgelegenheid. Figuur 2.1 Banen van werknemers 2.2 Ontwikkeling aantal banen naar bedrijfstak Veruit de grootste daling trad op in de zakelijke dienstverlening waar het aantal banen met 83 duizend (5,2 procent) afnam. De omvang van deze daling wordt mede veroorzaakt doordat uitzendbanen bij de uitzendbureaus worden geteld. Uitzendkrachten werken in de praktijk echter in vrijwel alle bedrijfstakken. Het banenverlies in de bedrijfstakken industrie (2,0 procent), bouw (1,1 procent), horeca (1,2 procent) en transport (2,3 procent) bleef daardoor relatief beperkt en was veel geringer dan de krimp van de productie. In de zorg groeide het aantal banen met 38 duizend (3,1 procent) in vergelijking met een jaar eerder. De zorg bleef daarmee een belangrijke banenmotor. Ook in de overige delen van de collectieve sector groeide het aantal banen. In het openbaar bestuur met 1,8 procent toe en in het gesubsidieerde onderwijs en de cultuur en overige dienstverlening met 1,2 procent. 5

Figuur 2.2 Banen naar bedrijfstak 2.3 Vacatures De dynamiek op de arbeidsmarkt was kleiner dan een jaar eerder. In het derde kwartaal van 2009 zijn 182 duizend vacatures ontstaan. Dit zijn er 81 duizend minder dan een jaar eerder. Het aantal vervulde vacatures komt in het derde kwartaal van 2009 op 195 duizend uit, 94 duizend minder dan een jaar eerder. Figuur 2.2 Openstaande vacatures Het aantal openstaande vacatures is in het derde kwartaal van 2009 gestabiliseerd. Eind september 2009 staan er in Nederland, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, 128 duizend vacatures open. Dit zijn er nagenoeg even veel als een kwartaal eerder. In de drie voorgaande kwartalen was het aantal vacatures sterk gedaald. 6

2.4 Vacatures naar bedrijfssector Figuur 2.3 Vacatures naar bedrijfssector Alle sectoren telden minder vacatures. De grootste vermindering deed zich voor in de commerciële dienstverlening, de sector met doorgaans de meeste vacatures. Eind september 2009 stonden daar 64 duizend vacatures open. Dit is een halvering ten opzichte van een jaar eerder. De commerciële dienstverlening omvat onder meer de handel, financiële instellingen en zakelijke dienstverlening 2.5 Werkloosheid In een jaar tijd 121 duizend werklozen meer In de periode september-november 2009 waren gemiddeld 400 duizend personen werkloos. Dit komt overeen met 5,2 procent van de beroepsbevolking. Een jaar eerder was dit nog 3,6 procent. Uit cijfers van UWV blijkt dat het aantal niet-werkende werkzoekenden tot 35 jaar sterk is toegenomen. Het aantal lopende WW-uitkeringen nam in een jaar tijd toe met 133 duizend tot 297 duizend. Evenveel mannen als vrouwen werkloos In de periode september-november was het aantal werklozen 121 duizend hoger dan dezelfde periode een jaar eerder. Onder mannen steeg het aantal werklozen met 70 duizend tot 201 duizend. Bij de vrouwen was de toename in een jaar tijd 51 duizend. Daarmee kwam het aantal werkloze vrouwen uit op 200 duizend, vrijwel gelijk aan het aantal werkloze mannen. Het werkloosheidspercentage is bij vrouwen echter nog altijd hoger dan bij mannen. Sterkste groei werklozen tot 35 jaar Het aantal niet-werkende werkzoekenden (nww) bij UWV WERKbedrijf nam in november 2009 toe met 7 duizend tot 501 duizend. Vergeleken met een jaar geleden nam het aantal nww toe met 91 duizend. Dit is een toename van 22 procent. In alle leeftijdsgroepen was sprake van een toename. Bij de jongeren tot 25 jaar en de 25-35 jarigen was de toename met respectievelijk 58,7 procent en 45,8 procent het grootst. 7

Jeugdwerkloosheid verder gestegen tot 14 procent De werkloosheid onder de 15- tot 23-jarigen is in 2009 harder gestegen dan bij de 23- tot 65-jarigen. Vooral onder jongeren zonder startkwalificatie nam de werkloosheid snel toe. In het derde kwartaal van 2009 volgden 300 duizend 15- tot 23-jarigen geen onderwijs meer. Hiervan waren er ruim 32 duizend werkloos. Gerelateerd aan de niet-onderwijsvolgende jongeren in de beroepsbevolking, komt dit neer op een werkloosheidspercentage van 13,9 procent. Het werkloosheidspercentage van jongeren is daarmee 5,6 procentpunt hoger dan een jaar eerder. In het tweede kwartaal van 2009 bedroeg de toename nog 3,7 procentpunt. Nu de jeugdwerkloosheid snel oploopt, komt de arbeidsmarktpositie van jongeren onder de aandacht. Jongeren die de arbeidsmarkt betreden in een situatie van hoge werkeloosheid komen moeilijk aan het werk, verliezen hun vaardigheden, en ze worden minder aantrekkelijk voor werkgevers. Het is de vraag of dit leidt tot een verloren generatie. Om een indruk van het fenomeen verloren generatie te krijgen is de positie op de arbeidsmarkt van instroomcohorten ten tijde van crises gedurende een langere periode gevolgd 1. Dan blijkt dat de werkloosheid in crisistijd in het jongere cohort veel sneller oploopt dan in het oudere cohort. Bij de cohorten die in de jaren tachtig instroomden is er tien jaar later nog wel verschil in werkloosheid, twintig jaar later is deze kloof verdwenen. Het duurt dus wel geruime tijd voor de effecten van het betreden van een arbeidsmarkt met veel werkloosheid verdwenen waren, maar er is geen sprake van permanente schade. Met tijdelijk contract of zonder startkwalificatie extra kwetsbaar De sterk stijgende werkloosheid onder jongeren die niet meer in het onderwijs zitten, wordt voor een deel veroorzaakt doordat veel jongeren een tijdelijk contract hebben. In tijden van verslechtering van de economie worden deze contracten minder vaak verlengd. Daarnaast vinden jongeren die net van de opleiding afkomen moeilijker een baan, omdat ze nog geen werkervaring hebben. De werkloosheid steeg minder hard bij jongeren die een startkwalificatie hebben. Van de ruim 135 duizend nietonderwijsvolgende jongeren met een startkwalificatie lag de werkloosheid in het derde kwartaal van 2009 op 9,0 procent. Dat is slechts 2,7 procentpunt hoger dan in het derde kwartaal van 2008. De werkloosheid onder de ruim 88 duizend jongeren die geen geschikt diploma hebben daarentegen, bedroeg in het derde kwartaal van 2009 20,9 procent. Dat is 10 procentpunt meer dan een jaar eerder. EU-immigranten en zzp-ers verdwijnen uit statistieken Er zijn vooral twee groepen die niet terug te vinden zijn in de werkloosheids-, werkgelegenheidsstatistieken of de bijstand. De eerste groep bestaat uit EU-immigranten, waarvoor in de laagconjunctuur geen werk is. Een deel van hen is weer naar het thuisland gegaan. De andere groep bestaat uit zzp ers, zelfstandigen zonder personeel. Zij vormen samen met de uitzendkrachten - de flexibele schil van de arbeidsmarkt, en zijn er ongetwijfeld in zowel tarief als aantal factureerbare uren op achteruit gegaan. 2.6 Krapte-indicator UWV WERKbedrijf De Nederlandse arbeidsmarkt is sinds het derde kwartaal van 2008 aanzienlijk ruimer geworden. Nader inzicht hierin biedt de Krapte-indicator van UWV WERKbedrijf. De Krapte-indicator wordt berekend door het aantal bij UWV WERKbedrijf openstaande vacatures te delen door het aantal nietwerkende werkzoekenden dat korter dan zes maanden staat ingeschreven. Hoe hoger de score van de Krapte-indicator, des te krapper de arbeidsmarkt (en dus hoe groter de arbeidsmarktkansen voor kortdurend werklozen). De Krapte-indicator richt zich op beroepen tot en met mbo-niveau, omdat de vacatures voor hoger opgeleiden bij UWV WERKbedrijf ondervertegenwoordigd zijn. Werkgevers gebruiken voor de werving van hoger opgeleiden doorgaans andere kanalen. 1 Jeugdwerkloosheid in barre tijden, NRC Handelsblad, sept 2009 8

Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Figuur 2.6 Krapte-indicator* voor (het totaal aan) elementaire, lagere en middelbare beroepen in Nederland, januari 2007 oktober 2009 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 2007 2008 2009 Totaal Elementair Lager Middelbaar * Normen: zeer ruim (0-0,24); ruim (0,25-0,39); gemiddeld (0,40-0,54); krap (0,55-0,69); zeer krap (0,70 en hoger). Bron: Economie en arbeidsmarkt, Research voor Beleid, 2009 De krapte op de arbeidsmarkt is in het algemeen groter naarmate het beroepsniveau hoger is. De afgelopen periode zijn de verschillen tussen de beroepsniveaus afgenomen. In oktober 2009 is de arbeidsmarkt voor het totaal aan elementaire, lagere en middelbare beroepen in ons land als ruim te typeren (score op de Krapte-indicator 0,29). Een jaar eerder was dat nog krap (0,60). De typering voor de arbeidsmarkt voor de elementaire, lagere en middelbare beroepen is in september 2009 eveneens ruim (0,26, 0,28 en 0,31). Een jaar daarvoor was de arbeidsmarkt voor elementaire beroepen nog als gemiddeld te typeren (0,47), die voor lagere beroepen als krap (0,57) en die voor middelbare beroepen als zeer krap (0,77). 9

3 Vooruitzichten voor de Nederlandse arbeidsmarkt Het CBS blikt alleen terug, Het Centraal Planbureau (CPB) brengt regelmatig prognoses voor de Nederlandse arbeidmarkt uit. Onlangs is de meest recente verschenen, de Decemberraming, een update van de Macro-economische Verkenning (MEV) 2010. Het economisch beeld is op bijna alle fronten naar boven bijgesteld. 3.1 Decemberraming van het CPB In 2010 veert de Nederlandse economie op, met een geraamde economische groei van 1½ procent. Dit jaar krimpt de economie naar verwachting met 4 procent, hoofdzakelijk als gevolg van een scherp terugvallende uitvoer. De groeiraming voor de Nederlandse economie in 2009 en 2010 komt overeen met die voor het gehele eurogebied. Onrust op financiële markten verder afgenomen In maart 2009 kwam een einde aan de extreem hachelijke periode op de financiële markten die op 15 september 2008 begon met het faillissement van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers. De daling van de renteverschillen tussen bedrijfs- en overheidsobligaties zette de afgelopen maanden door, wat duidt op afgenomen onzekerheid. Van een normale situatie is echter nog geen sprake, daarom blijven de onzekerheden rondom de raming groot. Nederlandse economie krabbelt uit dal De productie in Nederland neemt sinds het derde kwartaal van dit jaar weer toe, na krimp in de vier voorgaande kwartalen. Naar het zich laat aanzien blijft er gedurende de rest van de ramingsperiode (2009 en 2010) sprake van economische groei. De realisatiecijfers voor het derde kwartaal waren beter dan verwacht ten tijde van de Macro Economische Verkenning 2010. Samen met het verbeterende internationale economische klimaat heeft dat tot gevolg dat de economische vooruitzichten voor de Nederlandse economie, met name voor komend jaar, opwaarts zijn bijgesteld. De klap van begin 2009 is daarmee echter nog lang niet ongedaan gemaakt. Tabel 3.1 Kernindicatoren van de Nederlandse arbeidsmarkt 2006-10 2006 2007 2008 2009* 2010* Werkgelegenheid marktsector in arbeidsjaren (mutatie p jr in %) 1,6 2,7 1.2-2,75-3,5 Beroepsbevolking (mutatie p jr in %) 0,9 1,6 1,5 0,50 0 Werkzame beroepsbevolking (mutatie p jr in %) 2,0 2,6 2,1-0,5-1.75 Werkloze beroepsbevolking (niveau x 1.000) 413 344 304 380 510 Werkloze beroepsbevolking (niveau in % van de beroepsbevolking 5,5 4,5 3,9 5 6,5 Bron: CPB, MEV 2010, bewerking Research voor Beleid, 2009 10

Werkloosheid neemt volgend jaar verder toe Toen de productie vanaf het derde kwartaal van 2008 begon af te nemen, nam in veel sectoren ook de behoefte van bedrijven aan (nieuw) personeel af. Dit werd direct zichtbaar in de forse daling van het aantal vacatures. Sinds begin 2009 loopt ook de werkgelegenheid in de marktsector sterk terug. Gemeten in arbeidsjaren bedraagt de daling dit jaar naar verwachting 2¾ procent. Volgend jaar is de afname, met ongeveer 3½ procent, nog groter. Gemiddeld werken er in de marktsector komend jaar ruim 250.000 personen minder dan vorig jaar. De stijging van de werkloosheid blijft hierbij achter, doordat de werkgelegenheid in de zorg gestaag blijft stijgen en doordat bepaalde groepen besluiten zich niet aan te bieden of zich terug te trekken van de arbeidsmarkt: jongeren studeren langer door, vrouwen stellen herintreding uit en ouderen stoppen eerder met werken. Ook de deeltijd-ww heeft een drukkend effect op de werkloosheid. Naar verwachting komt de werkloosheid in 2009 uit op gemiddeld 5 procent, om volgend jaar op te lopen tot gemiddeld 6½ procent. 11

4 Prognoses sectoren Het CPB specificeert haar prognoses niet naar bedrijfssectoren. Inzicht in de op korte termijn te verwachten sectorale ontwikkelingen biedt de publicatie Sectoren in stress van ABN AMRO Sector Research en EIM heeft een meer cijfermatige prognose opgesteld. 4.1 Analyse ABN AMRO Research Het rapport van ABN AMRO bevat de resultaten van een analyse naar de gevoeligheid voor de kredietcrisis van een dertiental sectoren in Nederland. Ondernemingen hebben in de huidige moeilijke economische omstandigheden te maken met twee aspecten die de bedrijfsvoering raken: Het eerste aspect is een daling van de omzet als gevolg van vraaguitval. Het tweede aspect is het financieel profiel van een onderneming. Vanwege de veranderde risicoperceptie is het minder eenvoudig dan voorheen om externe financiering te krijgen. Bedrijven die zeer sterk afhankelijk zijn van externe financiering hebben het daarbij nu minder gemakkelijk dan bedrijven die daar in mindere mate van afhankelijk zijn. Een sterke balans en voldoende liquide middelen om de zware economische tijden te overleven zijn cruciaal. ABN AMRO Sector Research betrekt beide aspecten vraaguitval en financieel profiel in de analyse. Figuur 4.1 Vraaguitval naar sector Bron: ABN AMRO Sector Research, Sectoren in stress, 2009 De vraaguitval in de sectoren aan de linkerkant in bovenstaande figuur zal relatief beperkt blijven. In het algemeen zijn veel van de producten en diensten in deze sectoren niet heel sterk afhankelijk van de conjunctuur. De sectoren automotive, bouw en onroerend goed, industriële productie (o.a. chemie, metalen en andere intermediaire goederen) en kapitaalgoederen (o.a. machines en apparaten) zijn dat wel. Deze sectoren zullen naar verwachting met de hoogste vraaguitval te maken krijgen. Gecombineerd met het financieel profiel van de sectoren (ongunstig: weinig eigen vermogen -> gunstig: veel eigen vermogen) levert dit de volgende gevoeligheidsmatrix op. 12

Figuur 4.2 Gevoeligheid van sectoren voor de kredietcrisis Bron: ABN AMRO Sector Research, Sectoren in stress, 2009 De volgende conclusies zijn te trekken: De automotive-sector scoort in de combinatie van vraaguitval en financieel profiel het ongunstigst. Sectoren die daarnaast zeer ongunstig op beide factoren scoren zijn vervaardiging van consumentengoederen (o.a. meubels), transport en bouw & onroerend goed. Sectoren die het slechtst op financieel profiel scoren, zijn (naast de reeds genoemde in het kwadrant rechtsboven) de detailhandel en de agrifoodsector. De sectoren die het meest met vraaguitval te maken zullen krijgen zijn (naast de reeds genoemde in het kwadrant rechtsboven) vervaardiging van kapitaalgoederen (o.a. machines en apparaten) en industriële producten (o.a. chemie, metalen en intermediaire goederen). 4.2 Prognoses EIM Een meer cijfermatig inzicht in de te verwachten sectorale ontwikkelingen bieden de prognoses die EIM in september 2009 heeft gemaakt op basis van de MEV 2010 van het CPB. Onderstaande tabel geeft de prognose voor 2009 en 2010 weer van het aantal werkenden (zelfstandigen en werknemers) in Nederland naar sector. 13

Tabel 4.1 Prognose aantal werkenden (werknemers en zelfstandigen) 2 in 2009 en 2010, naar sector, Nederland sector niveau 2008 mutatie in % niveau 2009 mutatie in % niveau 2010 landbouw 255.254-1,5 251.353-0,8 249.401 delfstoffenwinning 7.582-3,9 7.286-1,0 7.213 industrie 937.872-3,0 909.373-6,7 848.035 nutsbedrijven 31.902-0,8 31.633-1,1 31.283 bouw 498.452-0,9 493.989-7,1 459.065 autosector 160.589-1,9 157.551-2,6 153.475 groothandel 523.343-0,6 520.076-3,9 499.665 detailhandel 761.898-1,6 750.065-4,0 720.037 horeca 316.117-4,1 303.095-2,8 294.749 transport 370.933-2,2 362.914-5,7 342.271 communicatie 109.908-0,7 109.121-6,0 102.604 financiële diensten 283.268-3,2 274.115-5,0 260.535 onroerend goed 87.008 0,1 87.083-1,3 85.973 zakelijke diensten 1.566.201-3,6 1.509.953-2,8 1.467.312 overige diensten 407.387 0,1 407.801-2,1 399.315 zorg 1.219.652 3,0 1.256.545 2,1 1.283.424 totaal bedrijfsleven 7.537.368-1,4 7.431.952-3,1 7.204.356 overheid 908.335 0,8 915.499 0,6 920.932 totaal 8.445.703-1,2 8.347.451-2,7 8.125.289 Bron: Prognoses EIM, 2009 Met uitzondering van de sectoren zorg (+3,0 procent), overheid (+0,8 procent), overige dienstverlening en onroerend goed (+0,1 procent) laten in 2009 alle sectoren een daling van het aantal werkenden zien. De daling is het grootst in de horeca, overige industrie, delfstoffenwinning, zakelijke dienstverlening en financiële diensten (respectievelijk -4,1, -4,0, -3,9, -3,6 en -3,2 procent). In 2010 is er naar verwachting alleen werkgelegenheidsgroei in de zorg (+2,1 procent) en bij de overheid (+0,6 procent). Alle andere sectoren krijgen te maken met een daling van het aantal werkenden. De vijf sectoren met de sterkste daling in 2010 zijn metaalindustrie (-8,5 procent), overige industrie (-7,1 procent), bouw (-7,1 procent), voedings- en genotmiddelenindustrie (-6,7 procent) en communicatie (-6 procent). 2 Deze cijfers wijken af van staat 3.1 uit Arbeidsmarkt ECABO-domein 2008 2013 van E til, omdat hier het aantal werkenden is geregistreerd; het E til rapport geeft de verdeling van het aantal arbeidsplaatsen naar sectoren. 14

5 Regionale verschillen Er bestaan grote regionale verschillen in de mate en het moment waarop banenverlies zich voordoet. Dit komt grotendeels door de opbouw van de regionale bedrijvigheid. Relatief gezien vallen de grootste klappen in de provincies met veel industriële werkgelegenheid. De groei in publieke sectoren kan het verlies beperken, maar dit is nergens voldoende om krimp tegen te gaan. Doordat de arbeidsmarkt vertraagd reageert op economische veranderingen ligt de kern in de werkgelegenheidskrimp in 2010. Regio s met veel bedrijven in sectoren die voorop lopen in de cyclus - zoals transport laten als eerste een flinke daling van de werkgelegenheid zien. De bouw daarentegen is een laatcyclische sector, waardoor de grootste productiekrimp pas volgend jaar wordt verwacht. Ook het aantal banen in deze sector daalt dan pas flink. Er zijn echter ook uitzonderingen. De industrie loopt voorop in de economische cyclus, maar het zwaartepunt van de banenkrimp wordt pas in 2010 verwacht. Dit komt door de ruime inzet van deeltijd-ww bij industriële bedrijven, waardoor de invloed van de crisis op de arbeidsmarkt wordt vertraagd. Maar de regionale verschillen hebben ook te maken met de invulling van banen. Zo zal de werkgelegenheid van provincies met veel flexbanen sneller reageren op veranderingen in de vraag dan wanneer werknemers voornamelijk in vaste dienst zijn. Ook het aandeel zelfstandigen is belangrijk. Het versluiert het banenverlies doordat ondernemers actief blijven op de arbeidsmarkt totdat hun onderneming ophoudt te bestaan. Figuur 5.1 Banenverlies in 2009-2010 Bron: ING Economisch bureau, 2009 Banenverlies Noord-Nederland valt mee In de provincie Groningen is de werkgelegenheidskrimp beperkt. Het grote aandeel banen in de publieke sectoren, zoals overheid en onderwijs, speelt hierbij een grote rol. De aanwezigheid van deze groeiende sectoren kan echter niet voorkomen dat in 2010 als gevolg van een fors banenverlies 15

in de industrie en de bouw de werkgelegenheid terugloopt met 6.500 banen. In totaal gaan er in 2009 en 2010 12.000 banen verloren. Door het relatief grote aantal zelfstandigen in de handel en landbouw wordt Friesland met een flinke vertraging geraakt door de economische neergang. Zelfstandigen blijven actief op de arbeidsmarkt zolang het bedrijf bestaat. Het gevolg is een oplopende verborgen werkloosheid. Uiteindelijk zal een deel van de zelfstandig ondernemers genoodzaakt zijn het bedrijf op te heffen, waardoor de werkgelegenheid alsnog inzakt. In Friesland gaan er ruim 12.000 banen verloren. In Drenthe zijn relatief weinig banen in sectoren die te lijden hebben onder fors banenverlies in 2009, zoals de zakelijke dienstverlening. Daar staat een oververtegenwoordiging van de bouw en industrie tegenover. Deze sectoren krijgen te maken met een forse krimp in 2010. Effecten op de arbeidsmarkt in Oost-Nederland divers Door de grote aanwezigheid van bedrijven in de bouw en industrie zal de werkgelegenheid in Overijssel volgend jaar een flinke tik krijgen. De vele zelfstandigen in de bouw zullen steeds minder werk hebben. De provincie Gelderland krijgt te maken met een gemiddeld verlies van banen. De industrie en zakelijke dienstverlening zijn beide debet aan dit verlies met ieder een krimp van 14.000 banen. Er zijn verschillen tussen regio s. De Achterhoek krijgt het zwaar door banenverlies in de industrie. De Veluwe profiteert van een relatief grote overheidssector en de zorgsector is vooral sterk aanwezig in de regio Arnhem-Nijmegen. Deze sectoren zorgen voor behoud van banen. Zakelijke dienstverlening remt verlies Midden-Nederland De zakelijke dienstverlening is veruit de grootste werkgever in Utrecht. Het gaat hier om relatief grote bedrijven en weinig zelfstandigen. Het remmend effect van deze laatste groep mist Utrecht en verlies van 14 duizend banen in 2009 is het resultaat. Wanneer de vraag naar zakelijke diensten weer aantrekt, zal de werkgelegenheid relatief snel oplopen. Flevoland neemt een bijzondere positie in. De hoge bevolkingsgroei en het grote aantal zelfstandigen zetten een rem op de krimp. De arbeidsmarkt kenmerkt zich door een groot aantal banen in de handel. De groothandel had in 2009 al te kampen met banenverlies. Het effect in de detailhandel was minder duidelijk zichtbaar. Uiteindelijk zullen er in 2009 en 2010 6.500 banen verloren gaan. West-Nederland krabbelt relatief snel weer op Het banenverlies is het grootst in Noord-Holland. Dit wordt veroorzaakt door een oververtegenwoordiging van zakelijke dienstverleners, groothandels, transport en logistieke bedrijven. Vooral in het gebied rond Schiphol zijn de effecten zichtbaar. Zuid-Holland is de provincie met de grootste werkgelegenheid in absolute zin. De provincie heeft te maken met een gemiddelde krimp. Het diverse karakter van de economie verklaart deze ontwikkeling. Niet alleen is er sprake van een fors aandeel van publieke diensten, daarnaast zorgt de diversiteit van sectoren voor een spreiding van de economische neergang. Al met al gaan er ruim 75.000 banen verloren. Zeeland is sterk afhankelijk van de industrie. Hier zal de grootste klap in 2010 vallen. De horeca en het grote aantal zelfstandigen in deze sector zorgen voor een verzachting Noord-Brabant kent een zeer ongunstige verdeling van de werkgelegenheid. Een vijfde is actief in de zwaar getroffen industrie. Daarnaast werken er relatief gezien veel mensen in publieke functies. Banenverlies bij de provincie wordt steeds meer zichtbaar. Door veelvuldig gebruik van de deeltijd-ww loopt het verlies volgend jaar verder op. 16

Ook in Limburg zorgt de industrie voor een fors werkgelegenheidsverlies. Maar liefst 37% van het totale verlies komt voor rekening van de industrie. In totaal gaan er 27.000 Limburgse banen verloren. Tabel 5.2 De provinciale arbeidsmarkt provincie aantal banen begin 2009 groei 2009 groei 2010 groei 2009 en 2010 verlies 2009 en 2010 Groningen 285.000-1,7% -2,5% -4,2% 12.000 Friesland 305.000-1,6% -2,5% -4,1% 12.500 Drenthe 230.000-1,7% -2,4% -4,1% 9.500 Overijssel 595.000-1,8% -2,7% -4,5% 26.500 Flevoland 1.050.000-1,8% -2,0% -4,2% 44.000 Gelderland 740.000-1,8% -2,4% -4,2% 31.000 Utrecht 170.000-2,0% -2,2% -3,8% 6.500 Noord-Holland 1.600.000-2,2% -2,2% -4,4% 70.000 Zuid-Holland 1.850.000-1,9% -2,2% -4,1% 75.000 Zeeland 175.000-1,8% -2,8% -4,6% 8.000 Noord-Brabant 1.400.000-2,1% -2,9% -5,0% 70.000 Limburg 575.000-1,9% -2,8% -4,7% 27.000 totaal 8.975.000-2,0% -2,4% -4.4% 392.000 Bron: ING Economisch bureau, bewerking ECABO, 2009 Voor Nederland totaal berekent ING een banenverlies van 4,4%. In 2009 en 2010 zijn dit 392.000 banen. 17

6 Vooruitzichten middellange termijn Jaarlijks publiceert UWV WERKbedrijf in haar Arbeidsmarktprognose voorspellingen van de arbeidsmarktontwikkelingen in het lopende en daaropvolgende jaar. De laatste editie (Arbeidsmarktprognose 2009-2010) bevat ook een doorkijk naar de periode 2011-2014. In grote lijnen schetst UWV WERKbedrijf het volgende beeld van de Nederlandse arbeidsmarkt op de middellange termijn: In de periode 2011-2014 herstelt de economie. Uitgegaan wordt van een economische groei van gemiddeld 2 procent per jaar. 3 UWV WERKbedrijf gaat in de prognose voor de periode 2011-2014 uit van een toename van het totaal aantal banen van gemiddeld 80 duizend per jaar (+0,9 procent). Dat is aanzienlijk minder sterke groei dan in de jaren vóór de economische crisis. Met deze groei komt het totaal aantal banen in 2014 uit op het recordniveau in 2008. Het aantal vacatures stijgt in de periode vanaf 2011 met ongeveer 9 procent per jaar. Daarmee komt het aantal in 2014 in de buurt van het oude recordniveau van 1,1 miljoen. 4 Vanaf 2011 zal de potentiële beroepsbevolking dalen, omdat dan de naoorlogse babyboomgeneratie met pensioen gaat. De daling van de potentiële beroepsbevolking is ongeveer 0,3 procent per jaar. Deze daling wordt teniet gedaan door de toenemende participatie. Per saldo wordt in de prognose voor de periode 2011-2014 een gemiddelde stijging van de beroepsbevolking voorzien van 0,7 procent per jaar (+50 duizend per jaar) Het aantal banen zal zich in de periode 2011-2014 langzaam herstellen. Tegelijkertijd groeit de beroepsbevolking verder. Het aantal niet-werkende werkzoekenden zal dus maar beperkt kunnen afnemen. In de prognose gaat UWV WERKbedrijf uit van een stijging tot en met 2011, gevolgd door een daling daarna. Per saldo wordt hier voor de periode 2011-2014 gerekend op gemiddelde daling met 2 procent per jaar (-14 duizend per jaar). Op de nog langere termijn zal de stijging van de arbeidsparticipatie waarschijnlijk onvoldoende zijn om de daling van de potentiële beroepsbevolking op te kunnen vangen. De beroepsbevolking gaat daardoor krimpen. Structurele tekorten aan (met name hoger-middelbaar en hoger opgeleide) arbeidskrachten zullen daardoor in ieder geval op segmenten van de arbeidsmarkt - niet uitblijven. Dat er door de kredietcrisis tijdelijk een ruimere arbeidsmarkt ontstaat, moet dan ook niet afleiden van de dreigende tekorten aan arbeidskrachten op de langere termijn. 3 Dit is minder dan het langjarig gemiddelde van 2,5 procent. Echter dit percentage werd gerealiseerd in een periode dat de potentiële beroepsbevolking nog fors steeg. 4 E til ziet in prognoses voor ECABO het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven voor economisch-administratieve, ICT- en veiligheidsberoepen het aantal vacatures al wat eerder weer op niveau komen. 18

7 Overheidsbeleid In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van overheidsmaatregelen van de ministeries van OCW en SZW die de economie en de arbeidmarkt stimuleren. Na Prinsjesdag publiceerden de ministeries nieuwe beleidsagenda s voor de tweede helft van de regeerperiode van het kabinet Balkenende IV. Ze geven aan wat er nog in de resterende tijd van deze kabinetsperiode moet gebeuren en hoe het kabinet dit gaat aanpakken. 7.1 Ministerie van OCW Het kabinet gelooft in de kracht van goed onderwijs. Mensen hebben goed onderwijs nodig om bestaanszekerheid op te bouwen. En op de (steeds internationaler wordende) arbeidsmarkt is goed onderwijs een voorwaarde om te slagen. Ontwikkelingen in onze maatschappij, als vergrijzing en bevolkingsdaling, zijn van invloed op het onderwijs. Meer aandacht gaat naar kwaliteit en prestaties en het kabinet zet zich in om leerkrachten voor langere tijd aan het onderwijs te binden. In het Actieplan Leerkracht van Nederland worden voorwaarden geschapen door meer scholingsmogelijkheden en een verbeterd salaris- en loopbaanperspectief te bieden. Bovendien werkt het ministerie in 2010 aan het verder verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleidingen in het hbo (kennisbases en kennistoetsen) en wordt de educatieve minor ingevoerd. Met de introductie van die educatieve minor wil het kabinet bachelorstudenten aan de universiteit al vroeg interesseren voor het leraarschap. Aanval op de schooluitval Het kabinet wil schooluitval voorkomen en het aantal schoolverlaters halveren tot maximaal 35.000 nieuwe vsv ers in het schooljaar 2010/2011. De doelstelling is vertaald in een percentage reductie per schooljaar. De doelstelling voor het schooljaar 2009/2010 is een vermindering van 30 procent ten opzichte van het aantal in schooljaar 2005/2006 (in cijfers zichtbaar in 2011). Om dit doel te bereiken gaat OCW in 2010: Scholen (bve-instellingen en scholen in het voortgezet onderwijs) stimuleren zodat zij programma s ontwikkelen en/of maatregelen nemen die leiden tot een vermindering van het aantal vsv ers. Het gaat dan om maatregelen voor: een soepele overgang vmbo-mbo, loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB), zorg op school, aantrekkelijker onderwijs, meer maatwerktrajecten en meer ruimte voor leren met de handen. Extra aandacht besteden aan een soepele overgang van vmbo naar mbo. Er zijn experimenten gestart waarbij de laatste twee jaar van het vmbo en de eerste twee jaren van de niveaus 1 en 2 van het mbo nauw op elkaar aansluiten. Meer ruimte bieden aan vmbo-scholieren die het best leren met hun handen. Vmbo-scholen en roc s gaan samen programma s ontwikkelen voor leerlingen die graag met hun handen werken. Aandachtspunten hierbij zijn het regionale bedrijfsleven (vanaf het derde leerjaar gaan de leerlingen werken bij bedrijven in de regio), meer techniekonderwijs en integratie vmbo-mbo. De vakcolleges bieden een zesjarige opleiding aan die leidt tot een startkwalificatie (mbo-2). Zorgen voor meer maatwerktrajecten om uitval te voorkomen. Maatwerktrajecten zijn bedoeld voor jongeren tot 23 jaar uit de zwakkere groepen van de beroepsbevolking die wel een startkwalificatie kunnen halen. In deze trajecten werken scholen en onderwijsinstellingen intensief samen met bedrijven, kenniscentra, gemeenten en UWV. 20.000 werkende jongeren alsnog aan een startkwalificatie helpen, door middel van EVCen/of duale trajecten. 19

De verblijfsduur van het vmbo verruimen. In 2009 heeft het kabinet besloten de maximale verblijfsduur af te schaffen. Met deze verruiming krijgen ook leerlingen die wat meer tijd nodig hebben de kans het diploma te halen, voordat zij doorstromen naar het vervolgonderwijs. Om deze maatregelen in het kader van de bestrijding van het vroegtijdig schoolverlaten uit te kunnen voeren zijn tussen december 2007 en juli 2008 vierjarige convenanten met scholen (bve-instellingen en scholen in het voortgezet onderwijs), gemeenten en het ministerie van OCW afgesloten in alle 39 RMC-regio s (RMC staat voor Regionale Meld- en Coördinatiefunctie). Contactgemeenten van RMCregio s hebben de regie: zij maken afspraken met scholen en andere regiopartners, creëren een regionaal netwerk en samenhang tussen de schakels in de jeugdketen, coördineren verzuimmeldingen, en doen de registratie en doorverwijzing. De basis op orde in het mbo De mbo-instellingen staan voor een ingrijpende opgave. De invoering van het competentiegericht onderwijs, de aanpak van de jeugdwerkloosheid, het beleid op het vlak van voortijdig schoolverlaten, de leerwerkplicht en de versterkte inzet op taal en rekenen; ontwikkelingen die om een grote inzet vragen van docenten en leidinggevenden in de scholen. Het kabinet trekt daarvoor de nodige middelen uit en geeft ruimte om die verantwoordelijkheid waar te maken. Mbo-instellingen dienen echter vervolgens wel hun primaire proces op orde te hebben; variërend van goede klachtenregelingen tot adequate leerplichtregistratie, van duidelijke roosters tot voldoende goede lesuren, van inbedding van de medezeggenschap in de organisatie tot het professionaliseren van personeel. Daartoe zullen in de komende tijd de individuele prestaties van ROC s scherper in beeld gebracht worden. Dat doet recht aan de ROC s die goed presteren, maar vormt een aansporing voor die ROC s die hun zaken niet -voldoende- op orde hebben. Aan de hand van deze resultaten zullen gesprekken gevoerd gaan worden met de besturen van ROC s. Maatschappelijke stages De bedoeling van de maatschappelijke stage is om leerlingen te leren zich als actieve burgers op te stellen. Eigen initiatief van leerlingen staat daarbij voorop. De inzet van het kabinet is dat alle leerlingen die in 2011/2012 beginnen op het voortgezet onderwijs, een maatschappelijke stage doen. In het schooljaar 2008/2009 was 96 procent van de scholen met de maatschappelijke stage aan de slag. In 2010 ligt de nadruk op de verdere inbedding in de school en een betere samenwerking van scholen onderling en met de organisaties die de stages aanbieden. Signalen uit het veld (via maatschappelijke stageteams, de pilots en tijdens bijeenkomsten in het land) hebben aanleiding gegeven om het voorgenomen aantal uren maatschappelijke stage terug te brengen. Leven Lang Leren Door het teruglopen van de economische activiteit is de arbeidsmarktsituatie verslechterd en is de werkloosheid toegenomen. Het kabinet wil met de inzet van het ervaringscertificaat (EVC) stimuleren om de inzetbaarheid van mensen te vergroten. Leerwerkloketten en regionale samenwerkingverbanden van werkgevers, werknemers, gemeenten, UWV WERKbedrijf en het onderwijs, moeten resulteren in een blijvende infrastructuur op het terrein van leren en werken. Het investeren in een dergelijke infrastructuur voor leren en werken draagt bij aan het beter van de grond krijgen van een leven lang leren. Verder wordt in 2010 de publiciteitscampagne rond het ervaringscertificaat voortgezet om werknemers en werkgevers te activeren en te informeren. Het kabinet wil dat er in de periode 2008-2011 90.000 leerwerktrajecten bij komen, waarvan 50.000 trajecten gericht op werkzoekenden, met werkloosheid bedreigde werknemers en werkende jongeren zonder een startkwalificatie. 20